ECLI:NL:RBGEL:2022:198

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 januari 2022
Publicatiedatum
18 januari 2022
Zaaknummer
C/05/392402 / HA ZA 21-429
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering curator tot betaling van facturen in faillissement met betrekking tot bedrijfswagens en verrekenverklaring

In deze zaak vordert mr. Catharinus Adrianus Hage, curator in het faillissement van [bedrijfsnaam] Holding B.V., betaling van openstaande facturen van [eiser] voor de verkoop van bedrijfswagens. De curator stelt dat de facturen onbetaald zijn gebleven en dat er geen geldige verrekening heeft plaatsgevonden, omdat de verkoper volgens de factuur een andere BV is dan de BV waarmee een verrekenverklaring is overeengekomen. De rechtbank heeft de procedure gevolgd en de relevante documenten en verklaringen van beide partijen in overweging genomen.

De feiten van de zaak zijn als volgt: [bedrijfsnaam] Holding B.V. is de moedervennootschap van [bedrijfsnaam] Dienstverlening B.V. en [bedrijfsnaam] Investment B.V. De curator heeft de vordering ingesteld omdat [eiser] de facturen voor de verkoop van drie bedrijfswagens, die op naam staan van [bedrijfsnaam] Holding, niet heeft betaald. [eiser] voert aan dat de facturen zijn voldaan door middel van verrekening met openstaande vorderingen van [bedrijfsnaam] Dienstverlening. De rechtbank heeft vastgesteld dat de facturen op naam van [bedrijfsnaam] Holding staan en dat de verrekenverklaring niet geldig is voor deze facturen.

De rechtbank heeft geoordeeld dat [bedrijfsnaam] Holding als eigenaar van de bedrijfswagens moet worden aangemerkt en dat de verrekenverklaring niet kan worden toegepast op de facturen die aan [bedrijfsnaam] Holding zijn gericht. De rechtbank heeft de vordering van de curator afgewezen, omdat de curator niet kon aantonen dat de facturen niet door middel van verrekening zijn voldaan. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat [eiser] te goeder trouw was in zijn veronderstelling dat de overdracht van de bedrijfswagens geldig was en dat de curator niet kon aantonen dat er sprake was van beschikkingsonbevoegdheid.

De rechtbank heeft de curator veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van [eiser] zijn begroot op € 2.394,00. Het vonnis is uitgesproken op 19 januari 2022 door mr. J.R. Veerman.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/392402 / HA ZA 21-429 / 546 / 876
Vonnis van 19 januari 2022
in de zaak van
mr. CATHARINUS ADRIANUS HAGE
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van [bedrijfsnaam] Holding B.V.,
kantoorhoudende te Ede,
eiser,
advocaat mr. I.J.G.H. Hage te Ede Gelderland,
tegen
[eiser]
,
wonende te [woonplaats eiser]
gedaagde,
advocaat mr. C.L. Berkel te Veenendaal.
Partijen zullen hierna Hage q.q. en [eiser] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 3 november 2021
  • de van de zijde van Hage q.q. toegezonden producties 7 en 8
  • de van de zijde van [eiser] toegezonden verklaring van boekhouder [boekhouder]
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 10 december 2021 inclusief de daaraan gehechte ter zitting overgelegde producties, zijnde de van de zijde van Hage q.q. overgelegde facturen met uittreksels van de kentekenregistraties en de van de zijde van [eiser] overgelegde producties 2 tot en met 6.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[bedrijfsnaam] Holding B.V. ( [bedrijfsnaam] Holding) is de moedervennootschap van [bedrijfsnaam] Dienstverlening B.V. ( [bedrijfsnaam] Dienstverlening) en [bedrijfsnaam] Investment B.V. ( [bedrijfsnaam] Investment). [aandeelhouder/bestuurder] is aandeelhouder en bestuurder van [bedrijfsnaam] Holding. [bedrijfsnaam] Dienstverlening is op 11 februari 2020 failliet verklaard. [bedrijfsnaam] Holding is op
28 april 2020 failliet verklaard met aanstelling van mr. C.A. Hage tot curator.
2.2.
[eiser] heeft op naam van [bedrijf eiser] uitgevoerd voor [bedrijfsnaam] Dienstverlening.
2.3.
Op naam van [bedrijfsnaam] Holding staan een drietal facturen met factuurdatum
8 februari 2020 gericht aan [bedrijf eiser] voor de verkoop van bedrijfswagens voor een totaalbedrag van € 23.595,00 inclusief btw. Het betreft de volgende factuurnummer en kentekens:
- factuurnummer 2020-002: Opel Vivaro [kenteken]
- factuurnummer 2020-003: Opel Vivaro [kenteken]
- factuurnummer 2020-004: Opel Vivaro [kenteken]
2.4.
Ten aanzien van de bovenstaande drie bedrijfswagens is het volgende van belang:
- de kentekens stonden eerder op naam van [bedrijfsnaam] Investment en zijn op
22 mei 2018 overgezet naar [bedrijfsnaam] Holding,
- [bedrijfsnaam] Holding heeft in het jaar 2019 de motorrijtuigenbelasting en de autoverzekering betaald,
- de bedrijfswagens staan opgenomen in een afschrijvingsstaat van het jaar 2019 van [bedrijfsnaam] Investment,
- voor de maand mei 2019 heeft [bedrijfsnaam] Investment een bedrag van € 22.500,00 inclusief btw aan [bedrijfsnaam] Dienstverlening in rekening gebracht aan huur voor deze bedrijfswagens,
- voor de maand juni 2019 heeft [bedrijfsnaam] Holding een bedrag van € 22.500,00 inclusief btw aan [bedrijfsnaam] Dienstverlening in rekening gebracht aan huur voor deze bedrijfswagens.
2.5.
Eveneens op 8 februari 2020 is een verrekenoverzicht opgesteld tussen [bedrijf eiser] en [bedrijfsnaam] Dienstverlening/ [bedrijfsnaam] Investment. Dit verrekenoverzicht is ondertekend door [eiser] (namens [bedrijf eiser] ) en [aandeelhouder/bestuurder] (namens [bedrijfsnaam] Dienstverlening). Met dit verrekenoverzicht worden facturen van [bedrijf eiser] voor aan [bedrijfsnaam] Dienstverlening geleverde koeriersdiensten voor een totaalbedrag van
€ 56.972,44 verrekend met openstaande verkoopfacturen van [bedrijfsnaam] Investment voor een totaalbedrag van € 58.685,00. Als te verrekenen facturen aan de kant van [bedrijfsnaam] Investment staan een zestal facturen opgenomen, waaronder de onder 2.3. genoemde factuurnummers betreffende de bedrijfswagens. Onderaan het verrekenoverzicht staat:
“Hierbij verklaar ik [aandeelhouder/bestuurder] dat openstaande verkoopfacturen van [bedrijfsnaam] Investment B.V. verrekend worden met de openstaande inkoopfacturen van [bedrijf eiser] naar [bedrijfsnaam] Dienstverlening.”

