ECLI:NL:RBGEL:2022:2022

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 april 2022
Publicatiedatum
21 april 2022
Zaaknummer
C/05/400869 / KG RK 22-138
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek wegens vermeende vooringenomenheid van de rechter

In deze zaak heeft verzoekster een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. P.J. Wiegman, rechter bij de Rechtbank Gelderland, vanwege vermeende vooringenomenheid. De aanleiding voor het verzoek was een opmerking van de rechter tijdens een zitting, waarin hij zei: 'Ik weet al een beetje wat u gaat zeggen.' Verzoekster interpreteerde deze opmerking als een aanwijzing dat de rechter niet openstond voor haar standpunt. De wrakingskamer heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de opmerking van de rechter feitelijk van aard was en niet duidde op vooringenomenheid. De wrakingskamer merkte op dat de onaangename sfeer tijdens de zitting mogelijk heeft bijgedragen aan de indruk van verzoekster dat de rechter vooringenomen was. De bezwaren van verzoekster tegen de rechter leken vooral te berusten op de manier waarop zij door de rechter was bejegend, en niet op objectieve omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel zouden trekken. De wrakingskamer heeft benadrukt dat klachten over de wijze van bejegening door de rechter niet onder de wrakingsprocedure vallen. Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking afgewezen, met de opmerking dat verzoekster en de rechter in de bodemprocedure constructief met elkaar verder moeten.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK GELDERLAND, locatie Arnhem
Wrakingskamer
zaaknummer: C/05/400869 / KG RK 22-138
Beslissing van 20 april 2022
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker]
gevestigd te [woonplaats]
gemachtigde [naam1]
hierna te noemen: verzoekster,
strekkende tot de wraking van
mr. P.J. Wiegman,
rechter in deze rechtbank
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het proces-verbaal van 1 maart 2022, waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden tot wraking zijn vermeld;
  • de schriftelijke reacties van de rechter van 8 maart 2022 en 8 april 2022;
  • de schriftelijke reactie van verzoekster van 8 april 2022 en
  • de wrakingszitting van 11 april 2022.
1.2.
Verzoekster is ter zitting verschenen. De rechter is, met voorafgaand bericht van verhindering, niet ter zitting verschenen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak
met nummer 9584570 \ HA VERZ 21-69 \ 701 \ 40140 tussen verzoekster en [… 1] .
2.2
Verzoekster heeft blijkens het proces-verbaal van het mondelinge verzoek, zoals toegelicht bij de mondelinge behandeling, het volgende aan het verzoek ten grondslag gelegd. De rechter heeft de gemachtigde van verzoekster niet (h)erkend als advocaat en was niet bekend met haar verweerschrift. Daarbij heeft de rechter de opmerking gemaakt “Ik weet al een beetje wat u gaat zeggen.”, wat duidt op vooringenomenheid.
2.3
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. De rechter heeft tijdens de mondelinge behandeling van 1 maart 2022 de gemachtigde inderdaad niet herkend als advocaat omdat zij door de bode werd aangekondigd als [naam1] Hij heeft niet gezien dat zij bij binnenkomst een toga bij zich had en niet de vraag gehoord of zij een toga aan moest. Ook beschikte de rechter voorafgaand aan de mondelinge behandeling niet over een exemplaar van het verweerschrift van verzoekster. Een tweede versie van het verweerschrift was wel op de rechtbank aanwezig, maar deze is, om de rechter onbekende redenen, niet toegevoegd aan het dossier waardoor de rechter er niet over beschikte. Ook al beschikte hij niet over een exemplaar van het verweerschrift, de rechter kon naar eigen zeggen wel, gezien zijn kennis van het dossier, een inschatting maken van de inhoud van het verweerschrift. Hier duidde de opmerking “Ik weet al een beetje wat u gaat zeggen” volgens de rechter op. Hij heeft de gemachtigde wel gevraagd een samenvatting te geven van het verweerschrift. Op het moment dat de gemachtigde van verzoekster aangaf dat zij er prijs op stelde dat de rechter het verweerschrift eerst zou lezen, heeft de rechter de mondelinge behandeling geschorst om dat alsnog te doen. Van vooringenomenheid was geen sprake, aldus de rechter.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoekster die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
