ECLI:NL:RBGEL:2022:2071

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 februari 2022
Publicatiedatum
22 april 2022
Zaaknummer
C/05/379171 / HA ZA 20-635
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale verkoop van een vrachtwagen met SIS-registratie en de gevolgen van dwaling

In deze zaak heeft eiseres, een vennootschap naar Duits recht, een tweedehands vrachtwagen gekocht van gedaagde 1, een besloten vennootschap. Na de levering bleek dat de vrachtwagen niet op naam kon worden gesteld vanwege een SIS-registratie, die aangaf dat de vrachtwagen als gestolen was geregistreerd. Eiseres heeft gedaagde 1 aangesproken voor schadevergoeding en vernietiging van de koopovereenkomst, stellende dat zij bij de aankoop heeft gedwaald over de status van de vrachtwagen. Gedaagde 1 heeft verweer gevoerd en stelde dat zij niet op de hoogte was van de SIS-registratie. De rechtbank heeft geoordeeld dat er sprake was van wederzijdse dwaling, maar heeft ervoor gekozen om de overeenkomst niet te vernietigen. In plaats daarvan heeft de rechtbank de gevolgen van de overeenkomst gewijzigd om het nadeel van eiseres op te heffen. Eiseres heeft recht op een schadevergoeding van € 13.519,65, die gedaagde 1 moet betalen. De vorderingen in de vrijwaringszaak van gedaagde 1 tegen gedaagde 2 zijn afgewezen, omdat de verkoop van de vrachtwagen door gedaagde 2 aan gedaagde 1 plaatsvond vóór de SIS-registratie. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
Vonnis in hoofdzaak en vrijwaring van 23 februari 2022
in de hoofdzaak met zaaknummer / rolnummer: C/05/379171 / HA ZA 20-635 van
de vennootschap naar Duits recht
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. C.R.T.M. van Ninhuijs te Steyl,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 1],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. E.R. Looijen te Arnhem,
en in de vrijwaringszaak met zaaknummer / rolnummer C/05/387180 / HA ZA 21-208 van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 1],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. E.R. Looijen te Arnhem,
tegen
de naamloze vennootschap naar Belgisch recht
[gedaagde 2],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. H.L.J.M. van Grinsven te Tilburg.
Partijen zullen hierna [eiseres] , [gedaagde 1] en [gedaagde 2] genoemd worden.

1.Inleiding

1.1.
[eiseres] heeft van [gedaagde 1] een vrachtwagen gekocht en geleverd gekregen. Eenmaal in Duitsland bleek tenaamstelling van de vrachtwagen vanwege een internationale signalering niet mogelijk. [eiseres] spreekt [gedaagde 1] daarop aan en wil dat de koop wordt teruggedraaid. Ook vordert [eiseres] vergoeding van de schade die zij stelt te hebben geleden. [gedaagde 1] voert verweer en heeft daarnaast op haar beurt [gedaagde 2] aangesproken, van wie [gedaagde 1] de vrachtwagen had gekocht.

2.De procedures in de hoofdzaak en vrijwaringszaak

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 22 september 2021 en de daarin genoemde processtukken
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 14 januari 2022.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
[eiseres] exploiteert in Duitsland een bedrijf gespecialiseerd in bodemontworteling.
3.2.
Zowel [gedaagde 1] als [gedaagde 2] is actief in de handel in gebruikte vrachtwagens.
3.3.
Op 15 januari 2020 heeft [eiseres] van [gedaagde 1] een tweedehands vrachtwagen gekocht van het merk DAF, type FA CF 400 Hiab (hierna: de vrachtwagen). [gedaagde 1] had de vrachtwagen op 8 mei 2018 gekocht en geleverd gekregen van [gedaagde 2] .
3.4.
[eiseres] heeft de koopprijs van € 111.000,00 aan [gedaagde 1] voldaan. Op de koopovereenkomst zijn de algemene voorwaarden van [gedaagde 1] van toepassing. Op 4 februari 2020 is de vrachtwagen door [gedaagde 1] in Duitsland afgeleverd.
3.5.
Op 26 februari 2020 heeft de in Duitsland bevoegde instantie voor toelating op de weg aan [eiseres] meegedeeld dat tenaamstelling van de vrachtwagen niet mogelijk is, omdat er een blokkade op het chassisnummer rust. De Duitse politie heeft vervolgens de tot de vrachtwagen behorende papieren ingevorderd en [eiseres] gelast de vrachtwagen niet te verplaatsen. Per e-mail van 27 februari 2020 heeft [eiseres] [gedaagde 1] van de blokkade op de hoogte gesteld.
