ECLI:NL:RBGEL:2022:2063

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 februari 2022
Publicatiedatum
22 april 2022
Zaaknummer
C/05/386295 / HA ZA 21-174
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis inzake betaling openstaande facturen tussen Dirkzwager N.V. en Brandia Global SA

In deze zaak heeft Dirkzwager N.V. een verzetprocedure aangespannen tegen Brandia Global SA, na een verstekvonnis dat op 30 december 2020 was gewezen. Dirkzwager vorderde betaling van openstaande facturen voor juridische werkzaamheden die zij voor Brandia had verricht. De rechtbank heeft vastgesteld dat Brandia zich op 3 juni 2017 en 18 juni 2020 had verbonden tot voldoening van de schuld van alle Brandia-vennootschappen. Dirkzwager heeft haar vorderingen gebaseerd op deze betalingstoezeggingen en de overeenkomst van opdracht. Brandia heeft in verzet aangevoerd dat zij geen verplichting had om de schulden van On-Air, een aan haar gelieerde vennootschap, te voldoen en dat er een afspraak was gemaakt om tot 30 september 2020 geen rechtsmaatregelen te nemen.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het verzet tijdig was ingesteld en dat Brandia de verschuldigdheid van de facturen voor de door Dirkzwager verrichte werkzaamheden niet heeft betwist. De rechtbank heeft de vordering van Dirkzwager ten aanzien van de facturen aan Brandia toegewezen, maar de vordering ten aanzien van de facturen aan On-Air afgewezen. De rechtbank heeft de contractuele rente en buitengerechtelijke kosten toegewezen, en Brandia veroordeeld in de proceskosten van de verzetprocedure. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/386295 / HA ZA 21-174
Vonnis in verzet van 2 februari 2022
in de zaak van
de naamloze vennootschap
DIRKZWAGER N.V.,
gevestigd te Arnhem,
eiseres,
gedaagde in het verzet,
advocaat mr. A.W. de Man te Amsterdam,
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
BRANDIA GLOBAL SA,
gevestigd te Bertrange, Luxemburg,
gedaagde,
eiseres in het verzet,
advocaat mr. R.B.H. Beune te Arnhem.
Partijen zullen hierna Dirkzwager en Brandia genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 7 juli 2021 en de daarin genoemde processtukken
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 26 oktober 2021
  • de akte van Dirkzwager.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Brandia heeft Dirkzwager opdracht gegeven juridische werkzaamheden voor haar te verrichten. Bij brief van 17 november 2016 heeft Dirkzwager de opdracht aan Brandia bevestigd.
2.2.
Op de overeenkomst zijn de algemene voorwaarden van Dirkzwager van toepassing. Artikel 10 van deze voorwaarden bepaalt het volgende:
Tenzij schriftelijk anders is overeengekomen, dient betaling te geschieden binnen 14 dagen na factuurdatum, bij gebreke waarvan Opdrachtgever van rechtswege (dus zonder dat enige aanmaning of nadere ingebrekestelling vereist is) in verzuim is.
In geval van verzuim is Opdrachtgever over het factuurbedrag of het niet betaalde gedeelte daarvan een vertragingsrente verschuldigd van 1% per maand of een gedeelte van een maand, te rekenen vanaf de vervaldatum tot de datum van betaling.
De buitengerechtelijke incassokosten worden gesteld op minimaal 15% van het niet betaalde gedeelte van de factuurbedragen (inclusief BTW).
Indien Dirkzwager haar vordering in een gerechtelijke procedure (...) aanhangig heeft gemaakt, is Opdrachtgever gehouden de met deze procedure gemoeide werkelijke kosten te vergoeden. Hieronder zijn begrepen de kosten van advocaten (…) ook indien deze een eventuele proceskostenveroordeling op grond van artikel 237 en verder van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering te boven gaan.
Deze vergoeding van de kosten zal steeds, zodra (interne of externe) juridische bijstand door Dirkzwager is ingeroepen, respectievelijk door Dirkzwager incassomaatregelen worden genomen, zonder dat enige nadere vorm van bewijs nodig is, in rekening worden gebracht en door Opdrachtgever verschuldigd zijn.
2.3.
