ECLI:NL:RBGEL:2022:19

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 januari 2022
Publicatiedatum
5 januari 2022
Zaaknummer
05.248501.21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en bedreiging in woning van kwetsbare vrouw

Op 4 januari 2022 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 7 september 2021 een woningoverval heeft gepleegd op een hoogbejaarde vrouw. De verdachte heeft zich toegang verschaft tot de woning door zich voor te doen als iemand van het uitvaartcentrum, gebruikmakend van nette kleding. Tijdens de overval heeft hij de vrouw met geweld bedreigd en haar gedwongen om geld af te geven. De vrouw, die net haar echtgenoot had verloren, werd met kracht bij de keel gegrepen en in haar eigen woning vastgebonden met een tie wrap. De verdachte heeft uiteindelijk een bedrag van 10.000 euro en Zwitserse valuta ontvreemd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar voor de diefstal met geweld, en een geldboete van 225 euro voor het dragen van een mes. Daarnaast is er een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer van 7.000 euro aan materiële schade en 6.000 euro aan immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de kwetsbaarheid van het slachtoffer zwaar laten meewegen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05.248501.21
Datum uitspraak : 4 januari 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 1985 in [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats,
op dit moment gedetineerd in de P.I. Arnhem.
Raadsman: mr. S.F.W. van 't Hullenaar, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting van 21 december 2021.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 7 september 2021 te Velp, althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 10.000 euro, althans enig geldbedrag en/of een of meer ( [bank] - en/of Zwitserse) bankpas(sen) en/of (een) paspoort(en) en/of Zwitserse valuta (t.w.v. (ongeveer) 1300 euro), in elk geval enig geld/goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [slachtoffer] (geboortedatum [geboortedag 2] 1939), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte: (nadat hij zich de toegang had verschaft tot het appartementencomplex waar die [slachtoffer] woonachtig was)
- de woning van die [slachtoffer] is binnen gedrongen en/of gegaan en/of
- haar met kracht bij de keel/hals heeft gepakt en/of gegrepen en/of daarbij de woorden geroepen “geld, geld, ik wil geld” en/of
- die [slachtoffer] (terwijl verdachte haar bij de keel/hals vasthield) heeft meegetrokken en/of gesleurd en/of geduwd naar/in een kantoortje en/of andere ruimte in die woning en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] op de grond heeft gegooid en/of geduwd en/of opnieuw heeft geroepen dat hij geld wilde hebben en/of
- die [slachtoffer] heeft vastgebonden met een tie wrap en/althans een tie wrap om de pols van die [slachtoffer] heeft aangebracht en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] heeft opgesloten in dat kantoor/die ruimte, door haar alleen daar achter te laten en de deur van dat kantoor/die ruimte op slot te draaien, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een vals kostuum, immers door zich in nette kleding voor te doen als iemand van het uitvaartcentrum en/of als visite in verband met het overlijden van de man van die [slachtoffer] , althans door die kleding die indruk te wekken bij die [slachtoffer] ,
en/of
hij op of omstreeks 7 september 2021 te Velp, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] (geboortedatum [geboortedag 2] 1939) heeft gedwongen tot de afgifte van 10.000 euro, althans enig geldbedrag en/of een of meer ( [bank] - en/of Zwitserse) bankpas(sen) en/of (een) paspoort(en) en/of Zwitserse valuta (t.w.v. (ongeveer) 1300 euro), in elk geval enig geld/goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , en/of een derde toebehoorde(n), door (nadat hij zich de toegang had verschaft tot het appartementencomplex waar die [slachtoffer] woonachtig was)
- de woning van die [slachtoffer] is binnen gedrongen en/of gegaan en/of
- haar met kracht bij de keel/hals heeft gepakt en/of gegrepen en/of daarbij de woorden geroepen “geld, geld, ik wil geld” en/of
- die [slachtoffer] (terwijl verdachte haar bij de keel/hals vasthield) heeft meegetrokken en/of gesleurd en/of geduwd naar/in een kantoortje en/of andere ruimte in die woning en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] op de grond heeft gegooid en/of geduwd en/of opnieuw heeft geroepen dat hij geld wilde hebben en/of
- die [slachtoffer] heeft vastgebonden met een tie wrap en/althans een tie wrap om de pols van die [slachtoffer] heeft aangebracht en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] heeft opgesloten in dat kantoor/die ruimte, door haar alleen
daar achter te laten en de deur van dat kantoor/die ruimte op slot te draaien; terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een vals kostuum, immers door zich in nette kleding voor te doen als iemand van het uitvaartcentrum en/of als visite in verband met het overlijden van de man van die [slachtoffer] , althans door die kleding die indruk te wekken bij die [slachtoffer] ;
2.