3.6.
Op 13 maart 2020 heeft de hoofdcommissaris van de bevoegde politieregio in Duitsland aan [eiseres] meegedeeld dat de blokkade wordt veroorzaakt door een zogenoemde SIS-registratie. Deze registratie houdt in dat het chassisnummer van de vrachtwagen staat vermeld in het Schengen Informatiesysteem (SIS), wat erop duidt dat de vrachtwagen internationaal als vermist gesignaleerd staat. Uit de SIS-registratie volgde verder dat er op 26 juni 2018 bij het politiebureau in Martigues, Frankrijk, aangifte van diefstal van de vrachtwagen was gedaan en de deze tussen 21 juni 2018 om 16.00 uur en 25 juni 2018 om 8.00 uur in Châteauneuf-les-Martigues, Frankrijk, gestolen zou zijn.
3.7.
Bij brief van 16 maart 2020 heeft [eiseres] [gedaagde 1] aansprakelijk gesteld voor de schade wegens het niet bedrijfsmatig kunnen inzetten van de vrachtwagen.
3.8.
Eveneens op 16 maart 2020 heeft [eiseres] de Franse politiedienst in Martigues schriftelijk gevraagd naar de reden van de blokkade van het chassisnummer en de SIS-registratie. Ook heeft [eiseres] in de brief verzocht om te melden of de SIS-registratie nog actueel is en of de kwestie zich tussentijds had opgelost. Voor dat geval heeft [eiseres] de politiedienst verzocht de SIS-registratie op te heffen dan wel haar te melden wie de registratie op kon heffen. [eiseres] heeft op haar verzoek geen reactie ontvangen.
3.9.
Op 3 april 2020 heeft [eiseres] een soortgelijk verzoek gedaan aan DREAL (Provence Alpes-Cóte D'Azur), de Franse instantie die betrokken is bij de import en export van voertuigen. Ook naar aanleiding van dit bericht heeft [eiseres] geen reactie ontvangen.
3.10.
Bij brief van 9 april 2020 heeft de Nederlandse politie aan [eiseres] geschreven dat het chassisnummer door de Franse autoriteiten in het SIS is gesignaleerd ter zake van diefstal. Volgens de Nederlandse politie vermeldt het SIS als reden:
“opsporing object voor gebruik als bewijs in een strafzaak”.
3.11.
Op 21 april 2020 heeft [gedaagde 2] aan [eiseres] per e-mail meegedeeld dat zij de leverancier was van de vrachtwagen aan [gedaagde 1] .
3.12.
Op 22 april 2020 heeft [eiseres] het politiebureau in Martigues (Frankrijk) opnieuw schriftelijk bevraagd over de status van de SIS-registratie. [eiseres] heeft geen reactie ontvangen.
3.13.
Op 30 april 2020 heeft de hoofdcommissaris van de bevoegde Duitse politieregio aan [eiseres] laten weten contact te hebben gehad met de Franse politie.
3.14.
Bij brief van 11 mei 2020 aan [gedaagde 1] heeft [eiseres] meegedeeld dat [eiseres] zich genoodzaakt ziet de koopovereenkomst te vernietigen omdat de vrachtwagen niet op naam gesteld kan worden nu deze als gestolen geregistreerd staat en [eiseres] de vrachtwagen daardoor niet kan gebruiken.
3.15.
Op 30 juni 2020 heeft het Duitse Openbaar Ministerie in Stuttgart schriftelijk besloten het beslag op de vrachtwagen op te heffen en de vrachtwagen vrij te geven. In het besluit staat een verzoek aan de politie om het vrijgavebevel door te geven aan de Duitse federale recherchedienst (
“BKA Wiesbaden”) voor doorzending aan de Franse autoriteiten.
3.16.
Op 3 juli 2020 heeft de hoofdcommissaris aan [eiseres] mededeling gedaan van de vrijgave van de vrachtwagen. Ter toelichting heeft de hoofdcommissaris aan [eiseres] laten weten dat de Duitse politie de Franse autoriteiten heeft ingelicht over de aanwezigheid van de vrachtwagen in Duitsland en aan de Franse autoriteiten heeft verzocht of zij de vrachtwagen wensten in te vorderen en dat omdat de Franse autoriteiten daarop niet hadden gereageerd, het Duitse Openbaar Ministerie de vrijgave van de vrachtwagen heeft bevolen.