3.Het geschil

3.1.
Hage q.q. vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [eiser] veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 26.388,18 aan openstaande facturen inclusief wettelijke handelsrente berekend tot en met 3 augustus 2021 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over een bedrag van € 23.595,00 vanaf 4 augustus 2021 tot aan de dag van volledige betaling, de buitengerechtelijke kosten van € 1.010,95 en de proceskosten.
3.2.
Aan zijn vordering legt Hage q.q. ten grondslag dat [eiser] de facturen voor de bedrijfswagens onbetaald heeft gelaten. Hage q.q. betwist dat betaling door middel van verrekening heeft plaatsgevonden, nu [bedrijf eiser] geen met de facturen van de bedrijfswagens te verrekenen vordering had op [bedrijfsnaam] Holding en [bedrijfsnaam] Holding ook geen partij is geweest bij de onder 2.5. opgenomen verrekenverklaring. Omdat, ondanks aanmaning, betaling is uitgebleven, moet [eiser] ook de buitengerechtelijke kosten vergoeden, aldus Hage q.q.
3.3.
[eiser] voert aan dat de gevorderde facturen middels verrekening zijn betaald. Volgens [eiser] maakte [bedrijfsnaam] Dienstverlening bij haar koeriersdiensten gebruik van de hier bedoelde bedrijfswagens en zijn deze bedrijfswagens later onderdeel geworden van de met [aandeelhouder/bestuurder] als (indirect) bestuurder van [bedrijfsnaam] Dienstverlening gemaakte afspraak om de bij [eiser] openstaande facturen wegens verrichte koeriersdiensten voor [bedrijfsnaam] Dienstverlening te verrekenen door een deel van haar bedrijfswagens aan [eiser] te leveren. Deze drie bedrijfswagens zijn vervolgens ook daadwerkelijk aan [eiser] geleverd. Indien [bedrijfsnaam] Dienstverlening niet als eigenaar van de bedrijfswagens kan worden aangemerkt, heeft [eiser] te goeder trouw mogen aannemen dat [aandeelhouder/bestuurder] door zijn betrokkenheid als (indirect) bestuurder van de andere [bedrijfsnaam] vennootschappen gerechtigd was om de betreffende bedrijfswagens aan [eiser] in eigendom/ bezit te geven tegen verrekening van de openstaande schuld van [eiser] op [bedrijfsnaam] Dienstverlening, aldus [eiser] .
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Aan de orde is de vraag of de onder 2.3. opgenomen facturen voor de bedrijfswagens door middel van verrekening zijn voldaan.
4.2.
Naar het oordeel van de rechtbank moet [bedrijfsnaam] Holding worden aangemerkt als eigenaar van de bedrijfswagens. Dit volgt uit het feit dat de bedrijfswagens op 22 mei 2018 vanuit [bedrijfsnaam] Investment op naam zijn gezet van [bedrijfsnaam] Holding. Ongeveer een jaar later heeft [bedrijfsnaam] Holding in plaats van [bedrijfsnaam] Investment huur voor de bedrijfswagens aan [bedrijfsnaam] Dienstverlening in rekening gebracht. Deze huur werd bij [bedrijfsnaam] Dienstverlening in rekening gebracht omdat zij de bedrijfswagens heeft gebruikt voor de uitvoering van haar ondernemingsactiviteit, namelijk het vervoeren/ bezorgen van pakketten. Een andere belangrijke aanwijzing van eigendom is het onweersproken feit dat [bedrijfsnaam] Holding (in ieder geval over 2019) de motorrijtuigenbelasting en de autoverzekering voor deze bedrijfswagens heeft betaald. Daartegenover staat het door [eiser] aangedragen feit dat de bedrijfswagens na het overschrijven van de kentekens in mei 2018 nog in de activastaat van [bedrijfsnaam] Investment zijn opgenomen. Dit laatste is echter extern niet aan te merken als een eigendomspretentie, zodat de conclusie moet zijn dat [bedrijfsnaam] Holding eigenaar is van de bedrijfswagens.
4.3.
