ECLI:NL:RBGEL:2022:1973

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 maart 2022
Publicatiedatum
19 april 2022
Zaaknummer
C/05/399757 / KZ ZA 22-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot opheffing van beslag in kort geding tussen Kynett B.V. en [gedaagde]

In deze zaak vordert Kynett B.V. in kort geding de opheffing van verschillende door [gedaagde] gelegde beslagen. Kynett B.V. is een besloten vennootschap die zich bezighoudt met de productie en verkoop van fitnessapparaten, terwijl [gedaagde] een eenmanszaak heeft en eveneens actief is in de fitnessapparatenmarkt. De partijen hebben in het verleden samengewerkt en zijn in januari 2018 in contact gekomen over de ontwikkeling van een nieuw product, de TiRoller. In het kader van deze samenwerking is een geheimhoudingsovereenkomst gesloten. Kynett B.V. heeft [gedaagde] een lening verstrekt voor de ontwikkeling van de TiRoller, maar de samenwerking is later geëscaleerd in een juridisch geschil.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de beslaglegging door [gedaagde] Kynett B.V. ernstig in de financiële problemen heeft gebracht, waardoor de continuïteit van de onderneming in gevaar komt. Kynett B.V. heeft aangevoerd dat de beslagen onterecht zijn gelegd en dat er sprake is van misbruik van recht door [gedaagde]. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de belangen van Kynett B.V. bij opheffing van de beslagen zwaarder wegen dan de belangen van [gedaagde] bij handhaving van de beslagen. Daarom heeft de voorzieningenrechter de beslagen opgeheven en [gedaagde] veroordeeld tot betaling van een dwangsom en proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/05/399757 / KZ ZA 22-15
Vonnis in kort geding van 22 maart 2022
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KYNETT B.V.,
gevestigd te Lochem,
2.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats 1] ,
eisers,
advocaten mrs. T. Fokkens en E.J.C. van Gelderen te Zeist,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaten mrs. M.R. Rijks en T.F.M. Wijgergans te Eindhoven.
Partijen zullen hierna Kynett (eiseres sub 1), [eiser 2] (eiser sub 2), Kynett c.s. (eisers gezamenlijk) en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met 43 producties,
  • de akte in het geding brengen van 12 producties van [gedaagde] ,
  • aanvullend productie 44 en 45 van Kynett c.s.,
  • de mondelinge behandeling,
  • de pleitnota van Kynett c.s.
  • de pleitnota van [gedaagde] ,
  • het tussenvonnis van 22 februari 2022, waaruit volgt dat het gelegde beslag tot afgifte van de goederen die staan vermeld op productie EP 42 is opgeheven.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser 2] is als uitvinder en ondernemer actief in de kunststofindustrie. [eiser 2] is eigenaar en directeur van Kynett.
2.2.
Kynett is in oktober 2018 opgericht en houdt zich bezig met de productie en verhandeling van vijf fitnessapparaten op basis van vliegwieltechnologie, te weten de Kynett ONE, Kynett PRO, Kynett Ultimate, Aerobis Kinetic Trainer en ATX Kinetic Trainer.
2.3.
[gedaagde] is uitvinder en eigenaar van Anco Design / Anco Engineering, een eenmanszaak gevestigd in [vestigingsplaats] , Oostenrijk.
[gedaagde] verhandelt op dit moment het fitnessapparaat met de naam YoRoller, eveneens een fitnessapparaat op basis van vliegwieltechnologie.
2.4.
De onderneming AD Kinetics GmbH is verantwoordelijk voor het op de markt brengen van de YoRoller. [gedaagde] is één van de aandeelhouders in AD Kinetics GmbH.
2.5.
Partijen zijn in januari 2018 met elkaar in contact getreden over de ontwikkeling van de TiRoller. In dat kader zijn ze op 16 februari 2018 een geheimhoudingsovereenkomst (Vereinbarung zur Wahrung von Vertraulichkeit und Geheimhaltung) aangegaan waarin [eiser 2] zich verplicht om vertrouwelijke informatie over de innovatie geheim te houden (hierna: de NDA). Partijen zijn in de NDA overeengekomen dat op de NDA Oostenrijks recht van toepassing is.
2.6.
Op 27 februari 2018 heeft [eiser 2] aan [gedaagde] een bedrag van € 25.000,00 verstrekt ten behoeve van de ontwikkeling van de TiRoller.
2.7.
[gedaagde] heeft bij e-mail van 23 februari 2018 aan [eiser 2] , voor zover van belang, het volgende geschreven:
“Na onze ontmoeting weken geleden, was het me duidelijk hoe belangrijk het voor mij zou zijn om met je samen te werken. Jij zou het geld en de Know-how inbrengen en ik zou in andere dimensies kunnen denken.
