ECLI:NL:RBGEL:2022:1927

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 april 2022
Publicatiedatum
14 april 2022
Zaaknummer
05/276284-21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf wegens meerdere zedenfeiten, waaronder verkrachting en aanrandingen

Op 14 april 2022 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere zedenfeiten, waaronder verkrachting en aanrandingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan zes verschillende feiten, waarbij hij telkens handelingen heeft verricht die de lichamelijke integriteit van de slachtoffers hebben aangetast. De feiten vonden plaats tussen 2020 en 2021 en betroffen verschillende slachtoffers, waaronder minderjarigen. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en getuigen als consistent en betrouwbaar beoordeeld, en heeft vastgesteld dat de verdachte herhaaldelijk over de grenzen van zijn slachtoffers is gegaan. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 5 jaar en bijzondere voorwaarden. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de slachtoffers, variërend van materiële schade tot smartengeld. De rechtbank heeft benadrukt dat de feiten ernstige gevolgen hebben voor de slachtoffers en dat het gedrag van de verdachte niet te rechtvaardigen is. De uitspraak is gedaan in het belang van de slachtoffers en ter bescherming van de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/276284-21
Datum uitspraak : 14 april 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [1997] in [geboorteplaats] (Syrië),
wonende aan de [adres 1] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. Arnhem.
Raadsvrouw: mr. A. Kortrijk, advocaat in Breda.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 9 oktober 2021 te Arnhem, althans in Nederland,
[slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het losmaken van haar bh en/of het betasten van haar borsten en/of het duwen/drukken van zijn geslachtsdeel tegen haar schaamstreek,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door
zijn stem te verheffen en/of
haar op bed te duwen en/of
haar te zeggen dat ze moest luisteren en/of dat hij anders iets uit zijn zak zou pakken waar ze beiden spijt van zouden krijgen en/of
met gebalde vuist voor haar te staan en/of
te dreigen haar te slaan en/of
meermalen voorbij te gaan aan haar verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand en/of
aldus voor haar een dreigende situatie heeft doen ontstaan;
2.
hij op of omstreeks 29 augustus 2021 te Schüttorf (Duitsland), althans in Duitsland,
[slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het betasten van haar borsten en/of door haar in haar nek te zoenen en/of te zuigen
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door
aan haar shirt te trekken en/of haar shirt kapot te trekken en/of
zich dreigend/intimiderend op te stellen en/of tegen haar te zeggen dat het na drie tellen afgelopen zou zijn met haar, althans woorden van dergelijke dreigende aard of strekking en/of
meermaals voorbij te gaan aan haar verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand en/of
aldus voor haar een dreigende situatie heeft doen ontstaan;
3.
hij op of omstreeks 19 april 2021 te Nijmegen, althans in Nederland,
[slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het betasten/masseren van haar billen en/of het duwen/wrijven van zijn penis tegen/over/tussen haar billen en/of tegen/over/in haar anus,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door
haar te masseren en daarbij op haar lichaam te zitten, waardoor hij haar in haar bewegingsvrijheid beperkte en/of
een kussen op haar hoofd te leggen en/of
haar broek en/of onderbroek naar beneden te trekken en/of
ongevraagd en/of ongewenst te handelen en/of meermaals voorbij te gaan aan haar verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand;
4.
hij op of omstreeks 13 mei 2021 te Ede, althans in Nederland,
[slachtoffer 4] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het betasten van en/of knijpen in haar borst(en) en/of het likken van haar borst(en),
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door
het shirt van [slachtoffer 4] naar boven te trekken en/of haar bh naar beneden te trekken en/of
daarmee (ongevraagd en ongewenst) haar borsten te ontbloten en/of
meermaals voorbij te gaan aan haar verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand en/of
aldus voor haar een dreigende situatie heeft doen ontstaan;
5.
hij op of omstreeks 13 mei 2021 te Ede, althans in Nederland,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid,
het plegen van ontucht door een minderjarige, namelijk [slachtoffer 5] , geboren op [2004] , van wie hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat zij de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt,
opzettelijk heeft teweeggebracht en/of bevorderd, immers heeft hij, verdachte,
- terwijl die [slachtoffer 5] en/of haar vriendin, te weten [slachtoffer 4] afhankelijk was/waren van verdachte en/of zijn broer om terug naar hun woongroep te gaan -
die [slachtoffer 5] geboden, althans gezegd dat zij seks moest hebben met [medeverdachte] omdat hij, verdachte, en/of genoemde [medeverdachte] anders de vriendin van die [slachtoffer 5] , te weten [slachtoffer 4] , zou(den) verkrachten, althans seks met die [slachtoffer 4] zou(den) hebben;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 mei 2021 te Ede, althans in Nederland,
het plegen van ontucht door een minderjarige, namelijk [slachtoffer 5] , geboren op [2004] , van wie hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat zij de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt, met een derde, te weten [medeverdachte] ,
opzettelijk heeft teweeggebracht en/of bevorderd,
door die [slachtoffer 5] te gebieden, althans te zeggen dat zij seks moest hebben/seksuele handelingen moest verrichten met die [medeverdachte] ;
6.
hij op of omstreeks 27 april 2020 te Arnhem, althans in Nederland,
[slachtoffer 6] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 6] , te weten het brengen van zijn penis in haar vagina
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door
terwijl die [slachtoffer 6] meermaals aangaf geen seksueel contact te willen en/of terwijl zij hem meermaals wegduwde en/of zich van hem af trachtte te bewegen,
meermaals voorbij te gaan aan haar verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand en/of
aldus voor haar een dreigende situatie heeft doen ontstaan.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten 1 t/m 6.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de feiten 1, 2, 3, 5 en 6 vrijspraak bepleit wegens gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs. Daartoe heeft zij in het bijzonder ten aanzien van de feiten 1, 2, 3 en 6 aangevoerd dat geen sprake is van dwang. Er was geen sprake van onverhoeds handelen dan wel een kenbare vorm van verzet door de slachtoffers.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van feit 4 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Ten laste is gelegd dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een zestal zedenfeiten. Alvorens de rechtbank over gaat tot bespreking van de feiten, schetst zij het juridisch kader ten aanzien van het bewijs in zedenzaken.
De rechtbank stelt voorop dat zedenzaken zich doorgaans kenmerken door het feit dat er slechts twee personen aanwezig waren bij de (beweerdelijke) seksuele handelingen: het vermeende slachtoffer en de vermeende dader. Dat maakt dat extra zorgvuldig naar de waardering van afgelegde verklaringen moet worden gekeken, zeker als het een ontkennende verdachte betreft. Wanneer de verdachte de seksuele handelingen ontkent, leidt dat er in veel gevallen toe dat slechts de verklaring van aangever -als getuige- als wettig bewijs beschikbaar is. De verklaring van één getuige zonder dat verder steunbewijs voorhanden is, is onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Daar staat tegenover dat in zedenzaken een geringe mate aan steunbewijs in combinatie met de verklaring van de aangever toch voldoende wettig bewijs kan opleveren. Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat hiervoor niet is vereist dat het misbruik als zodanig bevestiging dient te vinden in ander bewijsmateriaal, maar dat het afdoende is wanneer de verklaring van de aangever op bepaalde punten bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen, die afkomstig zijn van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Tussen de verklaring en het overige bewijsmateriaal mag echter niet een te ver verwijderd verband bestaan. Uit het dossier en uit hetgeen ter zitting is besproken, moet de rechter dan bovendien ook de overtuiging hebben gekregen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd.
De rechtbank zal de aan verdachte ten laste gelegde feiten hieronder afzonderlijk behandelen.
