ECLI:NL:RBGEL:2022:1911

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 april 2022
Publicatiedatum
14 april 2022
Zaaknummer
C/05/383661 / HA ZA 21-85
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding na brand in woning door onrechtmatige daad en gebrekkige opstal

In deze zaak vorderde eiser schadevergoeding van gedaagde na een brand in zijn woning, die was ontstaan in de aangrenzende woning van gedaagde. De brand, die plaatsvond in de nacht van 13 op 14 januari 2018, resulteerde in aanzienlijke schade aan de woning van eiser. Eiser stelde dat gedaagde onrechtmatig had gehandeld door zonder vergunning een hennepkwekerij te exploiteren en dat de brand was veroorzaakt door een defect in de elektrische installatie van gedaagde. Eiser vorderde onder andere de kosten voor de herbouw van de achtergevel en de kosten voor vervangende woonruimte. Gedaagde betwistte de aansprakelijkheid en voerde aan dat de brand was ontstaan door een defect in een koelkast, wat volgens hem overmacht was. De rechtbank oordeelde dat gedaagde onrechtmatig had gehandeld door de mandelige achtergevelmuur zonder toestemming af te breken, en dat hij aansprakelijk was voor de schade die eiser had geleden. De rechtbank wees de vordering van eiser tot schadevergoeding voor de herbouw van de achtergevelmuur toe, maar wees de vordering voor de kosten van vervangende woonruimte af, omdat eiser niet had aangetoond dat deze kosten het gevolg waren van het handelen van gedaagde. De rechtbank veroordeelde gedaagde tot betaling van een schadevergoeding van € 10.677,60, vermeerderd met wettelijke rente, en veroordeelde gedaagde in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/383661 / HA ZA 21-85 / 1640/871
Vonnis van 20 april 2022
in de zaak van
[eis.conv./ged.reconv.],
wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. N.P.H. Vissers te Roermond,
tegen
[ged.conv./eis.reconv.],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. A.A.P.M. Theunen te Veghel.
Partijen zullen hierna [eis.conv./ged.reconv.] en [ged.conv./eis.reconv.] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 7 juli 2021
  • de akte overlegging productie 15 van [eis.conv./ged.reconv.] bestaande uit producties 1 tot en met 14 behorend bij de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord in reconventie, tevens akte overleggen nadere stukken, tevens akte eisvermeerdering van [eis.conv./ged.reconv.] met producties 15 tot en met 25
  • de akte aanvullende productie van [ged.conv./eis.reconv.] met producties 12 tot en met 14
  • het (verkort) proces-verbaal van mondelinge behandeling, gehouden op 24 november 2021 met aangehecht spreekaantekeningen, het relaas van bevindingen van het kadaster en een tekening.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eis.conv./ged.reconv.] is eigenaar van de woning aan de [adres+plaats 1] .
Zijn neef, [ged.conv./eis.reconv.] , is eigenaar van de woning aan de [adres+plaats 2] .
De woningen zijn in 1977 ontstaan door splitsing van een bedrijfsgebouw uit 1941.
De situatie is afgebeeld op onderstaande tekening. Deze tekening is door [ged.conv./eis.reconv.] in het geding gebracht. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechter op aanwijzing van partijen met blauwe pen tekst en symbolen toegevoegd.
AFBEELDING 1
Over de lengte van het gebouw is van de straatzijde naar de achterzijde onder de nok een halfsteense scheidingsmuur geplaatst (O-lijn). Voor het deel vanaf de brandgevelmuur
(X-lijn) tot aan de achtergevelmuur (Δ -lijn) is de halfsteense scheidingsmuur circa 3 meter hoog met daar bovenop een houten wand. De scheidingsmuur verspringt op verschillende plaatsen. [eis.conv./ged.reconv.] heeft aan zijn zijde van de scheidingsmuur een voorzetwand geplaatst. [ged.conv./eis.reconv.] heeft aan zijn zijde van de scheidingsmuur twee halfsteensmuren geplaatst.
2.2.
In de nacht van 13 op 14 januari 2018 is in het achterste gedeelte van de woning van [ged.conv./eis.reconv.] op de begane grond brand uitgebroken. De brand is via de kap aan de achterzijde van de woning van [ged.conv./eis.reconv.] overgeslagen naar de dakconstructie van
[eis.conv./ged.reconv.] . De woning van [eis.conv./ged.reconv.] is ook door de brand beschadigd. Bij de bluswerkzaamheden is in de woning van [ged.conv./eis.reconv.] een hennepkwekerij ontdekt.
Verder is bij de bluswerkzaamheden onder andere de houten wand die was bevestigd op de stenen scheidingsmuur, afgebroken. Later zijn de twee halfsteensmuren aan de zijde van
[ged.conv./eis.reconv.] en de scheidingsmuur tussen de achtergevelmuur (Δ-lijn) en de brandgevelmuur (X-lijn) afgebroken, als ook de achtergevelmuur (Δ-lijn) zelf.
2.3.
Tot op heden is de door brand verloren gegane woonruimte van [ged.conv./eis.reconv.] tussen de achtergevelmuur (Δ-lijn) en de brandgevelmuur (X-lijn) niet herbouwd. Zolang
[ged.conv./eis.reconv.] hier niet herbouwt, heeft het deel van de scheidingsmuur gelegen tussen de achtergevelmuur en de brandgevelmuur voor [eis.conv./ged.reconv.] de functie van buitenmuur. Ditzelfde geldt voor de muur van [eis.conv./ged.reconv.] die evenwijdig aan de achtergevelmuur staat.
2.4.
De verzekeraar van [ged.conv./eis.reconv.] heeft onderzoeksbureau I-TEK B.V. (hierna:
I-TEK) opdracht gegeven de oorzaak van de brand te onderzoeken.
In het rapport van I-TEK van 12 februari 2018 staat onder meer:
Voor zover de rapporteur kon vaststellen was geen sprake geweest van stroomafname buiten de kWh-meter om. De bedrading van de kabel was op reguliere wijze op een groep aangesloten. (…) Uit een telefonisch contact met de fraudedesk van de betrokken energieleverancier Liander op donderdag 1 februari 2018 bleek dat geen fraudedossier was opgemaakt. Dit omdat er geen frauduleus handelen was vastgesteld. De kWh-meter was verwijderd om deze nader te kunnen onderzoeken, maar daarbij was geen fraude vastgesteld.
(…)
In het onderhavige geval werd de stroom niet illegaal afgetakt. (…)
In het onderhavige geval lag er geen relatie tussen het ontstaan van de brand en de aanwezigheid van de in gebruik zijnde kweekruimten. (…)
3.8
Resumé technisch onderzoek
Aan de hand van het (…) technisch onderzoek is het navolgende vastgesteld:
  • De brand ontstond in het pandgedeelte met daarin de kamers die aan onder meer arbeidsmigranten werden verhuurd en wel in de gang voor de twee kamers op de begane grond.
  • De brand ontstond op deze plek ter hoogte van de koelkasten van de bewoners die aldaar in de gang stonden. Het eerste vuur is zowel door een getuige als door verzekerde op deze plek gezien.
  • De oorzaak van de brand is, naar alle waarschijnlijkheid, een elektrisch defect en/of mankement in of bij (één van) de koelkasten.