hij op of omstreeks 15 september 2021 te Ede, althans in Nederland, een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een (keuken)mes zijnde een voorwerp waarvan, gelet op zijn aard en/of de omstandigheden waaronder het werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het bestemd was om letsel aan personen toe te brengen en/of te dreigen heeft gedragen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde onder feit 1 in de vorm van een diefstal met geweld met gebruikmaking van een zogeheten vals kostuum als strafverzwarende omstandigheid en aan het tenlastegelegde onder feit 2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte gebruik maakte van een vals kostuum om zich de toegang te verschaffen tot de plaats van het misdrijf. Daarnaast heeft hij betoogd dat de volgende geweldshandelingen niet wettig en overtuigend kunnen worden bewezen: het vastpakken van [slachtoffer] bij de keel, het omver duwen en meetrekken van [slachtoffer] naar het kantoortje, het vastbinden met een tiewrap van [slachtoffer] en het nogmaals duwen van [slachtoffer] in het kantoortje. De raadsman betoogt ten slotte dat er een kleinere hoeveelheid geld dan het bedrag van 10.000 euro en 1.300 euro aan Zwitserse franken is weggenomen bij het slachtoffer.
De beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Op 7 september 2021 heeft verdachte de woning van aangeefster [slachtoffer] overvallen, waarbij hij een geldbedrag in euro’s en een geldbedrag in Zwitserse franken heeft ontvreemd. Verdachte heeft verklaard dat hij, na een tip te hebben ontvangen dat er veel geld in de woning van een verwarde vrouw zou liggen, naar de woning van [slachtoffer] is gegaan. Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer] heeft overvallen in haar woning en dat hij geldbedragen heeft weggenomen. [2]
[slachtoffer] heeft verklaard dat op 7 september 2021 rond acht uur in de ochtend werd aangebeld bij de centrale toegangsdeur. [3] [slachtoffer] heeft haar deur op een kiertje gezet om te kijken wie er had aangebeld. Vervolgens zag [slachtoffer] dat er een man de trap op kwam. De man liep meteen op haar af. [slachtoffer] heeft verklaard dat de man haar met veel kracht bij de keel greep en vasthield, terwijl zij werd geduwd naar het kantoortje waar het geld zich bevond. [4] Daarbij schreeuwde hij de woorden “Geld, geld, ik wil geld” en daarna schreeuwde hij nogmaals dat hij geld wilde. [5] [slachtoffer] heeft verklaard dat zij op de grond is geduwd in het kantoortje. [slachtoffer] heeft verder verklaard dat zij de man heeft gewezen op het geldkistje en dat de man vervolgens de geldbedragen uit het kistje heeft gepakt. Vervolgens heeft de man een tie-wrap om de pols van [slachtoffer] gedaan en heeft hij [slachtoffer] opgesloten in het kantoortje door de deur aan de buitenkant op slot te draaien. In het geldkistje zaten enveloppen met elk een inhoud van 1.000 euro en daarnaast in totaal een geldbedrag van 1.300 euro aan Zwitserse valuta. [slachtoffer] heeft een geldbedrag van in totaal 10.000 euro opgenomen vanaf 7 januari 2021 en de verbalisant die haar verklaring opnam, heeft geconstateerd dat dit steeds gebeurde in bedragen van 1.000 euro of tweemaal 500 euro per keer. [6] [slachtoffer] heeft verklaard dat zij dit bedrag had opgenomen omdat het kantoor van de [bank] van Velp naar Arnhem is verhuisd. [slachtoffer] heeft verklaard dat zij haar boodschappen altijd cash afrekende en dat zij haar schoonmaakster contant betaalde.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij [slachtoffer] heeft horen roepen dat er een man bij haar in huis is en dat hij haar wil wurgen. Daarbij maakte [slachtoffer] een beweging waarbij zij haar handen om haar keel vouwde en een “wurgbeweging” maakte. [7] Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij de voordeur van de woning van [slachtoffer] heeft geopend en [slachtoffer] heeft horen bonken op de tussendeur. Getuige [getuige 2] heeft deze deur geopend en heeft [slachtoffer] zien staan met een tiewrap om haar linkerpols. [8]
De verbalisanten die ter plaatse kwamen zagen dat om de linker pols van [slachtoffer] een zwarte tiewrap aanwezig was. [9]
Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer] heeft opgesloten en dat hij bij de overval zeven enveloppen met euro’s heeft meegenomen en daarnaast Zwitserse franken heeft meegenomen. [10]
De rechtbank overweegt met betrekking tot de verklaring van aangeefster het volgende.