Feit 1
Bewijsmiddelen
Op 9 oktober 2021 vond een informatief gesprek plaats met [slachtoffer 1] en op 14 oktober 2021 heeft zij aangifte gedaan. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij in de nacht van 8 op 9 oktober 2021 een Syrische jongen ontmoette in café [naam 1] . Hij ging met haar mee naar huis in Arnhem. In de slaapkamer knuffelden ze. De jongen zat gehurkt voor haar terwijl ze op bed zat en ging met zijn handen over haar shirt, betastte haar borsten en ging met een hand onder haar shirt en betastte haar rechterborst onder haar bh. [slachtoffer 1] zei tegen de jongen dat ze dat niet wilde. Hij trok haar shirt uit, wat ze toeliet, waarna zij zei dat hij haar bh aan moest laten. Hij maakte het bandje van haar bh toch los en zijn houding veranderde: hij werd bozig, autoritair en dominant. [slachtoffer 1] probeerde tevergeefs weg te komen en de jongen weg te duwen. Hij drukte haar terug op bed. Ze lag met haar rug op bed met haar benen wijd. Hij zat op zijn knieën tussen haar benen in met zijn kruis tegen haar kruis aan. [slachtoffer 1] moest naar hem luisteren, anders zou hij iets uit zijn zak pakken en daar zouden ze allebei spijt van krijgen. Hij ging met zijn hand in haar bh bij haar rechterborst. Hij drukte haar op bed en ze begon te huilen. Hij zei dat ze niet moest huilen en het gewoon even over haar heen moest laten komen. Zijn hand ging naar zijn broek. Ze stribbelde tegen en praatte op hem in. De jongen stond op enig moment dreigend met een gebalde vuist voor [slachtoffer 1] . Het lukte haar uiteindelijk om haar mobiel te pakken. Toen ging de jongen weg. [2]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij op 8 oktober 2021 met [slachtoffer 1] rond een uur of 20.00 uur naar Club [naam 1] ging en dat [slachtoffer 1] op enig moment met een jongen naar haar huis ging. [getuige 1] vertrouwde het niet. Om 00:36 uur (de rechtbank begrijpt: op 9 oktober 2021) had zij een gemiste oproep van [slachtoffer 1] . [getuige 1] belde [slachtoffer 1] terug en hoorde haar huilend zeggen: “je hebt gelijk”. [getuige 1] besloot met [getuige 2] naar het adres van [slachtoffer 1] te gaan. [getuige 1] trof [slachtoffer 1] huilend en in paniek aan. Ze was erg moe, bang en gedesoriënteerd. [3]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij [slachtoffer 1] huilend op de trap bij de stoep zag zitten. Ze was in shock, verdrietig en gekwetst. [4]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij [slachtoffer 1] had ontmoet in de club. Ze gingen dansen en zoenen. Hij ging met haar mee naar huis. [slachtoffer 1] heeft haar shirt uitgetrokken en verdachte heeft haar bh helpen uitdoen. Hij zat aan haar borsten. Toen hij wegging, was [slachtoffer 1] aan het huilen. [5] Bij de politie heeft verdachte verklaard dat toen hij met [slachtoffer 1] op bed lag en hij haar broek wilde uit doen, zij zei: "
ik wil dit nog niet, ik ken je nog niet, ik moet je nog leren kennen". Verdachte heeft toen gezegd dat hij met haar is meegekomen naar huis omdat zij allebei geil zijn en dat dat niet om te praten is. Hij zou maar eventjes blijven. Hij heeft tegen [slachtoffer 1] gezegd waarom zij hem dan mee naar huis nam, praten hadden zij ook buiten kunnen doen. [6]
Betrouwbaarheid verklaring [slachtoffer 1] en steunbewijs
De rechtbank stelt ten aanzien van de betrouwbaarheid van [slachtoffer 1] vast dat zij haar verhaal, direct na het incident aan haar vriendin [getuige 1] heeft verteld, heeft herhaald bij het informatief gesprek en bij haar aangifte. Haar verklaringen zijn consistent. Aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 1] draagt bij de waarnemingen zoals die gedaan zijn door getuigen [getuige 1] en [getuige 2] . [getuige 1] heeft verklaard dat aangeefster om 00:36 uur (dus direct na het beschreven incident) overstuur opbelde en huilend zei: “je hebt gelijk”. [getuige 1] trof vervolgens aangeefster huilend en in paniek aan. Ze was erg moe, bang en gedesoriënteerd. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij [slachtoffer 1] huilend en in shock op de trap bij de stoep zag zitten. Ze was verdrietig en gekwetst. Deze waargenomen emoties bieden steun aan de verklaring van [slachtoffer 1] .
De rechtbank stelt vast dat de verklaring van [slachtoffer 1] op essentiële onderdelen ondersteund wordt door de verklaring van verdachte. Verdachte heeft bevestigd dat hij met [slachtoffer 1] mee naar huis is gegaan en haar (blote) borsten heeft betast. Ook heeft verdachte bevestigd dat zij op bed hebben gelegen en [slachtoffer 1] aan hem heeft kenbaar gemaakt dat zij dit niet wou. Verdachte heeft daarop aangegeven aan [slachtoffer 1] dat hij met haar mee naar huis is gegaan omdat zij allebei geil zijn en niet om te praten.
De rechtbank acht de door verdachte afgelegde verklaring voor de paniek van [slachtoffer 1] , te weten het mislopen van een volledige nacht met hem, niet aannemelijk geworden. De rechtbank overweegt daartoe dat voor het scenario van verdachte geen aanknopingspunten in het dossier zijn gevonden en dat verdachte zijn verklaring ook niet anderszins heeft onderbouwd. In dit specifieke geval speelt bovendien de omstandigheid mee dat de verklaring van [slachtoffer 1] steun vindt in de door de getuigen beschreven emotionele toestand waarin [slachtoffer 1] kort na het gebeuren verkeerde. De rechtbank schuift de verklaring van verdachte gelet daarop terzijde.
Uit de verklaringen van [slachtoffer 1] volgt voorts dat voor verdachte kenbaar moet zijn geweest dat zijn handelingen bij haar op verzet stuitten, wat zij fysiek en mondeling kenbaar heeft gemaakt. Deze handelingen van verdachte hebben tegen haar wil plaatsgevonden en verdachte had dit moeten begrijpen.