  • Ten gevolge van de grote vuurvernietiging en de sloop, die al tijdens het blussen werd uitgevoerd, konden de exacte plaats van ontstaan en de oorzaak van de brand technisch niet meer worden vastgesteld.
  • In het pandgedeelte dat niet door het vuur werd vernietigd, zijn twee hennepkweekruimten aangetroffen. (…)
  • Er blijkt niet van een causaal verband tussen het ontstaan van de brand en de aanwezigheid van de hennepkweekruimten.
(…)
 De voedingskabel ten behoeve van de kweekinstallatie was geheel in het woongedeelte van verzekerde aangebracht en aangesloten.
2.5.
De verzekeraar van [ged.conv./eis.reconv.] is niet tot uitkering overgegaan. Bij brief van 17 mei 2018 schrijft de verzekeraar aan [ged.conv./eis.reconv.] dat de brandschade buiten de dekking valt. Gezien de aangetroffen hennepkweekruimten was geen sprake van ‘normaal gebruik van de woning’. Hierover loopt nog een procedure (in hoger beroep).
2.6.
De verzekeraar van [eis.conv./ged.reconv.] is wel tot uitkering overgaan. [eis.conv./ged.reconv.] krijgt onder andere de kosten van vervangende woonruimte vergoed tot en met 13 januari 2019. Op 24 juli 2018 krijgt [eis.conv./ged.reconv.] akkoord van zijn verzekeraar om met het herstel van zijn woning te beginnen.
2.7.
Begin juni 2018 zijn partijen met elkaar in gesprek gegaan over de wijze van herstel.
2.8.
Omstreeks juli/medio augustus 2018 communiceren [eis.conv./ged.reconv.] , die “ [voornaam eis.conv./ged.reconv.] ” wordt genoemd, en [ged.conv./eis.reconv.] , die “ [voornaam ged.conv./eis.reconv.] ” wordt genoemd, via WhatsApp als volgt:
[ged.conv./eis.reconv.]
[eis.conv./ged.reconv.]
Wat aan mijn kant geen brandschade heeft aan de muren wil ik niet slopen kost vermogen voor mij
Krijg ik ook niet betaald van verzekering
Maar toch zeker wel het achterhuis zo we besproken hebben
Dat zeker wel ja (…)
En man is man en woord is woord
(…)
(…)
[voornaam ged.conv./eis.reconv.] kun je even reageren of je hiermee instemt want dat wil ik wel graag weten
[voornaam eis.conv./ged.reconv.] punt 1 ik verkoop het niet meer bouw het zelf op punt 2 ik had er al een steensmuur staan, die zet ik weer terug steens, waar om tekenen is kwestie van vertrouwen (…) dit komt ook goed beloof ik je hoeven we niet voor te tekenen
[voornaam ged.conv./eis.reconv.] het gaat hier om teveel geld om alles maar te doen in vertrouwen bjj mij is er door diverse instantie erop aangedrongen om de afspraken op papier te hebben en ondertekend (…) dus graag een verklaring mee ondertekenen zoals we besproken hebben om voor alle 2 duidelijkheid te hebben
2.9.
[eis.conv./ged.reconv.] heeft een conceptovereenkomst, gedateerd 17 augustus 2018, overgelegd. Hierin staat onder andere dat de eigenaren aan beide zijden van de halfsteense scheidingsmuur een steense muur zullen optrekken en dat de plaats waar nu de halfsteense muur staat als vrije ruimte tussen de beide muren zal worden benut als isolatie. Ook staat in de conceptovereenkomst dat het dak zal worden afgedicht zoals bouwtechnisch door beide architecten is besproken en dat [ged.conv./eis.reconv.] zich verplicht de door hem gesloopte achtergevel te herbouwen als een steense muur. Deze conceptovereenkomst is niet door partijen ondertekend.
2.10.
Bij brief van 29 augustus 2018 sommeert [eis.conv./ged.reconv.] [ged.conv./eis.reconv.] om de onder 2.9. vermelde afspraken na te komen. [eis.conv./ged.reconv.] wijst daarbij op artikel 5:65 BW ten aanzien van onderhoud en vernieuwing van mandelige muren. [eis.conv./ged.reconv.] stelt
[ged.conv./eis.reconv.] aansprakelijk voor alle schade die [eis.conv./ged.reconv.] lijdt nu zijn binnenmuur een buitenmuur is geworden.
2.11.
[ged.conv./eis.reconv.] betwist bij brief van 19 september 2018 dat definitieve afspraken zijn gemaakt. Volgens [ged.conv./eis.reconv.] zijn niet alle muren beschadigd en moet (slechts) één steense muur worden teruggezet. Het niet beschadigde deel van de muren wil hij behouden. [ged.conv./eis.reconv.] stelt mediation voor.
2.12.
In opdracht van [eis.conv./ged.reconv.] heeft EFF EFF Bouwpathologie op 19 november 2018 onderzoek gedaan naar de wijze van herstel van de scheidingsmuur en achtergevel.
[ged.conv./eis.reconv.] was bij de opname niet aanwezig.
In het rapport van EFF EFF Bouwpathologie van 9 januari 2019 staat onder meer het volgende:
De schade aan de scheidingsmuur is het beste samen te vatten als dat de bijna de gehele oorspronkelijke scheidingsmuur tussen de achterhuizen van [adres+plaats 1] en [adres+plaats 2] door de brand verwoest werd. Er is nog een beperkt deel van de scheidingsmuur (…) aanwezig.
(…)
De halfsteens kalkzandsteen muur die in het achterhuis van nummer [adres+plaats 1] in 2001 opgericht werd, fungeert nu als buitengevel. Deze muur is nu niet van isolatie voorzien en ontbeert een afdoende bescherming tegen weersinvloeden.
(…)
De situatie aan de achterzijde toont dat de gehele oorspronkelijk aanwezige massieve muur neergehaald werd; alleen de halfsteens kalkzandsteen muur van de keuken van het bijgebouw bij nummer [adres+plaats 1] is nog in tact. Deze muur is nu niet van isolatie voorzien en ontbeert een afdoende bescherming tegen weersinvloeden.
(…)
Wijze van herstel
(…) het is niet aan ondergetekende om definitief uit te maken hoe exact hersteld moet worden. Dat kan ook niet omdat een daartoe benodigde grondonderzoek en constructietrapport ontbreken.
Naar de mening van ondergetekende is het plan waarbij aan weerszijden van de erfgrens iedere partij een eigen muurconstructie optrekt en deze muurconstructies samen de pandscheidende muur vormen, de meest logische. Ook uit kosten oogpunt is deze optie te verkiezen omdat zo’n muurconstructie, mits juist uitgevoerd, zal voldoen aan eisen ter zake sterkte, brandwerendheid en geluidsisolatie.
In geval partij [ged.conv./eis.reconv.] besluit het achterhuis niet te herbouwen, dan zal de nieuw op te richten scheidingsconstructie ook van thermische isolatie moeten worden voorzien en zullen de aansluitingen op bestaand werk wind- en waterdicht moeten zijn.
(…)
Het alternatieve herbouwplan waarbij op de erfgrens één (mandelige) massieve scheidingsconstructie opgericht wordt, is vanuit bouwkundig oogpunt ook bruikbaar, mits aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. (…)
Aan de achterzijde dient een halfsteens buitenspouwblad opgetrokken te worden, waarbij de spouw van voldoende isolatie wordt voorzien om het bijgebouw te vrijwaren van weersinvloeden en warmte verlies.