(…)
Het was zeker een vergissing om je mijn eerder e-mail ‘ongecensureerd’ te sturen, het was een momentopname waarbij ik vond dat ik een aantal zaken openlijk met je moest bespreken.
Ik hoop van harte dat je mijn openheid spoedig zult ‘verteren ‘en dat wij er later om zullen lachen en dat wij spoedig een strategie zullen uitwerken.”
[vertaling uit het Duits].
2.8.
Bij e-mail van 3 april 2018 schrijft [gedaagde] aan [eiser 2] , voor zover van belang, het volgende:
“Mijn oprechte excuses voor mijn e-mail en voor alles wat je gestoord heeft.
Je hebt gelijkt, de problemen zitten vooral in mijn hoofd!
JE bent de EERSTE persoon/investeerder in mijn leven die niet alleen geld, maar WAARDEVOL WERK in de joint venture heeft geïnvesteerd en daar ben ik je zeer dankbaar voor!
Ik moet leren hiermee om te gaan zonder je weg te jagen, maar ik zal je vertellen dat ik JUIST deze dagen een juridisch geschil heb met iemand die geld heeft geïnvesteerd en het voorlopig als een ‘lening’ heeft aangegeven…
(…)
Ik beschouw je helemaal niet als ‘van die orde’, ik waardeer je zeer als mens en mijn relaas is niet bedoeld als ‘rechtvaardiging’! Het was onhandig om je dergelijke dingen te schrijven, maar ik wil eerdere fouten niet herhalen en er vooral voor zorgen dat ze zelfs theoretisch niet mogelijk zijn.
Zoals je ziet…heb je te maken met een zeer beschadigd persoon, maar ik ben eerlijk bereid mijn fouten toe te geven en het goed te maken en ik hoop dat je mijn verontschuldiging aanvaardt!”
[vertaling uit het Duits]
2.9.
Bij e-mail van 23 april 2018 laat [gedaagde] aan [eiser 2] weten dat hij toch niet wil samenwerken met [eiser 2] en vraagt hij alle informatie over het product die hij aan [eiser 2] heeft verstrekt terug.
2.10.
Partijen wisselen daarna van gedachten over verdere samenwerking en op 30 april 2018 schrijft [eiser 2] , voor zover van belang, het volgende aan [gedaagde] :
“Ik ben blij dat wij zijn overeengekomen de distributie en productie van de TiRoller volledig van je over te nemen.
De volgende regelingen zijn van toepassing op deze overeenkomst:
Lening van € 25.000 aan [gedaagde] wordt geannuleerd en gewijzigd in een eenmalige royaltybetaling,
Viccolo BV zal vandaag € 30.000 betalen aan [gedaagde] als een eenmalige royaltybetaling,
Nieuwe onderneming, TiRoller BV, gevestigd in Nederland wordt zo snel mogelijk opgericht. [gedaagde] ontvangt 25% van de aandelen.
[gedaagde] ontvangt maandelijks 17,0% licentievergoeding over de maandomzet met een minimum van € 6.000 per maand. Eerste betaling is eind mei.”
[vertaling uit het Duits]
2.11.
[gedaagde] antwoordt hierop, voor zover van belang, als volgt:
In principe is alle ok, ik zou het alleen een beetje anders formuleren voor nu:
Daniel [gedaagde] gaat ermee akkoord het vermarkten van het product ‘TiRoller’ over te dragen aan Viccolo BV/ [eiser 2] .
Een juridisch bindend contract zal in de komen dagen deskundig worden geformuleerd, maar over de volgende kerngegevens is reeds overeenstemming bereikt.
1. de voormalige ‘lening van 25.000 euro voor de oprichting van een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid’ aan [gedaagde] zal worden omgezet in een ‘eenmalige licentievergoeding’ aan [gedaagde] . Onder dezelfde titel wordt vandaag nog eens 30.000 euro aan [gedaagde] overgemaakt door [eiser 2] .
(…)
2. het nieuwe hoofdkantoor van TiRoller BV komt in Nederland en [gedaagde] krijgt 25% van de aandelen van de onderneming.
3. [gedaagde] wordt op de 10e van elke maand betaald, 17% van de maandelijkse omzet als licentie, met een minimum van 6.000 euro per maand. De eerste betaling wordt verricht op 10 mei, ongeacht of er in die maand al dan niet verkopen hebben plaatsgevonden.”
[vertaling uit het Duits]
2.12.
[eiser 2] heeft op 30 april 2018 € 30.000,00 aan [gedaagde] betaald.
2.13.
[eiser 2] heeft in mei 2018 [gedaagde] in meerdere e-mails verzocht om informatie en zaken met betrekking tot de bedrijfsvoering, waaronder domeinnamen, klantgegevens, tekeningen en octrooiaanvragen.
2.14.