Conclusie
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is overwogen en de gebezigde bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Feit 2
Bewijsmiddelen
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij in de nacht van 28 op 29 augustus 2021 in discotheek [naam 2] in Duitsland een jongen tegenkwam met wie ze danste en zoende. De stemming van de jongen sloeg op enig moment om: hij werd boos en kreeg een vervelende uitstraling. Hij greep haar bij haar borsten vast. Dat deed zeer. Hij was aan het kneden en knijpen. Zij duwde zijn hand daar telkens weg. Ze had tepelplakkers op en deze heeft hij eraf getrokken. Ze zaten stevig vast. Haar shirt ging kapot. Hij zat ook met zijn mond in haar nek en gaf zuigzoenen. Dat voelde ook niet fijn en zij duwde hem de hele tijd weg. Hij ging door met aanraken. [slachtoffer 2] was bang en probeerde mensen om haar heen aan te tikken en aan te geven dat ze hulp nodig had. Hij kreeg dit door en pakte haar hand vast. [7]
[getuige 3] , vriendin van [slachtoffer 2] , heeft verklaard dat zij met [slachtoffer 2] in een discotheek was in Schüttorf, Duitsland. Op enig moment was [slachtoffer 2] met een jongen aan het dansen. [getuige 3] verloor haar uit het oog en kreeg toen appjes van haar dat ze hulp nodig had. Toen [getuige 3] [slachtoffer 2] zag, zag zij dat haar shirt kapot was. Zij hoorde [slachtoffer 2] dat ook zeggen. Ze had tepelplakkers op in plaats van een bh aan en ze vertelde dat die ook weg waren. [getuige 3] zag dat [slachtoffer 2] vlekken in haar nek had. [slachtoffer 2] zei meerdere keren dat ze bang was. Ze was erg overstuur en had een paniekaanval. [8]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij aangeefster tegenkwam in de club en dat ze gingen dansen en zoenen. De tepelplakker van [slachtoffer 2] plakte aan zijn hand. Toen hij zijn hand wegtrok, trok hij de tepelplakker mee. [9] Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij boven haar tiet of bovenkant tiet haar heeft aangeraakt en kusjes heeft gegeven, ook in haar nek. [10]
Betrouwbaarheid verklaring [slachtoffer 2] en steunbewijs
Naar het oordeel van de rechtbank vindt de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster, steun in de verklaring van de getuige [getuige 3] (vriendin van aangeefster), die haar kort na het incident zag en heeft verklaard dat aangeefster overstuur was en meerdere keren zei dat ze bang was.
Verder wordt de verklaring van [slachtoffer 2] , die erop neerkomt dat de in de tenlastelegging omschreven handelingen onder dwang hebben plaats gevonden, op belangrijke onderdelen ondersteund door getuige [getuige 3] . Zij heeft waargenomen dat het shirt van aangeefster ter hoogte van haar schouders kapot was en dat zij (zuig)vlekken in haar nek had. De verklaring van [slachtoffer 2] vindt ook steun in de door verdachte zelf afgelegde verklaring. Hij heeft verklaard dat een tepelplakker aan zijn hand vastgeplakt zat en dat hij die heeft meegetrokken. Ook heeft hij verklaard dat hij de bovenkant van haar borsten heeft aangeraakt. De rechtbank leidt daaruit af dat verdachte met zijn handen aan de blote borsten van [slachtoffer 2] heeft gezeten.
De verklaring van aangeefster staan derhalve niet op zichzelf, maar is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in een andere bron.
Conclusie
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is overwogen en de gebezigde bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
De rechtbank zal hieronder eerst de feiten 4 t/m 6 bespreken en zal tot slot ingaan op de bespreking van feit 3.
Feit 4
Bewijsmiddelen
Aangeefster [slachtoffer 4] heeft verklaard dat zij in de nacht van 12 op13 mei 2021 samen met [slachtoffer 5] , de rechtbank begrijpt [slachtoffer 5] , is weggelopen van de woongroep. [slachtoffer 5] had via een datingapp een afspraak gemaakt met een jongen, ‘ [verdachte] ’, die hen, samen met een vriend die geen Nederlands sprak, ophaalde. Het was na middernacht toen [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] in een flatgebouw in Ede belandden. [slachtoffer 4] gaf aan dat zij een vriend had en niet aangeraakt wilde worden. Zij hoorde [verdachte] vragen of ze hem wilde pijpen en of hij in haar borsten mocht knijpen. Haar antwoord was bij herhaling ‘nee’. Toen [verdachte] haar shirt omhoog deed, zei [slachtoffer 4] dat ze dit niet wilde. Hij deed haar shirt omhoog tot boven haar borsten en deed daarna haar bh naar beneden. Haar borsten waren toen bloot. [verdachte] kneep hard in haar borsten. Hij ging vervolgens met zijn mond over haar linkerborst en likte aan haar linkerborst. [slachtoffer 4] was in shock en maakte een opmerking dat dit echt niet kon. [11]
[slachtoffer 5] vroeg [slachtoffer 4] in de auto op de terugweg of ze oké was. [slachtoffer 4] antwoordde ontkennend en zei dat [verdachte] aan haar borsten had gezeten. [12]
[getuige 4] heeft verklaard dat op 13 mei 2021 om 4.30 uur [slachtoffer 5] en [slachtoffer 4] voor de achterdeur stonden. [slachtoffer 4] begon tegen [getuige 4] te schelden en zei dat zij geen idee had wat ze hadden meegemaakt en dat zij ze niet zo moest pushen. [slachtoffer 4] wilde haar wat vertellen maar [slachtoffer 5] wilde dit niet. [getuige 4] vroeg toen of er iemand over hun grenzen was heen gegaan. Allebei zeiden ze 'ja'. [slachtoffer 4] begon met praten. Ze vertelde dat ze een afspraak hadden
gemaakt met twee jongens via [naam 3] en dat ze zin hadden om die nacht samen te gaan chillen en weg te zijn van de groep. Ze waren om 01.30 uur opgehaald door twee jongens met een auto. De jongens betastten [slachtoffer 4] . Ze betastten haar onder haar bh. Zij had meerdere keren aangegeven tegen die jongens dat ze dit niet wilde. [13]
Op 13 mei 2021 is een bh onder aangeefster in beslag genomen. Uit onderzoek is naar voren gekomen dat DNA van verdachte is aangetroffen aan de binnenzijde van de linkercup van de bh. [14]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat zijn bijnaam ‘ [verdachte] ’ is. Hij heeft [slachtoffer 5] en [slachtoffer 4] opgehaald bij een bushalte en ze naar het huis van zijn broer gebracht. [15]
Betrouwbaarheid verklaring [slachtoffer 4] en steunbewijs
[slachtoffer 4] heeft in de auto na het incident aan [slachtoffer 5] verteld wat er was gebeurd. Deze verklaring heeft zij herhaald tegen [getuige 4] . De weergave van de gebeurtenissen en handelingen komt overeen met wat [slachtoffer 4] gedurende het informatief gesprek zeden en in haar aangifte heeft verklaard. De rechtbank acht de verklaring van [slachtoffer 4] consistent.
De rechtbank stelt vast dat uit de verklaring van [slachtoffer 4] blijkt dat verdachte tegen haar wil haar shirt omhoog heeft gedaan en haar bh omlaag, waardoor haar borsten werden ontbloot. Verdachte heeft vervolgens in haar linkerborst geknepen en daaraan gelikt. Uit de verklaring van [slachtoffer 4] komt verder naar voren dat zij herhaaldelijk heeft laten weten niet in te stemmen met de handelingen van verdachte. [slachtoffer 4] heeft aan [slachtoffer 5] verteld dat verdachte haar borsten had gelikt. De rechtbank overweegt dat de verklaring van [slachtoffer 5] dus afkomstig is uit dezelfde bron, te weten [slachtoffer 4] . Voor een bewezenverklaring is nodig dat de verklaring objectieve bevestiging vindt in een ander bewijsmiddel. De rechtbank stelt vast dat DNA van verdachte is aangetroffen in de bh van [slachtoffer 4] . De verklaring van [slachtoffer 4] vindt verder bevestiging in de verklaring van verdachte dat zijn bijnaam [verdachte] is en dat hij [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] heeft opgehaald en naar de woning van zijn broer heeft gebracht.