(…)
(…)
variant 1a(…)
Bij deze variant wordt een ankerloze spouwmuur opgericht, worden beide achterhuizen herbouwd en worden beide achterhuizen in gebruik genomen en verwarmd. (…)
(…)
variant 1b(…)
Bij deze variant wordt een ankerloze spouwmuur opgericht, maar wordt alleen het achterhuis van [adres+plaats 1] in gebruik genomen en verwarmd. Het achterhuis van [adres+plaats 2] wordt niet of in later stadium herbouwd. (…)
Aanvullende warmte isolatie noodzakelijk, uit te voeren als voorzetwand aan binnenzijde achterhuis nummer [adres+plaats 1] (…)
(…)
variant 2a(…)
Bij deze variant wordt een nieuwe, mandelige massieve muur op de erfgrens opgericht, worden beide achterhuizen herbouwd en worden beide achterhuizen in gebruik genomen en verwarmd. (…)
(…)
variant 2b(…)
Bij deze variant wordt een nieuwe, mandelige massieve muur op de erfgrens opgericht, maar wordt alleen het achterhuis van [adres+plaats 1] gebruik genomen en verwarmd. Het achterhuis van [adres+plaats 2] wordt niet of in later stadium herbouwd. (…)
2.13.
[eis.conv./ged.reconv.] stuurt het rapport van EFF EFF Bouwpathologie met een brief van 15 februari 2019 aan [ged.conv./eis.reconv.] . [eis.conv./ged.reconv.] verzoekt [ged.conv./eis.reconv.] daarbij om binnen vier weken medewerking te verlenen aan variant 1a omdat deze vanuit kostenoogpunt de voorkeur geniet. Bij gebreke van medewerking zal [eis.conv./ged.reconv.] op eigen perceel een steense muur oprichten en zullen de meerkosten voor wind- en waterdichtheid, geluidsisolatie en thermische isolatie op [ged.conv./eis.reconv.] worden verhaald.
2.14.
Ondanks een herinnering op 15 maart 2019 reageert [ged.conv./eis.reconv.] niet op het verzoek van [eis.conv./ged.reconv.] . [ged.conv./eis.reconv.] laat op 30 april 2019 wel een onderzoek doen naar de wijze van herstel van de scheidingsmuur door ZNEB Expertise en Taxatie B.V. (hierna: ZNEB). [eis.conv./ged.reconv.] was bij de opname niet aanwezig.
In het rapport van ZNEB van 10 mei 2019 staat onder andere:
De woningscheidende muur in het nog bestaande achterhuis is constructief niet meer verbonden met de muren van de gevels welke haaks staan op deze woningscheidende muur.
De woningscheidende muur dient vanaf de 1e verdieping te worden vervangen in 10 cm dikke kalkzandsteen en dient te worden vertand met de hierop haaks staande muren.
Het afgebrande achterhuis is inmiddels gesloopt, zowel bij partij I [
[ged.conv./eis.reconv.] , toevoeging rechtbank] als bij partij II [
[eis.conv./ged.reconv.],
toevoeging rechtbank].
Partij II is inmiddels gestart met de herbouw van het achterhuis vanaf de fundatie. De woningscheidende wand behorende aan het achterhuis van partij II is opgebouwd uit 20 cm dikke verlijmde kalkzandsteenblokken. Dit achterhuis van partij II dient te worden aangemerkt als nieuwbouw en dient aan de eisen welke hieraan ten grondslag liggen te voldoen.
(…)
In de rapportage van EFF EFF Bouwpathologie worden verschillende varianten aangegeven inzake het herstel van de woningscheidende muur. De hierin genoemde variant 1a op pagina 14 kan worden toegepast, echter wij zijn van mening dat er een ankerloze spouwmuur kan worden uitgevoerd in kalkzandstenen van 12 cm dikte. (…)
2.15.
Bij brief van 20 augustus 2019 schrijft [eis.conv./ged.reconv.] aan [ged.conv./eis.reconv.] dat hij zich genoodzaakt ziet zelf werkzaamheden te laten verrichten, omdat [ged.conv./eis.reconv.] zijn verplichtingen niet nakomt. [eis.conv./ged.reconv.] verstrekt een tijdschema van de werkzaamheden en verzoekt om ladderrecht. Eind september/begin oktober verleent [ged.conv./eis.reconv.] het ladderrecht. Op 7 oktober 2019 heeft in overleg tussen partijen een nulmeting plaatsgevonden door [betrokken bedrijf 1] ., de aannemer van [eis.conv./ged.reconv.] . Beide partijen hebben deze nulmeting ondertekend. Hierin is onder andere opgenomen dat beide bewoners er geen probleem mee hebben als de bestaande tussenmuur wordt verwijderd en dat dit een 10 cm vrije ruimte blijft tussen de twee percelen welke ruimte niet bebouwd mag worden.
[eis.conv./ged.reconv.] gaat begin december over tot uitvoering van de werkzaamheden.
Op een latere datum heeft de schadeafhandeling plaatsgevonden. In het door [ged.conv./eis.reconv.] voor akkoord ondertekende document ‘Schade afhandeling’ staat dat schade is verholpen.
2.16.
Bij brief van 29 januari 2020 schrijft [eis.conv./ged.reconv.] aan [ged.conv./eis.reconv.] dat de kosten voor het realiseren van een buitenmuur voor de zijgevel (evenwijdig aan de scheidingsmuur) € 17.635,03 bedragen en de kosten voor herbouw van de achtergevel € 8.203,81. [ged.conv./eis.reconv.] wordt gesommeerd deze bedragen, in totaal € 25.838,84, evenals een bedrag van € 21.387,00 voor vervangende woonruimte tot en met januari 2020, binnen veertien dagen over te maken. [ged.conv./eis.reconv.] gaat niet over tot betaling.
2.17.
[eis.conv./ged.reconv.] heeft zijn woning op 13 juni 2020 weer betrokken.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eis.conv./ged.reconv.] vordert samengevat - veroordeling van [ged.conv./eis.reconv.] tot betaling van € 25.838,84 aan kosten voor de bouw van buitenmuren, € 27.880,00 aan kosten vervangende woonruimte van 14 januari 2019 tot 13 juni 2020, € 1.161,60 aan kosten deskundigenonderzoek (EFF EFF Bouwpathologie) en € 1.312,19 aan buitengerechtelijke kosten, een en ander vermeerderd met rente en (na)kosten. Bij wijziging van eis vordert
[eis.conv./ged.reconv.] daarnaast dat [ged.conv./eis.reconv.] op straffe van een dwangsom veroordeeld wordt tot het verwijderen van al hetgeen [ged.conv./eis.reconv.] tegen het eigendom van [eis.conv./ged.reconv.] heeft aangebracht, in het bijzonder het purschuim tegen de wand van [eis.conv./ged.reconv.] .
3.2.
