ECLI:NL:RBGEL:2022:2020

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 april 2022
Publicatiedatum
21 april 2022
Zaaknummer
05/980625-16
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor valsheid in geschrift, oplichting, verduistering en witwassen

Op 21 april 2022 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder valsheid in geschrift, oplichting, verduistering en witwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, in de periode van 9 maart 2015 tot en met 27 januari 2016, samen met medeverdachten, meermalen valse facturen heeft opgemaakt en deze heeft gebruikt om aanzienlijke geldbedragen te verkrijgen van slachtoffers. De verdachte heeft zich bediend van een complexe constructie waarbij hij gebruik maakte van buitenlandse rechtspersonen en valse documenten om zijn criminele activiteiten te verhullen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte ook reis- en verblijfskosten voor privéreizen als zakelijke kosten heeft gedeclareerd, wat heeft geleid tot onterecht verkregen betalingen. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan verduistering van geldbedragen die hij onder zich had in het kader van zijn werkzaamheden voor een internationale geloofsgemeenschap. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van deze feiten, waarbij hij misbruik heeft gemaakt van het in hem gestelde vertrouwen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de hoge geldbedragen die zijn onttrokken aan de geloofsgemeenschap, en de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte. De rechtbank heeft geoordeeld dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is, gezien de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/980625-16
Datum uitspraak : 21 april 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [1981] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .
Raadsvrouw: mr. B.A.A. Postma, advocaat in Rotterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging en van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging ten laste gelegd dat:
1.
Hij,
in of omstreeks de periode 9 maart 2015 tot en met 27 januari 2016,
te Apeldoorn en/of elders in Nederland en/of Noorwegen en/of Cyprus en/of
Zwitserland en/of Dubai en/of Zuid-Afrika en/of Panama en/of Saint Vincent and the Grenadines
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
( a) een of meer van de volgende factu(u)r(en):
-een factuur van [medeverdachte 1] , gedateerd 1 januari 2016, voorzien
van het factuurnummer 150299 en gericht aan [slachtoffer 1] ,
customernumber [nummer 1] , met als factuurbedrag EUR 280.000,- (
DOC-069);
-een factuur van [medeverdachte 1] , gedateerd 15 december 2015,
voorzien van het factuurnummer 150293, customernumber [nummer 1] , met als
factuurbedrag EUR 220.000,- (
DOC-068);
-een factuur van [medeverdachte 1] , gedateerd 20 januari 2016, voorzien
van het factuurnummer 152297 en gericht aan [slachtoffer 2] ,
customernumber [nummer 2] , met als factuurbedrag EUR 200.000,- (
DOC-091);
-een factuur van [medeverdachte 1] , gedateerd op 30 december 2015,
voorzien van het factuurnummer 150314 en gericht aan [medeverdachte 2] ,
customernumber [nummer 3] , met als factuurbedrag EUR 115.450,- (
DOC-027),
(elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te
dienen- valselijk hebben/heeft opgemaakt en/of valselijk hebben/heeft doen
opmaken en/of hebben/heeft vervalst en/of hebben/heeft doen vervalsen,
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en
onvervalst te gebruiken of door een of meer ander(en) te doen gebruiken,
immers hebben/heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader (telkens)
valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid, in die factu(u)r(en)
van [medeverdachte 1] , vermeld of doen vermelden dat [medeverdachte 1]
gevestigd was en/of kantoor aanhield in Cyprus en/of een of
meer dienst(en) had verleend aan of ten behoeve van de geadresseerde(n)
van die factu(u)r(en) en/of dat deze geaddresseerde(n) ter zake van in die
factuur omschreven dienstverlening(en) het in die factu(u)r(en) vermelde
bedrag verschuldigd was/waren,
en/of
(b)een of meer van de volgende besluiten en/of verklaring(en):
-een (schriftelijk) besluit van de gezamenlijke directeuren van [medeverdachte 1]
gedateerd op 1 januari 2015 (
DOC-004),
-een verklaring gedateerd op 18 september 2015 (
DOC-015), en/of
-een verklaring gedateerd op 22 juni 2015 (
DOC-016), en/of
-een verklaring gedateerd op 10 juni 2015 (
DOC-017),
(elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te
dienen
valselijk hebben/heeft opgemaakt en/of valselijk hebben/heeft doen
opmaken en/of hebben/heeft vervalst en/of hebben/heeft doen vervalsen,
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en
onvervalst te gebruiken of door een of meer ander(en) te doen gebruiken,
immers hebben/heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader valselijk, immers
opzettelijk in strijd met de waarheid, in die besluiten en/of verklaring(en)
een onjuiste datum vermeld
en/of vermeld en/of doen vermelden dat [slachtoffer 1] een of meer
(geld)leningen van [medeverdachte 1] aan [naam 1] en/of [naam 2]
en/of [naam 3] had overgenomen en/of een (geldlening) van
[medeverdachte 1] aan [naam 1] had overgenomen,
en/of
( c) een of meer van de volgende overeenkomst(en) van (geld)lening —
-een overeenkomst gedateerd op 11 januari 2016 tussen [slachtoffer 1]
en [medeverdachte 3] , inzake een geldlening groot EUR 1.014.145,87 (
DOC
90);
-een overeenkomst gedateerd op 24 december 2015 tussen [medeverdachte 1]
en [medeverdachte 3] , inzake een geldlening groot EUR 1.100.000,-
(
DOC-030);
-een overeenkomst gedateerd op 25 november 2015 tussen [medeverdachte 2] en
[medeverdachte 3] , inzake een geldlening groot EUR 1.124.215,79 (
DOC-028)
(elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te
dienen
valselijk hebben/heeft opgemaakt en/of valselijk hebben/heeft doen
opmaken en/of hebben/heeft vervalst en/of hebben/heeft doen vervalsen,
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en
onvervalst te gebruiken of door een of meer ander(en) te doen gebruiken,
immers hebben/heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) valselijk,
immers opzettelijk in strijd met de waarheid, in die overeenkomst(en) van
(geld) lening een onjuiste datum vermeld en/of doen vermelden en/of in die
overeenkomst(en) van (geld) lening vermeld en/of doen vermelden dat een
(of meer) geldbedrag(en) werden geleend aan [medeverdachte 3] en/of die
overeenkomst(en) van (geld)lening voorzien van een handtekening die door
moest gaan voor de handtekening van [medeverdachte 3] ;
en/of
( d) een of meer van de volgende arbeidsovereenkomst(en) en/of een
werkgeversverklaring:
-een arbeidsovereenkomst gedateerd op 1 januari 2014 (
DOC-036), en/of
-een arbeidsovereenkomst gedateerd op 1 maart 2015 (
DOC-032), en/of
-een werkgeversverklaring gedateerd op 1 april 2015 (
DOC-110),
(elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te
dienen,
valselijk hebben/heeft opgemaakt en/of valselijk hebben/heeft doen
opmaken en/of hebben/heeft vervalst en/of hebben/heeft doen vervalsen,
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en
onvervalst te gebruiken of door een of meer ander(en) te doen gebruiken,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) valselijk,
immers opzettelijk in strijd met de waarheid,
in die arbeidsovereenkomst(en) en/of werkgeversverklaring vermeld of doen
vermelden dat [medeverdachte 3] in dienst was bij [medeverdachte 2] en/of daarin een
onjuiste datum vermeld en/of doen vermelden.
2.
Hij,
in of omstreeks de periode 19 mei 2015 tot en met 2 maart 2016,
te Apeldoorn en/of elders in Nederland en/of Zwitserland en/of Zuid-Afrika en/of Australië en/of Bermuda en/of de Verenigde Arabische Emiraten en/of Cyprus en/of
Noorwegen en/of Hong Kong en/of Panama en/of Saint Vincent and the
Grenadines en/of Dubai
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) met het oogmerk om zichzelf of een ander wederrechtelijk te
bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of
door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels
[slachtoffer 1] gevestigd in Zwitserland, en/of [slachtoffer 3]
, gevestigd in de Verenigde Arabische Emiraten en/of [slachtoffer 4]
gevestigd te Bermuda en/of [slachtoffer 5]
gevestigd in Nederland (alle deel uitmakend van het netwerk van de
internationale geloofsgemeenschap [naam 4] (“ [naam 4] ”)),
heeft/hebben bewogen tot afgifte van (een) betalingsopdracht(en) en/of een
of meer geldbedrag(en), althans enig goed, en/of het aangaan van een
schuld en/of het teniet doen van een inschuld;
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) met
voren omschreven oogmerk opzettelijk valselijk en/of listig en/of bedrieglijk
en/of in strijd met de waarheid – zakelijk weergegeven – :
A. Een volmacht(en) en/of bevoegdheden verkregen om zelfstandig
namens [medeverdachte 1] rechtshandelingen te kunnen verrichtten
en/of
een trust en/of (andersoortige) rechtspersoon opgericht/doen
oprichten naar Panamees recht met de naam [medeverdachte 1]
welke naam een sterke gelijkenis vertoond met de naam [medeverdachte 1]
en/of [medeverdachte 1] , een reeds bestaande
rechtspersoon binnen vorenbedoeld netwerk,
en/of
(vervolgens) voor deze rechtspersoon een of meer bankrekeningen
geopend / doen openen bij een bank op Saint Vincent and the
Grenadines
en/of
(vervolgens) een of meer valse/vervalste factu(u)r(en)
opgemaakt/doen opmaken door [medeverdachte 1] betreffende
(niet) door [medeverdachte 1] verrichte dienst(en) voor [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2]
en/of
(vervolgens) in zijn hoedanigheid als bestuurder van de [slachtoffer 5]
, althans zelf, een of meer opdracht(en) heeft
gegeven aan (de administrateur van) [slachtoffer 1] en/of
[slachtoffer 2] om tot betaling van de hiervoor bedoelde
facturen over te gaan;
en/of
reis- en verblijfkosten, gemaakt voor een of meer privé reis/reizen,
aan (de administrateur van) [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 4]
gepresenteerd en/of ter declaratie aangeboden,
als zijnde kosten gemaakt voor zakelijke doeleinden in het belang van
de [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 4] ,
althans van enig aan vorenbedoeld netwerk gelieerde rechtspersoon
en/of
(vervolgens) in zijn hoedanigheid van bestuurder van de [slachtoffer 5]
en/of in zijn hoedanigheid van boardmember van
[slachtoffer 4] , een of meer opdracht(en) gegeven en/of
heeft verzocht aan (de administrateur/bestuurder van) [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 4] , tot betaling van de aldus
gedeclareerde kosten over te gaan;
en/of
een of meer (geld)lening(en) van [medeverdachte 1] aan [naam 3]
, gevestigd in Polen en/of [naam 1] ,
gevestigd in Hongarije, en/of [naam 2] , gevestigd in de
Volksrepubliek China, over te (laten) nemen door [slachtoffer 1]
en/of (vervolgens) in zijn hoedanigheid van bestuurder van de
[slachtoffer 5] en/of een andere aan het
vorenbedoelde netwerk gelieerde rechtspersoon terzake daarvan
geldbedragen te doen betalen aan [medeverdachte 1] , althans een
of meer opdracht(en) daartoe te geven en/of heeft verzocht aan (de
administrateur van) [slachtoffer 1] om tot betaling van
geldbedrag(en) over te gaan;
3.