Dat de hier bedoelde bedrijfswagens voor 8 februari 2020 in eigendom blijken toe te behoren aan [bedrijfsnaam] Holding leidt echter niet zonder meer tot de conclusie dat de verkoopfacturen niet door middel van verrekening kunnen zijn voldaan. Daarvoor moet worden gekeken naar de verrekenverklaring van 8 februari 2020. Als onderdeel van de verrekenverklaring zijn opgenomen de drie in deze procedure aan de orde zijnde bedrijfswagens. In de verrekenverklaring staat dat de verkoopfacturen van [bedrijfsnaam] Investment worden verrekend met de inkoopfacturen van [eiser] . Er zijn echter geen verkoopfacturen van [bedrijfsnaam] Investment, althans niet wat betreft de drie in deze procedure aan de orde zijnde bedrijfswagens. De facturen die betrekking hebben op die bedrijfswagens staan op naam van [bedrijfsnaam] Holding. De nummers van die facturen corresponderen met de factuurnummers die in de verrekenverklaring staan als zijnde verkoopfacturen van [bedrijfsnaam] Investment. Een andere belangrijke omstandigheid is dat deze facturen dezelfde datum hebben als de verrekenverklaring. Dit kan niet anders dan tot de conclusie leiden dat de strekking van de verrekenverklaring kennelijk is geweest dat deze facturen in de verrekening zijn betrokken, in die zin dat partijen daarmee beoogden dat er voor die bedrijfswagens niet betaald hoefde te worden, althans niet anders dan door de verrekening waarin de verklaring voorziet. Daaraan doet niet af dat deze facturen op naam van [bedrijfsnaam] Holding zijn gesteld. [eiser] mocht er, gelet op doel en strekking van de verklaring, van uitgaan dat [aandeelhouder/bestuurder] die de verklaring heeft ondertekend namens [bedrijfsnaam] Investment en [bedrijfsnaam] Dienstverlening, daarmee in zoverre ook [bedrijfsnaam] Holding vertegenwoordigde. Dat leidt ertoe dat [bedrijfsnaam] Holding geen aanspraak heeft op nog een betaling van die facturen, immers zijn deze door de verrekenverklaring voldaan.
4.4.
Daar komt bij dat beschikkingsonbevoegdheid van [bedrijfsnaam] Investment ten aanzien van de bedrijfswagens [eiser] niet kan worden tegengeworpen. De verrekenverklaring voorziet in wezen in een betaling van de facturen van [eiser] door overdracht van bedrijfswagens en [eiser] mocht er, gelet op doel en strekking van de verrekenverklaring en de betrokkenheid van [aandeelhouder/bestuurder] daarbij als (indirect) directeur van alle [bedrijfsnaam] vennootschappen van uitgaan dat [bedrijfsnaam] Investment ter zake die bedrijfswagens beschikkingsbevoegd was. Dat [eiser] de tenaamstelling op de facturen niet heeft gezien en daar dan ook niet tegen heeft geprotesteerd, acht de rechtbank voldoende verklaarbaar door het feit dat de facturen van dezelfde datum zijn als de verrekenverklaring en er daarom ook geen betaling van de facturen meer hoefde plaats te vinden. Gelet hierop komt [eiser] als verkrijger te goeder trouw de uit artikel 3:86 lid 1 BW volgende bescherming toe. De subsidiair door Hage q.q. ingeroepen vernietiging sorteert dan ook geen effect, althans niet in zoverre de curator het vermelde artikel voor ogen heeft. De ingeroepen vernietiging door de curator is niet van een grondslag en uitwerking voorzien. In verband met de gestelde vernietiging heeft Hage q.q. in ieder geval niet verwezen naar artikel 42 Fw (faillissementspauliana), maar ook in dat kader moet er, gelet op de hiervoor geschetste omstandigheden, vooralsnog van worden uitgegaan dat [eiser] ter zake de overdracht te goeder trouw was. De rechtbank wijst dan ook de vordering af.
4.5.
Hage q.q. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- griffierecht 952,00
- salaris advocaat
1.442,00(2,0 punten × tarief € 721,00)
Totaal € 2.394,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Hage q.q. in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 2.394,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Veerman en in het openbaar uitgesproken op 19 januari 2022.