In deze zaak vordert mr. Catharinus Adrianus Hage, curator in het faillissement van [bedrijfsnaam] Holding B.V., betaling van openstaande facturen van [eiser] voor de verkoop van bedrijfswagens. De curator stelt dat de facturen onbetaald zijn gebleven en dat er geen geldige verrekening heeft plaatsgevonden, omdat de verkoper volgens de factuur een andere BV is dan de BV waarmee een verrekenverklaring is overeengekomen. De rechtbank heeft de procedure gevolgd en de relevante documenten en verklaringen van beide partijen in overweging genomen.
De feiten van de zaak zijn als volgt: [bedrijfsnaam] Holding B.V. is de moedervennootschap van [bedrijfsnaam] Dienstverlening B.V. en [bedrijfsnaam] Investment B.V. De curator heeft de vordering ingesteld omdat [eiser] de facturen voor de verkoop van drie bedrijfswagens, die op naam staan van [bedrijfsnaam] Holding, niet heeft betaald. [eiser] voert aan dat de facturen zijn voldaan door middel van verrekening met openstaande vorderingen van [bedrijfsnaam] Dienstverlening. De rechtbank heeft vastgesteld dat de facturen op naam van [bedrijfsnaam] Holding staan en dat de verrekenverklaring niet geldig is voor deze facturen.
De rechtbank heeft geoordeeld dat [bedrijfsnaam] Holding als eigenaar van de bedrijfswagens moet worden aangemerkt en dat de verrekenverklaring niet kan worden toegepast op de facturen die aan [bedrijfsnaam] Holding zijn gericht. De rechtbank heeft de vordering van de curator afgewezen, omdat de curator niet kon aantonen dat de facturen niet door middel van verrekening zijn voldaan. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat [eiser] te goeder trouw was in zijn veronderstelling dat de overdracht van de bedrijfswagens geldig was en dat de curator niet kon aantonen dat er sprake was van beschikkingsonbevoegdheid.
De rechtbank heeft de curator veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van [eiser] zijn begroot op € 2.394,00. Het vonnis is uitgesproken op 19 januari 2022 door mr. J.R. Veerman.