Hij,
in of omstreeks de periode van 1 augustus 2015 tot en met 3 maart 2016
te Apeldoorn en/of elders in Nederland, en/of Zwitserland en/of Zuid-Afrika
en/of Australië en/of Bermuda en/of de Verenigde Arabische Emiraten en/of
Cyprus en/of Noorwegen en/of Hong Kong en/of Panama en/of Saint Vincent and the
Grenadines en/of Dubai
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
opzettelijk een of meer geldbedrag(en), tot een totaal van ongeveer EUR
438.714, in elk geval enig goed,
welk(e) gelbedrag(en) geheel of ten dele toebehoorden aan [slachtoffer 2]
, in elk geval aan een ander dan aan hem, verdachte, en/of zijn
mededader(s), en die hij anders dan door misdrijf, te weten uit hoofde van
zijn persoonlijke dienstbetrekking en/of zijn beroep als bestuurder van de
[slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 2] en/of een aan
[slachtoffer 5] gelieerde andere rechtspersoon, onder zich
had, (telkens) wederrechtelijk zich heeft toegeëigend,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) met de/een
creditcard van [slachtoffer 2] – welke hem in het kader van/ten
behoeve van de uitoefening van zijn werkzaamheden ter beschikking was
gesteld - (in totaal) vele malen geldbedragen contant heeft opgenomen en
(vervolgens) voor zichzelf gehouden en/of besteedt, althans niet voor
zakelijke doeleinden besteedt en/of anders dan voor zakelijke doeleinden
onder zich gehouden;
4.
Hij,
in of omstreeks de periode van 19 mei 2015 tot en met 2 maart 2016
te Apeldoorn en/of elders in Nederland en/of Duitsland en/of Zwitserland
en/of Zuid-Afrika en/of Australië en/of Bermuda en/of de
Verenigde Arabische Emiraten en/of Cyprus en/of Noorwegen en/of Hong Kong
en/of Panama en/of Saint Vincent and the Grenadines en/of Dubai
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt en/of witwassen
heeft gepleegd in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf,
hierin bestaande dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s),
van (een) voorwerp(en), bestaande uit een of meer geldbedrag(en) tot een
totaal van ongeveer EUR 8.052.123,=, althans enig geldbedrag, de
werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de
vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, dan wel
verborgen en/of verhuld heeft wie de rechthebbende(n) op bovenomschreven
geldbedrag(en) is/was of wie bovenomschreven geldbedrag(en) voorhanden
heeft/hebben gehad;
door:
-een buitenlandse rechtspersoon met de naam [medeverdachte 1] op te
(doen) richten in een ver buitenland (Panama) die niet op eenvoudige wijze
rechtstreeks naar hem, verdachte, herleidbaar was en/of
-(vervolgens) een of meer bankrekeningen te (doen) openen en/of aan te
houden in Saint Vincent and the Grenadines en/of Dubai en/of Duitsland
en/of
-(vervolgens) een of meer geldbedragen over te (laten) boeken op een of
meer buitenlandse bankrekening(en) in de Verenigde Arabische Emiraten
en/of Saint Vincent and the Grenadines, waarover hij, verdachte, en/of zijn
mededader(s) kon(den) beschikken en/of
-(vervolgens) een of meer overeenkomst(en) van (geld)lening, althans
een/of meer valse/vervalste document(en), te tonen en/of te overleggen
en/of ter inzage aan te bieden die de aard en/of rechtmatige herkomst van
de/het vorenbedoeld(e) ontvangen geldbedrag(en) op die buitenlandse
bankrekening(en) moest(en) verklaren en/of aantonen,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), (telkens) wist(en) - althans
redelijkerwijze moest(en) vermoeden - dat dit/deze geldbedrag(en) -
onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig was/waren uit enig(e)
misdrij(f)(ven);
en/of
Hij,
in of omstreeks de periode van 19 mei 2015 tot en met 2 maart 2016
te Apeldoorn en/of elders in Nederland en/of Duitsland en/of Zwitserland en/of
Zuid-Afrika en/of Australië en/of Bermuda en/of de Verenigde Arabische Emiraten
en/of Cyprus en/of Noorwegen en/of Hong Kong en/of Panama en/of Saint
Vincent and the Grenadines en/of Dubai
een voorwerp, bestaande uit een of meer geldbedrag(en) tot een totaal van
ongeveer EUR 8.052.123,=, althans enig geldbedrag, heeft verworven en/of
voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet,
door:
-op een of meer buitenlandse bankrekeningen in de Saint Vincent and the
Grenadines en of Verenigde Arabische Emiraten op naam van [medeverdachte 1]
en/of [medeverdachte 3] , althans op een andere naam dan van hem,
verdachte zelf, vorenbedoelde geldbedrag(en) aan te houden, en/of
-van een deel van vorenbedoeld(e) geldbedrag(en) een woning in Zeist,
althans onroerend goed, aan te (doen) kopen welke op naam van [medeverdachte 3]
werd geregistreerd, en/of
-(vervolgens) een deel van vorenbedoeld(e) geldbedrag(en) om te zetten in
een of meer charta(a)l(e)(e) geldbedrag(en) en/of
-(vervolgens) een deel van vorenbedoeld(e) geldbedrag(en) in contanten in
koffers te verbergen/laten verbergen onder de vloer van een
(recreatie)woning;
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), (telkens) wist(en) - althans
redelijkerwijze moest(en) vermoeden - dat dit/deze geldbedrag(en) -
onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig was/waren uit enig(e)
misdrij(f)(ven).

2.De geldigheid van de dagvaarding

Feit 2 (oplichting), onderdeel B (reis- en verblijfskosten)
De verdediging heeft ten aanzien van het tenlastegelegde onder onderdeel B van feit 2 aangevoerd dat de tenlastelegging op dit punt onvoldoende duidelijk is omschreven. Niet duidelijk is op welke reizen de tenlastelegging is toegeschreven, behalve dat het om kosten gemaakt voor een of meer privéreizen zou gaan in de ten laste gelegde periode. Daarmee voldoet de tenlastelegging niet aan het vereiste van artikel 261 Wetboek van Strafvordering (Sv), waardoor de dagvaarding ten aanzien van dit onderdeel nietig moet worden verklaard.
De rechtbank stelt voorop dat het bij de beoordeling of een tenlastelegging een opgave van het feit behelst, het er uiteindelijk op aan komt of het aan de hand van de in de tenlastelegging gebezigde woorden, bezien tegen de achtergrond van het procesdossier, voldoende duidelijk kan zijn welke feitelijke gedragingen het strafbare feit zouden moeten vormen dat de verdachte wordt verweten. Gelet op de aangifte in combinatie met het schema in het dossier vanaf pagina 709 en de verklaring van verdachte ter terechtzitting is de rechtbank van oordeel dat voldoende duidelijk is waarop onderdeel B van feit 2 betrekking heeft, namelijk op privéreizen en niet op reizen in zakelijk verband. De dagvaarding voldoet daarom, ook op dit onderdeel, aan de vereisten van artikel 261 Sv en het beroep op nietigheid wordt verworpen.
3. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 ten laste gelegde medeplegen van valsheid in geschrift. Ten aanzien van onderdeel b van feit 1 is aangevoerd dat uit de valse schriftelijke verklaringen moest blijken dat uitstaande leningen van [medeverdachte 1] werden overgenomen door [slachtoffer 1] . In de verklaringen is door verdachte opzettelijk het woord “Foundation” weggelaten. Verdachte heeft dan ook een algemene omschrijving gebruikt waar een meer specifieke omschrijving was vereist, met als doel misleiding, en om aldus de werkelijkheid te verhullen.
Ook de onder feit 2 ten laste gelegde oplichting kan volgens de officieren van justitie wettig en overtuigend worden bewezen. Ten aanzien van onderdeel A (valse facturen) van feit 2 is aangevoerd dat verdachte met de geantedateerde valse volmacht de schijn heeft gewekt dat hij ten tijde van de eerdere opdrachten tot betaling bevoegd was om alleen beslissingen te nemen en opdrachten aan de medewerkers van [naam 5] te verstrekken.
Verder is gesteld dat de onder feit 3 ten laste gelegde verduistering wettig en overtuigend kan worden bewezen, met uitzondering van het medeplegen.
Ten aanzien van feit 4 ((gewoonte-)witwassen) hebben de officieren van justitie gesteld dat het primair tenlastegelegde bewijsbaar is. Op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat het bedrag dat is witgewassen minimaal € 6.520.412,-- bedraagt. Het gaat dan om de gelden die zijn overgeboekt naar [medeverdachte 1] , de ten onrechte gedeclareerde reiskosten en de lening aan [medeverdachte 2] Verdachte heeft dit alles (mede) gedaan vanuit zijn beroep en bedrijf en hij heeft zijn witwashandelingen uitgevoerd in nauwe en bewuste samenwerking met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . Tevens is sprake van gewoontewitwassen gelet op de lange duur, de hoeveelheid handelingen en de werkwijze van verdachte.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsvrouw bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het medeplegen, dan wel plegen van valsheid in geschrift voor wat betreft DOC-028, DOC-032 en DOC-110.