Op 1 juni 2018 laat [gedaagde] aan [eiser 2] weten dat hij de door [eiser 2] gevraagde informatie niet gaat verstrekken en dat hij alle informatie die [eiser 2] van hem heeft ontvangen terug wil hebben.
2.15.
[gedaagde] heeft in Oostenrijk een procedure aanhangig gemaakt waarin Kynett c.s. op 16 december 2021 verweer heeft ingediend.
2.16.
Op 17 december 2021 heeft [gedaagde] de voorzieningenrechter van deze rechtbank verlof gevraagd voor het leggen van conservatoir derdenbeslag op de bankrekening van Kynett c.s., conservatoir beslag op de onroerende zaak van [eiser 2] en beslag tot afgifte van vermeend inbreukmakende goederen en productiemiddelen en in bewaring geven daarvan.
2.17.
Bij beschikking van 23 december 2021 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank het verlof verleend, waarna op 30 december 2021 voornoemde beslagen zijn gelegd.
2.18.
De accountant van Kynett c.s., Stolwijk Kelderman accountants fiscalisten te Doetinchem, heeft in een verklaring aangegeven dat door de beslaglegging er een aanzienlijke druk op de liquiditeiten is ontstaan en dat er nagenoeg geen omzet meer wordt gerealiseerd. Dat daarnaast nog wel vaste lasten betaald moeten worden alsmede de leveranciers van de inbeslaggenomen goederen. Volgens de accountant betekent dat de vennootschap op korte termijn niet meer aan haar financiële verplichtingen zal kunnen voldoend en de continuïteit van de vennootschap ernstig in gevaar komt.

3.Het geschil

3.1.
Kynett c.s. vordert bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. het door [gedaagde] ten laste van Kynett en [eiser 2] gelegde conservatoire derdenbeslag onder de Rabobank onmiddellijk op te heffen, althans in goede justitie een zodanige voorziening te treffen;
II. Primair: het door [gedaagde] ten laste van Kynett en [eiser 2] gelegde beslag tot afgifte van de beweerdelijk inbreukmakende producten onmiddellijk op te heffen,
Subsidiair: het door [gedaagde] ten laste van Kynett en [eiser 2] gelegde beslag tot afgifte van de goederen die staan vermeld op Productie EP 42 onmiddellijk op te heffen, althans in goede justitie een zodanige voorziening te treffen;
III. Primair: het door [gedaagde] ten laste van Kynett en [eiser 2] gelegde beslag tot afgifte van goederen die (vermoedelijk) zijn gebruikt bij de vervaardiging van de beweerdelijk inbreukmakende producten onmiddellijk op te heffen,
Subsidiair: het door [gedaagde] ten laste van Kynett en [eiser 2] gelegde beslag tot afgifte van de goederen die staan vermeld op Productie EP 42 onmiddellijk op te heffen, althans in goede justitie een zodanige voorziening te treffen;
IV. [gedaagde] te veroordelen om te bewerkstelligen dat [eiser 2] c.s. de goederen die zich in gerechtelijke bewaring bevinden, onmiddellijk na het wijzen van het vonnis (maar uiterlijk binnen vier uur) op kan halen bij de gerechtelijk bewaarder;
V. het door [gedaagde] ten laste van [eiser 2] gelegde beslag op de onroerende zaak met kadastrale aanduiding ‘Wonen met bedrijvigheid’ en ‘Perceel grond - gebruik onbekend’, plaatselijk bekend [adres] , kadastraal bekend [kadastrale gegevens] groot 1.181 m2 op te heffen en [gedaagde] te veroordelen om uiterlijk 3 dagen na de datum van het in dit geding te wijzen vonnis alle formaliteiten te verrichten die noodzakelijk zijn voor de opheffing, waaronder in ieder geval begrepen de inschrijving in het kadaster;
VI. [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan Kynett van een dwangsom van € 50.000 (zegge: vijftigduizend EURO) per dag (waaronder begrepen een gedeelte van een dag) dat [gedaagde] geheel of gedeeltelijk niet aan de onder IV. en/of V. genoemde vorderingen voldoet;
VII. [gedaagde] te veroordelen om binnen 14 (zegge: veertien) dagen na de datum van het in dit geding te wijzen vonnis, althans binnen een termijn als u zal vermenen te behoren, aan Kynett en [eiser 2] te vergoeden de door haar daadwerkelijk gemaakte proceskosten, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag;
VIII. [gedaagde] te veroordelen om binnen 14 (zegge: veertien) dagen na de datum van het in dit geding te wijzen vonnis, althans binnen een termijn als u zal vermenen te behoren, aan Kynett en [eiser 2] te vergoeden de (overige) kosten van deze procedure alsmede de nakosten ter hoogte van € 131 (zegge: honderdeenendertig EURO) zonder betekening, respectievelijk € 199 (zegge: honderdnegenennegentig EURO) met betekening;
IX. [gedaagde] te veroordelen tot het voldoen van wettelijke rente over de bedragen gevorderd in VI. en VII. te rekenen vanaf de eerste dag na het verstrijken van de voldoeningstermijn tot aan de dag der algehele voldoening.