Conclusie
De rechtbank acht op grond van de gebezigde bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Feit 5
Bewijsmiddelen
Aangeefster [slachtoffer 5] , geboren op [2004] , heeft verklaard dat ze op een woongroep woont en op 10 mei 2021 contact kreeg via [naam 3] met ene ‘ [verdachte] ’. Die woensdag (de rechtbank begrijpt: 12 mei 2021) zou hij naar haar toe komen. Rond middernacht kwam [slachtoffer 4] , aangeefsters vriendin, naar de kamer van aangeefster. [verdachte] appte haar dat hij hen samen met zijn broer kwam ophalen. Ze zijn naar de woning van de broer van [verdachte] gegaan. Aangeefster dacht dat hij [medeverdachte] heette. Aangeefster heeft vrijwillig seks gehad met [verdachte] in de badkamer. Na de seks zei [verdachte] tegen haar dat zij seks moest hebben met de andere jongen, omdat ze anders [slachtoffer 4] zouden verkrachten. Aangeefster zei dat ze dat niet ging doen. Ze had het gevoel dat zij eerst seks moest hebben met [medeverdachte] voordat zij en [slachtoffer 4] naar huis werden gebracht. [medeverdachte] nam aangeefster mee naar de badkamer. In de badkamer moest aangeefster [medeverdachte] pijpen. Ze hebben daar ook seks gehad. [16]
[slachtoffer 4] heeft verklaard dat ze na middernacht in een flatgebouw in Ede belandden. Zij zag – toen [verdachte] en [slachtoffer 5] uit de badkamer kwamen – dat [verdachte] tegen [slachtoffer 5] fluisterde. Ook zag ze dat [slachtoffer 5] boos was. [slachtoffer 5] deed minder aardig tegen [verdachte] en haar gezicht werd bitchy. Toen zag [slachtoffer 4] [slachtoffer 5] opstaan en iets zeggen in de trant van: ‘ja oké’. [slachtoffer 4] zag aan het gezicht van [slachtoffer 5] en de toon waarop ze dat zei dat [slachtoffer 5] het niet wilde. [slachtoffer 5] stond op en liep met [medeverdachte] naar de badkamer. Toen ze terugkwamen, was [slachtoffer 5] boos. Ze zei dat [medeverdachte] seks met haar had gehad en dat het pijn had gedaan. [slachtoffer 4] zag aan het gezicht van [slachtoffer 5] dat ze verdrietig was. Ze werd heel stil en ze schold naar [verdachte]
.[slachtoffer 5] vertelde aan [slachtoffer 4] dat zij seks had gehad met [medeverdachte] omdat ze het anders met haar hadden gedaan. [slachtoffer 5] vertelde ook dat ze dat niet wilde, omdat [slachtoffer 4] een vriend heeft. [17]
[getuige 4] heeft verklaard dat op 13 mei 2021 om 4.30 uur [slachtoffer 5] en [slachtoffer 4] voor de achterdeur stonden. [slachtoffer 5] was stil en ging met een dekentje op de bank zitten. [slachtoffer 5] zat een beetje in een shock toestand. [slachtoffer 4] wilde [getuige 4] wat vertellen maar [slachtoffer 5] wilde dit niet. [getuige 4] vroeg toen of er iemand over hun grenzen was heen gegaan. Allebei zeiden ze 'ja'. [slachtoffer 5] vertelde dat zij verkracht was door die jongens, ze noemde het zelf verkrachting. Ze zei dat ze tegen haar wil seks had gehad met die twee mannen. Zij zei dat ze duidelijk had aangegeven, ook toen ze met haar bezig waren, dat ze het niet wilde. Daarnaast wilde ze [slachtoffer 4] beschermen, omdat een van die jongens tegen haar zei dat als ze niet meewerkte ze hetzelfde bij [slachtoffer 4] gingen doen. [18]
Uit onderzoek is naar voren gekomen dat DNA van verdachte op de buitenste schaamlippen van [slachtoffer 5] en DNA van zijn broer op de linkerborst van [slachtoffer 5] is aangetroffen. [19]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat zijn bijnaam ‘ [verdachte] ’ is en dat hij wist dat aangeefster 17 jaar oud was. Verder heeft hij verklaard dat hij [slachtoffer 5] en [slachtoffer 4] heeft opgehaald bij een bushalte en ze naar het huis van zijn broer gingen. [20]
Betrouwbaarheid verklaring [slachtoffer 5] en steunbewijs
De rechtbank stelt ten aanzien van de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 5] vast dat zij haar verhaal, zoals zij dit ook kort na het incident aan [slachtoffer 4] en vervolgens haar begeleidster [getuige 4] heeft verteld, heeft herhaald bij het informatief gesprek zeden en bij haar aangifte. Haar verklaringen zijn consistent. Als bewijs voor de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 5] kan verder worden aangemerkt de toestand waarin zij door haar begeleidster bij [naam 4] werd aangetroffen. Ook [slachtoffer 4] heeft het gedrag en de gemoedstoestand van [slachtoffer 5] vlak vóór het moment dat [slachtoffer 5] met [medeverdachte] naar de badkamer ging gedetailleerd omschreven. Daarbij komt betekenis toe aan het fluisteren, het door [slachtoffer 5] zeggen van ‘ja oké’ en haar uitstraling dat ze het niet wilde. Voorts heeft [slachtoffer 4] omschreven hoe [slachtoffer 5] eraan toe was direct na terugkomst uit de badkamer. Ze was boos, verdrietig, stil en ze schold naar verdachte.
De aangifte vindt steun in de door verdachte afgelegde verklaring. Hij heeft verklaard dat hij met [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] bij zijn broer thuis was. Verder stelt de rechtbank vast dat DNA van verdachte en zijn broer is aangetroffen op het lichaam van [slachtoffer 5] . De verklaringen van [slachtoffer 5] staan derhalve niet op zichzelf, maar zijn ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in meerdere andere bronnen.
Conclusie
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is overwogen en de gebezigde bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ervoor heeft gezorgd dat [medeverdachte] tegen de wil van [slachtoffer 5] , van wie verdachte wist dat zij nog geen 18 jaar was, seks met haar heeft gehad. [slachtoffer 5] en [slachtoffer 4] waren van verdachte en/of zijn broer afhankelijk om terug te kunnen gaan naar hun woongroep. De rechtbank acht het primair tenlastegelegde bewezen.