De rechtbank acht de verklaring van [slachtoffer] met betrekking tot de aard en de omvang van het door verdachte toegepaste geweld en de bedreiging met geweld betrouwbaar, nu haar verklaring steun vindt in de verklaringen van getuigen en deels ook in de verklaring van verdachte. Voor zover er in haar verklaringen sprake is van inconsistenties, betreffen deze niet de kern van de verwijten. [slachtoffer] heeft consistent verklaard dat verdachte haar bij de keel greep toen hij de woning betrad. Deze verklaring vindt steun in de verklaring van getuige [getuige 1] . Zij heeft verklaard dat [slachtoffer] direct na het feit naar haar riep dat er een man bij haar in huis was en dat hij haar wilde wurgen, waarbij [slachtoffer] dat ook uitbeeldde. [slachtoffer] heeft consistent verklaard over het duwen op de grond en het gebruik van een tiewrap. [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte haar heeft opgesloten in het kantoortje. Deze verklaring vindt steun in de verklaring van getuige [getuige 2] en is door verdachte ter terechtzitting bevestigd.
Met betrekking tot de weggenomen enveloppen oordeelt de rechtbank als volgt.
Verdachte verklaart consistent over het aantal enveloppen dat hij heeft meegenomen. Het is niet onaannemelijk dat een deel van het door [slachtoffer] opgenomen bedrag, van in totaal 10.000 euro, tussen begin januari 2021 en de datum van de overval op 7 september 2021 reeds is opgegaan aan boodschappen en het betalen van de schoonmaakster. De rechtbank gaat echter niet mee in het verweer dat het ontvreemde bedrag ‘slechts’ een geldbedrag van 6.000 euro betrof. Nu verdachte heeft verklaard dat hij zeven enveloppen heeft meegenomen, [slachtoffer] heeft verklaard dat elke envelop 1.000 euro bevatte en de politie heeft geconstateerd dat de geldopnames steeds in bedragen van 1.000 euro of tweemaal 500 euro per keer plaatsvonden, acht de rechtbank bewezen dat verdachte hiermee een geldbedrag van 7.000 euro ontvreemdde. De rechtbank oordeelt dan ook dat er zeven enveloppen, met daarin een geldbedrag van in totaal 7.000 euro, zijn meegenomen door verdachte. Het geldbedrag van 1.300 euro aan Zwitserse valuta betrof een restant dat [slachtoffer] had opgenomen voor een eerder verblijf in Zwitserland. Het is niet aannemelijk dat [slachtoffer] dit geld reeds heeft besteed, nu het om vreemde valuta gaat. De rechtbank gaat er daarom van uit dat verdachte een geldbedrag van 1.300 euro aan Zwitserse valuta heeft meegenomen.
Aan verdachte is ten laste gelegde dat hij zich in een vals kostuum heeft gehuld om zich zo de toegang te verschaffen tot de plaats van het misdrijf. Verdachte heeft hierover een verklaring afgelegd die wordt onderschreven door de verklaring van zijn moeder, namelijk dat hij het jasje dat hij droeg tijdens de overval, wel vaker droeg. Hoewel de rechtbank het opvallend acht dat verdachte op andere momenten die dag en de dagen daarna sportief gekleed was terwijl hij juist bij de overval een jasje droeg, is niet komen vast te staan dat het de bedoeling van verdachte was zich voor te doen als visite vanwege het overlijden van de man van aangeefster of als iemand van het uitvaartcentrum. Daarmee oordeelt de rechtbank dat het niet wettig en overtuigend vast is komen te staan dat verdachte zich in een vals kostuum heeft gehuld om zich de toegang tot de woning van [slachtoffer] te verschaffen. Van dat onderdeel zal verdachte dan ook worden vrijgesproken.