3.17.
Op 7 juli 2020 is de vrachtwagen op naam van [eiseres] gesteld en met ingang van die datum is [eiseres] de vrachtwagen bedrijfsmatig gaan gebruiken.

4.Het geschil

in de hoofdzaak

4.1.
[eiseres] vordert – samengevat – bij vonnis zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
te verklaren voor recht dat de koopovereenkomst met betrekking tot de vrachtwagen buitengerechtelijk is vernietigd, althans de koopovereenkomst te vernietigen;
[gedaagde 1] te veroordelen aan [eiseres] te betalen € 111.000,00 betreffende restitutie van de koopprijs en € 38.873,85 betreffende schadevergoeding, te vermeerderen met wettelijke (handels)rente over de koopsom vanaf 11 mei 2020, alsmede met wettelijke rente over het schadebedrag vanaf 15 januari 2020;
[gedaagde 1] te veroordelen om de vrachtwagen binnen 14 dagen na de datum van het vonnis op te halen op het adres van [eiseres] in Duitsland op verbeurte van een dwangsom van € 5.000,00 per dag, met een maximum van € 250.000,00;
te verklaren voor recht dat [gedaagde 1] jegens [eiseres] onrechtmatig heeft gehandeld;
[gedaagde 1] te veroordelen om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 2.751,22 aan buitengerechtelijke kosten;
[gedaagde 1] te veroordelen in de proceskosten en de nakosten.
4.2.
Ten aanzien van het hiervoor onder i (primair) genoemde, vordert [eiseres] bij vonnis zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • subsidiair: de koopovereenkomst partieel te vernietigen, inhoudende gehele, dan wel gedeeltelijke vernietiging van de algemene voorwaarden van [gedaagde 1] , en daarmee voor recht te verklaren dat het Weens Koopverdrag van toepassing is, alsmede de overeenkomst conform dit Verdrag te ontbinden;
  • meer subsidiair: de koopovereenkomst te ontbinden, en daarbij te bepalen, dat ongedaanmaking van de prestatie door [eiseres] niet mogelijk is en de waardevergoeding die in de plaats treedt van (terug)levering van de vrachtwagen door [eiseres] aan [gedaagde 1] , op nihil wordt bepaald, en voorwaardelijk, indien de rechtbank mocht beslissen dat [eiseres] in het kader van een (terug)levering gehouden zou zijn tot aflevering van de vrachtwagen op het adres van [gedaagde 1] , [gedaagde 1] te veroordelen in de kosten van het transport van de vrachtwagen van het adres van [eiseres] naar het adres van [gedaagde 1] .
4.3.
[eiseres] heeft aan haar primaire vordering het volgende ten grondslag gelegd. De koopovereenkomst is vernietigbaar wegens dwaling, omdat [eiseres] bij de totstandkoming van de overeenkomst heeft gedwaald omtrent de (internationale) status van de vrachtwagen. Indien [eiseres] had geweten van de SIS-registratie, zou zij de koopovereenkomst niet zijn aangegaan. [gedaagde 1] is verplicht de door [eiseres] geleden schade van in totaal € 38.873,85 te vergoeden op grond van artikel 6:162 BW, welke schade bestaat in de huurkosten van vervangende bedrijfsmiddelen ad € 15.229,90 (voertuig) en ad € 1.462,25 (kraan), alsmede in de kosten van carrosseriewerkzaamheden ad € 22.181,70. Van [eiseres] kan niet worden verlangd dat zij medewerking verleend aan het internationaal transport van de vrachtwagen, zodat [gedaagde 1] gehouden is de vrachtwagen op te halen in Duitsland. [eiseres] heeft belang bij de onder iv genoemde verklaring voor recht, omdat zij verwacht nog juridische kosten te zullen moeten maken om zich tegen mogelijke aanspraken van derden te verweren.
4.4.