Feit 6
Bewijsmiddelen
Op 4 mei 2020 heeft aangeefster [slachtoffer 6] melding gedaan van seks tegen haar wil. [slachtoffer 6] gaf aan herhaalde malen te hebben aangegeven dat zij geen seks wilde maar dat verdachte toch doorgegaan was en seks met haar had gehad in haar woning. Zijn broer [medeverdachte] was daarbij aanwezig en heeft haar betast. Op 14 oktober 2021 heeft [slachtoffer 6] aangifte gedaan. Zij heeft verklaard dat verdachte en zijn broer, [medeverdachte] , in de nacht van 26 op 27 april 2020 rond 02:00 uur ’s nachts bij haar thuis kwamen. Ze woont aan de [adres 2] in Arnhem. Ze zouden een spel spelen op de PlayStation. Verdachte en en zijn broer [medeverdachte] bleven slapen. [medeverdachte] sliep op de bank en verdachte bij haar in bed. Zij gingen rond 04.00 uur naar bed. Verdachte begon haar te zoenen. Eerst bood ze geen weerstand, maar daarna wel omdat ze besefte dat ze het niet wilde. Ze duwde verdachte van haar af en zei dat ze dit niet hadden afgesproken. Hij ging bovenop haar liggen. Ze zei meermaals nee. Ze heeft haar handen tegen zijn borst gezet en zei weer nee. Ze heeft hem weggeduwd, haar benen opgetrokken en het hoofdbord vast gepakt zodat zij hem van haar af kon trappen. Dit lukte niet. Ze besefte dat ze het niet ging winnen. Daarop heeft ze haar benen weer naar beneden gedaan en hoopte ze dat het snel voorbij was. Verdachte deed haar ondergoed aan de kant en deed zijn penis in haar vagina. [21]
Getuige [getuige 5] , een vriendin van [slachtoffer 6] , heeft verklaard dat zij een keer in het voorjaar mei/april 2020 rond 05.00 uur wakker werd gebeld door [slachtoffer 6] . Toen [slachtoffer 6] belde, waren de jongens al weg. [slachtoffer 6] zei dat ze niet wist wat haar was overkomen. Ze klonk verward. De broers [verdachte] en [medeverdachte] waren die nacht bij [slachtoffer 6] blijven slapen: verdachte heeft [slachtoffer 6] toen tegen haar zin gepenetreerd. [getuige 5] heeft verklaard dat [slachtoffer 6] erg verward en leeg was en dat zij zich vies voelde en wilde douchen. Zij wilde haar bed verschonen. In de dagen die volgden, was [slachtoffer 6] teruggetrokken. [getuige 5] heeft haar toen voor het eerst zien huilen, ze brak toen. [22]
Verdachte heeft verklaard dat hij op 27 april 2020 in de woning van [slachtoffer 6] was. Ze gingen een film kijken en hij was in slaap gevallen. Hij werd wakker door [slachtoffer 6] . Ze hebben toen seks gehad. [23]
Betrouwbaarheid verklaring [slachtoffer 6] en steunbewijs
Aangeefster heeft bijna direct na het incident met haar vriendin, getuige [getuige 5] , gebeld en verteld wat er gebeurd was. Deze verklaring heeft zij een week later in een melding bij de politie op 4 mei 2020 herhaald. De weergave van gebeurtenissen en handelingen komt overeen met wat aangeefster in haar aangifte op 14 oktober 2021 heeft verklaard. De rechtbank acht de verklaring van aangeefster consistent. De verklaring van [getuige 5] kan als bewijs voor de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 6] worden aangemerkt. [getuige 5] heeft bijna direct na het incident telefonisch met aangeefster gesproken en vond dat aangeefster verward en leeg was. Daarbij komt betekenis toe aan het feit dat getuige [getuige 5] heeft opgemerkt dat aangeefster in de dagen erna teruggetrokken en een wrak was.
De rechtbank overweegt dat verdachte is ten laste gelegd dat hij door (dreiging met) geweld of een andere feitelijkheid c.q. andere feitelijkheden [slachtoffer 6] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 6] . Zoals de rechtbank in haar inleidende overwegingen heeft aangegeven, kenmerken veel zedenzaken zich doorgaans door het feit dat er slechts twee personen aanwezig waren bij de (beweerdelijke) seksuele handelingen: het vermeende slachtoffer en de vermeende dader. Uit artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering en de op die bepaling betrekking hebbende jurisprudentie volgt, zoals eerder overwogen, dat de aangifte van [slachtoffer 6] voldoende steun moet vinden in een ander (wettig) bewijsmiddel.
Naar het oordeel van de rechtbank vindt de verklaring van [slachtoffer 6] steun in de door verdachte afgelegde verklaring waarin hij zichzelf die nacht bij aangeefster in huis plaatst en aangeeft dat, toen [slachtoffer 6] hem wekte, ze seks hebben gehad. Bovendien speelt in dit geval de omstandigheid mee dat de verklaring van [slachtoffer 6] bevestiging vindt in de door de getuige beschreven emotionele toestand waarin [slachtoffer 6] kort na het gebeuren verkeerde. De verklaring van [slachtoffer 6] staat derhalve niet op zichzelf, maar is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in de overige bewijsmiddelen in het dossier.
Conclusie
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is overwogen en de gebezigde bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Feit 3
Bewijsmiddelen
Aangeefster [slachtoffer 3] heeft verklaard dat ze contact had met een jongen via [naam 3] die zich [verdachte] noemde. Zij had op die app aangevinkt dat zij vrienden wilde zijn of wilde praten. Op 19 april 2021 kwam [verdachte] naar haar toe op de [adres 3] in Nijmegen. [verdachte] stelde voor om haar te masseren. [slachtoffer 3] zei tegen [verdachte] dat ze dat niet wilde. Hij zei tegen haar dat ze hem moest vertrouwen en begon haar nek te masseren. [verdachte] drong bij haar aan om haar shirt uit te doen, waarop [slachtoffer 3] haar shirt uittrok. Ze moest van [verdachte] op bed gaan liggen. Hij trok haar hemd uit haar broek. Ze zei tegen hem dat ze dat niet gingen doen, waarop hij weer tegen haar zei dat ze hem moest vertrouwen en verder ging met masseren. Hij had een kussen op haar hoofd gelegd. Hij trok haar broek naar beneden en deed zijn broek uit. Hij lag bovenop haar en masseerde haar. Hij trok haar broek en onderbroek nog verder naar beneden tot net onder haar billen. [slachtoffer 3] voelde zijn piemel bij haar anus. Ze zei meerdere keren dat ze dat niet wilde. Ze voelde zijn piemel er bijna in gaan. Ze zei dat hij moest stoppen. Hij ging desondanks door. [24]
Getuige [getuige 6] heeft verklaard dat aangeefster gelijk nadat het
was gebeurd, nadat die jongen weg was gegaan en zij even tot rust was gekomen, haar heeft opgebeld en heeft verteld dat verdachte tijdens de massage haar broek omlaag had gedaan, nadat zij had aangegeven dat dit niet hoefde en dat hij had geprobeerd zijn piemel erin te steken. [25]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij naar de woning van [slachtoffer 3] is gegaan en dat hij haar heeft gemasseerd. Ze lagen op bed. Zij heeft haar T-shirt omhoog gedaan. Hij wilde zijn broek omlaag doen. Verdachte heeft aan haar lichaam gezeten en lag bovenop haar. Hun kleding was uit. Hij heeft met zijn penis tegen haar billen gezeten. Zij gaf aan dat hij niet in haar mocht komen en dat is niet gebeurd. [26]
Betrouwbaarheid verklaring [slachtoffer 3] en steunbewijs
De rechtbank is van oordeel dat er geen reden is om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 3] . In het kader van het informatieve gesprek en de aangifte, heeft [slachtoffer 3] telkens gedetailleerd en consistent verklaard over hetgeen er is gebeurd.
De verklaring van verdachte biedt steun voor de context van de verklaring van [slachtoffer 3] . Zo heeft verdachte het seksuele contact tussen hem en [slachtoffer 3] bevestigd en heeft verdachte verklaard dat [slachtoffer 3] heeft aangegeven dat hij niet in haar mocht komen (de rechtbank begrijpt van verdachte dat hij haar niet mocht penetreren). De verschillende verklaringen van de andere vrouwen over het seksueel grensoverschrijdende gedrag van verdachte, waaronder die van de aangeefsters in de andere zaken, bieden steun voor de context van de verklaring van [slachtoffer 3] . In de aangiftes van [slachtoffer 4] , [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] is sprake van een zelfde modus operandi: verdachte doet zich aanvankelijk voor als iemand die akkoord gaat met minder vergaande handelingen, maar gaat uiteindelijk toch verder, over de grens van de betrokkene en pleegt telkens seksuele handelingen tegen de wil van de betrokkene.