[eis.conv./ged.reconv.] baseert zijn vordering op de navolgende stellingen. De opstal van
[ged.conv./eis.reconv.] voldeed niet aan de eisen die daaraan gesteld mochten worden (artikel 6:174 BW). [ged.conv./eis.reconv.] heeft zonder vereiste vergunningen in zijn achterhuis kamerverhuur gerealiseerd en er werd in zijn woning hennep geteeld. Hennepteelt staat bij uitstek bekend als veroorzaker van (brand)gevaarlijke omstandigheden. Gelet op onprofessionele aansluiting van elektriciteit wekt het geen verbazing dat de brand is ontstaan. Het brandgevaar heeft zich gerealiseerd. [ged.conv./eis.reconv.] is dus aansprakelijk voor de schade, aldus [eis.conv./ged.reconv.] . De oorspronkelijke scheidingsmuur en de achtergevel zijn mandelige muren (artikel 5:62 lid 2 BW). De schade van [eis.conv./ged.reconv.] bestaat daaruit dat zijn binnenmuren buitenmuren werden, waarvoor zijn muren niet geschikt waren. Partijen hebben afspraken gemaakt ter beëindiging van die situatie. [ged.conv./eis.reconv.] is deze afspraken niet nagekomen, ging niet over tot herbouw en heeft niets gedaan om de schade van
[eis.conv./ged.reconv.] te voorkomen. [eis.conv./ged.reconv.] had geen andere keuze dan zelf voorzienigen te treffen. [eis.conv./ged.reconv.] heeft op zijn eigen grond, nabij de oorspronkelijke scheidingsmuur, tegen zijn overgebleven wand een muur opgetrokken die is voorzien van isolatie en als buitenmuur dienst kan doen. Ook heeft [eis.conv./ged.reconv.] aan de achterzijde een nieuwe buitenmuur opgetrokken. Ondanks sommatie daartoe heeft [ged.conv./eis.reconv.] de kosten voor deze werkzaamheden, alsmede de niet door de verzekering gedekte kosten voor vervangende woonruimte, niet voldaan.
3.3.
[ged.conv./eis.reconv.] voert gemotiveerd verweer. Hij voert kort samengevat aan dat de brand is veroorzaakt door een defect in de koelkast en dat sprake was van overmacht. Hij betwist dat hij onrechtmatig zou hebben gehandeld. Verder betwist [ged.conv./eis.reconv.] dat over de wijze van herstel een afspraak is gemaakt.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
[ged.conv./eis.reconv.] vordert samengevat - een verklaring voor recht dat [eis.conv./ged.reconv.] aansprakelijk is uit hoofde van onrechtmatige daad, meer in het bijzonder wegens schending van artikel 5:56 BW. Door sloop- en/of bouwwerkzaamheden van [eis.conv./ged.reconv.] aan de brandgevelmuur is de scheidingsmuur van het nog bestaande deel van het achterhuis van
[ged.conv./eis.reconv.] niet langer constructief verbonden met die brandgevelmuur. [ged.conv./eis.reconv.] vordert de schade vast te stellen op € 14.476,32, te vermeerderen met rente en buitengerechtelijke kosten alsmede de (na)kosten.
3.6.
[eis.conv./ged.reconv.] voert gemotiveerd verweer.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie

4.1.
De door brand verloren gegane woonruimte van [ged.conv./eis.reconv.] tussen de achtergevelmuur (Δ-lijn) en de brandgevelmuur (X-lijn) is tot op heden niet herbouwd. Hierdoor heeft het deel van de scheidingsmuur (O-lijn) gelegen tussen de achtergevelmuur en de brandgevelmuur voor [eis.conv./ged.reconv.] de functie van buitenmuur gekregen. Ditzelfde geldt voor de (keuken)muur die [eis.conv./ged.reconv.] evenwijdig aan de achtergevelmuur heeft staan nu de achtergevelmuur na de brand is afgebroken. Omdat [ged.conv./eis.reconv.] na de brand zijn deel van de woning niet heeft herbouwd en hij volgens [eis.conv./ged.reconv.] iedere medewerking aan (het nakomen van afspraken over) herbouw van een gezamenlijke (weersbestendige) scheidingsmuur of adequaat alternatief weigerde, vordert [eis.conv./ged.reconv.] schadevergoeding. Deze schadevergoeding bestaat uit de extra kosten die [eis.conv./ged.reconv.] heeft gemaakt om de muren weersbestendig te maken. Daartoe heeft [eis.conv./ged.reconv.] ter hoogte van de scheidingsmuur tegen zijn eigen gevel isolatiemateriaal en panelen aangebracht (€ 17.635,03) en hij heeft een nieuwe stenen achtergevelmuur geplaatst (€ 8.203,81) [1] . De vraag is of [ged.conv./eis.reconv.] aansprakelijk is voor deze extra kosten.
4.2.
[eis.conv./ged.reconv.] legt het volgende aan zijn vordering ten grondslag. [eis.conv./ged.reconv.] stelt dat [ged.conv./eis.reconv.] (i) zijn woning zonder vergunning en zonder brandveiligheidstoets heeft verbouwd voor kamerverhuur, (ii) de kamers zonder vergunning heeft verhuurd aan arbeidsmigranten en (iii) een hennepkwekerij in zijn woning had. [2] Volgens [eis.conv./ged.reconv.] was de elektrische installatie voor dit gebruik niet geschikt en is daardoor een brandgevaarlijke situatie ontstaan. Het is volgens [eis.conv./ged.reconv.] een feit van algemene bekendheid dat een onprofessioneel aangesloten elektriciteitsnetwerk en een hennepkwekerij brandgevaar met zich meebrengen [3] , welk gevaar zich heeft verwezenlijkt. Volgens [eis.conv./ged.reconv.] is [ged.conv./eis.reconv.] dus aansprakelijk wegens een gebrekkige opstal (artikel 6:174 BW) dan wel wegens onrechtmatig handelen (artikel 6:162 BW).
4.3.
[ged.conv./eis.reconv.] betwist dat de brand is ontstaan door een onprofessioneel aangesloten elektriciteitsnetwerk. Hij voert aan dat de brand is veroorzaakt door kortsluiting in een koelkast. [ged.conv./eis.reconv.] verwijst hierbij naar het schaderapport van I-TEK. In het rapport van I-TEK staat dat de brand is ontstaan in de gang van de ruimte die op de begane grond werd verhuurd. I-TEK concludeert dat naar alle waarschijnlijkheid een elektrisch defect en/of mankement in of bij (één van) de koelkasten in die gang de oorzaak is van de brand. Ook rapporteert I-TEK dat de hennepkweekruimten zijn aangetroffen in het pandgedeelte dat niet door het vuur werd vernietigd, dat de stroom niet illegaal werd afgetapt, dat geen stroom buiten de elektriciteitsmeter om is afgenomen en dat bij onderzoek van die meter geen fraude is vastgesteld. I-TEK concludeert dat er geen relatie is tussen het ontstaan van de brand en de aanwezigheid van de kweekruimten.
4.4.