Voor de verrichte werkzaamheden heeft Dirkzwager aan Brandia facturen verzonden. De facturen zijn gedateerd 23 november 2016, 15 december 2016, 31 december 2016 en 28 april 2017. De facturen zijn niet betaald. Het openstaande bedrag is € 13.763,12.
2.4.
On-Air Holding B.V. (hierna: On-Air) is een aan Brandia gelieerde vennootschap. Ook On-Air heeft aan Dirkzwager opdracht gegeven juridische werkzaamheden voor haar te verrichten. Voor de verrichte werkzaamheden heeft Dirkzwager aan On-Air facturen verzonden. De facturen zijn gedateerd 4 november 2016 en (tweemaal) 15 december 2016. De facturen zijn niet betaald. Het openstaande bedrag is € 7.603,56.
2.5.
Op 2 mei 2017 heeft Dirkzwager aan Brandia per e-mail een overzicht toegezonden genaamd “overzicht openstaande declaraties Brandia dossiers”.
2.6.
Bij brief van 2 juni 2017 heeft Brandia aan Dirkzwager als volgt bericht:
Betreft: betaling openstaande facturen
(…)
In een meeting met een delegatie van Rose Quartz hebben wij eerder deze week definitief
overeenstemming bereikt over de uitvoering van de funding van Brandia Global SA ten bedrage van USD 10 miljoen.
(…)
Zodra de gelden uit de aandelenverkoop en uit de lening binnenkomen, zullen wij overgaan tot betaling van de bij Dirkzwager openstaande facturen.
Mocht de funding in tranches binnenkomen, dan zullen wij steeds de belangen van de
continuïteit en liquiditeit van de onderneming en het belang van alle aandeelhouders mede bepalend laten zijn in de te betalen openstaande posten.
Met vriendelijke groet,
Brandia Global SA
2.7.
Op 2 augustus 2017 heeft de heer [betrokkene 1] , (toenmalig) bestuurder van Brandia, het volgende aan Dirkzwager bericht:
Wij zullen jullie nog nader informeren en vanzelfsprekend de verplichtingen die nog op ons rusten ten aanzien van Dirkzwager voldoen.
(…)
Dat in ogenschouw nemend zien wij graag de defintieve afrekening van openstaande posten tegemoet en zal ik het bestuur van Brandia Global SA vragen om volgende week deze verplichting te voldoen.
2.8.
Op 11 oktober 2017 heeft Dirkzwager aan Brandia per e-mail opnieuw een overzicht toegezonden genaamd “overzicht declaraties Brandia dossiers” en daarbij meegedeeld dat er in totaal een bedrag van € 53.771,49 openstaat.
2.9.
Op 12 oktober 2017 heeft de heer [betrokkene 1] per e-mail het volgende aan Dirkzwager bericht:
LEUK BEN JE HE, [betrokkene 2] . IK WIL GEWOON KORTING. EN DAN GAAN WE WEER PRATEN.
2.10.
Op 17 oktober 2017 heeft Dirkzwager aan Brandia bericht:
Hoewel wij menen dat we jullie al ruimschoots tegemoet zijn gekomen door geen rente te hebben berekend over nota's die al meer dan een jaar open staan en veel geduld met jullie te hebben gehad, zijn wij bereid je een voorstel te doen omdat wij ook graag de boeken sluiten – zij het dat dit éénmalig is en dat wij hierover niet in onderhandeling gaan.
Dirkzwager is bereid om – na verrekening van alle openstaande posten en voorschotten conform het overzicht – het openstaande bedrag te matigen tot € 35.000,--, maar uitsluitend indien het bedrag deze week door ons wordt ontvangen en jullie daarnaast (ook deze week) zorgdragen voor betaling van de nota van Buse Heberer Fromm. Wordt er deze week niet betaald, dan vervalt dit voorstel.
2.11.
Op 27 november 2017 heeft de advocaat van Brandia zich per e-mail bij Dirkzwager gemeld en gevraagd om het voorstel gestand te doen tot 15 december 2017. Daarmee heeft Dirkzwager ingestemd.
2.12.