Conclusie
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is overwogen en de gebezigde bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5 primair en 6 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks9 oktober 2021 te Arnhem,
althans in Nederland,[slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het
plegen en/ofdulden van
een of meerontuchtige handelingen, te weten het losmaken van haar bh en
/ofhet betasten van haar borsten en
/ofhet duwen/drukken van zijn geslachtsdeel tegen haar schaamstreek,
door geweld
of een andere feitelijkheiden
/ofbedreiging met geweld
of een andere feitelijkheid,te weten door
zijn stem te verheffen en
/ofhaar op bed te duwen en
/ofhaar te zeggen dat ze moest luisteren en
/ofdat hij anders iets uit zijn zak zou pakken waar ze beiden spijt van zouden krijgen en
/ofmet gebalde vuist voor haar te staan en
/ofte dreigen haar te slaan en
/ofmeermalen voorbij te gaan aan haar verbale en
/ofnon-verbale signalen van verzet/weerstand en
/ofaldus voor haar een dreigende situatie heeft doen ontstaan;
2.
hij op
of omstreeks29 augustus 2021 te Schüttorf (Duitsland),
althans in Duitsland,[slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het
plegen en/ofdulden van
een of meerontuchtige handelingen, te weten het betasten van haar borsten en
/ofdoor haar in haar nek te zoenen en
/ofte zuigen
door geweld
of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid,te weten door
aan haar shirt te trekken
en/of haar shirt kapot te trekken en/ofzich dreigend/intimiderend op te stellen en/of tegen haar te zeggen dat het na drie tellen afgelopen zou zijn met haar, althans woorden van dergelijke dreigende aard of strekkingen
/ofmeermaals voorbij te gaan aan haar verbale en
/ofnon-verbale signalen van verzet/weerstand en
/ofaldus voor haar een dreigende situatie heeft doen ontstaan;
3.
hij op
of omstreeks19 april 2021 te Nijmegen,
althans in Nederland,[slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het
plegen en/ofdulden van
een of meerontuchtige handelingen, te weten het betasten/masseren van haar billen en
/ofhet duwen/wrijven van zijn penis
tegen/over/tussen haar billen en
/oftegen
/over/inhaar anus,
door geweld of een andere feitelijkheid
en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid,te weten door
haar te masseren en daarbij op haar lichaam te zitten, waardoor hij haar in haar bewegingsvrijheid beperkte en
/ofeen kussen op haar hoofd te leggen en
/ofhaar broek en
/ofonderbroek naar beneden te trekken en
/ofongevraagd en
/ofongewenst te handelen en
/ofmeermaals voorbij te gaan aan haar verbale en
/ofnon-verbale signalen van verzet/weerstand;
4.
hij op
of omstreeks13 mei 2021 te Ede,
althans in Nederland,[slachtoffer 4] heeft gedwongen tot het
plegen en/ofdulden van
een of meerontuchtige handelingen, te weten het betasten van en
/ofknijpen in haar borst(en) en/of het likken van haar borst(en),
door
geweld ofeen andere feitelijkheid
en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid,te weten door
het shirt van [slachtoffer 4] naar boven te trekken en
/ofhaar bh naar beneden te trekken en
/ofdaarmee (ongevraagd en ongewenst) haar borsten te ontbloten en
/ofmeermaals voorbij te gaan aan haar verbale en
/ofnon-verbale signalen van verzet/weerstand en
/ofaldus voor haar een dreigende situatie heeft doen ontstaan;
5.
hij op
of omstreeks13 mei 2021 te Ede,
althans in Nederland,door
geweld of een andere feitelijkheid en/ofbedreiging met
geweld ofeen andere feitelijkheid,
het plegen van ontucht door een minderjarige, namelijk [slachtoffer 5] , geboren op [2004] , van wie hij wist
of redelijkerwijs moest vermoedendat zij de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt,
opzettelijk heeft teweeggebracht
en/of bevorderd, immers heeft hij, verdachte,
- terwijl die [slachtoffer 5] en
/ofhaar vriendin, te weten [slachtoffer 4] afhankelijk
was/waren van verdachte en/of zijn broer om terug naar hun woongroep te gaan -
die [slachtoffer 5]
geboden, althansgezegd dat zij seks moest hebben met [medeverdachte] omdat hij, verdachte, en/of genoemde [medeverdachte] anders de vriendin van die [slachtoffer 5] , te weten [slachtoffer 4] , zou(den) verkrachten
, althans seks met die [slachtoffer 4] zou(den) hebben;
6.
hij op
of omstreeks27 april 2020 te Arnhem,
althans in Nederland,[slachtoffer 6] heeft gedwongen tot het ondergaan van
een of meerhandelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 6] , te weten het brengen van zijn penis in haar vagina
door
geweld ofeen andere feitelijkheid
en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid,te weten door
terwijl die [slachtoffer 6] meermaals aangaf geen seksueel contact te willen en
/ofterwijl zij hem meermaals wegduwde en
/ofzich van hem af trachtte te bewegen,
meermaals voorbij te gaan aan haar verbale en
/ofnon-verbale signalen van verzet/weerstand en
/ofaldus voor haar een dreigende situatie heeft doen ontstaan.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van de feiten 1, 2, 3 en 4, telkens:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
feit 5:
met een minderjarige die de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt door dreiging met een andere feitelijkheid, het plegen van ontucht door een derde opzettelijk teweegbrengen;
feit 6:
verkrachting.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden met aftrek van het voorarrest waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaar en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. De officier van justitie heeft gevorderd de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft in het geval van een bewezenverklaring verzocht rekening te houden met het blanco strafblad van verdachte en het feit dat hij zich goed gedraagt in detentie en aan zichzelf wil werken en daarom naast de reeds ondergane voorlopige hechtenis een forse voorwaardelijke straf op te leggen met een proeftijd van 5 jaar.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich gedurende een langere periode schuldig gemaakt aan zeer ernstige feiten, te weten vier aanrandingen, één verkrachting en het opzettelijk teweegbrengen van het plegen van ontucht door een derde met een minderjarige. Verdachte is keer op keer over de grenzen van zijn slachtoffers gegaan en heeft met zijn gedrag bij herhaling er blijk van gegeven dat hij geen enkel respect heeft voor de lichamelijke integriteit van de betreffende vrouwen. Verdachte heeft zich enkel laten leiden door zijn eigen seksuele gevoelens en in het geheel geen rekening gehouden met de slachtoffers.
De feiten waaraan verdachte zich schuldig heeft gemaakt, hebben veelal zeer nadelige gevolgen voor de slachtoffers (waarvan twee destijds minderjarig), in de zin van psychische en emotionele schade. Deze schade zal vaak nadelige gevolgen hebben voor de verdere (psychische) ontwikkeling van de slachtoffers.
Dat deze feiten veel impact hebben gehad op de slachtoffers blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaringen, zoals ter zitting door en namens de slachtoffers indringend toegelicht. Zij kampen zonder uitzondering tot op de dag van vandaag met de gevolgen van de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank rekent dat verdachte zeer aan.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft met betrekking tot de persoon van verdachte kennisgenomen van de justitiële documentatie betreffende verdachte en de rapporten die over hem zijn uitgebracht:
 Het NIFP Pro Justitia rapport door W.J.P. Gaertner, GZ-psycholoog, d.d. 6 januari 2021;
 Het reclasseringsrapport d.d. 1 maart 2022.
Gaertner concludeert dat een zorgelijk beeld wordt gezien. Het is niet duidelijk geworden waar het grensoverschrijdende gedrag van verdachte vandaan komt. Het is niet uit te sluiten dat de culturele verschillen en hoe om te gaan met dames die grenzen stellen hierin een rol speelt. Voorts is niet uit de sluiten dat sprake is van narcistische krenking en/of een antisociale ontwikkeling. Verdachte is zich bewust van de regels van het seksuele verkeer, en dat de partner dient in te stemmen met de handelingen. Ook wordt hij voldoende in staat geacht het gedrag van de ander adequaat te interpreteren. Dat hij te kwetsbaar zou zijn en geen ‘nee’ zou durven zeggen, zoals hij zelf zegt, wordt niet aannemelijk geacht gezien zijn persoonlijkheid.