De rechtbank overweegt als volgt. [ged.conv./eis.reconv.] betwist niet dat hij (i) zijn woning zonder vergunning en zonder brandveiligheidstoets heeft verbouwd voor kamerverhuur, (ii) de kamers zonder vergunning heeft verhuurd aan arbeidsmigranten en (iii) een hennepkwekerij had. Uit deze gedragingen volgt echter niet zonder meer dat de elektrische installatie - of overigens de opstal - gebrekkig was en daardoor gevaar veroorzaakte. Dit volgt niet uit het voormelde rapport van I-TEK, waarin staat dat géén sprake was van illegaal aftappen van stroom en dat er in het onderhavige geval geen relatie lag tussen het ontstaan van de brand en de aanwezigheid van de in gebruik zijnde kweekruimten. Ook wordt in (het resumé van) het technisch onderzoek geen gebrek aan de elektrische installatie genoemd. Dat had wel verwacht mogen worden, temeer nu dat rapport kennelijk is opgesteld voor de verzekeraar, juist mede om de oorzaak van de brand te achterhalen. De enkele algemene stelling van [eis.conv./ged.reconv.] dat bij hennepkwekerijen ‘vaak geknoeid wordt met elektriciteit’ is dan ook onvoldoende onderbouwing en ook verder heeft [eis.conv./ged.reconv.] niet geconcretiseerd op welk punt de elektrische installatie onveilig zou zijn of anderszins niet zou voldoen. Uit de enkele omstandigheid dat brand is ontstaan kan evenmin worden afgeleid dat sprake was van een gevaar veroorzakend gebrek in de elektrische installatie of opstal. Dit geldt temeer nu [eis.conv./ged.reconv.] de conclusie in het rapport van I-TEK niet heeft weersproken dat de brand hoogst waarschijnlijk is ontstaan door een mankement of defect in of bij een koelkast [4] en dus niet door een gebrek in de installatie. Uit die conclusie volgt bovendien dat voor zover al aangenomen zou worden dat (ook) sprake was van enig gebrek in de elektrische installatie of de opstal dat gevaar veroorzaakte, niet kan worden aangenomen dat dat gevaar zich hier heeft verwezenlijkt of dat er een causaal verband bestond tussen dat gebrek en de brand.
4.5.
Vervolgens is de vraag of de gevorderde schade is veroorzaakt door ander onrechtmatig handelen van [ged.conv./eis.reconv.] . [eis.conv./ged.reconv.] stelt in dat kader dat
[ged.conv./eis.reconv.] niet direct de brandweer heeft gebeld maar eerst zelf gedurende een kwartier tot twintig minuten heeft getracht het vuur te doven. [5] [ged.conv./eis.reconv.] betwist dit en voert aan dat hij onmiddellijk 112 heeft gebeld. [6] De rechtbank overweegt dat het in beginsel niet onrechtmatig is om zelf te proberen een (beperkte) brand te blussen. [eis.conv./ged.reconv.] heeft niet onderbouwd dat het in onderhavig geval onverantwoord was dit te proberen. Bovendien, zelfs als na bewijslevering komt vast te staan dat [ged.conv./eis.reconv.] de brandweer niet met van hem te verwachten spoed heeft gebeld, heeft [eis.conv./ged.reconv.] niet (voldoende) onderbouwd gesteld dat zijn schade daardoor is ontstaan. Immers, [eis.conv./ged.reconv.] stelt zelf dat anderen reeds 112 hadden gebeld. [7] Ook deze grondslag kan de vorderingen van [eis.conv./ged.reconv.] niet dragen.
4.6.
Verder betoogt [eis.conv./ged.reconv.] dat [ged.conv./eis.reconv.] onrechtmatig heeft gehandeld door de gemaakte afspraken over de wijze van herstel niet na te komen, waardoor zijn binnenmuren buitenmuren werden. [eis.conv./ged.reconv.] stelt dat hij met [ged.conv./eis.reconv.] heeft afgesproken dat (a) beide partijen evenwijdig aan de oude scheidingsmuur een steense muur zouden optrekken op hun eigen perceel én dat (b) [ged.conv./eis.reconv.] de afgebroken achtergevelmuur als steense muur zou herbouwen. [eis.conv./ged.reconv.] verwijst daarbij naar de conceptovereenkomst [8] en whatsappberichten [9] .
4.7.
[ged.conv./eis.reconv.] erkent dat gesprekken zijn gevoerd over de wijze van herstel maar betwist dat hij met [eis.conv./ged.reconv.] is overeengekomen dat hij op zijn grond een steense muur zou optrekken als ook dat hij als achtergevel een steense muur zou terugzetten. Dit was voor [ged.conv./eis.reconv.] afhankelijk van de vraag of zijn verzekeraar tot uitkering zou overgaan. Gezien een gebrek aan financiële middelen waren de kosten gemoeid met de (her)bouw van de muren voor hem een breekpunt. [ged.conv./eis.reconv.] voert aan dat hij gebaat was bij herbouw van de scheidingsmuur, met behoud van de muur die er nog stond en die niet beschadigd was door de brand. [eis.conv./ged.reconv.] ging aan deze belangen voorbij en verlangde medewerking voor het plaatsen van een totaal nieuwe scheidingsconstructie. Gelet op deze omstandigheden heeft [ged.conv./eis.reconv.] de conceptovereenkomst niet getekend.
4.8.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eis.conv./ged.reconv.] op vragen van de rechter expliciet bevestigd dat hij geen nakoming van de gestelde (concept)overeenkomst vordert en ook geen schadevergoeding op de grond dat [ged.conv./eis.reconv.] is tekortgeschoten in de nakoming van die (concept)overeenkomst. [eis.conv./ged.reconv.] baseert zijn vordering op onrechtmatige daad waarbij hij betoogt dat het niet nakomen van afspraken onrechtmatig kan zijn. De rechtbank overweegt als volgt. Het kan onrechtmatig zijn een verbintenis uit overeenkomst niet na te komen als daarmee niet alleen de overeenkomst wordt geschonden, maar ook een algemene zorgvuldigheidsnorm. [10] Het komt er op aan of (voldoende is onderbouwd dat) het doen of laten van [ged.conv./eis.reconv.] onrechtmatig is, onafhankelijk van de contractuele verplichting, zoals hierna aan de orde komt. Daarvoor is het bestaan van de gestelde overeenkomst niet bepalend. Daarom en nu [eis.conv./ged.reconv.] zich dus niet op wanprestatie beroept, kan de vraag of een overeenkomst tot stand is gekomen, zoals [eis.conv./ged.reconv.] stelt en [ged.conv./eis.reconv.] betwist, onbeantwoord blijven.
4.9.
In verband met de vraag of [ged.conv./eis.reconv.] onrechtmatig heeft gehandeld, heeft
[eis.conv./ged.reconv.] tijdens de mondelinge behandeling impliciet een beroep gedaan op artikel 5:65 BW. [eis.conv./ged.reconv.] stelt dat als een mandelige muur beschadigd raakt, buren gehouden zijn daar samen iets aan te doen. [eis.conv./ged.reconv.] impliceert dat [ged.conv./eis.reconv.] onrechtmatig heeft gehandeld door niet mee te werken aan herstel van de mandelige muren. Zoals hiervoor overwogen voert [ged.conv./eis.reconv.] aan dat het niet meewerken aan herstel werd ingegeven door een gebrek aan financiële middelen. De rechtbank oordeelt hierover als volgt, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen de scheidingsmuur en de achtergevelmuur.
Scheidingsmuur
4.10.