Op 24 november 2017 heeft Dirkzwager aan Brandia bericht:
Op 17 oktober jl. stuurden wij jou onderstaande e-mail, waarin we zijn ingegaan op jouw verzoek met een aanbod onzerzijds te komen waarmee we de zaak zouden kunnen afronden. We deden een voorstel waarmee we korting hebben gegeven op het openstaande bedrag. Helaas hebben wij daarop niet meer van je mogen vernemen en dat stelt ons teleur. Wat is op dit moment de stand van zaken? Kunnen wij nog op vrijwillige betaling van jullie kant rekenen?
2.13.
Op 26 januari 2018 heef Brandia aan Dirkzwager bericht:
Geachte collega, met u hoopte ik dat de vordering van Dirkzwager al was afgewikkeld. Als zo vaak bij dergelijke ingewikkelde financiële transacties blijkt de inschatting van de vrijgave van middelen niet juist te zijn geweest. De processen hebben meer tijd nodig dan werd verwacht. Daarmee is niet gezegd dat cliënten stil hebben gezetten. In tegendeel zelfs: er zijn meerdere contracten getekend die de bereidheid om te financieren vergroten.
Voor zover ik het kan overzien, moet het mogelijk zijn om voor het eind van deze maand dan wel medio volgende maand de financiering afgewikkeld te hebben.
Voorgaande betekent dat ik u op dit moment nog geen definitief tijdstip kan meedelen wanneer de vordering van Dirkzwager afgewikkeld is. Zodra dat wel kan worden gedaan, wordt u geïnformeerd.
2.14.
Op 17 mei 2018 heeft de advocaat van Brandia aan Dirkzwager bericht:
[betrokkene 3] , wij hebben de opdracht aanvaard om diverse positie van Brandia en On-Air af te wikkelen. Dat nadat duidelijk werd dat gelden op korte termijn beschikbaar komen. Ik hoop vandaag de bevestiging van een Engelse collega te krijgen dat bedragen beschikbaar zijn zodat wij aan de slag kunnen.
2.15.
En op 1 juni 2018:
Het geld is overgemaakt richting Beune vanuit Londen
Krijg daar nog een bericht over anders heb je het maandag.
2.16.
Op 23 juli 2018 heeft Dirkzwager aan de advocaat van Brandia bericht:
Wij zaten 28 mei jl. samen en toen beloofde je mij dat dezelfde week nog zou worden betaald. We zijn intussen bijna twee maanden verder. Wanneer wordt dit nu opgelost? Ik vind niet dat je mij nog langer aan het lijntje kunt houden.
2.17.
Op 9 april 2019 heeft Dirkzwager aan Brandia bericht:
Van mijn kantoor kreeg ik de opdracht de incasso van de openstaande rekeningen aan Dirkzwager op mij te nemen.
In navolging van uw onderstaande e-mail van 27 september 2018, bericht ik u als volgt.
Tot op heden hebben wij de door u in onderstaand bericht toegezegde betaling van € 35.000,- niet mogen ontvangen. Ik ga ervan uit dat u momenteel nog steeds de belangen behartigt van Brandia Global S.A., Brandia Deutschland A.G., Brandia Nederland B.V., Manhattan lnvestments AG, On-Air Holding B.V. en de heer [betrokkene 1] in privé, namens wie u de betaling van het bedrag van € 35.000,- heeft toegezegd.
Ik stel uw cliënten hierbij voor de laatste maal een termijn van zeven dagen om het bedrag van € 35.000,- te voldoen door betaling van voornoemd bedrag op rekeningnummer NL 36 RABO 0332001016 ten name van Dirkzwager N.V. onder vermelding van 'Betaling Brandia c.s.’.
(…)
Mochten uw cliënten binnen de hiervoor gestelde termijn niet tot betaling overgaan, dan ziet Dirkzwager zich genoodzaakt om een juridische procedure te starten teneinde voldoening van haar vorderingen te bewerkstelligen. In dat geval acht Dirkzwager zich ook vrij om de gehele nog uitstaande vordering van€ 39.136,15, te vermeerderen met de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, van uw cliënten te vorderen.
Ik vertrouw erop u op deze wijze voldoende te hebben geïnformeerd en zie de spoedige betaling door uw cliënten graag tegemoet.
2.18.