Het grensoverschrijdende gedrag is echter op dit moment niet (deels) verklaarbaar vanuit psychopathologie. Er wordt dan ook geadviseerd het tenlastegelegde volledig aan verdachte toe te rekenen. Het recidiverisico wordt op de lange termijn als hoog ingeschat. Gaertner heeft een (deels) voorwaardelijke straf met daarbij een zo lang mogelijke proeftijd en bijbehorende voorwaarden als stok achter de deur geadviseerd.
Uit het reclasseringsrapport komt naar voren dat het recidiverisico wordt ingeschat als matig tot hoog op de (middel)lange termijn. Het blijft onduidelijk wat er precies aan verdachtes seksueel grensoverschrijdend gedrag ten grondslag ligt. Hij lijkt een eigen invulling te hebben over consensus. De reclassering acht het zeer zorgelijk dat er in onderhavige zaak sprake is van zes aangiftes van zes verschillende meisjes en jonge vrouwen. Bij een bewezenverklaring lijken de voornaamste criminogene factoren te liggen in de leefgebieden seksualiteit en relaties, sociaal netwerk, psychosociaal functioneren en houding. De reclassering adviseert een (ambulante) behandelverplichting, ondanks dat een stoornis niet is geconstateerd. Middels een ambulante behandeling kan onderzocht worden wat de dynamiek is achter het veelvuldig grensoverschrijdend gedrag door een delictanalyse op te stellen. De reclassering sluit zich aan bij het advies van de Pro Justitia psycholoog ten aanzien van een zo lang mogelijke proeftijd en bijbehorende voorwaarden als stok achter de deur. Het is van belang dat verdachte voor langere tijd in beeld is bij de reclassering en dat er voldoende mogelijkheden zijn voor ondersteuning en sturing van gedragsverandering.
(Bijkomende) straffen
Naar het oordeel van de rechtbank kan, mede vanuit een oogpunt van vergelding en generale preventie, gelet op de hiervoor genoemde ernst van het bewezenverklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Bij de bepaling van de duur daarvan heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank volgt de officier van justitie in zijn eis en acht alles afwegende de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk en met aftrek van het voorarrest, passend en geboden. De rechtbank zal de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering opleggen. De rechtbank zal daarnaast een contactverbod met [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] opleggen. De rechtbank zal de proeftijd bepalen op vijf jaar.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven die gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon.
Gelet op de ernst van de feiten en omdat uit het reclasseringsadvies volgt dat onduidelijk is in hoeverre de geadviseerde ambulante behandeling daadwerkelijk tot gedragsverandering zal leiden na afhandeling van de strafzaak, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Aan de voorwaarden zoals gesteld in artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht is daarmee naar het oordeel van de rechtbank voldaan.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in verband met feit 1 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 2.212,50 aan materiële schade en € 1.000,00 aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft in verband met feit 2 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 40,00 aan materiële schade en € 500,00 aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft in verband met feit 3 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 2.500,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
De benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft in verband met feit 4 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 87,17 aan materiële schade en € 1.000,00 aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
De benadeelde partij [slachtoffer 5] heeft in verband met feit 5 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 92,45 aan materiële schade en € 5.000,00 aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
De benadeelde partij [slachtoffer 6] heeft in verband met feit 6 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 5.250,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft verzocht de vorderingen van de benadeelde partij toe te wijzen, met toekenning van de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] primair op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen wegens de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft zij aangevoerd dat de vordering tot materiële schade moet worden afgewezen, omdat de kosten van de inbeslaggenomen en niet teruggekomen bh niet voor de rekening van haar cliënt mogen komen. De gevorderde toekomstige schade moet eveneens worden afgewezen.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2] primair op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen wegens de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft zij aangevoerd dat de vordering ten aanzien van de materiële schade en het smartengeld moet worden afgewezen, nu deze onvoldoende onderbouwd is.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 3] primair op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen wegens de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft zij aangevoerd dat het niet eenvoudig is vast te stellen of cliënt dé schadeveroorzaker is geweest, nu [slachtoffer 3] zelf heeft aangegeven dat een dergelijk feit haar reeds drie keer eerder is overkomen. Gelet daarop vormt deze post een onevenredige belasting van het strafgeding en dient deze te worden afgewezen. Meer subsidiair heeft de raadsvrouw de rechtbank verzocht de hoogte van het eventueel toe te wijzen bedrag te matigen.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 4] gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 5] primair op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen wegens de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft zij de rechtbank verzocht de vordering te matigen.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 6] primair op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen wegens de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft zij aangevoerd dat de vordering onvoldoende onderbouwd is, als gevolg waarvan de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard.
Overwegingen van de rechtbank
Smartengeld
Artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (hierna BW) geeft een limitatieve opsomming van de gevallen waarin deze bepaling recht geeft op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen, onder andere indien sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze. Van de in artikel 6:106 lid 1, onder b, BW bedoelde aantasting in de persoon op andere wijze is in ieder geval sprake indien de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen. Daarnaast kunnen de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in artikel 6:106 lid 1, onder b, BW bedoelde aantasting in de persoon op andere wijze sprake is.
De rechtbank overweegt dat in algemene zin kan worden aangenomen dat dergelijke zedenzaken als een inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer kunnen worden beschouwd, zodat daarmee een aantasting van de persoon is gegeven. Bovendien is het een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke feiten nog lang psychische gevolgen kunnen ondervinden van hetgeen hen is overkomen. Om die reden zal de rechtbank dan ook bedragen aan immateriële schadevergoeding toekennen, waarbij zij bij het bepalen van de hoogte daarvan gebruik maakt van haar schattingsbevoegdheid.
[slachtoffer 1]
Smartengeld
De rechtbank overweegt dat door de benadeelde partij is gesteld dat zij psychisch leed heeft ondervonden, en nog steeds ondervindt, als gevolg van het ten laste gelegde (en bewezenverklaarde) feit en dat sprake is van een aanpassingsstoornis.
De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 750,00 vaststellen. Voor het overige deel wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De schadepost ten aanzien van het inbeslaggenomen en niet geretourneerde kledingstuk (bh) is voldoende onderbouwd en komt redelijk voor. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. De rechtbank maakt gebruik van haar schattingsbevoegdheid en is van oordeel dat de vordering voor wat betreft de kleding tot een hoogte van € 30,00 kan worden toegewezen.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij ten aanzien van het bedrag van € 2.182,50,00 dat ziet op toekomstige behandelkosten niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering.
Totale schade en wettelijke rente
In totaal wijst de rechtbank een bedrag van (€ 30,00 + € 750,00=) € 780,00 aan schadevergoeding toe.
Het toegewezen bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 oktober 2021 – zijnde de dag van het delict – tot aan de dag der algehele voldoening.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht de aan de benadeelde partijen toegewezen bedragen aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
[slachtoffer 2]
Smartengeld
De rechtbank overweegt dat door de benadeelde partij is gesteld dat zij psychisch leed heeft ondervonden, en nog steeds ondervindt, als gevolg van het ten laste gelegde (en bewezenverklaarde) feit. Door de aanranding is haar gegeneraliseerde angststoornis weer op komen spelen.
