ECLI:NL:RBGEL:2022:2064

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 april 2022
Publicatiedatum
22 april 2022
Zaaknummer
05/780011-21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van een aanslag met een mortierbom op een woning

Op 7 april 2022 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die betrokken was bij een aanslag met een mortierbom op een woning in Kerkdriel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met medeverdachten, opzettelijk een explosief heeft teweeggebracht, wat gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor de bewoners met zich meebracht. De feiten vonden plaats in de nacht van 22 op 23 november 2020, toen een explosief nabij de woning van de slachtoffers tot ontploffing werd gebracht. De rechtbank concludeerde dat de verdachte en zijn medeverdachten een gezamenlijke organisatie vormden met een gemeenschappelijk doel, namelijk het afpersen van een (voormalige) medewerker van een fruithandel. De verdachte werd vrijgesproken van poging tot moord, maar werd wel schuldig bevonden aan het medeplegen van het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van € 15.000,- aan smartengeld aan de benadeelde partijen, die als gevolg van de aanslag schade hadden geleden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/780011-21 (Panter I)
Datum uitspraak : 7 april 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [2001] in [geboorteplaats 1] ,
wonende aan de [adres 1] .
Raadsman: mr. W. van Vliet, advocaat in Duivendrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van:
  • 30 maart 2021 (pro forma-zitting)
  • 22 juni 2021 (regiezitting)
  • 23 juni 2021 (regiezitting)
  • 8 september 2021 (regiezitting)
  • 15 februari 2022 (inhoudelijke behandeling)
  • 7 april 2022 (sluiting en uitspraak).

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de nacht van 22 op 23 november 2020
te Kerkdriel, gemeente Maasdriel, althans in Nederland
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven dan wel zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/of alleen,
na kalm beraad en rustig overleg,
- een of meer zwa(a)r(e) explosieve stof(fen) aan een steen/voorwerp
heeft/hebben bevestigd en/of
- naar de woning van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2]
( [adres 2] ) is/zijn gereden en/of
- de lont(en) van die/dat zwa(a)r(e) explosieve stof(fen) heeft/hebben
aangestoken en/of vervolgens
- die steen/dat voorwerp met die/dat aangestoken/brandende explosieve
stof(fen) met kracht tegen een slaapkamerraam van die woning, waar die
[slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] op dat moment lagen te slapen/verbleven,
heeft/hebben gegooid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij in of omstreeks de nacht van 22 op 23 november 2020
te Kerkdriel, gemeente Maasdriel, althans in Nederland
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
opzettelijk [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
van het leven te beroven
tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/of alleen,
- een of meer zwa(a)r(e) explosieve stof(fen) aan een steen/voorwerp
heeft/hebben bevestigd en/of
- naar de woning van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2]
( [adres 2] ) is/zijn gereden en/of
- de lont(en) van die/dat zwa(a)r(e) explosieve stof(fen) heeft/hebben
aangestoken en/of vervolgens
- die steen/dat voorwerp met die/dat aangestoken/brandende explosieve
stof(fen) met kracht tegen een slaapkamerraam van die woning, waar die
[slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] op dat moment lagen te slapen/verbleven,
heeft/hebben gegooid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.