Volgens de verdediging is overeenkomst DOC-028 niet valselijk opgemaakt. Het was de bedoeling om de geldsom vanuit [medeverdachte 2] daadwerkelijk uit te lenen aan medeverdachte [medeverdachte 3] , waardoor het om een legitieme financiële constructie ging. Het bedrag is door [medeverdachte 2] uitgeleend en de intentie is geweest de overeenkomst na te komen en terug te betalen. Ten aanzien van de onjuiste datum op de overeenkomst ontbreekt het oogmerk tot misleiding. De overeenkomst was pas van belang voor het passeren van de woning; het geld moest door de notaris zijn ontvangen op 18 januari 2016. Verdachte heeft om praktische redenen richting zijn accountant gekozen voor de datum van 25 november 2015, de datum waarop de 10%-storting moest worden gedaan.
DOC-032 en DOC-110 betreffen evenmin valse geschriften. De arbeidsovereenkomst is overeengekomen, escortwerkzaamheden zijn door medeverdachte [medeverdachte 3] verricht voor verdachte in dienst van [medeverdachte 2] , het loon is betaald en de belastingen en overige werkgeverslasten zijn afgedragen. Feitelijk was de omschrijving in de overeenkomst van het assisteren van het management juist. De aard van de werkzaamheden staat niet aan de rechtsgeldigheid van een arbeidsovereenkomst in de weg. De overeenkomst was gericht op het formaliseren van de inkomsten die medeverdachte [medeverdachte 3] verwierf, waardoor geen oogmerk is geweest om een derde te misleiden. Aangezien medeverdachte [medeverdachte 3] dus daadwerkelijk in dienst was bij [medeverdachte 2] , is ook de werkgeversverklaring niet in strijd met de waarheid. Met de werkgeversverklaring werd aangetoond dat medeverdachte [medeverdachte 3] voor haar werkzaamheden salaris ontving en die informatie was feitelijk juist.
Ten aanzien van de overige onder feit 1 ten laste gelegde documenten heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met uitzondering van het ten laste gelegde medeplegen indien daarmee het medeplegen met medeverdachte [medeverdachte 3] is bedoeld.
Voor wat betreft feit 2 (oplichting) heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de onderdelen A (valse facturen) en C (overgedragen leningen). Ook heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor zover de tenlastelegging onder onderdeel B (reis- en verblijfskosten) uitsluitend op de privéreizen met medeverdachte [medeverdachte 3] betrekking zou hebben. Er is echter geen sprake geweest van medeplegen met medeverdachte [medeverdachte 3] .
De verdediging heeft primair integrale vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde onder feit 3 (verduistering). Daartoe is aangevoerd dat verdachte de gelden onder zich had vanwege gepleegde valsheid in geschrift, via fictieve verhoging van de lonen van [naam 6] en [naam 7] , in opdracht van [naam 8] . Het gaat in de kern bezien om door eigen misdrijf, als medeplichtige aan wat [naam 8] hem opdroeg, verkregen contanten en dan is een veroordeling voor verduistering uitgesloten. Verder is aangevoerd dat verdachte steeds heeft verklaard dat de gelden niet van hemzelf zijn; hij heeft de gelden in opdracht opgenomen en de toe-eigening was nog niet juridisch voltooid. Niet is gebleken dat verdachte heeft besloten zich de gelden toe te eigenen en ten eigen nutte in te zetten. Dit staat primair aan bewezenverklaring van wederrechtelijke toe-eigening in de weg en subsidiair aan het vereiste opzet. Ten slotte is in dit verband aangevoerd dat verdachte zich in de loop der jaren wel gelden heeft toegeëigend uit de contanten die hij opnam voor [naam 8] , maar dat dat een substantieel lager bedrag was dan ten laste is gelegd. Subsidiair heeft de verdediging verzocht om vrijspraak van het ten laste gelegde medeplegen van feit 3, voor zover dat op het medeplegen met medeverdachte [medeverdachte 3] betrekking zou hebben.
Ten aanzien van feit 4 heeft de verdediging allereerst vrijspraak bepleit van gewoontewitwassen en van witwassen in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf. Verder dient volgens de verdediging vrijspraak te volgen ten aanzien van het volgende.
Een aantal reizen was geheel of grotendeels zakelijk, waardoor het geld dat afkomstig is van de declaraties van die reizen niet afkomstig is uit enig misdrijf.
Ook de betalingen aan [medeverdachte 2] over 2015 betreffen geen gelden afkomstig uit enig misdrijf. De betalingen aan [medeverdachte 2] over 2016 betreffen evenmin gelden afkomstig uit enig misdrijf. Aan de facturering lag een overeenkomst ten grondslag. Nu het civiele vonnis is gewezen, laat de verdediging het aan het oordeel van de rechtbank over of hier gesproken kan worden van een criminele herkomst. In ieder geval was dat niet de wetenschap van verdachte.
De bedragen die aan [naam 9] zijn betaald door [slachtoffer 1] betreffen geen witwassen. De gelden zijn terecht bij [slachtoffer 1] in rekening gebracht en het gaat in zoverre dus niet om gelden afkomstig uit enig misdrijf.
Voor zover de tenlastelegging ziet op het geld waarmee de woning in Zeist is gefinancierd, gaat het niet om door misdrijf verkregen geld. De lening waarmee uiteindelijk de woning is gefinancierd was immers rechtens in de haak en niet ongebruikelijk binnen de toenmalige contreien van verdachte en het afboeken daarvan door [slachtoffer 1] evenmin. Datzelfde geldt voor de overboekingen die betrekking hadden op de aankoop van de woning in Zeist.
Niet is opgehelderd waarom bij overboekingen van [naam 3] , een bedrijf van verdachte, aan verdachte zelf sprake zou zijn geweest van een criminele herkomst. Daarnaast is sprake geweest van een legitieme transactie vanuit [naam 3] naar [medeverdachte 2] ; beide bedrijven van verdachte.
Ten aanzien van leningen aan [medeverdachte 2] geldt dat dit rechtsgeldig verstrekte leningen zijn en dat het dus niet gaat om geld met een criminele herkomst.
Voor zover het gaat om bedragen die vanwege “ [naam 10] ” zijn betaald, geldt dat dit bezwaarlijk als witwassen ten laste van verdachte kan worden aangemerkt. Het ging om geld ter zake waarvan verdachte werd afgeperst.
Ten aanzien van de betaling van [slachtoffer 1] aan verdachte vanwege reizen naar Sint Maarten, Dubai, New York en Buenos Aires, de betaling van [slachtoffer 1] aan [medeverdachte 1] vanwege [naam 11] en de betaling van [slachtoffer 1] aan [medeverdachte 1] vanwege [naam 12] is aangevoerd dat dit geen witwassen betreft, omdat de bedragen niet afkomstig zijn uit enig misdrijf, maar de bedragen zijn verkregen met behulp van een misdrijf.
Ten aanzien van de cashopnames die in Hoenderloo contant zijn aangetroffen, is geen sprake van een verhullingshandeling. Het gaat niet om gedragingen die de criminele herkomst van het geld verbergen of verhullen.
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft betalingen van [slachtoffer 1] aan verdachte in verband met advocatenkosten en [naam 13] .
Ten slotte moet verdachte ten aanzien van feit 4 worden vrijgesproken van het medeplegen met medeverdachte [medeverdachte 3] .
De beoordeling door de rechtbank
Feit 1 (valsheid in geschrifte)
Onderdeel a (valse facturen)
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- DOC-027, p. 1294;
- DOC-068, p. 1423;
- DOC-069, p. 1424;
- DOC-091, p. 1488;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 februari 2022.
Op basis van de opgesomde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich samen met [medeverdachte 1] schuldig heeft gemaakt aan het valselijk opmaken van DOC-027, DOC-068, DOC-069 en DOC-091.
Partiële vrijspraak
In DOC-027 staat een adres op Cyprus vermeld als het adres van [medeverdachte 1] . Verdachte heeft hierover verklaard dat de vermelding van het adres op Cyprus op deze factuur een vergissing was. Verdachte was de enige die deze factuur zag, dus er had volgens verdachte beter het andere adres (
de rechtbank begrijpt: in Panama) op kunnen staan. Gelet op deze verklaring van verdachte – die de rechtbank niet onaannemelijk voorkomt – zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het onderdeel in de tenlastelegging dat hij valselijk in de factuur heeft vermeld dat [medeverdachte 1] was gevestigd of kantoor aanhield op Cyprus.
Onderdeel b (overgedragen leningen)
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- DOC-004, p. 1211;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 februari 2022.
Op basis van de opgesomde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich samen met [medeverdachte 1] schuldig heeft gemaakt aan het valselijk opmaken van DOC-004.
Partiële vrijspraak
Ten aanzien van DOC-015, DOC-016 en DOC-017 is de rechtbank van oordeel dat deze verklaringen (“Confirmation”) gelet op de inhoud van het dossier de feitelijke gang van zaken weergeven. [slachtoffer 1] heeft immers daadwerkelijk de leningen overgenomen. De verklaringen zijn dan ook niet vals en verdachte zal worden vrijgesproken van deze onderdelen van de tenlastelegging.
Onderdeel c (geldleningen met betrekking tot de woning in Zeist)
DOC-030 en DOC-090
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- DOC-030, p. 1299-1300;
- DOC-090, p. 1486-1487;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 februari 2022.
Op basis van de opgesomde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het valselijk opmaken van DOC-030 en DOC-090.