3.2.
Kynett c.s. legt aan haar vorderingen, kort samengevat, het volgende ten grondslag.
3.2.1
Het beslag moet worden opgeheven omdat [gedaagde] in strijd met artikel 21 Rv heeft gehandeld omdat een aantal zaken in strijd met de waarheid, in het geheel niet of onvolledig zijn weergegeven in het verzoekschrift tot beslaglegging. Indien de voorzieningenrechter van al deze zaken op de hoogte was geweest zou het verlof niet zijn verleend.
3.2.3
Onder meer heeft [gedaagde] in het verzoekschrift het verweer van Kynett c.s. niet vermeld en/of bijgevoegd. En is niet vermeld dat elementen van de TiRoller die volgens [gedaagde] bedrijfsgeheimen zijn en/of onder de NDA vallen reeds publiekelijk bekend zijn en dus geen bedrijfsgeheim meer zijn (ook wel prior art of state of the art).
[gedaagde] heeft in het verzoekschrift niet vermeld dat partijen tot overeenstemming zijn gekomen over hun samenwerking ( [eiser 2] neemt de exploitatie en het vermarkten over en [gedaagde] ontvangt royalty’s) en daar is uitvoering aan gegeven. De royalty’s zijn door [eiser 2] betaald en hij is uitvoering gaan geven aan de bedrijfsvoering. In dat kader heeft Kynett c.s. ook te goede trouw het merk TiRoller en Kynett geregistreerd. Ook wordt de technische input van [eiser 2] niet genoemd in het verzoekschrift. Er was sprake van een gezamenlijke ontwikkeling van het ontwerp TiRoller waarin [eiser 2] een curiale rol op het gebied van productontwikkeling had. [eiser 2] heeft het door [gedaagde] aangeleverde concept rigoureus gewijzigd om te komen tot een werkend en produceerbaar product. Verschillende suggesties en vindingen zijn in het product verwerkt, zoals de zijdelings te openen deurtjes en de vormgeving van het binnenwerk.
Er is in het verzoekschrift niet vermeld dat de activiteiten van Kynett c.s. uitsluitend bestaan uit de verkoop van de producten die door [gedaagde] inbreukmakend wordt geacht. Ook is er veel meer beslagen dan waarvoor verlof is verleend (ook alle voorraden van onderdelen zijn in beslag genomen). Er is sprake van volledige bedrijfsstagnatie.
3.3
Nu Kynett c.s. niet meer over producten beschikt heeft zij belangrijke beurzen gemist in VS en Korea en hierdoor lijdt zij aanzienlijke schade. Faillissement van Kynett dreigt indien de beslagen niet op korte termijn worden opgeheven.
3.4
De belangen van [gedaagde] zijn beperkt. Hij heeft niet meteen in 2019, toen Kynett c.s. het product op te markt bracht, een verkoopverbod gevorderd. Nu hij zo lang heeft stilgezeten valt niet in te zien waarom hij bodemprocedure niet kan afwachten. Het beslag tot afgifte is disproportioneel want [gedaagde] heeft geen spoedeisend belang en een minder vergaand middel is voorhanden, namelijk een vordering tot schadevergoeding (indien er sprake zou zijn van een inbreuk).
3.5
Volgens Kynett c.s. moet het beslag worden opgeheven vanwege de ondeugdelijkheid van de vordering. Zowel het derdenbeslag onder de bank als het beslag tot afgifte zijn gebaseerd op twee ondeugdelijke grondslagen, schending van de Wet Bescherming Bedrijfsgeheimen (hierna: WBB) en NDA. Er is geen schending van de WBB (en Oostenrijkse tegenhanger daarvan) omdat er geen sprake meer is van geheime informatie, want [gedaagde] heeft deze informatie zelf openbaar gemaakt. De informatie bezit geen handelswaarde en er zijn door [gedaagde] geen redelijke maatregelen getroffen om de informatie geheim te houden. Ook is een deel van de informatie ontwikkeld door [eiser 2] (binnenwerk en de gewijzigde behuizing).
Er is geen sprake van schending van de NDA. Op de NDA is Oostenrijks recht van toepassing. Onder toepasselijk Oostenrijkse recht kan een schending van de NDA geen basis vormen voor het opeisen van goederen in Nederland.