Dat de scheidingsmuur mandelig was in de zin van artikel 5:62 lid 2 BW, is tussen partijen niet in geschil. Ook is niet in geschil dat het houten deel van deze mandelige muur door de brand verloren is gegaan. Uit artikel 5:65 BW vloeit voor [ged.conv./eis.reconv.] de verbintenis voort om deze mandelige scheidingsmuur, indien nodig, te vernieuwen.
[ged.conv./eis.reconv.] wordt in wezen aangesproken op de grond dat hij niet aan deze verbintenis heeft voldaan, met schade als gevolg. [ged.conv./eis.reconv.] is alleen gehouden deze schade te vergoeden als hij ter zake van deze verbintenis in verzuim was (artikel 6:74 lid 2 BW). Daartoe was nodig dat hij in gebreke werd gesteld (artikel 6:82 lid 1 BW). [eis.conv./ged.reconv.] heeft niet (voldoende) toegelicht dat [ged.conv./eis.reconv.] ter zake van de verbintenis uit artikel 5:65 BW in gebreke is gesteld. [eis.conv./ged.reconv.] heeft [ged.conv./eis.reconv.] ook niet aangesproken op herstel van de mandelige muur maar wilde dat [ged.conv./eis.reconv.] een geheel nieuwe, niet mandelige muur, zou bouwen op zijn eigen grond. Hiertoe was [ged.conv./eis.reconv.] wettelijk niet verplicht. De conclusie is dan ook dat [ged.conv./eis.reconv.] niet in verzuim is komen te verkeren ten aanzien van een wettelijke verplichting en daarom is hij niet gehouden op deze grondslag de schade te vergoeden.
4.11.
[eis.conv./ged.reconv.] heeft, zo begrijpt de rechtbank verder nog aangevoerd dat het niet bouwen door [ged.conv./eis.reconv.] van een muur op zijn eigen terrein, zoals door [eis.conv./ged.reconv.] verlangd, ook los van het bepaalde in titel 5 van boek 5 BW (mandeligheid) een onrechtmatige daad oplevert. Temeer omdat [ged.conv./eis.reconv.] de situatie heeft veroorzaakt waarin de muur van [eis.conv./ged.reconv.] van binnenmuur buitenmuur werd, zonder dat deze daarvoor geschikt was (met name omdat de muur niet zonder nadere maatregelen bestand was tegen de weersinvloeden) was het onrechtmatig van hem om die situatie in stand te laten en daar niets aan wilde doen, aldus [eis.conv./ged.reconv.] .
4.12.
In zijn algemeenheid kan niet gesteld worden dat (op grond van wat in het maatschappelijk verkeer betaamd) de plicht bestaat om, nadat een muur is ingestort of weggehaald en een muur van de buren daardoor onbeschermd achter bleef, een nieuwe muur op te trekken om die muur op het buurperceel tegen weersinvloeden te beschermen. Of die plicht in een specifiek geval bestaat zal afhangen van alle dan geldende, concrete omstandigheden. Ten aanzien van de in dat verband door [eis.conv./ged.reconv.] gestelde omstandigheid dat [ged.conv./eis.reconv.] de situatie heeft veroorzaakt geldt dat, zoals overwogen, niet is onderbouwd dat de brand het gevolg is van iets anders dan een defect bij of in een koelkast. [eis.conv./ged.reconv.] heeft echter niet gesteld dat dat defect is veroorzaakt door
[ged.conv./eis.reconv.] en ook niet onderbouwd waarom [ged.conv./eis.reconv.] daarvoor anderszins verantwoordelijk zou zijn. [ged.conv./eis.reconv.] heeft verder onbetwist aangevoerd dat de reden dat hij niet tot het bouwen van een nieuwe muur is overgegaan er (mede) in lag dat hij daarvoor niet de financiële middelen had omdat zijn brandverzekering, anders dan de verzekering van [eis.conv./ged.reconv.] , voor de brandschade (nog) geen dekking had verleend. In deze omstandigheden kan niet gezegd worden dat het enkele feit dat [ged.conv./eis.reconv.] geen muur op zijn perceel heeft gebouwd waarmee de muur van [eis.conv./ged.reconv.] zou worden beschut tegen de weersinvloeden een onrechtmatige daad oplevert. Verder omstandigheden waaruit dat wel zou kunnen voortvloeien, zijn niet aangevoerd.
4.13.
Nu verder geen grondslag is gegeven op grond waarvan [ged.conv./eis.reconv.] de kosten voor het door [eis.conv./ged.reconv.] aanbrengen van isolatiemateriaal en panelen op zijn eigen muur (ter plaatse van de voormalige scheidingsmuur) zou moeten dragen zal de daartoe strekkende vordering van € 17.635,03 worden afgewezen.
Achtergevelmuur
4.14.
Dit is anders voor de achtergevelmuur. Ook hier gaat het om een scheidingsmuur die mandelig was in de zin van artikel 5:62 lid 2 BW. Anders dan [ged.conv./eis.reconv.] betoogt is daarbij niet relevant of de muur op de erfgrens stond of op het perceel van [ged.conv./eis.reconv.] . De achtergevelmuur was een scheidsmuur tussen voorheen de stallen/schuur, later de keuken van [eis.conv./ged.reconv.] enerzijds en het pand van [ged.conv./eis.reconv.] anderzijds. Vast staat dat [ged.conv./eis.reconv.] na de brand de achtergevelmuur zonder toestemming van [eis.conv./ged.reconv.] heeft afgebroken. Met het zonder toestemming afbreken van een mandelige muur heeft
[ged.conv./eis.reconv.] jegens [eis.conv./ged.reconv.] onrechtmatig gehandeld. De enkele, niet onderbouwde stelling van [ged.conv./eis.reconv.] dat de achtergevelmuur volgens zijn architect van slechte kwaliteit was, maakt dit niet anders. [ged.conv./eis.reconv.] heeft niet aannemelijk gemaakt dat het noodzakelijk was om de achtergevelmuur af te breken. Op grond van artikel 5:65 BW was [ged.conv./eis.reconv.] gehouden de mandelige muur te vernieuwen. [eis.conv./ged.reconv.] heeft
[ged.conv./eis.reconv.] met de brief van 29 augustus 2018 in gebreke gesteld. [ged.conv./eis.reconv.] is zijn verplichting niet nagekomen. De door [ged.conv./eis.reconv.] aangevoerde betalingsonmacht, hoe vervelend ook, ontslaat hem niet uit deze verplichting. Omdat [ged.conv./eis.reconv.] in verzuim is, is hij gehouden de schade van [eis.conv./ged.reconv.] voor de herbouw van de achtergevelmuur te vergoeden (artikel 6:74 BW). Omdat [ged.conv./eis.reconv.] niet aannemelijk heeft gemaakt dat het noodzakelijk was de oorspronkelijk muur af te breken, is hij gehouden tot volledige vergoeding van de muur (artikel 6:162 BW). [eis.conv./ged.reconv.] heeft een factuur van [betrokken bedrijf 1] . overgelegd dat uitkomt op een bedrag van € 8.203,81. [ged.conv./eis.reconv.] heeft een tegenofferte van Van Namen overgelegd, welke offerte uitkomt op een bedrag € 3.509.00. Voor zover [ged.conv./eis.reconv.] daarmee de hoogte van het gevorderde bedrag betwist, overweegt de rechtbank dat deze summiere tegenofferte, afgezet tegen de gespecificeerde factuur van [betrokken bedrijf 1] ., zonder nadere toelichting onvoldoende is om afbreuk te doen aan de door [eis.conv./ged.reconv.] gegeven redelijke begroting. Het gevorderde bedrag van € 8.203,81 zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de niet betwiste wettelijke rente vanaf 13 februari 2020, twee weken na de brief van 29 januari 2020 van [eis.conv./ged.reconv.] , waarin dit bedrag (onder meer) is gevorderd en waarbij een betalingstermijn van 14 dagen is gegeven.