DOC-028DOC-028 betreft een overeenkomst van geldlening tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] ter hoogte van € 1.124.215,79 ten behoeve van de aankoop van een woning. In de overeenkomst staat vermeld dat deze is opgemaakt op 25 november 2015. De overeenkomst is ondertekend door [verdachte] namens de geldverstrekker [medeverdachte 2] en door de geldnemer [medeverdachte 3] . [2]
Verdachte heeft verklaard dat oorspronkelijk het plan was om het huis te financieren via een lening van [medeverdachte 1] aan medeverdachte [medeverdachte 3] . De geldstroom zou lopen via een bankrekening in de Verenigde Arabische Emiraten op naam van [medeverdachte 3] . Dat ging fout, omdat medeverdachte [medeverdachte 3] verkeerde antwoorden gaf op de verificatievragen van de bank in de VAE. Toen koos verdachte ervoor om het huis te laten financieren via [slachtoffer 1] en [medeverdachte 2] , maar de overboeking van 6 januari 2015 (
de rechtbank begrijpt: 2016) naar [medeverdachte 2] bleef vastzitten bij de bank van [slachtoffer 1] . Uiteindelijk kwam dit geld toch binnen en toen heeft verdachte dit direct overgeboekt naar de notaris. [3] De notaris liet aan verdachte weten dat er niet mocht worden betaald door iemand anders dan de koper van het huis. Daarom moest duidelijk worden wat de relatie was tussen [medeverdachte 2] en medeverdachte [medeverdachte 3] , de koper van het huis. Dus nam verdachte de overeenkomst tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] mee naar de notaris. [4] Verder heeft verdachte verklaard dat deze overeenkomst tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] is geantedateerd op 25 november 2015, omdat verdachte op die datum de 10%-storting bij de notaris had gedaan. Het stuk is daadwerkelijk opgemaakt op 17 januari 2016 en ondertekend op 18 januari 2016. Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft de overeenkomst ondertekend zonder deze door te lezen en zij heeft geen kopie gekregen. Deze lening zou de lening worden in plaats van de lening van [medeverdachte 1] aan medeverdachte [medeverdachte 3] . [5]
Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft verklaard dat de leningsovereenkomst tussen haar en [medeverdachte 2] tot stand is gekomen door de problemen met de Abu Dhabi-rekening. Als op 6 januari 2016 de betaling van het huis vanaf de Abu Dhabi-rekening was doorgegaan, dan was er geen sprake geweest van een leningsovereenkomst tussen medeverdachte [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] Verdachte kwam met de papieren en vroeg haar te ondertekenen. Dat heeft medeverdachte [medeverdachte 3] vervolgens gedaan. [6]
Op basis van de verklaringen van de verdachten is de rechtbank van oordeel dat de overeenkomst tussen [medeverdachte 2] en medeverdachte [medeverdachte 3] is opgemaakt om de notaris te misleiden. Op de datum die staat vermeld op deze overeenkomst – 25 november 2015 – ging verdachte er immers nog vanuit dat het huis zou worden betaald via [medeverdachte 1] en medeverdachte [medeverdachte 3] . Pas toen dit fout ging, heeft verdachte ervoor gekozen om op 6 januari 2016 geld over te boeken via [medeverdachte 2] ter betaling van het huis. De overeenkomst is aldus niet opgemaakt op 25 november 2015, wat maakt dat de overeenkomst valselijk is opgemaakt. Nu verdachte de overeenkomst heeft ondertekend namens de geldverstrekker [medeverdachte 2] , heeft verdachte bij het opmaken van deze overeenkomst nauw en bewust samen gewerkt met [medeverdachte 2] , waardoor wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van valsheid in geschrift met betrekking tot DOC-028.
Dat medeverdachte [medeverdachte 3] het geldbedrag niet zou gaan terugbetalen op welke wijze dan ook is niet komen vast te staan op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting. Er was naar het oordeel van de rechtbank dan ook sprake van een lening, waardoor niet valselijk in de overeenkomst is vermeld dat aan [medeverdachte 3] een geldbedrag werd geleend. Van dit onderdeel zal verdachte worden vrijgesproken.
Onderdeel d (arbeidsovereenkomsten en werkgeversverklaring)
DOC-036
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- DOC-036, p. 1328-1329;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 februari 2022.
Op basis van de opgesomde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich samen met [medeverdachte 2] schuldig heeft gemaakt aan het valselijk opmaken van DOC-036.
DOC-032 en DOC-110
DOC-032 betreft een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tussen de werkgever [medeverdachte 2] , vertegenwoordigd door [verdachte] , en de werknemer [medeverdachte 3] . Uit de overeenkomst volgt dat de werknemer met ingang van 1 maart 2015 in dienst treedt als Management Assistente en dat het salaris € 2.500,-- bruto per maand betreft. [7] DOC-110 betreft een werkgeversverklaring, ondertekend op 1 april 2015 door [verdachte] namens de werkgever [medeverdachte 2] ten aanzien van werknemer [medeverdachte 3] . [8]
Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft verklaard dat DOC-032 haar arbeidsovereenkomst betreft. Zij mocht bij [medeverdachte 2] gaan werken, zodat zij een hypotheek kon krijgen. Zij hoefde er niet voor te werken, dat vond ze niet erg. Zij hoefde alleen maar een handtekening in te vullen en verdachte deed de rest. Zij kreeg loon en zorgde voor verdachte. [9] Verder heeft medeverdachte [medeverdachte 3] verklaard dat zij eigenlijk niet eens weet wat [medeverdachte 2] doet. Het was het idee van medeverdachte om met [medeverdachte 2] een arbeidsovereenkomst te sluiten, omdat zij graag een huis wilde kopen en een vaste baan nodig had. [10]
Verdachte heeft verklaard dat medeverdachte [medeverdachte 3] bij [medeverdachte 2] in dienst is getreden om een werkgeversverklaring te kunnen krijgen zodat zij een hypotheek kon afsluiten. Zij heeft de arbeidsovereenkomst getekend. Het was haar idee om het zo te doen, maar verdachte vond het een goed idee dus is hij erin mee gegaan. [11] Verdachte heeft de arbeidsovereenkomst en werkgeversverklaring opgemaakt, ten behoeve van de [naam 14] . [12] Verder heeft verdachte verklaard dat medeverdachte [medeverdachte 3] niet voor [medeverdachte 2] hoefde te werken en dat zij geen inhoudelijk werk heeft verricht. Zij kreeg betaald voor de escortdiensten die zij voor hem persoonlijk verrichtte. [13] Er is ook een opzeggingsbrief gemaakt, omdat het toen nog niet zo’n serieuze relatie betrof. Verdachte dekte hiermee zichzelf in, zodat hij nog van de arbeidsovereenkomst af kon. [14] Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij [medeverdachte 2] puur en alleen heeft opgericht voor advieswerkzaamheden. [15]
De rechtbank leidt uit de verklaringen van beide verdachten af dat medeverdachte [medeverdachte 3] geen werkzaamheden heeft verricht voor [medeverdachte 2] Gelet op de verklaring van verdachte dat [medeverdachte 2] is opgericht ten behoeve van advieswerkzaamheden is de rechtbank van oordeel dat de escortwerkzaamheden die door medeverdachte [medeverdachte 3] voor verdachte zijn verricht niet dienstig zijn aan de doelstellingen van [medeverdachte 2] maar enkel aan verdachte in privé. Daarbij wist medeverdachte [medeverdachte 3] niet wat [medeverdachte 2] deed. Verder volgt uit de verklaring van verdachte dat verdachte medeverdachte [medeverdachte 3] direct bij het ondertekenen van de arbeidsovereenkomst een ongedateerde ontslagbrief heeft laten ondertekenen. Naar het oordeel van de rechtbank was er aldus geen sprake van een daadwerkelijke arbeidsrelatie tussen [medeverdachte 2] en medeverdachte [medeverdachte 3] , wat maakt dat de arbeidsovereenkomst (DOC-032) en de werkgeversverklaring (DOC-110), die suggereren dat daarvan wel sprake was, valselijk zijn opgemaakt. Hierbij was sprake van een oogmerk tot misleiding, omdat de documenten zijn opgemaakt ten behoeve van de [naam 14] , zodat medeverdachte [medeverdachte 3] een hypotheek kon krijgen.
Op basis van de beschreven bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat het het idee van medeverdachte [medeverdachte 3] was om bij [medeverdachte 2] te gaan werken, omdat zij een vaste baan nodig had om een hypotheek te kunnen krijgen. Verdachte heeft de arbeidsovereenkomst en werkgeversverklaring vervolgens opgemaakt en ondertekend namens [medeverdachte 2] en medeverdachte [medeverdachte 3] heeft de arbeidsovereenkomst ook ondertekend. Verdachte, medeverdachte [medeverdachte 3] en medeverdachte [medeverdachte 2] hebben dan ook nauw en bewust samengewerkt bij het valselijk opmaken van deze documenten. Aldus is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van valsheid in geschrift met betrekking tot DOC-032 en DOC-110.
Feit 2 (oplichting)
Onderdeel A (valse facturen)
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- DOC-001, p. 865;
- DOC-068, p. 1423;
- DOC-069, p. 1424;
- DOC-091, p. 1488;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 februari 2022.
Op basis van de opgesomde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich samen met [medeverdachte 1] schuldig heeft gemaakt aan oplichting door het oprichten van [medeverdachte 1] , het openen van een bankrekening bij een bank op Saint Vincent and the Grenadines en door vervolgens valse facturen te sturen naar [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] en opdracht te geven om tot betaling van deze facturen over te gaan.
Partiële vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat verdachte een volmacht of bevoegdheden om zelfstandig namens [medeverdachte 1] rechtshandelingen te kunnen verrichten naar zich toe heeft getrokken met het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling. Gelet op het dossier gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte deze volmacht en bevoegdheden feitelijk al had. Verdachte wordt dan ook vrijgesproken van dit deel van de tenlastelegging onder feit 2 onderdeel A.
Onderdeel B (reis- en verblijfskosten)
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- DOC-001, p. 868-869, 1031, 1043, 1081-1082, 1108, 1134;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 februari 2022.
Op basis van de opgesomde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting door reis- en verblijfkosten gemaakt voor privéreizen te declareren als zijnde zakelijke reizen en heeft verzocht om tot betaling van de gedeclareerde kosten over te gaan.