Op 10 april 2019 heeft de advocaat van Brandia aan Dirkzwager bericht:
Op grond van het voorgaande kan ik u niet meedelen dat uiterlijk 16 april as een bedrag van € 35.000,= kan zijn betaald. Mijn cliënte, On Air Holding BV, spant zich samen met o.a. Brandia Global SA, in om zo snel mogelijk Dirkzwager te voldoen.
2.19.
Op 26 juni 2019 heeft Dirkzwager aan de advocaat van Brandia bericht:
Ik vertrouw erop dat ik uiterlijk morgen einde dag een bericht ontvang waaruit (concreet) duidelijk wordt wanneer het bedrag op onze rekening zal worden bijgeschreven. Mocht dit niet mogelijk blijken of mochten er door uw cliënte wederom slechts toezeggingen gedaan kunnen worden die afhankelijk zijn van acties van of betalingen door derden, dan zal ik volgende week overgaan tot dagvaarding van alle betrokken partijen.
We hebben inmiddels lang genoeg gewacht en er is nog geen enkele concrete toezegging gedaan. In dat kader wijs ik u er ook op dat de door mij op 23 mei jl. gestelde (zeer ruime) betalingstermijn eergisteren is verstreken zonder dat er door uw cliënte is betaald. Dit terwijl u zelf (wederom) aangaf dat de kwestie al voor het verstrijken van voornoemde termijn ruimschoots zou zijn afgehandeld.
Graag verneem ik van u of ik de aan de overige vennootschappen te betekenen dagvaardingen eveneens op uw adres kan laten betekenen.
2.20.
En op 2 juli 2019:
Tot op heden heb ik geen concreet betalingsvoorstel van één van u beiden mogen ontvangen (…). Meerdere door mij gestelde betalingsdeadlines zijn inmiddels verstreken zonder dat er enige betaling heeft plaatsgevonden. Dit ondanks herhaalde toezeggingen daartoe van de zijde van uw cliënte.
Daar onze facturen al geruime tijd onbetaald worden gelaten en er momenteel geen concreet zicht op voldoening van onze vordering(en) bestaat, acht ik mij genoodzaakt de betrokken entiteiten in rechte te betrekken. De dagvaardingen kunnen zij/ kunt u naar verwachting eind volgende week tegemoet zien.
2.21.
Op 18 juli 2019 heeft de advocaat van Brandia aan Dirkzwager bericht:
Geachte confrere, gisterenavond ontving ik een brief waarin Brandia meedeelt in de week van 22 juli aan mijn stichting € 35.000,= (zegge: vijf en dertig duizend euro) over te maken. Dat bedrag mag doorbetaald worden aan Dirkzwager als dat tegen finale kwijting is.
2.22.
Op 22 juli 2019 heeft Dirkzwager geantwoord:
Een betaling van € 35.000 zou inderdaad tegen finale kwijting zijn.
Graag ontvang ik de nadere details zoals vanochtend besproken en de toezegging dat de betaling daadwerkelijk deze week zal plaatsvinden.
2.23.
Op 29 juli 2019 heeft de advocaat van Brandia aan Dirkzwager bericht:
(…) Ik ben daarom ook niet in staat om vandaag gelden over te maken naar Dirkzwager. Voor morgen staat een betaling van € 300.000,= gepland aan cliënten cs. Morgen dan wel overmorgen zal een bankgarantie van een miljoen worden verzilverd. Gesprekken over een extra investering van ruim 2 miljoen zijn gaande.
Aan mij is meegedeeld dat zodra de eerste 3 ton en/of verzilvering van de bankgarantie is ontvangen daarvan Dirkzwager zal worden voldaan.
Ik ga er vanuit dat u nog even aanhoudt.
2.24.
Betaling volgde niet.
2.25.