3.6
Verder leidt volgens Kynett c.s. een belangenafweging tot opheffing van de beslagen. Kynett c.s. wordt zwaar getroffen door beslag. Kynett c.s. kan op korte termijn niet meer aan haar betalingsverplichtingen voldoen en de continuïteit van de vennootschap komt in gevaar, wat ook wordt bevestigd door accountant van Kynett c.s.. [gedaagde] heeft geen goede reden waarom hij niet een bodemzaak kan afwachten. De schade die Kynett c.s. lijdt is enorm. Die zal zij niet op [gedaagde] kunnen verhalen mocht achteraf blijken dat beslagen ten onrechte zijn gelegd. [gedaagde] heeft geen geld en verhaal wordt moeilijk omdat [gedaagde] in Oostenrijk woont.
3.7
Tot slot moet volgens Kynett c.s. het beslag worden opgeheven vanwege misbruik van recht. Kynett c.s. rekent het [gedaagde] aan dat hij beslag laat leggen op basis van informatie waarvan hij weet dat deze informatie geen bedrijfsgeheim (meer) is en hij daarnaast een groot aantal relevante feiten en omstandigheden niet, niet volledig of onjuist opneemt in het verzoekschrift. [gedaagde] was bekend of had bekend moeten zijn met de omstandigheden die maken dat Kynett c.s. onevenredig hard wordt getroffen en desondanks heeft hij het beslag op deze wijze voortgezet. Alles bij elkaar levert dit misbruik van recht op.
3.8
Kynett c.s. vordert een vergoeding van volledige proceskosten op grond van schending van artikel 21 Rv en 1019ie Rv.
3.9
[gedaagde] voert, kort samenvat, het volgende verweer. Gelet op de enorme omvang en technische achtergrond van dit geschil is uitsluitend de Oostenrijke bodemrechter bevoegd om te beoordelen of Kynett c.s. in strijd met de tussen partijen geldende NDA en de WBB heeft gehandeld. Volgens [gedaagde] is er geen samenwerkingsovereenkomst gesloten tussen partijen omdat ze niet tot overeenstemming konden komen. Dat Kynett c.s. verschillende suggesties heeft gedaan om de YoRoller te verbeteren en daarop anticipeerde op de totstandkoming van een samenwerkingsovereenkomst deed hij voor eigen rekening en risico. [gedaagde] betwist dat het product nog niet geschikt was om op de markt te brengen en dat [eiser 2] ervoor gezorgd heeft dat het product op korte termijn op de markt kon worden gebracht. [gedaagde] was al in een zeer vergevorderd stadium van ontwikkeling, wat blijkt uit de octrooiaanvragen en de technische tekeningen en getailleerde informatie die [gedaagde] met [eiser 2] deelde.
3.1
[gedaagde] heeft voldaan aan zijn verplichting om de relevante feiten die centraal staan aan te dragen. Door Kynett c.s. aangevoerde feiten zijn irrelevant. Het verzoekschrift en het verweer van Kynett c.s. hebben elkaar gekruist en er is geen sprake van bewust informatie achter houden. De informatie die [gedaagde] openbaar heeft gemaakt ziet op het product TiRoller. Een product dat wezenlijk verschilt van de YoRoller, bijvoorbeeld ten aanzien van een te openen behuizing. Verder heeft [gedaagde] geen specifieke productinformatie of technische tekeningen etcetera openbaar gemaakt. Het is juist deze informatie die Kynett c.s. heeft gebruikt om de uitvinding te kopiëren. Het product van [gedaagde] was baanbrekend en inventief en er was geen vergelijkbaar product op de markt. Er waren producten met de vliegwieltechnologie maar niet op zodanige wijze dat apparaat draagbaar, eenvoudig mee te nemen naar een andere plek, in een draagtas met laag gewicht tegen een lage kostprijs.
3.11
De informatie heeft wel degelijk handelswaarde, het bedrijfsgeheim van [gedaagde] bevat alle informatie die nodig is om tot productie van het product te komen. Ook heeft [gedaagde] redelijke maatregelen getroffen om het geheim te houden. Hij heeft een geheimhoudingsovereenkomst met [eiser 2] afgesloten waar hij de informatie uitsluitend mee heeft gedeeld en hij heeft het verzoek gedaan om informatie terug te geven.
De inbreng van [eiser 2] was zeer beperkt. [eiser 2] heeft alleen voorgesteld om de behuizing van het binnenwerk van plastic te maken en een verstevigende rand aan te brengen, geen technische wijziging van ontwerp of constructie.
3.12
Er is geen beslag gelegd op meer goederen dan waarvoor verlof verleend. Alle in beslag genomen goederen worden gebruikt om inbreukmakende producten te maken want Kynett c.s. heeft erkend dat zij geen andere producten verhandelt en produceert dan de inbreukmakende producten. Kynett c.s. maakt onrechtmatig gebruik van bedrijfsgeheimen van [gedaagde] en daarom is geen sprake van misbruik van recht.