Aan haar (meer) subsidiaire vorderingen heeft [eiseres] het volgende ten grondslag gelegd:
  • subsidiair: de algemene voorwaarden van [gedaagde 1] zijn onredelijk bezwarend, zodat deze moeten worden vernietigd, waarmee ook de in de algemene voorwaarden opgenomen uitsluiting van het Weens Koopverdrag komt te vervallen; daarmee heeft [eiseres] op grond van artikel 49 sub a Weens Koopverdrag recht op ontbinding van de koopovereenkomst vanwege een wezenlijke tekortkoming van de kant van [gedaagde 1] , doordat [gedaagde 1] een vrachtwagen heeft geleverd met een SIS-registratie waardoor [eiseres] de vrachtwagen niet bedrijfsmatig kon inzetten;
  • meer subsidiair: er is sprake van een (toerekenbare) tekortkoming in de nakoming in de zin van artikel 6:265 lid 1 en 6:74 BW.
4.5.
[gedaagde 1] voert verweer. Van dwaling is geen sprake. Ten tijde van het aangaan van de overeenkomst was [gedaagde 1] van een blokkade of SIS-registratie niet op de hoogte. De SIS-registratie berust hoogstwaarschijnlijk op een misverstand. [eiseres] kan de vrachtwagen bedrijfsmatig inzetten, en doet dat ook, sinds het strafrechtelijk beslag is doorgehaald. De vrees van [eiseres] voor aanspraken van derden is een toekomstige omstandigheid. Er is evenmin sprake van een wezenlijke tekortkoming in de nakoming door [gedaagde 1] .
4.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in de vrijwaringszaak
4.7.
[gedaagde 1] vordert – samengevat – dat, voor zover in de hoofdzaak een of meerdere vorderingen van [eiseres] worden toegewezen, bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad de koopovereenkomst tussen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] te vernietigen dan wel te ontbinden, en [gedaagde 2] te veroordelen om aan [gedaagde 1] te betalen datgene waartoe [gedaagde 1] in de hoofdzaak mocht worden veroordeeld, inclusief de proceskosten van de hoofdzaak, met veroordeling van [gedaagde 2] in de kosten van de vrijwaring.
4.8.
[gedaagde 1] heeft aan haar vorderingen het volgende ten grondslag gelegd. De vrachtwagen is door [gedaagde 1] van [gedaagde 2] gekocht en geleverd onder gelijke omstandigheden en condities als waarvan bij de verkoop en levering tussen [gedaagde 1] en [eiseres] sprake was. [gedaagde 2] heeft [gedaagde 1] – voor zover [gedaagde 2] dat had gekund – niet over de SIS-registratie geïnformeerd. Als [eiseres] wegens de SIS-registratie een beroep op dwaling toekomt, dan geeft diezelfde omstandigheid [gedaagde 1] ten opzichte van [gedaagde 2] de bevoegdheid tot vernietiging wegens dwaling. Hetzelfde geldt mutatis mutandis voor de vorderingen tot ontbinding en schadevergoeding.
4.9.
[gedaagde 2] voert verweer. [gedaagde 2] wist niet van een SIS-registratie en kon daarvan ook niet weten omdat de registratie dateert van na de verkoop en levering van de vrachtwagen aan [gedaagde 1] .
4.10.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in de hoofdzaak

Bevoegdheid

5.1.
Partijen zijn gevestigd op het grondgebied van verschillende lidstaten van de Europese Unie. Dit leidt allereerst tot de vraag of de Nederlandse rechter bevoegd is van de onderhavige vorderingen kennis te nemen. Deze vraag moet bevestigend worden beantwoord op grond van artikel 4 van de toepasselijke Verordening (EU) nr. 1215/2012 (EEX-Vo 2012), omdat gedaagde [gedaagde 1] zijn woonplaats in Nederland heeft. Op de rechtsverhouding tussen [eiseres] en [gedaagde 1] zijn de algemene voorwaarden van [gedaagde 1] van toepassing. Daarin is in artikel 22.3 een forumkeuze gemaakt voor de bevoegde rechter in het arrondissement van de vestigingsplaats van [gedaagde 1] . De rechtbank Gelderland is dan ook bevoegd om van de vorderingen van [eiseres] kennis te nemen.
Toepasselijk recht
5.2.