Bij brief van 18 juni 2020 heeft Brandia het volgende aan Dirkzwager bericht:
Brandia Global SA blijft bereid om het als minnelijke schikking overeengekomen openstaande factuurbedrag ad € 36.570,47 op korte termijn te voldoen. Zoals ik u in ons telefoongesprek dinsdag heb medegedeeld, is de door u gestelde uiterste betaaldatum van vrijdag 19 juni 2020 niet haalbaar, waardoor het opstellen van een notariële akte met de vaststellingsovereenkomst waarin die datum als betaaldatum wordt aangehouden weinig zinvol is. Betaling van het gehele bedrag van € 36.570,47 op 1 juli a.s. is voor Brandia Global wel haalbaar en wij zeggen u dit hierbij dan ook toe, waarmee u zich de inspanningen van verschillende verdere procedures in de aanloop naar die datum kunt besparen. Wij verzoeken u hierbij vriendelijk de procedures ook daadwerkelijk te staken, te beginnen met de zitting van vandaag. Onze advocaat mr. Richard Beune is door vakantie afwezig, wij hebben met hem overlegd over onze reactie.
Wij gaan er daarbij vanuit dat na betaling van bovengenoemd bedrag Dirkzwager finale kwijting zal verlenen aan alle betrokken Brandia entiteiten (en vice versa), zoals u ook in uw recente mail hebt geschreven.
2.26.
Brandia heeft van het aanbod van Dirkzwager, inhoudende betaling van een bedrag ineens tegen finale kwijting, geen gebruik gemaakt.
2.27.
Dirkzwager is tegen On-Air een gerechtelijke procedure gestart tot betaling van het openstaande bedrag van € 7.981,29. In eerste aanleg is de vordering van Dirkzwager toegewezen. On-Air is van het vonnis in hoger beroep gekomen.
2.28.
Ook tegen Brandia is Dirkzwager een gerechtelijke procedure gestart. In die procedure is verstekvonnis gewezen op 30 december 2020 van welk vonnis Brandia eerst op 16 februari 2021 kennisnam.

3.Het geschil

3.1.
Dirkzwager heeft in de verstekprocedure gevorderd dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, Brandia veroordeelt aan Dirkzwager te betalen:
  • primair: een bedrag van € 21.744,81 en de buitengerechtelijke kosten ad € 992,45;
  • subsidiair: een bedrag van € 13.763,52 en de buitengerechtelijke kosten ad € 912,64;
primair en subsidiair te vermeerderen met:
- de contractueel overeengekomen rente, althans de wettelijke handelsrente, althans de wettelijke rente, over de diverse factuurbedragen, te rekenen vanaf 15 dagen na de betreffende factuurdata tot aan de dag van algehele voldoening;
- de werkelijke proceskosten, nader te specificeren bij akte, althans tot betaling van de proceskosten conform het liquidatietarief, te vermeerderen met de nakosten.
3.2.
Dirkzwager heeft aan haar vorderingen het volgende ten grondslag gelegd. Brandia heeft zich op 3 juni 2017 en 18 juni 2020 jegens Dirkzwager verbonden tot voldoening van de schuld van alle Brandia-vennootschappen. Uit hoofde van die betalingstoezeggingen rust op Brandia een betalingsverplichting van de facturen gericht aan Brandia én On-Air. Het subsidiair gevorderde bedrag is Brandia verschuldigd op grond van de op haar rustende betalingsverbintenis voortvloeiend uit de overeenkomst van opdracht. De gevorderde contractuele rente, vergoeding van incassokosten en vergoeding van werkelijke proceskosten is Brandia op grond van de toepasselijke algemene voorwaarden verschuldigd, aldus Dirkzwager.
3.3.
Bij het verstekvonnis van 30 december 2020 zijn de primaire vorderingen van Dirkzwager integraal toegewezen en is Brandia veroordeeld in de proceskosten conform het liquidatietarief, aan de zijde van Dirkzwager tot de dag van de uitspraak begroot op € 2.824,99, te vermeerderen met de nakosten.
3.4.
Brandia vordert in het verzet dat het verstekvonnis wordt vernietigd en dat de vorderingen van Dirkzwager alsnog worden afgewezen. Brandia heeft daartoe het volgende aangevoerd. Vanwege een in het verleden gemaakte afspraak en een betaling van € 18.000,00 zou Dirkzwager tot en met 30 september 2020 geen rechtsmaatregelen tegen Brandia nemen. Brandia betwist dat zij zich jegens Dirkzwager heeft verbonden om de schuld van On-Air als eigen schuld te beschouwen. Ook heeft Brandia een vordering op Dirkzwager die de vordering van Dirkzwager overstijgt.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Verzet tijdig ingesteld?