Onderdeel C (overgedragen geldleningen)
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- DOC-001, p. 866-867, 911, 945, 946, 948 en 949;
- DOC-004, p. 1211;
- DOC-015, p. 1253;
- DOC-016, p. 1254;
- DOC-017, p. 1255;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 februari 2022.
Op basis van de opgesomde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich samen met [medeverdachte 1] schuldig heeft gemaakt aan oplichting door geldleningen van [medeverdachte 1] aan verschillende entiteiten over te laten nemen door [slachtoffer 1] en vervolgens terzake daarvan geldbedragen te doen betalen aan [medeverdachte 1] .
Feit 3 (verduistering)
Verdachte heeft op 29 januari 2016 zijn werkzaamheden voor [slachtoffer 5] (hierna: [slachtoffer 5] ) neergelegd en zich met ingang van 1 februari 2016 bij de Kamer van Koophandel laten uitschrijven als bestuurder van [slachtoffer 5] en van een groot aantal andere Nederlandse stichtingen en bedrijven. [16] Verdachte heeft op die dag aangegeven aan de [naam 15] dat hij daar weg wilde. [17]
Op 2 maart 2016 zijn verdachte en medeverdachte [medeverdachte 3] aangehouden op het adres [adres 2] , in Hoenderloo. [18] Vervolgens is tijdens de doorzoeking van deze woning € 391.650,-- contant geld aangetroffen. Hiervan is € 85.750,-- aangetroffen in een kluis op de slaapkamer en € 300.100,-- in een drietal koffers, waarvan er twee in de kruipruimte stonden en één in de kamer boven het luik van de kruipruimte. Daarnaast is € 5.800,-- aangetroffen in een envelop onder de bestuurdersstoel van een [merk] met kenteken [kenteken] . [19] In het kader van de doorzoekingen zijn ook meerdere bankpassen, creditcards en debitcards in beslag genomen, waaronder een Platinum Business-kaart van de bank [naam 18] op naam van [naam 16] en een Platinum Debit-kaart van de bank [naam 17] op naam van [naam 6] . [20]
Getuige [naam 16] heeft verklaard dat hij sinds 10 september 2014 directeur is van [slachtoffer 2] , een firma in Dubai. In opdracht van verdachte moest getuige [naam 16] bij de bank creditcards bestellen die hij verdachte ter beschikking moest stellen. Verdachte zei daarbij dat hij met behulp van die kaarten geld opneemt en dat doorgeeft aan de verantwoordelijke persoon van de [naam 19] . Het geld moest aan mensen uit armere landen worden doorgegeven die het zich anders niet zouden kunnen veroorloven om aan conferenties deel te nemen. De creditcard die getuige op naam heeft laten zetten, heeft hij naar verdachte gestuurd. [21]
Uit de verklaring van getuige [naam 6] volgt dat hij zich kan herinneren dat hij een rekening heeft geopend en dat hij een creditcard heeft gekregen van de [naam 17] . Het ging om een verzoek van verdachte. De card zou volgens verdachte worden gebruikt voor het zendelingenwerk. Deze card is aan verdachte gegeven en alleen hij heeft die gebruikt. Het was verdachte die ervoor zorgde dat de rekening werd gevoed en die er uitgaven mee deed. Getuige had hem een volmacht gegeven voor deze bankpas. [22]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij er kennis van heeft dat verdachte weleens contant geld heeft meegenomen naar [naam 4] (
de rechtbank begrijpt: [naam 4]). Dat is meerdere keren gebeurd. Het geld kwam af van de mensen die in Dubai aanwezig waren. Verdachte was vaak in Dubai en bevoegd om het geld mee te nemen naar [naam 4] . Het zou ook uit Nederland kunnen zijn geweest. [23]
Verdachte heeft verklaard dat het grootste gedeelte van het bij de doorzoeking aangetroffen geldbedrag afkomstig is van [slachtoffer 3] , door hem uit de muur getrokken in Nederland, met als bestemming Noorwegen. Een klein gedeelte is van medeverdachte [medeverdachte 3] . De inhoud van de koffers was in elk geval helemaal van [slachtoffer 3] . [24] Verdachte had twee creditcards van twee rekeningen in Dubai waarmee hij pinde; één op naam van [naam 6] en één op naam van [slachtoffer 3] . [25] Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij vrijwel continu pinde in opdracht van [naam 8] . Verdachte pinde meer dan hij naar Noorwegen kon brengen en dit was de stapel die nog over was. [26]
De rechtbank is op basis van het voorgaande van oordeel dat het opnemen van geldbedragen met de creditcards op naam van [naam 16] en [naam 6] door verdachte rechtmatig was. Blijkens de getuigenverklaringen mocht verdachte beschikken over de creditcards en er geld mee opnemen. Uit de verklaring van verdachte zelf volgt dat hij dit deed in opdracht van [naam 8] . Het geld dat verdachte aldus heeft gepind met de creditcards, had hij niet door een misdrijf onder zich. Ook als het geld vanwege een misdrijf op de rekeningen van die creditcards terecht zou zijn gekomen, doet dat daar niet aan af. Verder is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich het door hem gepinde geld opzettelijk heeft toegeëigend op het moment dat hij zich heeft laten uitschrijven bij de Kamer van Koophandel als bestuurder van verschillende aan de [naam 15] gerelateerde stichtingen en bedrijven en de [naam 15] heeft verlaten. Door die opzettelijke handelingen is niet aannemelijk dat verdachte nog voornemens was de gepinde geldbedragen terug te geven aan de [naam 15] . Verdachte heeft zich dan ook schuldig gemaakt aan het verduisteren van een geldbedrag van de [naam 15] . Uit de verklaring van verdachte leidt de rechtbank af dat het in ieder geval gaat om een geldbedrag van € 300.100,--, het bedrag dat is aangetroffen in de koffers.
Niet is de rechtbank gebleken dat verdachte dit feit tezamen en in vereniging met een of meer anderen heeft gepleegd. Verdachte wordt dan ook vrijgesproken van het medeplegen van dit feit.
Feit 4 (witwassen)
Eerste cumulatief tenlastegelegde
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- DOC-001, p. 865-867;
- DOC-004, p. 1211;
- DOC-015, p. 1253;
- DOC-016, p. 1254;
- DOC-017, p. 1255;
- DOC-068, p. 1423;
- DOC-069, p. 1424;
- DOC-091, p. 1488;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 februari 2022.
De rechtbank is op basis van de opgesomde bewijsmiddelen van oordeel dat het handelen van verdachte waardoor gelden naar [medeverdachte 1] zijn overgeboekt – te weten het oprichten van [medeverdachte 1] in Panama en het openen van een bankrekening in Saint Vincent and the Grenadines – was gericht op het daadwerkelijk verbergen en verhullen van de criminele herkomst van deze door zijn eigen misdrijf verkregen gelden. Deze gelden zijn verkregen door de oplichting met de geldleningen zoals reeds bewezen is verklaard onder feit 2, onderdeel C en door het opmaken van valse facturen zoals reeds bewezen is verklaard onder feit 1, onderdelen a en b. Verdachte heeft zich dan ook tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] schuldig gemaakt aan het witwassen van deze gelden.
Partiële vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank volgt niet uit het dossier dat verdachte de bankrekeningen in Dubai en Duitsland heeft gebruikt bij het witwassen zoals ten laste is gelegd.
Rekening houdend met de concrete omstandigheden van het geval, namelijk dat verdachte zijn door eigen misdrijf verkregen gelden heeft weggesluisd en de frequentie waarmee hij dit heeft gedaan, is de rechtbank van oordeel dat verdachte geen gewoonte heeft gemaakt van het witwassen. Evenmin is de rechtbank van oordeel dat verdachte het witwassen heeft gepleegd in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf. Verdachte heeft geen misbruik gemaakt van zijn beroep of bedrijf om de witwashandelingen te verrichten, nu zijn beroep of bedrijf geen specifieke mogelijkheid heeft geboden voor het verhullen en wegsluizen van misdaadgelden.
Verdachte zal worden vrijgesproken van deze onderdelen in de tenlastelegging.
Tweede cumulatief tenlastegelegde
Buitenlandse bankrekeningen
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- DOC-001, p. 865-867 en p. 882;
- DOC-004, p. 1211;
- DOC-015, p. 1253;
- DOC-016, p. 1254;
- DOC-017, p. 1255;
- DOC-068, p. 1423;
- DOC-069, p. 1424;
- DOC-091, p. 1488;
- DOC-096, p. 1495;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 februari 2022.
De rechtbank is op basis van de opgesomde bewijsmiddelen van oordeel dat verdachte [medeverdachte 1] in Panama heeft opgericht en de bankrekeningen in Saint Vincent and the Grenadines op naam van [medeverdachte 1] en in de Verenigde Arabische Emiraten op naam van [medeverdachte 3] heeft geopend om de criminele herkomst van de door zijn eigen misdrijf verkregen gelden te verbergen en te verhullen. Deze gelden zijn verkregen door de oplichting met de geldleningen zoals reeds bewezen is verklaard onder feit 2, onderdeel C en door het opmaken van valse facturen zoals reeds bewezen is verklaard onder feit 1, onderdelen a en b en overgeboekt naar [medeverdachte 1] . Verdachte heeft vervolgens een deel van deze gelden gestort op de rekening op naam van medeverdachte [medeverdachte 3] in de Verenigde Arabische Emiraten. Wettig en overtuigend is dan ook bewezen dat verdachte gelden voorhanden heeft gehad en voor een deel heeft overgedragen door deze gelden aan te houden op de buitenlandse bankrekeningen in Saint Vincent and the Grenadines en de Verenigde Arabische Emiraten, terwijl hij wist dat deze gelden afkomstig waren uit misdrijf. Hierbij heeft verdachte nauw en bewust samengewerkt met [medeverdachte 1] .