4.15.
[eis.conv./ged.reconv.] stelt voorts dat [ged.conv./eis.reconv.] purschuim heeft aangebracht tegen de wand die [eis.conv./ged.reconv.] op eigen grond evenwijdig aan de oorspronkelijke scheidingsmuur heeft opgetrokken. Hiermee maakt [ged.conv./eis.reconv.] een inbreuk op het eigendomsrecht van
[eis.conv./ged.reconv.] en handelt [ged.conv./eis.reconv.] onrechtmatig, aldus [eis.conv./ged.reconv.] . Tijdens de mondelinge behandeling voert [ged.conv./eis.reconv.] aan dat hij het purschuim na sommatie van de zijde van [eis.conv./ged.reconv.] heeft verwijderd. [eis.conv./ged.reconv.] heeft dit onvoldoende weersproken. Gelet hierop heeft [eis.conv./ged.reconv.] niet langer belang bij toewijzing van de vordering om het purschuim te verwijderen (artikel 3:303 BW). Dat het eigendom van [eis.conv./ged.reconv.] door chemische werking van het purschuim is beschadigd, heeft [eis.conv./ged.reconv.] niet onderbouwd. Bovendien heeft [eis.conv./ged.reconv.] hier geen vordering op gericht.
4.16.
Dan de vordering tot vergoeding van kosten voor vervangende woonruimte vanaf 14 januari 2019. [eis.conv./ged.reconv.] stelt dat door het handelen en nalaten van [ged.conv./eis.reconv.] vertraging is opgelopen in het herstel van de woning. Hierdoor kon [eis.conv./ged.reconv.] eerst op 13 juni 2020 in zijn woning terugkeren terwijl zijn verzekeraar de kosten voor vervangende woonruimte vergoedde tot 14 januari 2019. [ged.conv./eis.reconv.] voert aan dat [eis.conv./ged.reconv.] eerst een jaar na de brand is begonnen met de werkzaamheden en dat het de keuze was van
[eis.conv./ged.reconv.] om het gehele achterhuis tot de fundering toe af te breken terwijl dit niet nodig was om de woning bewoonbaar te maken. [eis.conv./ged.reconv.] heeft er voor gekozen zijn gehele woning te herbouwen, renoveren en opnieuw in te delen. De rechtbank overweegt als volgt. Zoals [eis.conv./ged.reconv.] zelf stelt, hebben de verzekeringsmaatschappijen eerst onderzoek gedaan naar de oorzaak van de brand en wat gesloopt moest worden. [eis.conv./ged.reconv.] stelt omstreeks 24 juli 2018 akkoord te hebben gekregen van zijn verzekeraar om met herbouw te beginnen. De (sloop)werkzaamheden zijn echter pas begin december 2018 aangevangen. Tijdens de mondelinge behandeling verklaart [eis.conv./ged.reconv.] dat die vertraging was gelegen in het laat afkomen van bouw- en sloopvergunningen. Ook verklaart [eis.conv./ged.reconv.] dat de muren moesten drogen. Hiermee heeft [eis.conv./ged.reconv.] onvoldoende onderbouwd gesteld dat de kosten voor vervangende woonruimte vanaf 14 januari 2019 zijn veroorzaakt door een handelen of nalaten van [ged.conv./eis.reconv.] . Omdat de schade niet in zodanig (causaal) verband staat met de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid van [ged.conv./eis.reconv.] rust, wordt het gevorderde bedrag van € 27.880,00 aan huurkosten afgewezen (artikel 6:98 BW).
4.17.
Tot slot vordert [eis.conv./ged.reconv.] een bedrag van € 1.161,60 aan kosten voor deskundigenonderzoek. Het gaat om de kosten die [eis.conv./ged.reconv.] heeft gemaakt voor het rapport van EFF EFF Bouwpathologie om schade en aansprakelijkheid te kunnen aantonen, waaronder het toegewezen deel dat ziet op de achtergevelmuur (artikel 6:96 lid 2 BW).
[ged.conv./eis.reconv.] betwist niet dat hij deze kosten verschuldigd is zodat het gevorderde bedrag wordt toegewezen, te vermeerderen met de niet betwist wettelijke rente vanaf 2 februari 2020 (datum dagvaarding).
4.18.
[eis.conv./ged.reconv.] stelt buitengerechtelijke kosten te hebben gemaakt en vordert vergoeding daarvan. [ged.conv./eis.reconv.] heeft niet betwist dat hij deze kosten verschuldigd is. Omdat niet is gebleken dat het niet gaat om redelijke kosten die niet in redelijkheid zijn gemaakt, wijst de rechtbank het gevorderde bedrag van € 1.312,19 toe, vermeerderd met de wettelijke rente als hierna bepaald.
4.19.
[ged.conv./eis.reconv.] zal als de deels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eis.conv./ged.reconv.] worden begroot op:
- dagvaarding € 110,32
- griffierecht 952,00
- salaris advocaat
1.126,00(2,0 punten × tarief € 563,00)
Totaal € 2.188,32
4.20.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
in reconventie
4.21.
[ged.conv./eis.reconv.] vordert een verklaring voor recht dat [eis.conv./ged.reconv.] onrechtmatig heeft gehandeld, meer in het bijzonder wegens schending van artikel 5:56 BW. Hij stelt dat in (zijn deel van) de scheidingsmuur twee gaten zitten en dat ‘de muur’ ‘los en ankerloos’ is gebouwd. [11] Dit is volgens [ged.conv./eis.reconv.] het gevolg van sloop- en bouwwerkzaamheden van [eis.conv./ged.reconv.] . Volgens [ged.conv./eis.reconv.] heeft [eis.conv./ged.reconv.] de haaks staande brandgevelmuur tot over de scheidslijn weggehakt. [12] [ged.conv./eis.reconv.] verwijst naar zijn e-mail aan [eis.conv./ged.reconv.] van 30 augustus 2019. Daarin staat dat [eis.conv./ged.reconv.] de mandelige muur op de 1e en 2e verdieping zonder toestemming heeft gesloopt waardoor de spouwbladen aan de zijde van [ged.conv./eis.reconv.] zonder verdere verankering los zijn komen te staan waardoor schade is ontstaan in de hal en de 1e verdieping van de woning. Voor de technische onderbouwing verwijst [ged.conv./eis.reconv.] naar het rapport van ZNEB van 10 mei 2019. Daarin staat dat de beschadigde woningscheidende muur in het nog bestaande achterhuis constructief niet meer is verbonden met de muren van de gevels die haaks staan op deze woningscheidende muur. De woningscheidende muur moet vanaf de 1e verdieping worden vervangen en vertand met de hierop haaks staande muren. Verder verwijst [ged.conv./eis.reconv.] naar een aantal foto’s van twee gaten en een aantal schuren. [13] [ged.conv./eis.reconv.] begroot de schade op € 14.476,32 en overlegt daartoe een offerte van [betrokken bedrijf 2] van € 10.656,32 voor ‘renovatie brand gevel woonhuis’ alsmede naar een offerte van stucadoorbedrijf [betrokken bedrijf 3] van € 3.820,00 voor ‘renovatie schade’ 1e en 2e verdieping. [14]
4.22.
