Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
[gedaagde 2],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 14 juli 2021;
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 17 september 2021.
2.De feiten
13.Derdenclaims
6.Financieel
8.Verplichtingen
11.Overeenkomsten
14.Productaansprakelijkheid
24.Informatie
2.Vermogensinstandhouding
3.Het geschil
4.De beoordeling
een door een derde tegen de vennootschappen ingestelde vordering die leidt of kan leiden tot een inbreuk”.
“claims, klachten, aangiften en aanschrijving hoe ook genaamd bij of tegen de Vennootschap ingediend”waarop verkopers hebben geantwoord dat daarvan geen sprake is. Omdat de vraag en de beantwoording daarvan onder de koptekst “
procedures/dreigende claims” staan, moeten deze naar het oordeel van de rechtbank zo worden uitgelegd en/of begrepen als uitsluitend betrekking hebbend op klachten die niet in praktische zin met de opdrachtgever kunnen worden opgelost en kunnen leiden tot een aansprakelijkstelling. Zoals hiervoor in 4.4 overwogen is van dergelijke klachten niet gebleken. Overigens anders dan CIM Group betoogt ligt het op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv op de weg van CIM Group om te stellen en zo nodig te bewijzen dat verkopers de vragenlijst niet goed hebben ingevuld. De risicoverdeling uit artikel 11.2 van de koopovereenkomst doet daaraan niet af. In het betreffende artikel is daarin niet in een van de wet afwijkende bewijslastverdeling voorzien.