De rechtbank komt op grond van het bovenstaande tot een bewezenverklaring van het onder feit 1 tenlastegelegde. De rechtbank gaat uit van een diefstal met geweld, nu verdachte de voorwerpen zelf heeft weggepakt. Dit blijkt uit de verklaring van [slachtoffer] dat verdachte zelf het geld heeft weggenomen.
Feit 2
Op 15 september 2021 is verdachte aangehouden voor de overval op aangeefster [slachtoffer] . Tijdens de aanhouding heeft verdachte ongevraagd verklaard dat hij een mes in zijn broeksband droeg. [11] Het betrof een zwartkleurig keukenmes. De rechtbank acht het wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een wapen van categorie IV, onder 7, van de Wet wapens en munitie droeg. Gelet op de aard van het mes en de omstandigheden waaronder het werd aangetroffen, kan redelijkerwijs worden aangenomen dat het bestemd was om letsel aan personen toe te brengen en/of te dreigen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
feit 1.
hij op
of omstreeks7 september 2021 te Velp,
althans in Nederland,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
10.000 euro, althansenig geldbedrag en
/of een of meer ( [bank] - en/of Zwitserse) bankpas(sen) en/of (een) paspoort(en) en/ofZwitserse valuta (t.w.v. (ongeveer) 1.300 euro),
in elk geval enig geld/goed, dat/die geheel
of ten deletoebehoorde
(n
)aan [slachtoffer] (geboortedatum [geboortedag 2] 1939)
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld
en/of gevolgdvan geweld en
/ofbedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden,gemakkelijk te maken en
/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzijhet bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en
/ofwelke bedreiging met geweld hierin bestond
(en
)dat verdachte: (nadat hij zich de toegang had verschaft tot het appartementencomplex waar die [slachtoffer] woonachtig was)
- de woning van die [slachtoffer] is binnen
gedrongen en/ofgegaan en
/of
- haar met kracht bij de keel
/halsheeft gepakt en
/ofgegrepen en
/ofdaarbij de woorden heeft geroepen “geld, geld, ik wil geld” en
/of
- die [slachtoffer] (terwijl verdachte haar bij de keel
/halsvasthield) heeft
meegetrokken en/of gesleurd en/ofgeduwd naar
/ineen kantoortje
en/of andere ruimte in die woningen
/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] op de grond heeft
gegooid en/ofgeduwd en
/ofopnieuw heeft geroepen dat hij geld wilde hebben en
/of
-
die [slachtoffer] heeft vastgebonden met een tie wrap en/althanseen tiewrap om de pols van die [slachtoffer] heeft aangebracht en
/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] heeft opgesloten in dat kantoor
/die ruimte, door haar alleen daar achter te laten en de deur van dat kantoor/
die ruimteop slot te draaien
, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een vals kostuum, immers door zich in nette kleding voor te doen als iemand van het uitvaartcentrum en/of als visite in verband met het overlijden van de man van die [slachtoffer] , althans door die kleding die indruk te wekken bij die [slachtoffer].
feit 2.
hij op
of omstreeks15 september 2021 te Ede,
althans in Nederland,een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een (keuken)mes, zijnde een voorwerp waarvan, gelet op zijn aard en
/ofde omstandigheden waaronder het werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het bestemd was om letsel aan personen toe te brengen en
/ofte dreigen, heeft gedragen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
‘diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken’
feit 2:
‘handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie’

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor feit 1 zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van de tijd dat verdachte in voorarrest heeft gezeten. De officier van justitie heeft daarnaast gevorderd dat verdachte voor feit 2 schuldig zal worden verklaard zonder oplegging van straf of maatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de straf dient te worden opgelegd met inachtneming van het LOVS-oriëntatiepunt met betrekking tot overval in een woning met toepassing van licht geweld.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een woningoverval waarbij hij het slachtoffer krachtig bij de keel heeft gepakt, haar op de grond heeft geduwd, haar heeft bedreigd door een tiewrap om een pols te doen en haar tot slot heeft opgesloten in een kantoortje. Het slachtoffer is een kwetsbare dame van hoge leeftijd die een paar dagen voor het feit haar echtgenoot had verloren. Verdachte was op de hoogte van de kwetsbaarheid van het slachtoffer. Verdachte heeft zich bij het plegen van de overval niet om het slachtoffer bekommerd en heeft zich kennelijk enkel laten leiden door zijn verlangen naar geldelijk gewin. Een dergelijk feit veroorzaakt daarnaast ook gevoelens van onveiligheid en angst in de maatschappij in het algemeen.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op een uittreksel uit het justitiële documentatieregister van 25 november 2021. Verdachte is in de afgelopen jaren meermalen veroordeeld voor inbraken. Het gaat dan met name over inbraken in woningen. Ook nu heeft verdachte weer een misdrijf gepleegd waarbij hij een inbreuk heeft gemaakt op het gevoel van veiligheid van de bewoner van een woning, ditmaal in combinatie met geweld en bedreiging met geweld. De rechtbank houdt in het nadeel van verdachte rekening met zijn proceshouding. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat verdachte zijn acties tracht af te zwakken, zegt dat hij zich heeft laten overhalen tot het plegen van de overval en geen volledige openheid van zaken geeft. Verder zegt verdachte weliswaar dat hij zich schaamt en dat hij altijd respect heeft gehad voor ouderen, maar dit heeft hem er niet van weerhouden het buitgemaakte geld naar eigen zeggen binnen een week uit te geven aan onder meer blowen, gokken en hotelkosten.