3.13
De belangenafweging dient in het voordeel van [gedaagde] uit te vallen. Kynett c.s. staat naar eigen zeggen op rand van een faillissement. Aannemelijk is dat zij niet aan een veroordelend vonnis tot het betalen van schadevergoeding kan voldoen.
Niet gesteld of gebleken is dat de beslagen invloed hebben op de financiële positie van Kynett c.s. Alle argumenten in dat kader betreffen de handelsvoorraad. Als Kynett c.s. de beschikking krijgt over de goederen die zij tot de handelsvoorraad rekent kan zij weer inbreukmakende producten produceren en op de markt brengen.
Het enkele feit dat de goederen de handelsvoorraad betreffen is niet voldoende voor opheffen van het beslag. Dat Kynett c.s. alleen de inbreukmakende producten verhandelt maakt dat niet anders en komt voor haar rekening en risico.
De financiële situatie van Kynett c.s. is onvoldoende onderbouwd. Betwist wordt dat [gedaagde] geen verhaal zal bieden als later blijkt dat beslag tot afgifte ten onrechte is gelegd.
3.14
Een veroordeling in de werkelijke proceskosten moet worden afgewezen want er is geen sprake van handelen te kwader trouw of flagrant misbruik van de zijde van [gedaagde] door zijn bedrijfsgeheimen te handhaven jegens Kynett c.s.
3,15 Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Ter beoordeling ligt voor of de door [gedaagde] gelegde beslagen moeten worden opgeheven.
4.2.
In het tussenvonnis van 22 februari 2022, is het beslag tot afgifte van de goederen die staan vermeld op productie EP 42 door de voorzieningenrechter opgeheven. Alle overige beslissingen zijn aangehouden. In dit vonnis zal worden beslist op de overige vorderingen.
4.3.
Volgens art. 705 lid 2 Rv dient het beslag te worden opgeheven indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht blijkt. Dit brengt mee dat het in de eerste plaats op de weg ligt van degene die de opheffing vordert om met inachtneming van de beperkingen van de voorzieningenprocedure aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk of onnodig is (HR 14 juni 1996, NJ 1997/481). Er zal evenwel beslist moeten worden aan de hand van wat door beide partijen naar voren is gebracht en summierlijk met bewijsmateriaal is onderbouwd. Die beoordeling kan niet geschieden los van de in een zodanig geval vereiste afweging van de wederzijdse belangen, waarbij dient te worden beoordeeld of het belang van de beslaglegger bij handhaving van het beslag op grond van de door deze naar voren gebrachte omstandigheden zwaarder dient te wegen dan het belang van de beslagene bij opheffing van het beslag. De Hoge Raad heeft hier aan toegevoegd dat een conservatoir beslag naar zijn aard ertoe strekt om te waarborgen dat, zo een vooralsnog niet vaststaande vordering in de bodemprocedure wordt toegewezen, verhaal mogelijk zal zijn, terwijl de beslaglegger bij afwijzing van de vordering zal kunnen worden aangesproken voor de door het beslag ontstane schade.
4.4.
De vraag of het leggen van een conservatoir beslag als misbruik van recht en daarom als onrechtmatig moet worden aangemerkt, dient in beginsel te worden beantwoord aan de hand van de concrete omstandigheden ten tijde van de beslaglegging, waaronder de hoogte van de te verhalen vordering, de waarde van de beslagen goederen en de eventueel onevenredig zware wijze waarop de schuldenaar door het beslag op (een van) die goederen in zijn belangen wordt getroffen.
4.5.
De voorzieningenrechter stelt vast dat partijen ieder een eigen lezing hebben wat betreft de wijze van samenwerking. Kynett c.s. stelt dat partijen op 30 april 2018, om een einde te maken aan de voortdurende problemen en aan de onduidelijkheden over de samenwerking, hebben afgesproken dat [eiser 2] door middel van zijn vennootschap Viccolo B.V. de productie en de distributie van de TiRoller volledig zou overnemen van [gedaagde] en dat de eerder door [eiser 2] betaalde lening van € 25.000,00 aan [gedaagde] zou worden omgezet in een royaltyvergoeding. Verder zou [eiser 2] aan [gedaagde] een aanvullende royalty van € 30.000,00 betalen en zou [gedaagde] een minimum bedrag van
€ 6.000,00 aan periodieke royalty’s per maand ontvangen. [eiser 2] stelt dat hij ter uitvoering van deze afspraken [gedaagde] op 30 april 2018 € 30.000,00 heeft betaald en op 1 juni 2018 de merken TiRoller en Kynett heeft geregistreerd. Kynett c.s. heeft verder gesteld dat hij niet alleen investeerder was maar dat hij een cruciale rol heeft gehad op het gebied van productontwikkeling van het ontwerp van de TiRoller en dat hij het product rigoureus heeft gewijzigd om te komen tot een werkend en produceerbaar product. Zo heeft hij de zijdelings te openen deurtjes bedacht en de vormgeving van het binnenwerk gewijzigd.
