In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 19 januari 2022 een tussenvonnis gewezen in een civiele procedure tussen een eiser en een gedaagde partij, die betrokken zijn bij een aannemingsovereenkomst voor het vervangen van een dak en het plaatsen van een dakkapel. De eiser heeft de gedaagde partij opdracht gegeven voor deze werkzaamheden, maar heeft na de start van de werkzaamheden, die op 14 april 2020 begonnen, ernstige gebreken geconstateerd. De eiser heeft de gedaagde partij via WhatsApp op 24 april 2020 geïnformeerd over zijn onvrede over de kwaliteit van het werk en heeft aangegeven dat hij de laatste betaling zou inhouden totdat de werkzaamheden naar behoren waren uitgevoerd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde partij tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst, met name door gebrekkige uitvoering van de werkzaamheden en het niet adequaat omgaan met de aanwezigheid van asbest in de dakconstructie. De rechtbank heeft geoordeeld dat de gedaagde partij aansprakelijk is voor de herstelkosten van de gebreken, die door een deskundige zijn vastgesteld, en voor de kosten van asbestsanering. De eiser vordert een schadevergoeding van in totaal € 49.792,71, vermeerderd met bijkomende kosten en wettelijke rente.
De rechtbank heeft de zaak aangehouden voor verdere behandeling, waarbij partijen de gelegenheid krijgen om aanvullende aktes in te dienen over de hoogte van de schadevergoeding en de aanneemsom. De rechtbank heeft ook overwogen dat de gedaagde partij in verzuim is geraakt en dat de eiser recht heeft op vervangende schadevergoeding. De zaak zal opnieuw op de rol komen voor het nemen van aktes door beide partijen.