Contanten in koffers
Uit de bij feit 3 aangehaalde bewijsmiddelen, die hier als herhaald ingelast moeten worden beschouwd, blijkt dat verdachte een geldbedrag heeft verduisterd en dat in ieder geval een deel van dat geldbedrag is aangetroffen in een drietal koffers, waarvan er twee in de kruipruimte stonden en één in de kamer boven het luik van de kruipruimte, in een huisje in Hoenderloo waar verdachte op dat moment verbleef. De rechtbank is van oordeel dat het gelet op de omstandigheden, te weten een groot geldbedrag in een vakantiehuisje, op deze manier voorhanden hebben van een groot geldbedrag in koffers niet is gericht op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat geldbedrag. Verdachte heeft aldus een geldbedrag onmiddellijk afkomstig uit eigen misdrijf enkel voorhanden gehad.
Partiële vrijspraak
De rechtbank stelt op basis van het dossier vast dat het kennelijk de bedoeling van verdachte was dat de woning in Zeist zou worden gefinancierd met geld afkomstig van [medeverdachte 1] , via de bankrekening in Abu Dhabi op naam van medeverdachte [medeverdachte 3] . Dit is echter niet gelukt, waardoor de woning uiteindelijk is gefinancierd met geld afkomstig van [slachtoffer 1] , via [medeverdachte 2] Van dit geld blijkt echter niet dat dit afkomstig is uit misdrijf. Er is een leningsovereenkomst opgemaakt tussen [slachtoffer 1] en [medeverdachte 2] , waarover verdachte heeft verklaard dat dit een echte lening betrof. Het dossier bevat geen aanwijzingen dat dit anders zou zijn. Er ligt dus een rechtsgeldige leningsovereenkomst ten grondslag aan het overmaken van het geldbedrag van [slachtoffer 1] naar [medeverdachte 2] Weliswaar is bewezen verklaard dat naderhand door verdachte een valse leningsovereenkomst is opgesteld tussen [medeverdachte 2] en medeverdachte [medeverdachte 3] , maar dat maakt de conclusie dat het geld – dat via [slachtoffer 1] en [medeverdachte 2] naar de derdengeldenrekening van de notaris is overgeboekt – niet uit misdrijf afkomstig is niet anders. De aankoop van de woning in Zeist betreft dan ook geen witwashandeling, zodat verdachte van dit onderdeel zal worden vrijgesproken.
Verdachte zal eveneens worden vrijgesproken van het onderdeel in de tenlastelegging dat ziet op het omzetten van geldbedragen in chartale geldbedragen. Niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte uit misdrijf afkomstige geldbedragen heeft omgezet in chartale geldbedragen. Voor zover de tenlastelegging ziet op het pinnen van geldbedragen met creditcards, heeft de rechtbank onder feit 3 reeds beschreven dat verdachte mocht beschikken over de creditcards van [slachtoffer 3] en dat hij was gerechtigd tot het opnemen van geldbedragen met die creditcards. Er is dan ook geen sprake van witwassen.

4.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
Hij,
in ofomstreeks de periode 9 maart 2015 tot en met 27 januari 2016,
te Apeldoorn en/of elders in Nederland en/of Noorwegen en/of Cyprus en/of Zwitserland en/of Dubai en/of Zuid-Afrika en/of Panama en/of Saint Vincent and the Grenadines
tezamen en in vereniging met
(een)ander
(en
), althans alleen
, meermalen, althans eenmaal,
( a)
een of meer vande volgende factu
(u)r
(en
):
-een factuur van [medeverdachte 1] , gedateerd 1 januari 2016, voorzien van het factuurnummer 150299 en gericht aan [slachtoffer 1] , customernumber [nummer 1] , met als factuurbedrag EUR 280.000,- (
DOC-069);
-een factuur van [medeverdachte 1] , gedateerd 15 december 2015, voorzien van het factuurnummer 150293, customernumber [nummer 1] , met als factuurbedrag EUR 220.000,- (
DOC-068);
-een factuur van [medeverdachte 1] , gedateerd 20 januari 2016, voorzien van het factuurnummer 152297 en gericht aan [slachtoffer 2] , customernumber [nummer 2] , met als factuurbedrag EUR 200.000,- (
DOC-091);
-een factuur van [medeverdachte 1] , gedateerd op 30 december 2015, voorzien van het factuurnummer 150314 en gericht aan [medeverdachte 2] , customernumber [nummer 3] , met als factuurbedrag EUR 115.450,- (
DOC-027),
(elk
)zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen- valselijk
hebben/heeft opgemaakt
en/of valselijk hebben/heeft doen opmaken en/of hebben/heeft vervalst en/of hebben/heeft doen vervalsen, zulks
(telkens
)met het oogmerk om
die/dat geschrift
(en)als echt en onvervalst te gebruiken
of door een of meer ander(en) te doen gebruiken,
immers hebben
/heefthij, verdachte, en
/ofzijn mededader
(telkens
)valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid, in die factu
(u)r
(en
)van [medeverdachte 1] , vermeld
of doen vermeldendat [medeverdachte 1]
gevestigd was en/of kantoor aanhield in Cyprus en/ofeen of meer dienst(en) had verleend aan of ten behoeve van de geadresseerde
(n
)van die factu
(u)r
(en
)en
/ofdat deze geaddresseerde
(n
)ter zake van in die
factuur omschreven dienstverlening(en) het in die factu
(u)r
(en
)vermelde bedrag verschuldigd
was/waren,
en
/of
(b)
een of meer van de volgende besluiten en/of verklaring(en):
-een (schriftelijk) besluit van de gezamenlijke directeuren van [medeverdachte 1] gedateerd op 1 januari 2015 (
DOC-004),
-een verklaring gedateerd op 18 september 2015 (DOC-015), en/of
-een verklaring gedateerd op 22 juni 2015 (DOC-016), en/of
-een verklaring gedateerd op 10 juni 2015 (DOC-017),
(elk)zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen valselijk hebben/heeft opgemaakt
en/of valselijk hebben/heeft doen opmaken en/of hebben/heeft vervalst en/of hebben/heeft doen vervalsen, zulks
(telkens)met het oogmerk om
die/dat geschrift
(en)als echt en onvervalst te gebruiken of door een of meer ander(en) te doen gebruiken, immers hebben/heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid, in dat besluit
en en/of verklaring(en)een onjuiste datum vermeld
en/of vermeld en/of doen vermelden dat [slachtoffer 1] een of meer (geld)leningen van [medeverdachte 1] aan [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] had overgenomen en/of een (geldlening) van [medeverdachte 1] aan [naam 1] had overgenomen,
en
/of
( c)
een of meer vande volgende overeenkomst
(en
)van
(geld
)lening —
-een overeenkomst gedateerd op 11 januari 2016 tussen [slachtoffer 1] en [medeverdachte 3] , inzake een geldlening groot EUR 1.014.145,87 (
DOC 090);
-een overeenkomst gedateerd op 24 december 2015 tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] , inzake een geldlening groot EUR 1.100.000,- (
DOC-030);
-een overeenkomst gedateerd op 25 november 2015 tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] , inzake een geldlening groot EUR 1.124.215,79 (
DOC-028)
(elk
)zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen valselijk hebben
/heeftopgemaakt
en/of valselijk hebben/heeft doen opmaken en/of hebben/heeft vervalst en/of hebben/heeft doen vervalsen, zulks
(telkens
)met het oogmerk om die
/datgeschrift
(en
)als echt en onvervalst te gebruiken of door een
of meerander
(en)te doen gebruiken, immers hebben
/heefthij, verdachte, en
/ofzijn mededader
(s
)valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid, in die overeenkomst
(en
)van
(geld
)lening een onjuiste datum vermeld
en/of doen vermelden en/of in die overeenkomst(en) van (geld) lening vermeld en/of doen vermelden dat een (of meer) geldbedrag(en) werden geleend aan [medeverdachte 3]en/of die overeenkomst
(en
)van
(geld
)lening voorzien van een handtekening die door
moest gaan voor de handtekening van [medeverdachte 3] ;
en
/of
( d)
een of meer vande volgende arbeidsovereenkomst
(en
)en
/ofeen werkgeversverklaring:
-een arbeidsovereenkomst gedateerd op 1 januari 2014 (
DOC-036), en
/of
-een arbeidsovereenkomst gedateerd op 1 maart 2015 (
DOC-032), en
/of
-een werkgeversverklaring gedateerd op 1 april 2015 (
DOC-110),
(elk
)zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk hebben
/heeftopgemaakt
en/of valselijk hebben/heeft doen opmaken en/of hebben/heeft vervalst en/of hebben/heeft doen vervalsen, zulks
(telkens
)met het oogmerk om die
/datgeschrift
(en
)als echt en onvervalst te gebruiken of door een
of meerander
(en)te doen gebruiken, immers
heeft/hebben hij, verdachte, en
/ofzijn mededader(s) valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid, in die arbeidsovereenkomst
(en
)en
/ofwerkgeversverklaring vermeld
of doen vermeldendat [medeverdachte 3] in dienst was bij [medeverdachte 2] en/of daarin een onjuiste datum vermeld
en/of doen vermelden.
2.
Hij, in
of omstreeksde periode 19 mei 2015 tot en met 2 maart 2016, te Apeldoorn en/of elders in Nederland en/of Zwitserland en/of Zuid-Afrika en/of Australië en/of Bermuda en/of de Verenigde Arabische Emiraten en/of Cyprus en/of Noorwegen en/of Hong Kong en/of Panama en/of Saint Vincent and the Grenadines en/of Dubai tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen,
althans eenmaal, (telkens
)met het oogmerk om zichzelf of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/ofdoor listige kunstgrepen en
/ofdoor een samenweefsel van verdichtsels [slachtoffer 1] gevestigd in Zwitserland, en/of [slachtoffer 3]
, gevestigd in de Verenigde Arabische Emiraten en/of [slachtoffer 4] gevestigd te Bermuda
en/of [slachtoffer 5] gevestigd in Nederland(alle deel uitmakend van het netwerk van de internationale geloofsgemeenschap [naam 4] (“ [naam 4] ”)), heeft/hebben bewogen tot afgifte van (een) betalingsopdracht(en) en
/of een of meergeldbedrag
(en
), althans enig goed,en/of het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld;
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) met voren omschreven oogmerk opzettelijk valselijk en/of listig en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid – zakelijk weergegeven – :
A.