[gedaagde] heeft hier tegenover gesteld dat er tussen partijen geen samenwerkingsovereenkomst is gesloten omdat ze niet tot overeenstemming konden komen. Verder zou Kynett c.s. alleen hebben voorgesteld om het binnenwerk van plastic te maken en een verstevigende rand aan te brengen maar was er geen sprake van een wijziging van het ontwerp of de constructie. Volgens [gedaagde] was het product, ook al voor [eiser 2] ten tonele verscheen, geschikt om op de markt te brengen en was het al in een zeer vergevorderd stadium van ontwikkeling.
4.6.
Mede gelet op de beperkingen die een kort geding procedure ten aanzien van bewijslevering met zich mee brengt acht de voorzieningenrechter de lezing van de samenwerking van Kynett c.s. aannemelijker dan die van [gedaagde] . Van belang daarbij is dat onweersproken is gebleven dat Kynett c.s. in totaal € 55.000,00 aan [gedaagde] heeft betaald. Dat daar wat tegenover heeft gestaan in de vorm van het produceren en vermarkten van de TiRoller door Kynett c.s. acht de voorzieningenrechter aannemelijk. Verder ontstaat uit de overgelegde correspondentie tussen partijen de indruk dat de breuk die tussen hen is ontstaan meer aan [gedaagde] is te wijten dan aan Kynett c.s. Zo volgt uit diverse mails van zowel voor als na 30 april 2018 een wispelturige handelswijze van [gedaagde] ten aanzien van de afspraken en plannen voor de samenwerking. In een e-mail van 23 februari 2018 laat [gedaagde] weten waarom hij graag met [eiser 2] wilde werken en maakt hij excuus voor een eerder ongecensureerde verstuurde e-mail. In een e-mail van 3 april 2018 erkent [gedaagde] dat zijn problemen door zijn eigen gedrag worden veroorzaakt en biedt hij wederom excuses aan voor zijn gedrag en spreekt hij grote waardering uit voor [eiser 2] . Op 23 april 2018 komt hij terug op eerder gemaakt afspraken over de samenwerking. Vervolgens maken partijen op 30 april 2018 afspraken over de verdere samenwerking en geeft Kynett c.s. daaraan uitvoering maar voldoet [gedaagde] niet aan verzoeken van Kynett c.s. om informatie met betrekking tot de bedrijfsvoering zoals het verstrekken van domeinnamen, klantgegevens, tekeningen en octrooiaanvragen. Op 1 juni 2018 mailt [gedaagde] aan Kynett c.s. dat hij deze zaken niet zal overdragen en wil hij reeds verstrekte informatie van [eiser 2] terug hebben.
4.7.
Daar komt bij dat in het verzoekschrift tot beslaglegging door [gedaagde] met geen woord is gerept over het uitgebreide verweer van Kynett c.s. ten aanzien van de gemaakte afspraken over de samenwerking in de zin van het betalen van € 55.000,00 aan royalty’s door Kynett c.s. en vermarkten van de TiRoller door Kynett c.s. Ook komt uit het verzoekschrift het beeld naar voren dat Kynett c.s. niet zou hebben ontkend dat het bedrijfsgeheimen betrof, terwijl Kynett c.s. dat juist wel doet. Dit volgt ook uit het door Kynett c.s. op 16 december 2021 ingediende verweer (Klagenbeantwortung) in de Oostenrijkse procedure. Dat het door Kynett c.s. ingebrachte verweer in Oostenrijk en het verzoekschrift tot beslaglegging elkaar heeft gekruist waardoor het niet is meegenomen in het verzoekschrift maakt het voorgaande niet anders. [gedaagde] heeft ervoor gekozen om het verzoekschrift tot beslaglegging in te dienen en niet eerst de uiterste indieningsdatum voor het verweer van Kynett c.s. in de Oostenrijkse procedure af te wachten. Bovendien acht de voorzieningenrechter het niet aannemelijk dat [gedaagde] niet eerder al op de hoogte was van het verweer van Kynett c.s. nu partijen al vanaf 2018 samenwerkten en veelvuldig met elkaar hebben gesproken en gecorrespondeerd.
4.8.