hij in of omstreeks de nacht van 22 op 23 november 2020
te Kerkdriel, gemeente Maasdriel, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht in/bij (de directe nabijheid
van) een woning ( [adres 2] ) door
- ( een) zwa(a)r(e) explosieve stof(fen) aan een steen/voorwerp te bevestigen
en/of daarmee naar die woning te rijden en/of
- de lont van die/dat zwa(a)r(e) explosieve stof(fen) aan te steken, althans
opzettelijk (open) vuur in aanraking te brengen met (een) zwaar explosieve
stof(fen) en/of vervolgens
- die steen/dat voorwerp met dat aangestoken/brandende lont en/of met dat/die aangestoken/brandende explosieve stof(fen) met kracht tegen een (slaapkamer)
raam van die woning (perceel [adres 2] ) te gooien,
waarbij dat/die explosieve stof(fen) nabij/onder dat (slaapkamer)raam tot
ontploffing is gekomen,
ten gevolge waarvan het (buitenste) (thermopane) (slaapkamer)raam van die
woning en/of een auto is vernield
en daarvan gemeen gevaar voor (de inboedel van) die woning, in elk geval
gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor de aanwezige bewoners van
die woning, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval
levensgevaar voor voor een ander of anderen en/of
gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] ,
in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen
te duchten was.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op 23 november 2020 omstreeks 02:05 uur is een explosief nabij een raam van de woning aan de [adres 2] in Kerkdriel tot ontploffing gebracht. Het betrof het raam van de slaapkamer op de begane grond waar [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op dat moment lagen te slapen. Als gevolg van de explosie is de buitenzijde van het raam (dat bestond uit dubbelglas) vernield. Ook is een gat geslagen in de zinken dakgoot en zat een deuk in het linker achterportier van de nabij geparkeerde auto. [2] Op de camerabeelden is te zien dat twee personen, waarvan een persoon een plastic tas in zijn handen heeft, voor de woning staan. Er wordt vervolgens een voorwerp in brand gestoken en in de richting van de voorgevel gegooid. Ook is op diverse tijdstippen van 01:27 uur - 01:36 uur en 02:00 uur een lichtkleurige kleine personenauto waarneembaar in de omgeving van voornoemd adres. [3] De carrosserievorm van de auto is het meest kenmerkend voor een [merk auto] . [4] De grijze [merk auto] op naam van [medeverdachte 1] verplaatst zich op 23 november 2020 vanaf 00:07 uur vanuit Hilversum - met twee tussenstops op twee tankstations (00:26 uur [naam 1] en 00:51 uur [naam 2] ) - langs de A27 naar de [adres 3] in Kerkdriel omstreeks 02:01 uur. [5] Op de camerabeelden van [naam 1] en [naam 2] zijn de drie inzittenden van de [merk auto] te zien. [6] [medeverdachte 1] is herkend als de bestuurder, [verdachte] als bijrijder (voorin) en [medeverdachte 2] als bijrijder (achterin). [7] Om 00:47 uur is door de gebruiker van de telefoon van [medeverdachte 2] gezocht op het adres [adres 2] in Kerkdriel. [8]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 1 (medeplegen poging tot moord en aan feit 2 (medeplegen teweegbrengen van een ontploffing met gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar te duchten).
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte van feit 1 dient te worden vrijgesproken, nu geen aanmerkelijke kans op de dood kan worden vastgesteld, noch kan worden vastgesteld dat verdachte een eventuele aanmerkelijke kans bewust heeft aanvaard.
Met betrekking tot het onder feit 2 ten laste gelegde heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat het te duchten levensgevaar niet kan worden bewezen.
Beoordeling rechtbank
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij twee personen met de auto naar Kerkdriel heeft gebracht. [9]
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij door een jongen was benaderd om voor € 200,- een pakketje voor een woning in Kerkdriel te gooien. Hij heeft toen dat pakketje voor de woning in Kerkdriel gegooid. Het pakketje zat in een witte dichtgeknoopte plastic zak en had een lont. Hij weet niet of daar ook een steen in zat. Een andere persoon heeft de lont aangestoken. Met zijn telefoon is naar de locatie genavigeerd. [10]
[verdachte] heeft verklaard dat hij het lont heeft aangestoken. Daarna is hij omgedraaid en weggerend. Hij vermoedde dat het vuurwerk was vanwege het lont. [11]
De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van verdachte en zijn medeverdachten, namelijk het gezamenlijk voor verkennen van (de omgeving van) de woning, waarna het lont van een zwaar explosief (shell) is aangestoken terwijl zij voor een woning stonden en deze vervolgens naar de woning is gegooid, naar de uiterlijke verschijningsvormen gericht zijn geweest op het teweegbrengen van een ontploffing.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij dit feit op de wijze zoals hierna beschreven.
Geen poging tot moord, doodslag of zware mishandeling
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte de kans dat er mensen zouden komen te overlijden of zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen onder ogen heeft gezien en aanvaard. Het dossier bevat geen bewijsmiddelen die dat onderbouwen. Hij heeft met andere woorden de aanmerkelijke kans op de dood of zwaar lichamelijk letsel - zo die er al is geweest - niet op de koop toe genomen. De verdachte zal daarom worden vrijgesproken dan de ten laste gelegde poging tot moord, doodslag en zware mishandeling.