Een volmacht(en) en/of bevoegdheden verkregen om zelfstandig namens [medeverdachte 1] rechtshandelingen te kunnen verrichtten en/ofeen trust
en/of (andersoortige) rechtspersoon opgericht/doen oprichten naar Panamees recht met de naam [medeverdachte 1] welke naam een sterke gelijkenis vertoont met de naam [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 1] , een reeds bestaande rechtspersoon binnen vorenbedoeld netwerk, en
/of (vervolgens
)voor deze rechtspersoon een
of meerbankrekening
en geopend /doen openen bij een bank op Saint Vincent and the Grenadines en
/of (vervolgens
) een of meervalse
/vervalstefactu
(u)r
(en
) opgemaakt/doen opmaken door [medeverdachte 1] betreffende (niet) door [medeverdachte 1] verrichte dienst
(en
)voor [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en
/of(vervolgens) in zijn hoedanigheid als bestuurder van de [slachtoffer 5] , althans zelf, een of meer opdracht(en) heeft gegeven aan (de administrateur van) [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] om tot betaling van de hiervoor bedoelde facturen over te gaan;
en
/of
reis- en verblijfkosten, gemaakt voor
een of meerprivé
reis/reizen, aan (de administrateur van) [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 4]
gepresenteerd en/ofter declaratie aangeboden, als zijnde kosten gemaakt voor zakelijke doeleinden in het belang van de [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 4] , althans van enig aan vorenbedoeld netwerk gelieerde rechtspersoon en/of
(vervolgens
)in zijn hoedanigheid van bestuurder van de [slachtoffer 5] en/of in zijn hoedanigheid van boardmember van
[slachtoffer 4]
, een of meer opdracht(en) gegeven en/ofheeft verzocht aan (de administrateur
/bestuurder van) [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 4] , tot betaling van de aldus gedeclareerde kosten over te gaan;
en
/of
een of meer (geld
)lening
(en
)van [medeverdachte 1] aan [naam 3] , gevestigd in Polen en
/of[naam 1] , gevestigd in Hongarije, en
/of[naam 2] , gevestigd in de Volksrepubliek China, over te
(laten
)nemen door [slachtoffer 1] en
/of (vervolgens
)in zijn hoedanigheid van bestuurder van de
[slachtoffer 5] en/of een andere aan het vorenbedoelde netwerk gelieerde rechtspersoon terzake daarvan geldbedragen te doen betalen aan [medeverdachte 1]
, althans een of meer opdracht(en) daartoe te geven en/of heeft verzocht aan (de administrateur van) [slachtoffer 1] om tot betaling van
geldbedrag(en) over te gaan;
3.
Hij, in
of omstreeksde periode van 1 augustus 2015 tot en met 3 maart 2016 te Apeldoorn en/of elders in Nederland, en/of Zwitserland en/of Zuid-Afrika en/of Australië en/of Bermuda en/of de Verenigde Arabische Emiraten en/of Cyprus en/of Noorwegen en/of Hong Kong en/of Panama en/of Saint Vincent and the Grenadines en/of Dubai
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,opzettelijk een
of meergeldbedrag
(en), tot een totaal van ongeveer EUR 438.714, in elk geval enig goed,
welk
(e)gelbedrag
(en) geheel of ten deletoebehoorde
naan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan hem, verdachte,
en/of zijn mededader(s),en die hij anders dan door misdrijf, te weten uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking en/of zijn beroep als bestuurder van de [slachtoffer 5]
en/of [slachtoffer 2] en/of een aan [slachtoffer 5] gelieerde andere rechtspersoon, onder zich had,
(telkens)wederrechtelijk zich heeft toegeëigend, immers heeft
/hebbenhij, verdachte,
en/of zijn mededader(s)met
de/een creditcard van [slachtoffer 2] – welke hem in het kader van/ten behoeve van de uitoefening van zijn werkzaamheden ter beschikking was gesteld - (in totaal) vele malen geldbedragen contant
heeftopgenomen en (vervolgens) voor zichzelf gehouden
en/of besteedt, althans niet voor zakelijke doeleinden besteedt en/of anders dan voor zakelijke doeleinden onder zich gehouden;
4.
Hij, in
of omstreeksde periode van 19 mei 2015 tot en met 2 maart 2016 te Apeldoorn en/of elders in Nederland en/of Duitsland en/of Zwitserland en/of Zuid-Afrika en/of Australië en/of Bermuda en/of de Verenigde Arabische Emiraten en/of Cyprus en/of Noorwegen en/of Hong Kong en/of Panama en/of Saint Vincent and the Grenadines en/of Dubai tezamen en in vereniging met een ander,
althans alleen,meermalen,
althans eenmaal, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt en/ofwitwassen heeft gepleegd
in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf, hierin bestaande dat hij, verdachte, en
/ofzijn mededader
(s), van
(een) voorwerp(en), bestaande uit een of meer geldbedrag(en) tot een totaal van ongeveer EUR 8.052.123,=, althansenig geldbedrag, de werkelijke aard en
/ofde herkomst en
/ofde vindplaats
en/of de vervreemding en/of de verplaatsingheeft verborgen en
/ofverhuld, dan wel verborgen en
/ofverhuld heeft wie de rechthebbende(n) op bovenomschreven geldbedrag
(en)is/was of wie bovenomschreven geldbedrag
(en)voorhanden heeft/hebben gehad; door:
-een buitenlandse rechtspersoon met de naam [medeverdachte 1] op te (doen) richten in een ver buitenland (Panama) die niet op eenvoudige wijze rechtstreeks naar hem, verdachte, herleidbaar was en
/of
-
(vervolgens
)een
of meerbankrekening
ente (doen) openen en
/ofaan te houden in Saint Vincent and the Grenadines
en/of Dubai en/of Duitslanden
/of
-
(vervolgens
) een of meergeldbedragen over te (laten) boeken op een
of meerbuitenlandse bankrekening
(en)in
de Verenigde Arabische Emiraten en/ofSaint Vincent and the Grenadines, waarover hij, verdachte, en
/ofzijn mededader
(s)kon(den) beschikken en
/of
-
(vervolgens
) een of meerovereenkomst
(en
)van
(geld
)lening, althans
een/of meervalse
/vervalstedocument
(en
), te tonen en/of te overleggen en/of ter inzage aan te bieden die de aard en/of rechtmatige herkomst van
de/het vorenbedoeld
(e
)ontvangen geldbedrag
(en)op die buitenlandse bankrekening
(en)moest
(en
)verklaren en/of aantonen, terwijl hij, verdachte, en
/ofzijn mededader
(s),
(telkens
)wist
(en
) - althans redelijkerwijze moest(en) vermoeden -dat dit
/dezegeldbedrag
(en)- onmiddellijk
of middellijk-
(mede)afkomstig was
/warenuit enig
(e
)misdrij
(f)(ven
);
en/of
Hij, in
of omstreeksde periode van 19 mei 2015 tot en met 2 maart 2016 te Apeldoorn en/of elders in Nederland en/of Duitsland en/of Zwitserland en/of Zuid-Afrika en/of Australië en/of Bermuda en/of de Verenigde Arabische Emiraten en/of Cyprus en/of Noorwegen en/of Hong Kong en/of Panama en/of Saint Vincent and the Grenadines en/of Dubai een voorwerp, bestaande uit
een of meer geldbedrag(en) tot een totaal van ongeveer EUR 8.052.123,=, althansenig geldbedrag,
heeft verworven en/ofvoorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen
en/of heeft omgezet, door:
-op
een of meerbuitenlandse bankrekeningen in Saint Vincent and the Grenadines en
ofde Verenigde Arabische Emiraten op naam van [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] ,
althans op een andere naam dan van hem, verdachte zelf,vorenbedoeld
egeldbedrag
(en)aan te houden, en
/of
-van een deel van vorenbedoeld(e) geldbedrag(en) een woning in Zeist, althans onroerend goed, aan te (doen) kopen welke op naam van [medeverdachte 3] werd geregistreerd, en/of
-(vervolgens) een deel van vorenbedoeld(e) geldbedrag(en) om te zetten in een of meer charta(a)l(e)(e) geldbedrag(en) en/of
-
(vervolgens)een deel van vorenbedoeld
(e)geldbedrag
(en)in contanten in koffers te verbergen
/laten verbergenonder de vloer van een (recreatie)woning;
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader
(s),
(telkens
)wist(en)
- althans redelijkerwijze moest(en) vermoeden -dat dit
/dezegeldbedrag
(en)- onmiddellijk
of middellijk-
(mede)afkomstig was
/warenuit enig
(e
)misdrij
(f)(ven
).
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
medeplegen van valsheid in geschrift meermalen gepleegd;
feit 2:
medeplegen van oplichting meermalen gepleegd;
feit 3:
verduistering;
feit 4:
medeplegen van witwassen meermalen gepleegd;
en
medeplegen van witwassen.

6.De strafbaarheid van de feiten

Met betrekking tot het onder feit 4 tweede cumulatief tenlastegelegde is de rechtbank met de officieren van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging voor zover het gaat om het in koffers aangetroffen contante geldbedrag.
Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat het enkele voorhanden hebben door verdachte van het contante geldbedrag in koffers onder de vloer van een woning, terwijl dat geldbedrag afkomstig is van een door hemzelf begaan misdrijf, niet kan hebben bijgedragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat geldbedrag. Deze gedraging van verdachte kan dan ook niet als witwassen worden gekwalificeerd. Daarom levert dit onderdeel (het vierde gedachtestreepje) in de tenlastelegging geen strafbaar feit op.