4.1.
De eerste vraag die, ambtshalve, moet worden beantwoord is of het verzet tijdig is ingesteld. Op grond van artikel 143 lid 2 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Rv) geldt een verzettermijn van acht weken die aanvangt – kort gezegd – na een daad van bekendheid van Brandia met de inhoud van het verstekvonnis. Brandia heeft eerst op 16 februari 2021 van het verstekvonnis kennis genomen, zodat met het uitbrengen van het exploot van verzetdagvaarding op 19 maart 2021 Brandia tijdig verzet heeft ingesteld.
4.2.
Dirkzwager vordert betaling van factuurbedragen voor werkzaamheden verricht in opdracht van Brandia en werkzaamheden verricht in opdracht van On-Air. De rechtbank zal beide onderdelen afzonderlijk bespreken.
Facturen Brandia
4.3.
Dirkzwager grondt haar vordering ten aanzien van de facturen aan Brandia primair op nakoming van de door Brandia gedane betalingstoezeggingen en subsidiair op nakoming van de met Brandia gesloten overeenkomst van opdracht.Echter, het onderscheid tussen deze primaire en subsidiaire vordering mist betekenis. Een betalingstoezegging van een schuldenaar is immers niets anders dan een mededeling dat hij de reeds bestaande schuld zal voldoen. De grondslag van de vordering blijft daarmee een en dezelfde, namelijk de nakoming van de betalingsverbintenis die voortvloeit uit de met de schuldenaar gesloten overeenkomst. Die grondslag zal de rechtbank dan ook als uitgangspunt nemen.
4.4.
Brandia heeft verschuldigdheid van de facturen voor de door Dirkzwager in opdracht van Brandia verrichte werkzaamheden niet betwist. Wel heeft Brandia als verweer gevoerd dat zij een tegenvordering op Dirkzwager heeft. Brandia heeft daartoe gesteld dat, zo begrijpt de rechtbank het standpunt van Brandia, sprake is geweest van een toerekenbare tekortkoming van Dirkzwager in de uitvoering van de dienstverlening en dat Brandia daardoor schade heeft geleden.
4.5.
Voor zover Brandia met haar verweer zich op verrekening heeft willen beroepen, zal de rechtbank dat verweer passeren. Hetgeen Brandia heeft gepresenteerd als voorlopige schadevordering is verreweg onvoldoende om van een bepaalbare vordering te kunnen spreken. De gegrondheid van het verrekeningsverweer is daarmee niet op eenvoudige wijze vast te stellen. Ingevolge artikel 6:136 BW staat de gestelde tegenvordering aan toewijzing van de vordering van Dirkzwager dan ook niet in de weg. Ook een beroep op opschorting van haar betalingsverplichting, voor zover Brandia dat heeft bedoeld te doen, slaagt om dezelfde reden niet nu aan de minimale voorwaarden die de wet aan opschortingsbevoegdheid stelt, zoals van een gebleken opeisbare vordering, niet is voldaan.
4.6.
Brandia heeft nog als verweer aangevoerd dat zij met Dirkzwager de afspraak had gemaakt dat Dirkzwager tot en met 30 september 2020 geen rechtsmaatregelen tegen Brandia zou nemen. Omdat de dagvaarding op 23 november 2020 is uitgebracht, slaagt ook dit verweer niet.
4.7.
De rechtbank zal de veroordeling in het verstekvonnis wat betreft de facturen gericht aan Brandia dus bekrachtigen.
Facturen On-Air
4.8.
Dirkzwager heeft van Brandia ook betaling gevorderd van de facturen gericht aan On-Air. Dat deel van de vordering is gegrond op de stelling dat Brandia zich heeft verbonden tot voldoening van de schuld van On-Air. Deze verplichting vloeit volgens haar voort uit mededelingen die Brandia heeft gedaan in haar brieven van 2 juni 2017 en 18 juni 2020. Dirkzwager stelt de gedane betalingstoezeggingen ook als zodanig te hebben begrepen. Brandia heeft daartegenin gebracht dat zij zich nooit heeft willen binden voor schulden van andere vennootschappen en dat dat ook niet uit de brieven is af te leiden.