Blijkens de reclasseringsrapportage van 29 november 2021 heeft verdachte niet willen meewerken. Verdachte heeft geweigerd over de onderhavige feiten in gesprek te gaan met de reclassering. In het verleden opgelegde reclasseringsinterventies hebben niet geleid tot gedragsverandering of recidivevermindering. Zowel klinische opnames in strafrechtelijk kader als ambulante kaders hebben geleid tot negatieve beëindiging van de trajecten. De reclassering acht het recidiverisico onverminderd hoog wegens de houding van verdachte en zijn weigering openheid van zaken te geven over zijn situatie. De reclassering adviseert een straf zonder oplegging van bijzondere voorwaarden. De rechtbank neemt dit advies over.
Alles afwegend acht de rechtbank alleen een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend voor feit 1 en zal de rechtbank daarvoor een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren opleggen met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht. De rechtbank ziet met betrekking tot feit 2 geen feiten en omstandigheden die vragen om de toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank zal daarom een geldboete opleggen ter hoogte van 225 euro.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met feit 1 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert 10.000 euro aan materiële schade en 6.000 euro aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging vraagt de hoogte van de materiële schadevergoeding te stellen op 6.000 euro plus 300 Zwitserse frank omgerekend naar euro’s en de vordering van de benadeelde partij voor het overige af te wijzen. De verdediging verzoekt daarnaast de hoogte van de immateriële schadevergoeding te matigen.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. De schade voor zover die betrekking heeft op materiële schade ter hoogte van in totaal 7.000 euro komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal de vordering met betrekking tot de materiële schade voor het overige afwijzen.
Smartengeld
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks nadeel is toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Door de overval heeft de benadeelde partij psychisch lijden ervaren. De benadeelde partij was een kwetsbare vrouw, heeft doodsangsten doorstaan en is na de overval zeer angstig geworden. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan.
De rechtbank is van oordeel dat het gevorderde bedrag van 6.000 euro kan worden toegewezen. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen.
Verdachte is vanaf 7 september 2021 wettelijke rente over het toegewezen bedragen verschuldigd. De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 36 f, 62 en 312 van het Wetboek van Strafrecht;
- 27 en 54 van de Wet wapens en munitie.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde bij feit 1 tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde bij feit 2 tot een geldboete van 225 euro, bij niet betalen te vervangen door 4 dagen hechtenis;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit 1 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] van 7.000 euro aan materiële schade en 6.000 euro aan smartengeld,
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 wijst de vordering tot materiële schade voor het overige af;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van 7.000 euro aan materiële schade en 6.000 euro aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 september 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 100 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.S.M. van Bergen (voorzitter), mr. H.C. Leemreize en mr. M.W.R. Koch, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B. Doedens, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 januari 2022.
De voorzitter en de oudste rechter zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL07002021418877, gesloten op 5 november 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Verklaring van verdachte ter zitting van 21 december 2021.
3.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 26 en 27.
4.Proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer] , p. 29 tot en met 32.
5.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 26 en 27.
6.Proces-verbaal van aanvullend verhoor van aangeefster [slachtoffer] , p. 33 tot en met 35.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 111 en 112.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 109.
9.Proces-verbaal van forensisch onderzoek woning, p. 114.
10.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 21 december 2021.
11.Proces-verbaal aanhouding verdachte, p. 11.