ECLI:NL:RBGEL:2022:1988

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 april 2022
Publicatiedatum
20 april 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 3023
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling UWV in proceskosten na intrekking beroep WIA-uitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 15 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser A, vertegenwoordigd door mr. K. Aslan, en verweerder, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), vertegenwoordigd door J. Marquenie. Eiser had in beroep gesteld tegen de stopzetting van zijn WIA-uitkering per 6 maart 2020, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Het UWV had eerder op 11 mei 2021 het bezwaar van eiser gegrond verklaard, maar herzag deze beslissing op 12 januari 2022. Eiser trok zijn beroep in op 21 februari 2022 en vroeg om vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser zijn beroep heeft ingetrokken omdat het UWV aan zijn verzoek tegemoet is gekomen. Op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan het bestuursorgaan worden veroordeeld in de proceskosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener is tegemoetgekomen. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 759,- voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en heeft tevens bepaald dat het UWV het griffierecht van € 49,- aan eiser moet vergoeden.

De uitspraak benadrukt de mogelijkheid voor eisers om proceskosten vergoed te krijgen wanneer zij hun beroep intrekken na een tegemoetkoming van het bestuursorgaan. De rechtbank heeft de beslissing genomen zonder zitting, nadat partijen toestemming hadden gegeven voor een uitspraak op basis van de ingediende stukken. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 21/3023

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Eiser A] , uit [plaats B] , eiser

(gemachtigde: mr. K. Aslan),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder
(gemachtigde: J. Marquenie).

Procesverloop

Met het besluit van 24 december 2020 (het primaire besluit) heeft het UWV aan eiser meegedeeld dat zijn WIA-uitkering met ingang van 6 maart 2020 wordt stopgezet, omdat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
Met de beslissing op bezwaar van 11 mei 2021 heeft het UWV het bezwaar van eiser gegrond verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Met het besluit van 12 januari 2022 heeft het UWV de beslissing op bezwaar van 11 mei 2021 herzien.
De rechtbank heeft het beroep tegen de beslissing op bezwaar van 11 mei 2021 met toepassing van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) mede gericht geacht tegen de beslissing op bezwaar van 12 januari 2022.
Met de brief van 21 februari 2022 heeft mr. K. Aslan, advocaat te Hengelo, het beroep ingetrokken en aanspraak gemaakt op vergoeding van de proceskosten.
Nadat partijen toestemming hebben gegeven om zonder zitting op het verzoek om vergoeding van de proceskosten uitspraak te doen, is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan, in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 in de kosten worden veroordeeld.
2. Op grond van het bepaalde in artikel 8:41, zevende lid, van de Awb wordt het door de indiener betaalde griffierecht aan hem vergoed door het bestuursorgaan indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen.
3. Eiser heeft bij intrekking van het beroep verzocht om vergoeding van de proceskosten, bestaande uit de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
4. De rechtbank stelt vast dat eiser het beroep heeft ingetrokken omdat verweerder aan eiser is tegemoetgekomen. Verweerder heeft de in verband met de intrekking van het beroep gemaakte aanspraak op proceskosten niet bestreden. Onder deze omstandigheden wordt aanleiding gevonden om met toepassing van het bepaalde in artikel 8:75a van de Awb verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep heeft moeten maken. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 759,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).
5. Omdat eiser het griffierecht heeft voldaan en verweerder aan het beroep is tegemoetgekomen, moet verweerder aan eiser het griffierecht van € 49,- te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van in totaal € 759,-.
Deze uitspraak is gedaan op 15 april 2022 door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van mr. S.E. Berghout, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.