4.9.
Voor de beoordeling is het volgende van belang. Een (betalings)toezegging kan onder omstandigheden een eenzijdige rechtshandeling opleveren. Artikel 3:33 BW vereist daarbij een op rechtsgevolg gerichte wil, zoals die over en weer aan de hand van verklaringen en gedragingen redelijkerwijs is begrepen door de ander (artikel 3:35 BW).
4.10.
Dirkzwager heeft zich ten eerste beroepen op de brief van Brandia van 2 juni 2017. Naar het oordeel van de rechtbank kan uit die brief echter geen verbondenheid van Brandia voor de schulden van alle vennootschappen worden geconcludeerd. Uit de brief blijkt immers op geen enkele wijze dat de mededeling
“wij zullen betalen”ook ziet op facturen van de andere vennootschappen. Weliswaar was door Dirkzwager op 2 mei 2017 een totaaloverzicht toegezonden, maar een verwijzing naar die mail of dat overzicht ontbreekt in de brief van 2 juni 2017.
4.11.
Maar ook als Brandia in haar brief de facturen van álle vennootschappen heeft bedoeld, dan wil het enkele feit dat Brandia met Dirkzwager over die facturen communiceerde nog niet zeggen dat Brandia met de brief alle schulden als eigen schuld op zich nam. Dirkzwager zag Brandia als hoofd van de Brandia-groep, zodat het logisch en praktisch was om met haar, en niet ook met de andere vennootschappen afzonderlijk, te communiceren, te meer omdat de bestuurder(s) van Brandia tevens (middellijk) bestuurder(s) van de andere vennootschappen waren. Dat Brandia de brief in de wij-vorm schrijft, bevestigt dat.
4.12.
Dirkzwager stelt de brief te hebben begrepen als een betalingstoezegging van Brandia, in de zin dat Brandia zich verbond voor de schuld van alle vennootschappen, maar Dirkzwager had onder de gegeven omstandigheden die betekenis niet aan de brief mogen toekennen. Brandia had er immers geen belang bij om zich tot betaling van de totale schuld te verbinden. Wellicht had Brandia de bedoeling om naar aanleiding van het door Dirkzwager gestarte incassotraject ook de facturen van de andere vennootschappen te gaan betalen, bijvoorbeeld uit gelden uit een aandelenverkoop, maar daarmee was met de brief niet een zelfstandige verplichting van Brandia ontstaan om alle facturen ook daadwerkelijk als eigen schuld te gaan voldoen. In de nadien gevoerde zeer uitgebreide correspondentie met de advocaat van Brandia, die zich tevens presenteerde als de advocaat van On-Air, heeft Dirkzwager ook niet verwezen naar de zelfstandige schuld die Brandia op zich zou hebben genomen.
4.13.
De zelfstandige verbintenis van Brandia tot betaling van alle openstaande facturen zou volgens Dirkzwager in de tweede plaats volgen uit de brief van Brandia van 18 juni 2020. In de brief heeft Brandia geschreven dat zij
“bereid (blijft) om het als minnelijke schikking overeengekomen openstaande factuurbedrag ad € 36.570,47 op korte termijn te voldoen”gevolgd door
“en wij zeggen u dit hierbij dan ook toe”.
4.14.
Reeds uit de tekst volgt dat de toezegging tot betaling gedaan werd in het kader van het aanbod van Dirkzwager tot een minnelijke regeling, waarbij Brandia blijkbaar bereid was om met betaling van één bedrag ook voor de andere vennootschappen te betalen. Het door Dirkzwager gedane aanbod waarnaar in de brief van 18 juni 2020 wordt verwezen, is echter komen te vervallen, hetgeen Dirkzwager ook uitdrukkelijk in de dagvaarding en ter zitting stelt. Na verval van het aanbod is Dirkzwager tegen de Brandia-entiteiten, waaronder in ieder geval Brandia Nederland B.V., On-Air Holding B.V. en Brandia Global SA, afzonderlijke procedures gestart teneinde betaling van de bij elk van de entiteiten openstaande facturen te verkrijgen. Ook tegen deze achtergrond valt het beroep van Dirkzwager op de toezegging van Brandia in de brief van 18 juni 2020 niet goed te plaatsen.