De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 300,00 vaststellen. Voor het overige deel wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De schadepost is voldoende onderbouwd en komt redelijk voor. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. De rechtbank maakt gebruik van haar schattingsbevoegdheid en is van oordeel dat de vordering voor wat betreft de tepelplakkers en het t-shirt tot een hoogte van € 40,00 kan worden toegewezen.
Totale schade en wettelijke rente
In totaal wijst de rechtbank een bedrag van (€ 40,00 + € 300,00=) € 340,00 aan schadevergoeding toe.
Het toegewezen bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 augustus 2021 – zijnde de dag van het delict – tot aan de dag der algehele voldoening.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht de aan de benadeelde partijen toegewezen bedragen aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
[slachtoffer 3]
Smartengeld
De rechtbank overweegt dat door de benadeelde partij is gesteld dat zij psychisch leed heeft ondervonden, en nog steeds ondervindt, als gevolg van het ten laste gelegde (en bewezenverklaarde) feit. Zij heeft professionele hulp gezocht en staat op de wachtlijst bij Aanmelding Stevig.
De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 1.250,00 vaststellen. Voor het overige deel wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.
Het toegewezen bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 april 2021 – zijnde de dag van het delict – tot aan de dag der algehele voldoening.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht de aan de benadeelde partijen toegewezen bedragen aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
[slachtoffer 4]
Smartengeld
De rechtbank overweegt dat door de benadeelde partij is gesteld dat zij psychisch leed heeft ondervonden, en nog steeds ondervindt, als gevolg van het ten laste gelegde (en bewezenverklaarde) feit. Bij [slachtoffer 4] is PTSS geconstateerd.
De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 500,00 vaststellen. Voor het overige deel wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De schadeposten zijn voldoende onderbouwd en komen redelijk voor. Voorts is de vordering tot materiële schade niet betwist. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering voor wat betreft de reiskosten tot een hoogte van € 87,17 kan worden toegewezen.
Totale schade en wettelijke rente
In totaal wijst de rechtbank een bedrag van (€ 87,17 + € 500,00=) € 587,17 aan schadevergoeding toe.
Het toegewezen bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 mei 2021 – zijnde de dag van het delict – tot aan de dag der algehele voldoening.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht de aan de benadeelde partijen toegewezen bedragen aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
[slachtoffer 5]
Smartengeld
De rechtbank overweegt dat door de benadeelde partij is gesteld dat zij psychisch leed heeft ondervonden, en nog steeds ondervindt, als gevolg van het ten laste gelegde (en bewezenverklaarde) feit. Zij volgt wekelijks therapie op basis van EMDR en schemagerichte technieken.
De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 2.500,00 vaststellen. Voor het overige deel wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De schadeposten zijn voldoende onderbouwd en komen redelijk voor. Voorts is de vordering tot materiële schade niet betwist. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering voor wat betreft de reiskosten tot een hoogte van € 92,45 kan worden toegewezen.
Totale schade en wettelijke rente
In totaal wijst de rechtbank een bedrag van (€ 92,45 + € 2.500,00=) € 2.592,45 aan schadevergoeding toe.
Het toegewezen bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 mei 2021 – zijnde de dag van het delict – tot aan de dag der algehele voldoening.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht de aan de benadeelde partijen toegewezen bedragen aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
[slachtoffer 6]
Smartengeld
De rechtbank overweegt dat door de benadeelde partij is gesteld dat zij psychisch leed heeft ondervonden, en nog steeds ondervindt, als gevolg van het ten laste gelegde (en bewezenverklaarde) feit.
De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 3.500,00 vaststellen. Voor het overige deel wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.
Het toegewezen bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 april 2020 – zijnde de dag van het delict – tot aan de dag der algehele voldoening.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht de aan de benadeelde partijen toegewezen bedragen aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 242, 246 en 248f van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 10 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van vijf jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
 stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat:
 verdachte zich binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd zal melden bij Reclassering Nederland op het adres [adres 7] te Arnhem. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
 verdachte zich zal laten behandelen door een forensische polikliniek of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk na het ingaan van de proeftijd. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Mocht nieuwe diagnostiek gewenst zijn, dan werkt verdachte daar ook aan mee. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
 verdachte heeft of zoekt op geen enkele wijze – direct of indirect – contact met de volgende personen, zolang het Openbaar Ministerie dat nodig vindt:
o [slachtoffer 1] , geboren op [1993] , wonende aan de [adres 4] ;
o [slachtoffer 2] , geboren op [1998] , wonende aan de [adres 5] ;
o [slachtoffer 3] , geboren op [2001] , wonende aan de [adres 3] ;
o [slachtoffer 4] , geboren op [2005] , wonende aan de [adres 6] ;
o [slachtoffer 5] , geboren op [2004] , wonende aan de [adres 6] ;
o [slachtoffer 6] , geboren op [1992] , wonende aan de [adres 2] ;
 stelt als overige voorwaarden dat:
 verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
 verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslissing op de vorderingen van de benadeelde partijen
 veroordeelt verdachte in verband met de feiten onder 1,2,3,4,5 en 6 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partijen [slachtoffer 5] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 6] van de volgende bedragen aan materiële schade/smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de genoemde datum tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
Benadeelde partij Bedrag Wettelijke rente
1. [slachtoffer 5] € 2.592,45mei 2021
2. [slachtoffer 4] € 587,17mei 2021
3. [slachtoffer 1] € 780,00oktober 2021
4. [slachtoffer 3] € 1.250,00april 2021
5. [slachtoffer 2] € 340,00augustus 2021
6. [slachtoffer 6] € 3.500,00april 2020
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en de kosten die de benadeelde partijen mogelijk nog moeten maken om de te noemen bedragen betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partijen [slachtoffer 5] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 6] voor het overige niet-ontvankelijk in de vorderingen tot materiële schade/smartengeld;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de volgende benadeelde partijen de hier na te noemen bedragen aan materiële schade/smartengeld te betalen. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf genoemde datum tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als het bedrag niet wordt betaald, kan gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
Benadeelde partij Bedrag Gijzeling
1. [slachtoffer 5] € 2.592,45dagen
2. [slachtoffer 4] € 587,17dagen
3. [slachtoffer 1] € 780,00dagen
4. [slachtoffer 3] € 1.250,00dagen
5. [slachtoffer 2] € 340,00dagen
6. [slachtoffer 6] € 3.500,00dagen
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partijen in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.M.C. Boesberg (voorzitter), mr. M.A. van Leeuwen en mr. M. Hoedeman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.L.M. van Schaik, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 april 2022.
Mr. M.A. van Leeuwen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, Dienst Regionale Recherche, team Zeden Arnhem, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2021373838, gesloten op 31 december 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 143 en 145-147; proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden, p. 140.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 167-170.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 180-181.
5.Verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 31 maart 2022.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 514-515.
7.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , p. 264-267.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 270-273.
9.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 31 maart 2022.
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 517.
11.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 4] , p. -81
12.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 5] , p. 30-31.
13.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , p. 121.
14.Kennisgeving van inbeslagneming, p. 87; proces-verbaal van benoeming deskundige d.d. 20 oktober 2021, Deskundigenrapportage forensisch DNA-onderzoek, p. 115-118.
15.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 31 maart 2022.
16.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 5] , p. 27-30.
17.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 4] , p. 80-82.
18.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , p. 121-122.
19.Deskundigenrapportage forensisch DNA-onderzoek, p. 65-70.
20.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 31 maart 2022.
21.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 6] , p. 284-289.
22.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] , p. 365-366 en 368.
23.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 31 maart 2022.
24.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3] , p. 188-190.
25.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 6] , p. 262.
26.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 31 maart 2022.