Wel opzettelijke een ontploffing teweeg brengen
De rechtbank stelt voorop dat het opzet van verdachte slechts gericht hoeft te zijn op het
teweegbrengen van de ontploffing en niet ook op het teweegbrengen van de gevolgen. Het is een feit van algemene bekendheid dat zwaar en illegaal vuurwerk (waaronder de gebruikte mortierbommen vallen) bij een ontbranding een ontploffing teweeg kan brengen. De verdachten waren zich hiervan ook bewust.
Gemeen gevaar voor goederen
De rechtbank is van oordeel dat het handelen van verdachte en zijn medeverdachte(n) bij uitstek een situatie oplevert waarin naar algemene ervaringsregels gemeen gevaar voor de woning (inclusief de inboedel) en objecten in de nabijheid daarvan te duchten was, hetgeen zich ook heeft verwezenlijkt nu uit de vastgestelde feiten volgt dat bepaalde goederen door de ontploffing daadwerkelijk (fors) zijn beschadigd of zelfs zijn vernield.
Zwaar lichamelijk letsel en levensgevaar
Voor mortierbommen die zonder mortier worden ontstoken, geldt dat deze op de grond tot ontploffing komen. Afhankelijk van het kaliber zullen de brandende delen en andere fragmenten tientallen tot enkele honderden meters worden weggeslingerd. Mortierbommen zijn doorgaans voorzien van een krachtige breek- en/of knallading waardoor personen en objecten in de nabijheid van een dergelijke ontploffing gevaar voor letsel en schade lopen. Afhankelijk van de exacte plaats van treffen en het kaliber van de mortierbom kan dit letsel voor een persoon dodelijk zijn (p. 942-943, map 3).
Met betrekking tot de aanslag gepleegd in Kerkdriel (23 november 2020) is de rechtbank van oordeel dat gelet op:
  • het tijdstip waarop de ontploffing teweeg is gebracht (in de nachtelijke uren);
  • het feit dat de bewoners in de woning aanwezig waren (en sommigen vanwege het tijdstip al lagen te slapen);
  • het kaliber van het gebruikte explosief (3 of 6 inch shell);
  • de locatie waar de mortierbom tot ontploffing is gebracht (dicht bij of in de woning, ter hoogte van voordeur en/of een raam) en
  • de kracht die af te leiden is uit de schade,
naar algemene ervaringsregels gemeten voor verdachte en zijn medeverdachte(n) voorzienbaar moet zijn geweest dat door hun handelen levensgevaar, dan wel gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoners van die woning te duchten was.
Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de logistiek en planning die komt kijken bij aanslagen zoals die zijn gepleegd (ver van de woning van verdachte, in de nachtelijke uren, met gebruikmaking van mortierbommen en in een samenstelling die in kern bestond uit minimaal twee dezelfde personen met soms een derde persoon erbij), het niet anders kan dan dat er sprake is geweest van een gezamenlijke organisatie. Daarbij is een en ander gepland en met elkaar afgestemd met een gemeenschappelijk doel, namelijk [slachtoffer 3] afpersen door bij de woningen van haar (ex-)werknemers en familieleden aanslagen met mortierbommen te plegen. De bijdrage van verdachte aan het ten laste gelegde is telkens van zodanig gewicht geweest dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen. Er was sprake van een duidelijke rolverdeling, waarbij iemand de chauffeur was, het explosief meenam, een rol had bij het aansteken/gooien van het explosief en/of op uitkijk stond, of een combinatie van het voorgaande. De (vlucht)auto werd altijd op een strategische plek (aan het eind van de weg/op een kruising) neergezet en in sommige gevallen was ook nog eerst sprake van een gezamenlijke voorverkenning. De verdachte is daarmee telkens een onmisbare schakel bij het ten laste gelegde geweest. Er is sprake geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten die in de kern bestond uit een gezamenlijk plan en een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan, te weten dat:
hij in
of omstreeksde nacht van 22 op 23 november 2020
te Kerkdriel, gemeente Maasdriel,
tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht
in/bij
(de directe nabijheid
van)een woning ( [adres 2] ) door
-
(een) zwa(a)r(e) explosieve stof(fen) aan een steen/voorwerp te bevestigen
en/of daarmeenaar die woning te rijden en
/of
- de lont van
die/dateenzwa
(a
)r
(e)explosieve stof
(fen)aan te steken
, althans
opzettelijk (open) vuur in aanraking te brengen met (een) zwaar explosieve
stof(fen)en
/ofvervolgens
-
die steen/dat voorwerp met dat aangestoken/brandende lont en/of met dat/die aangestoken
/brandendeexplosieve stof
