2.1[de erven] hebben hun eis na het tussenvonnis van 3 juni 2020 twee keer gewijzigd. Bij de laatste wijziging vorderen [de erven] dat de rechtbank, bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart dat
de rechter de deskundige wel de ruimte heeft gelaten om de vergelijkingsmethode toe te passen,
de vergelijkingsmethode toegepast dient te worden op de voormalige gronden van [eisers sub 1 t/m 8] c.q. [de erven] ,
de gegevens die de deskundige heeft betrokken in zijn berekeningen, onjuist zijn,
e deskundige onterecht is uitgegaan van de aanwezigheid van een cycloon in het klasseringsproces en dat het gebruik van een cycloon bij de berekening buiten beschouwing dient te worden gelaten,
de deskundige een omrekeningsfactor van 1,8 (1 m3 = 1,8 ton) moet hanteren,
de deskundige in zijn rapport onbetrouwbare gemiddelde prijzen hanteert,
de prijslijst die is ingediend door [de erven] , maatgevend moet zijn voor het bepalen van de gemiddelde prijzen,
de boorgegevens van de boringen HB10 en 11 in de berekeningen wel moeten worden meegenomen en de boorgegevens van de boringen TB8, TS8, TB10 en TB11 buiten beschouwing moeten worden gelaten,
BBL veroordeelt om binnen 5 dagen na het in dezen te wijzen vonnis, althans binnen een door de rechtbank te bepalen termijn, aan [de erven] een bedrag van primair
€ 1.627.368,-, subsidiair € 703.209,-, meer subsidiair € 634.375,-, uiterst subsidiair € 229.584,- te voldoen, althans een door de rechtbank te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van de dagvaarding, althans een door de rechtbank te bepalen dag, tot aan de dag van volledige betaling,
II. BBL veroordeelt om binnen 5 dagen na het in dezen te wijzen vonnis, althans binnen een door de rechtbank te bepalen termijn, aan [de erven] een bedrag van
€ 226.890,- te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van volledige betaling, wegens schending van het speciebeding,
III. BBL veroordeelt om binnen 5 dagen na het in dezen te wijzen vonnis, althans binnen een door de rechtbank te bepalen termijn, aan [de erven] een bedrag van
€ 226.890,- te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van volledige betaling, wegens schending van het vervreemdingsbeding,
IV. BBL veroordeelt om binnen 5 dagen na het in dezen te wijzen vonnis, althans binnen een door de rechtbank te bepalen termijn, aan [de erven] een bedrag van
€ 453.780,22 te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van volledige betaling, wegens schending van de opnameverplichting van het kettingbeding,
V. BBL veroordeelt om binnen 5 dagen na het in dezen te wijzen vonnis, althans binnen een door de rechtbank te bepalen termijn, de buitengerechtelijke kosten van adviseurs aan [de erven] te vergoeden ter grootte van een bedrag van € 75.147,08 exclusief BTW, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van volledige betaling,
VI. BBL veroordeelt tot betaling van de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de vijftiende dag na het in deze zaak te wijzen vonnis, alsmede hen veroordeelt tot voldoening van de nader te bepalen nakosten.