[eis.conv./ged.reconv.] voert aan dat onduidelijk is welke schade hij volgens [ged.conv./eis.reconv.] precies zou hebben toegebracht. Ook blijkt uit de offertes niet duidelijk om welke muren het zou gaan. De aannemer van [eis.conv./ged.reconv.] heeft de aannemer voorafgaand aan zijn werkzaamheden op 7 oktober 2019 samen met [ged.conv./eis.reconv.] een 0-meting gedaan. Ook constateerde de aannemer bij aanvang van de feitelijke werkzaamheden in december 2019 dat de muur op de 2e verdieping bij [ged.conv./eis.reconv.] los stond. Hij heeft toen met instemming van [ged.conv./eis.reconv.] een voorziening aangebracht om de muur staande te houden. Verder heeft de aannemer geen werkzaamheden verricht ter plaatse van de los staande muur. Na de werkzaamheden heeft [ged.conv./eis.reconv.] een schade afhandelingsrapport van de aannemer van [eis.conv./ged.reconv.] voor akkoord ondertekend waaruit blijkt dat schade is verholpen. Ook heeft de aannemer aan [ged.conv./eis.reconv.] aangeboden de scheuren in de woning te verhelpen.
[eis.conv./ged.reconv.] verwijst daarbij naar een appbericht van 30 september 2019. [ged.conv./eis.reconv.] heeft van dit aanbod geen gebruik gemaakt, aldus [eis.conv./ged.reconv.] . De conclusie van ZNEB dat de woningscheidende muur vanaf de 1e verdieping zou moeten worden vervangen is onjuist. Overigens voert [eis.conv./ged.reconv.] aan dat hij niet bij opname is geweest en dus zijn zienswijze in het rapport van ZNEB niet is meegenomen. Verder betwist [eis.conv./ged.reconv.] de hoogte van de vordering met overlegging van tegenofferte van € 6.520,35 en beroept hij zich op aftrek nieuw-voor-oud.
4.23.
De rechtbank overweegt als volgt. Artikel 5:56 BW is het zogenaamde ladder- of steigerrecht. Dit houdt in dat de eigenaar van een onroerende zaak gehouden is toe te staan dat een ander tijdelijk gebruik maakt van zijn onroerende zaak voor het verrichten van werkzaamheden, mits na behoorlijk kennisgeving en tegen schadeloosstelling. Het kan bijvoorbeeld gaan om het aanbrengen van stutten. Uit de door [ged.conv./eis.reconv.] gegeven onderbouwing van zijn vordering blijkt niet dat het gaat om een dergelijk toestaan van gebruik. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat [ged.conv./eis.reconv.] [eis.conv./ged.reconv.] verwijt dat [eis.conv./ged.reconv.] een deel van zijn brandgevelmuur heeft weggehakt. Dit ziet dus niet op schending van het ladderrecht. Gelet hierop kan de gevorderde verklaring voor recht niet worden toegewezen.
4.24.
Voor zover [ged.conv./eis.reconv.] een verklaring voor recht vordert dat [eis.conv./ged.reconv.] onrechtmatig heeft gehandeld, overweegt de rechtbank als volgt. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [ged.conv./eis.reconv.] nader toegelicht dat hij [eis.conv./ged.reconv.] verwijt dat hij een uit de scheidingsmuur uitstekend deel van de brandgevelmuur heeft weggehaald waardoor de daarop haaks staande scheidingsmuur op de 1e en/of 2e verdieping los is komen te staan. Dit wordt door [eis.conv./ged.reconv.] betwist. Vast staat dat [ged.conv./eis.reconv.] in 2018 de scheidingsmuur ter hoogte van het afgebrande deel van zijn achterhuis heeft afgebroken en niet wordt teruggeplaatst. Het is onweersproken dat de aannemer van [eis.conv./ged.reconv.] zijn sloop- en bouwwerkzaamheden ter hoogte van de scheidingsmuur eerst in december 2019 is aangevangen. ZNEB constateert ruim hiervoor, in haar rapport van 30 april 2019, dat de scheidingsmuur los staat. Gelet hierop kan zonder nadere onderbouwing, die niet is gegeven, niet worden aangenomen dat het loskomen te staan van de scheidingsmuur van de brandgevelmuur het gevolg is van sloop- en/of bouwwerkzaamheden van [eis.conv./ged.reconv.] . Omdat enig ander onrechtmatig handelen van [eis.conv./ged.reconv.] ten aanzien van de brandgevelmuur en nog bestaande scheidingsmuur niet door [ged.conv./eis.reconv.] is gesteld, wordt de vordering in reconventie afgewezen.
4.25.
[ged.conv./eis.reconv.] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eis.conv./ged.reconv.] worden begroot op € 1.126,00 aan salaris advocaat (2,0 punten × factor 1,0 × tarief € 563,00).

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
veroordeelt [ged.conv./eis.reconv.] tot betaling aan [eis.conv./ged.reconv.] van een schadevergoeding van € 10.677,60 (€ 8.203,81 + € 1.161,60 + € 1.312,19), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW
- over een bedrag van € 8.203,81 met ingang van 13 februari 2020,
  • over een bedrag van € 1.161,60 met ingang van 2 februari 2020, en
  • over een bedrag van € 1.312,19 van de datum van dit vonnis,
5.2.
veroordeelt [ged.conv./eis.reconv.] in de proceskosten, aan de zijde van [eis.conv./ged.reconv.] tot op heden begroot op € 2.188,32, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van dit vonnis,
5.3.
veroordeelt [ged.conv./eis.reconv.] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [ged.conv./eis.reconv.] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.4.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.6.
wijst de vorderingen af,
5.7.
veroordeelt [ged.conv./eis.reconv.] in de proceskosten, aan de zijde van [eis.conv./ged.reconv.] tot op heden begroot op € 1.126,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.L. Louwen en in het openbaar uitgesproken door mr. T.P.E.E. van Groeningen op 20 april 2022.
Coll: PM

Voetnoten

1.Productie 13 bij de dagvaarding
2.Punt 24 van de dagvaarding
3.Punt 11 van de dagvaarding
4.Punt 11 van de dagvaarding
5.Punt 3 en punt 24 van de dagvaarding, punt 3 van de spreekaantekeningen van [eis.conv./ged.reconv.]
6.Punt 3 van de conclusie van antwoord
7.Punt 24 van de dagvaarding
8.Productie 3 bij de dagvaarding
9.Productie 6 bij de dagvaarding
10.Hoge Raad 6 april 1990, ECLI:NL:PHR:1990:AD4737 (Van Gend & Loos-Vitesse)
11.3e alinea, zesde regel van onder op pagina 10 van 13 van de conclusie van antwoord
12.3e alinea op pagina 8 van 13 van de conclusie van antwoord
13.Productie 9 bij de conclusie van antwoord
14.Productie 11 bij de conclusie van antwoord