(fen)met kracht tegen een
(slaapkamer
)raam van die woning (perceel [adres 2] ) te gooien,
waarbij
dat/die explosieve stof
(fen)nabij
/onderdat
(slaapkamer
)raam tot
ontploffing is gekomen,
ten gevolge waarvan het
(buitenste
) (thermopane
) (slaapkamer
)raam van die
woning en
/ofeen auto
iszijnvernield
en daarvan gemeen gevaar voor (de inboedel van) die woning, in elk geval
gemeen gevaar voor goederen en
/oflevensgevaar voor de aanwezige bewoners van
die woning, te weten [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] ,
in elk geval
levensgevaar voor voor een ander of anderenen
/of
gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor die [slachtoffer 1] en
/ofdie
d[slachtoffer 2],
in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen
te duchten was.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feit 2:
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft benadrukt dat de reclassering heeft aangegeven dat detentie niet de voorkeur heeft. Bovendien is de rol van verdachte in het geheel beperkt.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een zeer heftige aanslag met een vuurwerkbom op een woning van een (voormalige) medewerker van [slachtoffer 3] . Verdachte is samen met de medeverdachten naar de woning gereden en heeft het lont van de vuurwerkbom aangestoken. Hij heeft hierdoor een belangrijke bijdrage geleverd aan deze aanslag. De vuurwerkbom is uiteindelijk tegen een ruit van de slaapkamer van de bewoners gekomen en heeft één van de twee ruiten gebroken. Als de vuurwerkbom door beide ruiten zou zijn gegaan, had het heel anders kunnen aflopen. Verdachte heeft zich door dat gevaar echter niet laten weerhouden van het medeplegen van het feit. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een zeer ernstig feit, dat bovendien is gepleegd tegen een achtergrond van zeer zware en ontwrichtende criminaliteit. Verdachte heeft door bij een heftige aanslag betrokken te zijn geweest een belangrijke bijdrage geleverd in de aanhoudende afpersing van [slachtoffer 3] . De aanslag is gericht tegen een volkomen onschuldige (voormalige) medewerker van een fruitbedrijf. Er zijn vele gezinnen die mede door het handelen van verdachte in doodsangsten hebben geleefd, omdat zij op ieder willekeurig moment slachtoffer zouden kunnen worden van zeer heftige aanslagen. Dat geldt niet alleen voor de bewoners van de woningen waar aanslagen op zijn gepleegd, maar voor iedereen wiens adres op de bewuste werknemerslijst staat of zelfs maar in de buurt woont van een dergelijk adres. De gehele Bommelerwaard leeft al jaren in angst voor aanslagen. Verdachte heeft aan dit gevoel van onveiligheid een grote bijdrage geleverd.
De rechtbank houdt rekening met de jeugdige leeftijd van verdachte. De voorlopige hechtenis van verdachte is gedurende enige tijd geschorst geweest. Tijdens de schorsing heeft verdachte laten zien dat hij zich aan de voorwaarden houdt en hard aan zichzelf werkt. De reclassering vindt het wenselijk dat dit traject wordt voortgezet. Anderzijds constateert de rechtbank dat verdachte betrokken is geweest bij een zeer heftig feit.
Gelet op de ernst van het feit en de achtergrond daarvan, acht de rechtbank enkel een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf in deze zaak passend en geboden. Een straf die gelijk is aan de voorlopige hechtenis doet geen recht aan de ernst van de feiten en aan het leed van de slachtoffers. Anderzijds acht de rechtbank het ook van belang dat verdachte verder gaat op de weg die hij heeft ingeslagen, zodat eveneens een voorwaardelijk strafdeel met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden dient te worden opgelegd. Alles overziend, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren passend en geboden. Daarbij dienen aan verdachte de bijzondere voorwaarden te worden opgelegd die door de reclassering zijn geadviseerd. De eis van de officier van justitie is naar het oordeel van de rechtbank te hoog, gelet op de betrokkenheid van verdachte bij één aanslag en zijn rol daarbij.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft in verband met het onder 2 ten laste gelegde een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 15.000,- aan smartengeld (€ 7.500,- per benadeelde), vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering omdat de behandeling hiervan een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Subsidiair dient de schadevergoeding te worden gematigd.