De overige feiten zijn strafbaar.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

8.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van viereneenhalf jaar, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Voor wat betreft de termijn van de strafzaak kan worden volstaan met de vaststelling dat van een langdurige procedure sprake is geweest.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat moet worden volstaan met oplegging van een gevangenisstraf waarvan de duur van het onvoorwaardelijk deel met zich brengt dat verdachte niet meer terug de gevangenis in gaat. De ernst van de feiten kan in de vorm van een zeer fors voorwaardelijk deel worden weergegeven. Verdachte staat open voor bijzondere voorwaarden, aanvullende beslissingen en het uitvoeren van een taakstraf. Hiertoe is allereerst aangevoerd dat rekening dient te worden gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte. Daarnaast is aangevoerd dat een eventuele nieuwe vrijheidsbeneming zou leiden tot het noodgedwongen beëindigen van de dienstbetrekking van verdachte. Hierdoor zal hij geen middelen meer kunnen opbrengen voor zijn partner en kinderen, voor zichzelf en voor anderen, waarbij ook rekening dient te worden gehouden met het financieel herstel voor aangeefster. Verdachte is samen met aangeefster bezig met het veiligstellen van de gelden en daarbij is zijn actieve medewerking noodzakelijk. Het is dan ook in het belang van aangeefster om geen onvoorwaardelijke vrijheidsstraf aan verdachte op te leggen. Ook is verzocht er rekening mee te houden dat een vorm van “trial by media” heeft plaatsgevonden. Verder heeft verdachte vanaf het begin van het onderzoek volledige medewerking verleend en heeft hij geen documentatie. Verdachte heeft (zelfstandig) hulp gezocht en zich succesvol laten behandelen, waardoor de kans op recidive inmiddels nagenoeg nihil is. Eveneens moet worden meegewogen dat de duur van de tijdens het voorarrest opgelegde beperkingen fors is geweest en dat de duur van de schorsing uitzonderlijk lang is. Ten slotte dient de overschrijding van de redelijke termijn te leiden tot matiging in de strafoplegging en dat kan ook een minder zware modaliteit zijn.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan (het medeplegen van) valsheid in geschrift, oplichting en verduistering, waardoor een groot geldbedrag aan een internationale christelijke geloofsgemeenschap – waarbinnen verdachte was opgegroeid – is onttrokken. Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan (het medeplegen van) witwassen van een deel van dit onttrokken geldbedrag.
Begin 2016 heeft verdachte gebroken met de geloofsgemeenschap en zijn functies binnen diverse entiteiten van deze geloofsgemeenschap neergelegd. Voordat dit alles plaatsvond, heeft verdachte een entiteit opgericht in Panama met de naam [medeverdachte 1] (één van de medeverdachten). Deze naam vertoont sterke gelijkenissen met een entiteit binnen de geloofsgemeenschap waarbij verdachte nauw betrokken is geweest. Door samen te werken met deze Panamese entiteit heeft verdachte op basis van valse facturen en overgenomen leningsovereenkomsten aanzienlijke geldbedragen laten uitbetalen op de bankrekening van deze entiteit in Saint Vincent and the Grenadines. Door deze geldbedragen op de rekening in Saint Vincent and the Grenadines aan te houden en deels over te maken naar een bankrekening in de Verenigde Arabische Emiraten (op naam van medeverdachte [medeverdachte 3] ), heeft verdachte deze geldbedragen witgewassen. Immers heeft verdachte op deze manier de criminele herkomst van de geldbedragen verborgen en verhuld. Verder heeft verdachte gemaakte reis- en verblijfkosten ten behoeve van privéreizen laten uitbetalen als zijnde kosten gemaakt voor zakelijke doeleinden. Daarnaast heeft verdachte een geldbedrag, dat hij onder zich had ten behoeve van de geloofsgemeenschap, verduisterd op het moment dat hij brak met de geloofsgemeenschap. Ten slotte heeft verdachte nog verschillende andere geschriften valselijk opgemaakt, ten dele om ervoor te zorgen dat zijn partner (medeverdachte [medeverdachte 3] ) een hypotheek kon krijgen en ten dele ter verantwoording van de aankoop van een nieuwe woning in Zeist.
Verdachte heeft bij het plegen van deze strafbare feiten misbruik gemaakt van het in hem gestelde vertrouwen als de “financiële man” binnen de geloofsgemeenschap. Hij heeft de feiten puur en alleen gepleegd ten behoeve van zijn eigen financiële gewin zodat hij aan een nieuw leven kon beginnen buiten de geloofsgemeenschap, dit alles echter ten koste van (de leden van) die geloofsgemeenschap. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. Hoewel de rechtbank niet komt tot een bewezenverklaring van het door het Openbaar Ministerie aangevoerde benadelingsbedrag, acht zij toch de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aangewezen gelet op de ernst van de feiten en de hoge geldbedragen – in totaal tenminste meer dan € 5 miljoen – die verdachte door de geloofsgemeenschap aan zichzelf heeft laten uitbetalen. Een andere strafmodaliteit doet naar het oordeel van de rechtbank geen recht aan de ernst van de gepleegde feiten. De rechtbank houdt bovendien in strafverzwarende zin rekening met het ten laste gelegde ad info feit, dat door verdachte ter terechtzitting is bekend.
Uit het psychologisch onderzoek Pro Justitia van 13 februari 2017 van drs. H.A. Stierum (GZ-psycholoog) en het psychiatrisch onderzoek Pro Justitia van 19 maart 2017 van prof. dr. J. Neeleman (psychiater) volgt dat verdachte lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis. Volgens de psychiater gaat het om een persoonlijkheidsstoornis met afhankelijke en voornamelijk obsessieve en vermijdende trekken en volgens de psycholoog gaat het om een persoonlijkheidsstoornis NAO met antisociale, narcistische, ontwijkende en obsessief-compulsieve trekken. Beide deskundigen hebben geadviseerd het tenlastegelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen, omdat de stoornis de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte heeft beïnvloed ten tijde van het begaan van de ten laste gelegde feiten. De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen over en maakt deze tot de hare. De rechtbank zal bij de straftoemeting dan ook rekening houden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
De deskundigen hebben beiden geadviseerd dat verdachte zich (ambulant) laat behandelen voor zijn persoonlijkheidsproblematiek. Uit een brief van de Waag van 6 september 2021 volgt dat verdachte zich op eigen initiatief heeft gemeld naar aanleiding van het behandeladvies en dat hij sinds 9 september 2019 in behandeling is bij de Waag. De behandeling bevond zich op het moment van schrijven in een afrondende fase en het risico op recidive is ingeschat als verlaagd.
Dat verdachte geen strafrechtelijke documentatie heeft, geeft de rechtbank geen aanleiding om daarmee in strafmatigende zin rekening mee te houden nu dit als een normale omstandigheid heeft te gelden.
Wel houdt de rechtbank rekening met de overschrijding van de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM. Het uitgangspunt is dat een rechtbank binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn een vonnis uitspreekt. Als aanvang van de redelijke termijn geldt in onderhavige zaak de dag waarop verdachte werd aangehouden, 2 maart 2016. Verdachte kon op basis van deze omstandigheid in redelijkheid verwachten dat tegen hem een strafvervolging zou worden ingesteld. De rechtbank doet op 21 april 2022 uitspraak. De redelijke termijn is daarmee met een periode van ruim vier jaar overschreden, hetgeen niet volledig voor rekening van verdachte moet komen. Weliswaar is ten tijde van de eerste regiezitting (op 22 augustus 2016) op verzoek van de verdediging het horen van meerdere getuigen toegewezen, maar het is naar het oordeel van de rechtbank niet aan verdachte te wijten dat een groot aantal van de aan de geloofsgemeenschap verbonden getuigen niet of nauwelijks medewerking heeft verleend aan het verhoor. Tijdens de regiezitting van 26 november 2020 heeft de verdediging afstand gedaan van de op dat moment nog te horen getuigen, op één na, waarna de inhoudelijke behandeling kon worden gepland. Ten gevolge van corona gerelateerde omstandigheden vond de inhoudelijke behandeling uiteindelijk op 24 en 25 februari 2022 plaats. De overschrijding zal leiden tot matiging van de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf en niet slechts tot de vaststelling dat van een langdurige procedure sprake is geweest. De rechtbank ziet in de overschrijding van de redelijke termijn echter geen aanleiding om tot een andere strafmodaliteit over te gaan.
Ten slotte houdt de rechtbank in strafmatigende zin rekening met het feit dat de duur van de tijdens het voorarrest aan verdachte opgelegde beperkingen fors is geweest, dat het voorarrest al sinds 20 juli 2016 is geschorst en dat verdachte zich sindsdien aan de schorsingsvoorwaarden heeft gehouden.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend is. De rechtbank ziet geen aanleiding om een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen, gelet op het feit dat de delicten jaren geleden zijn gepleegd, verdachte zich sindsdien niet opnieuw schuldig heeft gemaakt aan het plegen van strafbare feiten en het recidiverisico recent is ingeschat als verlaagd.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 47, 57, 225, 326, 322 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 verklaart het vierde gedachtestreepje van het onder feit 4 tweede cumulatief bewezenverklaarde niet strafbaar en ontslaat verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M.J.I. Baauw (voorzitter), mr. D.S.M. Bak en
mr. H.F.R. van Heemstra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.R. van Damme, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 april 2022.
Mr. Van Heemstra is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de Belastingdienst/FIOD opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 58191, gesloten op 14 juli 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.DOC-028, p. 1295-1296.
3.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 684.
4.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 633.
5.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 685.
6.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] , p. 763.
7.DOC-032, p. 1303-1304.
8.DOC-110, p. 1648.
9.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] , p. 733.
10.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] , p. 724-725.
11.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 617.
12.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 689.
13.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 694.
14.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 631.
15.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 februari 2022.
16.DOC-001, p. 864.
17.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 607.
18.VERD-001-01, p. 247; VERD-002-01, p. 276.
19.AMB-003, p. 323-324.
20.AMB-005, p. 341-342.
21.Verhoor van getuige [naam 16] in een rechtshulpzaak van 1 september 2017, p. 3 en 8.
22.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 6] van 7 februari 2017, p. 8-10.
23.Het proces-verbaal getuigenverhoor door de rechter-commissaris van [getuige] van 18 januari 2017, p. 8-9.
24.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 607-608.
25.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 604.
26.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 februari 2022.