De rechter dient bij de beoordeling van het geschil ook ambtshalve te onderzoeken welk recht de overeenkomst van partijen beheerst. In artikel 22.2 van de toepasselijke algemene voorwaarden van [gedaagde 1] is een rechtskeuze gemaakt voor Nederlands recht. De zaak wordt dan ook beoordeeld naar Nederlands recht en tussen partijen is dat ook niet in geschil. Wel twisten zij over de vraag of het Weens Koopverdrag van toepassing is. Het antwoord op die vraag kan evenwel in het midden blijven. De vraag dient zich namelijk pas aan bij de beoordeling van de (meer) subsidiaire vorderingen tot ontbinding, en de rechtbank zal daaraan – zoals hierna zal blijken – niet toekomen. Voor de beoordeling van de primaire vordering is het al dan niet toepasselijk zijn van het Weens Koopverdrag niet van belang, omdat het verdrag een regeling voor gevallen waarin koopovereenkomsten onder invloed van dwaling tot stand zijn gekomen, ontbeert, zodat ter zake, gelet op de rechtskeuze als vermeld, Nederlandse recht sowieso van toepassing is.
(Wederzijdse) dwaling?
5.3.
De primaire vordering van [eiseres] is gegrond op dwaling. [eiseres] stelt dat de omstandigheid dat aan haar een vrachtwagen is geleverd die belast bleek met een SIS-registratie haar op die grond bevoegd maakt tot vernietiging van de overeenkomst. Volgens [eiseres] is (mede) sprake van wederzijdse dwaling zoals bedoeld in artikel 6:228 lid 1 onder c BW: zowel [eiseres] als [gedaagde 1] zijn bij het sluiten van de koopovereenkomst van dezelfde onjuiste veronderstelling uitgegaan.
5.4.
Het beroep op wederzijdse dwaling slaagt. Het chassisnummer van de vrachtwagen was ten tijde van de aankoop gekoppeld aan een SIS-registratie en gelet op de daarover door partijen ingenomen stellingen die over en weer niet zijn bestreden, waren beide partijen waren daarvan niet op de hoogte. [eiseres] heeft voldoende onderbouwd dat zij de vrachtwagen niet gekocht zou hebben als zij van de registratie op de hoogte was geweest. De rechtbank volgt [gedaagde 1] niet in haar verweer dat er sprake is van een uitsluitend toekomstige omstandigheid. Het gaat immers om een registratie die er was op het moment van totstandkoming van de overeenkomst. Ook rustte, anders dan [gedaagde 1] betoogt, op [eiseres] ter zake van de SIS-registratie geen onderzoeksplicht, nu het om specifieke informatie gaat die slechts via politie en justitie te raadplegen is. [gedaagde 1] heeft tot slot aangevoerd dat [gedaagde 1] niet had hoeven te begrijpen dat [eiseres] , indien zij van de SIS-registratie had geweten, de koopovereenkomst niet zou hebben gesloten. De rechtbank volgt [gedaagde 1] niet in dat verweer, omdat het bij de totstandkoming van de overeenkomst voor haar evident moet zijn geweest dat [eiseres] de vrachtwagen wilde gaan gebruiken voor haar bedrijfsactiviteiten en zij voornemens was de vrachtwagen daartoe op naam te stellen in Duitsland en een SIS-registratie daaraan in de weg kon staan.
Welke gevolgen?
5.5.
De rechtbank zal echter niet de vernietiging van de overeenkomst uitspreken, maar in plaats daarvan de gevolgen van de overeenkomst ter opheffing van het nadeel wijzigen, zoals bedoeld in artikel 6:230 lid 2 BW. Daartoe betrekt de rechtbank het volgende.
5.6.
Uit hetgeen partijen in deze procedure naar voren hebben gebracht, volgt dat de feiten die aan de signalering van de vrachtwagen in het Schengen Informatiesysteem ten grondslag liggen, niet juist kunnen zijn. De vrachtwagen zou tussen 21 juni en 25 juni 2018 gestolen zijn in Châteauneuf-les-Martigues, Frankrijk, van welke diefstal op 28 juni 2018 in Frankrijk aangifte zou zijn gedaan. Op dat moment was de vrachtwagen echter in eigendom van [gedaagde 1] en bevond de vrachtwagen zich op het bedrijfsterrein van [gedaagde 1] in Nederland. [gedaagde 1] had de vrachtwagen immers op 8 mei 2018 geleverd gekregen van [gedaagde 2] . Voor zover de SIS-registratie is gebaseerd op de betreffende aangifte van diefstal, is de SIS-registratie dus loos en zonder betekenis. In de contacten die hebben plaatsgevonden tussen de Duitse politie, het Duitse Openbaar Ministerie en (beperkt) de Franse politie zijn ook geen feiten of omstandigheden naar voren gekomen die erop wijzen dat andere feiten tot de SIS-registratie hebben geleid. Ondanks concrete en herhaaldelijk gestelde vragen aan de Franse autoriteiten door [eiseres] en later door het Duitse Openbaar Ministerie, is niets vernomen. Dat alles rechtvaardigt de conclusie dat het chassisnummer van de vrachtwagen ten tijde van het aangaan van de overeenkomst weliswaar een SIS-registratie kende, maar dat die SIS-registratie onjuist is.