Overweging van de rechtbank
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat:
  • verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,
  • de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
  • de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
  • de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel of een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht.
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en hetgeen ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezen verklaarde schade heeft geleden die binnen één van de hiervoor genoemde categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door het bewezen verklaarde feit zijn de benadeelden op andere wijze in de persoon aangetast. Het moet voor de benadeelden erg beangstigend zijn geweest dat zij midden in de nacht werden opgeschrikt door een flinke ontploffing, waarbij één ruit van het dubbel glas brak en de gordijnen zelfs bewogen. Zeker de omstandigheid dat de reden voor de aanslag was dat het adres van de benadeelden op een lijst van werknemers van [slachtoffer 3] stond zal voor veel angst hebben gezorgd. Bovendien bestond geen garantie dat het bij één aanslag zou blijven, hetgeen veel onzekerheid met zich bracht. De aard en ernst van de normschending brengt met zich mee dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen van dit feit zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon op andere wijze kan worden aangenomen. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 7.500,- per benadeelde vaststellen, met een totaal van € 15.000,-.
Verdachte is vanaf 23 november 2020 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank overweegt dat verdachte en zijn medeverdachten ieder voor het hele schadebedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn medeverdachten de schade hebben vergoed.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder 1 ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte onder 2 ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
drie jarenniet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
- zich binnen vier werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Leger des Heils, unit Arnhem op het adres [adres 4] in Arnhem. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- zich laat behandelen door een ambulante forensisch psychiatrische instelling, bijvoorbeeld Kairos of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, voor diagnostiek en de eventueel daaruit voortvloeiende behandeling. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
- verblijft in [naam 3] in Ede of een soortgelijke instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf is reeds gestart. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- geen drugs gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod. De controle gebeurt door middel van urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- zich niet in de gemeente Maasdriel bevindt, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
- op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met medeverdachten:
 [naam 3] , geboren op [1985] in [geboorteplaats 2] ;
 [medeverdachte 3] , geboren op [2000 1] in [geboorteplaats 3] ;
 [medeverdachte 1] , geboren op [2000 2] in [geboorteplaats 4] ;
 [medeverdachte 4] , geboren op [1999 1] in [geboorteplaats 5]
 [medeverdachte 7] , geboren op [2003] in [geboorteplaats 6] ;
 [medeverdachte 5] , geboren op [1999 2] in [geboorteplaats 7] en
 [medeverdachte 6] , geboren op [1999 3] in [geboorteplaats 8] ,
zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
- op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met:
 [naam 4] , geboren op [1964] in [geboorteplaats 9] en
 [naam 5] , geboren op [1966] in [geboorteplaats 10] , zijnde de directeuren van [slachtoffer 3]
 en hun familieleden en (ex-)werknemers,
zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
 stelt als overige voorwaarden dat verdachte:
  • zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan Reclassering Leger des Heils tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
  • veroordeelt verdachte in verband met het onder 2 bewezen verklaarde tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van € 15.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 november 2020 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , een bedrag te betalen van € 15.000,- aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 november 2020 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 110 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachten (een deel van) het schadebedrag betalen dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.H.M. Marijs (voorzitter), mr. R. Raat en mr. S.H. Keijzer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.H.M. van Keulen en mr. M. Draaijers, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 april 2022.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door de politie Oost-Nederland, dienst Regionale Recherche, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2020599668 (PANTER/ONRAA20123), gesloten op 27 mei 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 6-8 (map 2); proces-verbaal van forensisch onderzoek, p. 1103-1107 (map 4).
3.Proces-verbaal van bevindingen (camerabeelden), p. 117-125 (map 2).
4.Proces-verbaal van bevindingen (herkenning voertuig), p. 126-128 (map 2).
5.Rapport analyse bakengegevens 23 november 2020 (78-ZK-JL), p. 172-183 (map 2).
6.Processen-verbaal van bevindingen (camerabeelden), p. 215-222 en p. 224-227 (map 2).
7.Processen-verbaal van bevindingen (herkenningen), p. 229-232 (map 2), 233-234, 781-782, 783-785 (map 3).
8.Proces-verbaal onderzoek telefoon, p. 919 (map 3).
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 1463-1464 (map 5).
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. 2212-2223 (1e aanvullende stukken).
11.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] , p. 2601-2614 (9e aanvullende stukken).