3.2.
De wrakingskamer leidt uit het wrakingsverzoek, de verdere stukken die zijn ingebracht in de procedure en de toelichting tijdens de wrakingszitting af dat dat verhouding tussen de rechter en de gemachtigde van verzoekster vanaf het begin van de zitting van 1 maart 2022 gespannen was. Dat is al begonnen bij aanvang van de zitting toen de rechter de gemachtigde van verzoekster niet (h)erkende als zodanig. Er was sprake van oplopende irritatie over en weer. Deze situatie is in de loop van de wrakingsprocedure alleen maar verder verhard. De gemachtigde van verzoekster heeft, voordat zij het wrakingsverzoek deed na de schorsing van de mondelinge behandeling, haar twijfel uitgesproken over de vooringenomenheid van de rechter. Op een dergelijk moment is het aan de rechter om in woorden en in toon deze twijfel te adresseren en, indien mogelijk, weg te nemen. Dat verzoekster uiteindelijk het wrakingsverzoek heeft gedaan, maakt duidelijk dat de rechter hier niet in is geslaagd.
3.3.
Concreet wijst verzoekster de opmerking van de rechter “Ik weet al een beetje wat u gaat zeggen” aan als omstandigheid waaruit de schijn van vooringenomenheid volgens haar ontegenzeggelijk volgt. De rechter heeft toegelicht met deze opmerking te bedoelen dat hij de inhoud van het verweerschrift meende te kunnen inschatten op basis van zijn ervaring en de lezing van het (summiere) dossier, en niet dat hij niet (meer) openstond voor het standpunt van verzoekster.
De wrakingskamer overweegt dat de opmerking van de rechter feitelijk van aard was en dat daaruit niet blijkt dat hij niet open stond voor het standpunt van verzoekster. Voorstelbaar is dat de onaangename sfeer tijdens de zitting heeft bijgedragen aan het idee van verzoekster dat de rechter vooringenomen was. Dit maakt het oordeel van de wrakingskamer echter niet anders. Noch de opmerking op zichzelf genomen, noch het gegeven dat deze opmerking werd gemaakt terwijl de sfeer tijdens de zitting niet optimaal was, vormt een bijzondere omstandigheid die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. De hiervoor weergegeven bezwaren van de gemachtigde van verzoekster tegen het optreden van de rechter tijdens de zitting behelzen in wezen klachten over de manier waarop zij door de rechter is bejegend. Verzoekster en/of haar gemachtigde kan over de wijze van bejegening door de rechter desgewenst een klacht indienen bij het gerechtsbestuur. Voor dergelijke klachten is de wrakingsprocedure echter niet bedoeld. Daarom zal het wrakingsverzoek worden afgewezen.
3.4.
De wrakingskamer kan zich wel voorstellen dat de gemachtigde van verzoekster zich niet prettig bejegend heeft gevoeld, gelet op het beeld dat oprijst uit de toelichting van verzoekster tijdens de behandeling van het onderhavige wrakingsverzoek, en uit wat in de daartoe inleidende stukken over en weer is gesteld. De wrakingsprocedure en de daarin vooraf over en weer ingenomen standpunten hebben zeker niet bijgedragen aan een verbetering van de onderlinge sfeer. Echter, aangezien het wrakingsverzoek zal worden afgewezen, moeten de rechter en verzoekster nu wel met elkaar verder in de bodemprocedure. Een constructief gesprek tussen (de gemachtigde van) verzoekster en de rechter is wellicht een middel om de lucht tussen partijen te klaren, zodat zij zich daarna ieder onbelemmerd kunnen richten op een goede afwikkeling van de bodemprocedure. De gemachtigde van verzoekster en de vertegenwoordiger van verzoekster hebben tijdens de behandeling van het onderhavige verzoek te kennen gegeven dat zij daartoe graag de gelegenheid te baat hadden genomen. Bij afwezigheid van de rechter bij de behandeling van het onderhavige verzoek kon het van zo’n gesprek echter (nog) niet komen. Voor de wrakingskamer is hierin verder geen rol weggelegd. Of verzoekster en de rechter over wat er tijdens de gewraakte zitting is voorgevallen, alsnog met elkaar in gesprek (willen) gaan, laat de wrakingskamer verder aan hen.

4.De beslissing

De wrakingskamer van de rechtbank:
- wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door de mrs. A. Tegelaar, A.S.W. Kroon en M.A. van Leeuwen in tegenwoordigheid van de griffier [naam] en in het openbaar uitgesproken op 20 april 2022.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.