5.7.
Juist blijft dat [eiseres] een onjuiste voorstelling van zaken had bij het aangaan van de overeenkomst: zij ging uit van een vrachtwagen zonder SIS-registratie. Maar met de kennis van nu heeft [eiseres] aan de SIS-registratie te grote betekenis toegekend. Volgens [eiseres] betekende de registratie namelijk dat zij een gestolen voertuig had gekocht, dat er gegronde vrees was dat een eigenaar zich alsnog zou melden of strafvorderlijk beslag zou worden gelegd, en [eiseres] de vrachtwagen na toelatingskeuring in Duitsland nooit bedrijfsmatig kon inzetten. In het licht van de ontdekkingen die zij deed, is het ook begrijpelijk dat [eiseres] die draagwijdte in eerste instantie aan de SIS-registratie toekende. Echter, zoals hiervoor onder 5.6 is overwogen, is de SIS-registratie onjuist en dus van slechts administratieve betekenis.
5.8.
Bij de keuze om in dit geval niet tot vernietiging van de overeenkomst over te gaan, kent de rechtbank ook gewicht toe aan het feit dat het strafvorderlijk beslag op 30 juni 2020 werd opgeheven en de vrachtwagen aan [eiseres] vrijgegeven. Tenaamstelling vond plaats en vanaf dat moment stond de vrachtwagen tot de volledige beschikking van [eiseres] . In tegenstelling tot wat [eiseres] dacht toen zij de overeenkomst op 11 mei 2020 wenste te vernietigen, kon zij de vrachtwagen sinds 7 juli 2020 dus wél ongestoord voor haar bedrijf gebruiken. [eiseres] heeft de vrachtwagen na tenaamstelling met ingang van 7 juli 2020 ook daadwerkelijk in bedrijfsmatig gebruik genomen. Daarbij heeft [eiseres] aan de vrachtwagen aanpassingen verricht, zoals het aanbrengen van een navigatiesysteem, een opzetstuk voor de kraan, bouwlampen en een elektronisch tolsysteem. [eiseres] gebruikt de vrachtwagen inmiddels 1,5 jaar lang.
5.9.
Op grond van voornoemde omstandigheden meent de rechtbank dat een vernietiging – met als gevolg teruggave van de vrachtwagen en terugbetaling van de koopsom – niet op zijn plaats is. Nu [gedaagde 1] in de procedure heeft gevraagd om, als het beroep op dwaling slaagt, niet tot vernietiging over te gaan maar de gevolgen van de koopovereenkomst ter opheffing van het nadeel aan te passen, is de rechtbank bevoegd van de wettelijke mogelijkheid als hiervoor bedoeld onder 5.5 gebruik te maken.
Opheffing nadeel
5.10.
[eiseres] heeft nadeel ondervonden van het feit dat de vrachtwagen in het SIS geregistreerd stond en nog steeds staat, welk nadeel zich als volgt laat omschrijven:
de latere datum waarop [eiseres] de vrachtwagen bedrijfsmatig kon inzetten;
de kosten die [eiseres] heeft gemaakt voor communicatie met politie;
het feit dat de (onjuiste) SIS-registratie [eiseres] zal hinderen bij een eventuele verkoop van de vrachtwagen.
5.11.
[gedaagde 1] heeft als voorbeeld voor wijziging van de gevolgen genoemd dat de rechtbank zal bepalen dat [gedaagde 1] zich moet inspannen om de SIS-registratie te doen doorhalen. Deze suggestie van [gedaagde 1] ziet echter slechts op één van de genoemde nadelen van [eiseres] en is dan ook niet toereikend.
5.12.
[eiseres] heeft een aantal schadeposten genoemd die volgens haar het gevolg zijn van de dwaling. Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat de rechter een ruime beoordelingsspeelruimte heeft bij de vraag op welke wijze en in welke mate het nadeel wordt opgeheven. De rechtbank zal een totaalbedrag van € 13.519,65 toewijzen. Hieronder wordt per onderdeel toegelicht hoe tot dat bedrag is gekomen.
i. latere datum gebruik
5.13.
