ECLI:NL:RBGEL:2022:1989

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 april 2022
Publicatiedatum
20 april 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 3153
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding proceskosten na intrekking beroep tegen UWV

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door mr. M. van Willigen, een beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV. Het UWV had op 9 juli 2020 aan eiseres meegedeeld dat zij in aanmerking kwam voor een loongerelateerde WIA-uitkering. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de beslissing van het UWV, dat op 19 mei 2021 het bezwaar gegrond verklaarde. Echter, op 28 januari 2022 heeft het UWV deze beslissing herzien. Eiseres heeft vervolgens haar beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV aan eiseres is tegemoetgekomen, waardoor eiseres recht heeft op vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft de kosten voor rechtsbijstand vastgesteld op € 759,- en het griffierecht van € 49,- moet ook door het UWV aan eiseres worden vergoed. De uitspraak is gedaan op 15 april 2022 door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van mr. S.E. Berghout, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 21/3153

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Eiseres A] , uit [plaats B] , eiseres

(gemachtigde: mr. M. van Willigen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. W.J. Belder).

Procesverloop

Met het besluit van 9 juli 2020 (het primaire besluit) heeft het UWV aan eiseres meegedeeld dat zij vanaf 10 juli 2020 in aanmerking komt voor een loongerelateerde WIA-uitkering.
Met de beslissing op bezwaar van 19 mei 2021 heeft het UWV het bezwaar van eiseres gegrond verklaard. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
Met het besluit van 28 januari 2022 heeft het UWV de beslissing op bezwaar van 19 mei 2021 herzien.
De rechtbank heeft het beroep tegen de beslissing op bezwaar van 19 mei 2021 met toepassing van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) mede gericht geacht tegen de beslissing op bezwaar van 28 januari 2022.
Met de brief van 17 februari 2022 heeft mr. M. van Willigen, advocaat te Arnhem, het beroep ingetrokken en aanspraak gemaakt op vergoeding van de proceskosten.
Nadat partijen (stilzwijgende) toestemming hebben gegeven om zonder zitting op het verzoek om vergoeding van de proceskosten uitspraak te doen, is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan, in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 in de kosten worden veroordeeld.
2. Op grond van het bepaalde in artikel 8:41, zevende lid, van de Awb wordt het door de indiener betaalde griffierecht aan hem vergoed door het bestuursorgaan indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen.
3. Eiseres heeft bij intrekking van het beroep verzocht om vergoeding van de proceskosten, bestaande uit de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
4. De rechtbank stelt vast dat eiseres het beroep heeft ingetrokken omdat verweerder aan eiseres is tegemoetgekomen. Verweerder heeft de in verband met de intrekking van het beroep gemaakte aanspraak op proceskosten niet bestreden. Onder deze omstandigheden wordt aanleiding gevonden om met toepassing van het bepaalde in artikel 8:75a van de Awb verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep heeft moeten maken. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 759,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).
5. Omdat eiseres het griffierecht heeft voldaan en verweerder aan het beroep is tegemoetgekomen, moet verweerder aan eiseres het griffierecht van € 49,- te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van in totaal € 759,-.
Deze uitspraak is gedaan op 15 april 2022 door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van mr. S.E. Berghout, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.