Door de beslaglegging is Kynett c.s. volledig stil komen te liggen en is Kynett c.s. zwaar in de financiële problemen gekomen. De activiteiten van Kynett c.s. bestaan uitsluitend uit de verkoop van de producten die volgens [gedaagde] inbreukmakend zijn. Er zijn geen inkomsten meer en de kosten blijven wel doorlopen. Onweersproken is gebleven dat Kynett c.s., nu zij niet meer over producten beschikt, belangrijke beurzen heeft gemist in VS en Korea en hierdoor aanzienlijke schade lijdt. Ook kan Kynett haar leveringsverplichtingen niet meer nakomen. Door de accountant van Kynett c.s. is bevestigd dat Kynett c.s. door de beslaglegging op korte termijn niet meer aan haar financiële verplichtingen zal kunnen voldoen en dat de continuïteit van de vennootschap in gevaar komt. Bovendien is er meer beslagen dan waarvoor verlof is verleend en zijn alle voorraden van onderdelen in beslag genomen. Hierin zag de voorzieningenrechter aanleiding om al eerder bij tussenvonnis het beslag op dit onderdeel op te heffen.
4.9.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen kan de voorzieningenrechter zich niet aan de indruk onttrekken dat [gedaagde] met de beslaglegging tot doel heeft gehad Kynett c.s. volledig aan banden te leggen en het faillissement in te drijven. Dit riekt naar misbruik van recht. Een afweging van wederzijde belangen maakt dat de beslagen moeten worden opgeheven. Het belang van Kynett c.s. bij opheffing van de beslagen weegt zwaarder dan het belang van [gedaagde] bij handhaving van de beslagen.
4.10.
De te verbeuren dwangsommen zullen worden beperkt en hieraan zal een maximum worden gesteld. Dit laat uiteraard onverlet, dat bij voortgaande overtreding van dit vonnis oplegging van hogere dwangsommen kan worden gevorderd dan wel hernieuwde oplegging van dezelfde dwangsommen. Het bedrag van zowel de dwangsom als het maximum staat in een redelijke verhouding tot de zwaarte van het geschonden belang en de beoogde prikkelende werking van de dwangsomoplegging.
De gevorderde wettelijke rente over het bedrag van de dwangsom zal worden afgewezen nu Kynett c.s. (eventueel) verbeurde dwangsommen zelf ten uitvoer kan leggen.
4.11.
Kynett c.s. heeft verzocht om [gedaagde] te veroordelen in de daadwerkelijk gemaakte proceskosten op grond van artikel 1019ie Rv. Voornoemd artikel verleent de rechter de bevoegdheid een volledige proceskostenveroordeling uit te spreken, maar verplicht daar niet toe. De voorzieningenrechter ziet in de omstandigheden van het geval geen aanleiding tot toekenning van een volledige proceskostenveroordeling en zal aansluiten bij de gebruikelijke regeling over de proceskosten. Nu de wettelijke rente alleen gevorderd is over de daadwerkelijk gemaakte proceskosten zal de vordering op dit onderdeel worden afgewezen.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Kynett c.s. worden begroot op:
- griffierecht € 676,00
- kosten dagvaarding 103,33
- salaris advocaat
1.016,00
Totaal € 1.795,33

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
heft op het door [gedaagde] ten laste van Kynett c.s. gelegde conservatoire derdenbeslag onder de Rabobank,
5.2.
het op het door [gedaagde] ten laste van Kynett c.s. gelegde beslag tot afgifte van de beweerdelijk inbreukmakende producten,
5.3.
heft op het door [gedaagde] ten laste van Kynett c.s. gelegde beslag tot afgifte van goederen die (vermoedelijk) zijn gebruikt bij de vervaardiging van de beweerdelijk inbreukmakende producten,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] om te bewerkstelligen dat Kynett c.s. de goederen die zich in gerechtelijke bewaring bevinden, binnen 24 uur na betekening van dit vonnis, op kan halen bij de gerechtelijk bewaarder,
5.5.
heft op het door [gedaagde] ten laste van [eiser 2] gelegde beslag op de onroerende zaak met kadastrale aanduiding ‘Wonen met bedrijvigheid’ en ‘Perceel grond - gebruik onbekend’, plaatselijk bekend [adres] , kadastraal bekend [kadastrale gegevens] en veroordeelt [gedaagde] om binnen 5 werkdagen na betekening van dit vonnis alle formaliteiten te verrichten die noodzakelijk zijn voor de opheffing, waaronder in ieder geval begrepen de inschrijving in het kadaster,
5.6.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Kynett c.s. van een dwangsom van € 5.000,00 (zegge: vijfduizend EURO) per dag (waaronder begrepen een gedeelte van een dag) dat [gedaagde] geheel of gedeeltelijk niet aan het onder 5.4 en 5.5 genoemde voldoet en bepaalt het maximum van de uit hoofde van dit vonnis te verbeuren dwangsommen op een bedrag van
€ 100.000,00,
5.7.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Kynett c.s. tot op heden begroot op € 1.795,33,
5.8.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.9.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
5.10.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.A.M. Vrendenbarg-Elsbeek en in het openbaar uitgesproken op 22 maart 2022.
fo/vr