Nadat [eiseres] enkele aanpassingen aan de vrachtwagen had laten verrichten, wilde zij 26 februari 2020 de vrachtwagen op naam laten stellen en – naar de rechtbank aanneemt – bedrijfsmatig inzetten. Uiteindelijk kon tenaamstelling pas op 7 juli 2020 plaatsvonden en is [eiseres] de vrachtwagen vanaf dat moment gaan gebruiken. Door de SIS-registratie heeft [eiseres] de vrachtwagen dus ruim 4 maanden later in gebruik kunnen nemen dan wanneer de vrachtwagen geen SIS-registratie had gehad.
5.14.
[eiseres] heeft gedurende de periode dat zij niet over de vrachtwagen kon beschikken vervangende vervoersmiddelen gehuurd. Zij heeft gesteld dat zij daarvoor huurkosten heeft gemaakt ter grootte van € 15.229,90 (voertuig) en € 1.462,25 (kraan), welke kosten zij met facturen van verhuurbedrijf Zeppelin heeft onderbouwd. [gedaagde 1] heeft de hoogte van de huurkosten als zodanig niet betwist. Bij de vaststelling van het nadeel zal de rechtbank rekening houden met bespaarde afschrijving van de vrachtwagen zelf, die immers niet werd ingezet. Voor de waarde van die afschrijving zoekt de rechtbank aansluiting bij het bedrag dat ter zitting door de partijen werd genoemd en de rechtbank niet onredelijk voorkomt, te weten € 1.500,00 per maand. Uitgaande van 4 maanden beloopt het nadeel dat [eiseres] heeft geleden door het later kunnen inzetten van de vrachtwagen daarmee een bedrag van (€ 15.229,90 + € 1.462,25 -/- 4*€ 1.500,00 =)
€ 10.692,15.
ii. kosten communicatie met politie
5.15.
Voldoende aannemelijk is dat [eiseres] kosten heeft gemaakt in verband met communicatie met de Franse, Duitse en Nederlandse politie over de registratie en het beslag. [eiseres] heeft die kosten toegelicht in het kader van de nevenvordering tot vergoeding van de buitengerechtelijke kosten. De rechtbank acht het redelijk de hoogte van de gemaakte kosten aan communicatie met politie vast te stellen op de helft van het bedrag zoals vermeld in de staffel behorende bij het Besluit buitengerechtelijke incassokosten, zijnde (0,5 * € 1.885,00 =)
€ 942,50.
iii. ongedaanmaking SIS-registratie
5.16.
Vaststaat dat [eiseres] de vrachtwagen tot op heden ongestoord bedrijfsmatig gebruikt en van de SIS-registratie feitelijk noch juridisch hinder ondervindt. Toch staat de vrachtwagen nog geregistreerd in het SIS en voorstelbaar is dat die registratie – ook al is die onjuist – [eiseres] wel hindert als zij de vrachtwagen gaat verkopen, met name als dat zal zijn aan een koper in het buitenland en een nieuwe registratie voor toelating op de weg nodig is. In dat licht heeft [eiseres] belang bij doorhaling van de SIS-registratie. [eiseres] heeft tot op heden geen poging gedaan de SIS-registratie ongedaan te maken. Onderdeel van het debat op zitting verduidelijkte dat voor eenieder die weg wel openstaat, door bij de naar nationaal recht bevoegde rechter of instantie beroep in te stellen tegen de signalering, met het oog op verwijdering van de SIS-registratie. Het staat [eiseres] vrij om van die mogelijkheid al dan niet gebruik te maken, waarbij de rechtbank het in het kader van de dwaling als nadeel kwalificeert dat [eiseres] voor de ongedaanmaking van de registratie kosten zal moeten maken. Het nadeel zal de rechtbank opheffen door aan [eiseres] een bedrag toe te kennen dat in redelijkheid gemoeid zou kunnen zijn met het instellen van genoemd beroep, en zoekt daarbij aansluiting bij het bedrag zoals vermeld in de reeds genoemde staffel behorende bij het Besluit buitengerechtelijke incassokosten, zijnde
€ 1.885,00.
5.17.