4.15.
Als beide brieven gezamenlijk worden bezien kan daaruit evenmin een rechtens afdwingbare betalingstoezegging door Brandia tot betaling van de facturen aan On-Air worden afgeleid. Hetzelfde geldt voor de vele e-mails van de advocaat van Brandia waarnaar Dirkzwager ter zitting heeft verwezen. Dirkzwager heeft benadrukt dat in die e-mails tussen de advocaat van Dirkzwager en de advocaat van Brandia steeds is gesproken over betaling van € 35.000,00 en dat betaling van dat bedrag op korte termijn zou volgen. Echter, ook voor die toezeggingen (als daar al sprake van is) geldt dat die werden gedaan in reactie op het – uiteindelijk vervallen – schikkingsaanbod van Dirkzwager.
4.16.
Kortom, de rechtbank zal de veroordeling in het verstekvonnis wat betreft de facturen gericht aan On-Air vernietigen.
Contractuele rente
4.17.
De algemene voorwaarden van Dirkzwager zijn op de overeenkomst met Brandia van toepassing. De daarin opgenomen rente van 1% per maand over het verschuldigde vanaf de vervaldata van de facturen is daarmee toewijsbaar. De rechtbank zal het verstekvonnis op dit onderdeel daarom bekrachtigen.
Buitengerechtelijke kosten
4.18.
Dirkzwager heeft op grond van de toepasselijke algemene voorwaarden aanspraak gemaakt op vergoeding van de buitengerechtelijke kosten. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met de in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarieven.
Op basis van deze tarieven wordt de veroordeling voor het subsidiair gevorderde bedrag van € 912,64 bekrachtigd. Voor het bedrag van € 79,81 (zijnde het verschil tussen de primair en subsidiair gevorderde buitengerechtelijke kosten) zal de verstekveroordeling worden vernietigd.
Proceskosten
4.19.
Brandia zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het verzet worden veroordeeld. Dirkzwager heeft gevorderd dat Brandia zal worden veroordeeld in de werkelijke proceskosten, overeenkomstig het daarover bepaalde in haar algemene voorwaarden. Bij akte heeft Dirkzwager gesteld dat die kosten € 5.076,50 exclusief btw bedragen. Hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft Brandia niet op de gestelde proceskosten gereageerd.
4.20.
Zoals hiervoor overwogen zijn de algemene voorwaarden van Dirkzwager op de overeenkomst van toepassing. Nu de hoogte van de door Dirkzwager gestelde werkelijke proceskosten niet door Brandia is betwist en het gestelde bedrag de rechtbank niet onredelijk voorkomt, zal de rechtbank de proceskosten toewijzen als gevorderd.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
vernietigt het door deze rechtbank op 30 december 2020 onder zaaknummer / rolnummer 380272 / HA ZA 20/678 tussen partijen gewezen verstekvonnis voor zover Brandia daarbij is veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 7.603,56 (zijnde het totaalbedrag aan facturen op naam van On-Air Holding B.V.) met de contractuele rente van 1% per maand daarover en tot betaling van een bedrag van € 79,81 (zijnde het verschil tussen de primair en subsidiair gevorderde buitengerechtelijke incassokosten),
en opnieuw beslissend
5.2.
wijst het onder 5.1 bedoelde deel van de vorderingen alsnog af,
5.3.
bekrachtigt het verstekvonnis in zoverre daarin een veroordeling van Brandia tot betaling van een bedrag van € 13.763,52 ligt besloten, vermeerderd met de contractuele rente van 1% per maand daarover telkens vanaf 15 dagen na de dag van aanvang van de dag, volgende op die waarop de schuldenaar de factuur heeft ontvangen, tot de dag van volledige betaling, alsmede een bedrag van € 912,64 aan buitengerechtelijke incassokosten,
5.4.
veroordeelt Brandia in de kosten van de verzetprocedure, aan de zijde van Dirkzwager tot op heden begroot op € 5.076,50,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
bekrachtigt het verstekvonnis voor het overige.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Hilberink en in het openbaar uitgesproken door mr. J.R. Veerman op 2 februari 2022.