Omdat de gevolgen van de overeenkomst (pas) door het vonnis worden gewijzigd, is de wettelijke rente over voornoemde bedragen toewijsbaar met ingang van veertien dagen na de datum van dit vonnis.
5.18.
[eiseres] heeft nog gesteld dat zij ook schade heeft geleden doordat zij de carrosserieonderdelen die zij aan de vrachtwagen had laten aanbrengen, na de beslaglegging had laten verwijderen, en opnieuw heeft laten aanbrengen toen bleek dat de vrachtwagen in juli 2020 de weg op mocht. De rechtbank zal die kosten evenwel niet aanmerken als nadeel als hiervoor bedoeld, nu de kosten te ver staan verwijderd van de dwaling. De vrachtwagen bleef gedurende het beslag namelijk in bezit van [eiseres] , zij mocht de vrachtwagen alleen niet verplaatsen, en in afwachting van het vervolg had [eiseres] er ook voor kunnen kiezen de carrosserieonderdelen gemonteerd te laten.
Overige vorderingen, stellingen en verweren
5.19.
Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank de gevorderde verklaring voor recht dat de koopovereenkomst met betrekking tot de vrachtwagen buitengerechtelijk is vernietigd, zal afwijzen. Nu geen vernietiging plaatsvindt, maar wijziging van de gevolgen van de overeenkomst, zal voorts geen sprake zijn van restitutie van de koopsom en teruggave van de vrachtwagen. De daarop ziende vorderingen zullen worden afgewezen.
5.20.
De vordering tot schadevergoeding is niet toewijsbaar omdat van onrechtmatig handelen of een toerekenbare tekortkoming van [gedaagde 1] geen sprake is geweest. Niet is komen vast te staan dat [gedaagde 1] ten tijde van het aangaan van de overeenkomst van de SIS-registratie wist. Daarmee zal ook de gevorderde verklaring voor recht dat [gedaagde 1] jegens [eiseres] onrechtmatig heeft gehandeld, worden afgewezen.
5.21.
De overige stellingen en verweren van partijen kunnen onbesproken blijven.
Buitengerechtelijke kosten en proceskosten
5.22.
De buitengerechtelijke incassokosten zullen, zoals hiervoor onder 5.15 aangekondigd, gedeeltelijk worden vergoed. De overige kosten zijn niet toewijsbaar, nu de advocaat van [eiseres] weliswaar overige buitengerechtelijke werkzaamheden heeft verricht, maar daarbij (blijvend) is uitgegaan van een rechtsgeldige vernietiging en subsidiair ontbinding van de overeenkomst en de rechtbank [eiseres] daar niet in volgt.
5.23.
Omdat met dit vonnis geen van beide partijen als overwegend in het ongelijk gestelde partij is aan te merken, zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beoordeling in de vrijwaringszaak

6.1.
Tussen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , de partijen in de vrijwaringszaak, staat vast dat de verkoop en levering van de vrachtwagen door [gedaagde 2] aan [gedaagde 1] heeft plaatsgevonden vóór de SIS-registratie, en overigens ook voor de data die met de aan de registratie ten grondslag liggende beweerdelijke diefstal gemoeid zouden zijn geweest. Reeds om die reden kan op de grondslag die onderwerp is van de hoofdzaak in de rechtsverhouding tussen [gedaagde 2] en [gedaagde 1] geen sprake zijn geweest van dwaling, of van een tekortkoming van de kant van [gedaagde 2] . De rechtbank zal de vorderingen in vrijwaring dan ook afwijzen.
6.2.
Als de in de vrijwaringszaak in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde 1] worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de kant van [gedaagde 2] worden begroot op:
- salaris advocaat
3.540,00
(2 punten × tarief € 1.770,00)
- griffierecht
4.200,00
totaal
7.740,00

7.De beslissing

De rechtbank
in de hoofdzaak
7.1.
veroordeelt [gedaagde 1] tot betaling aan [eiseres] van een bedrag van € 13.519,65, en bepaalt dat dit bedrag binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak moet zijn voldaan, bij gebreke waarvan de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW verschuldigd is vanaf het einde van voormelde termijn tot aan de dag van algehele voldoening,
7.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
7.3.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
7.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in de vrijwaringszaak
7.5.
wijst de vorderingen af,
7.6.
veroordeelt [gedaagde 1] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde 2] tot op heden begroot op € 7.740,00,
7.7.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Hilberink en in het openbaar uitgesproken op 23 februari 2022.