ECLI:NL:RBGEL:2022:1867

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 april 2022
Publicatiedatum
12 april 2022
Zaaknummer
391085
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding in verband met gewasschade en inkomensschade door langdurige schadeafhandeling

In deze zaak vordert de vennootschap onder firma [eiser 1] en haar vennoten, hierna aangeduid als [eiseres], schadevergoeding van Achmea Schadeverzekeringen N.V. naar aanleiding van een waterverontreiniging die heeft geleid tot gewasschade en inkomensschade. De rechtbank Gelderland heeft op 6 april 2022 uitspraak gedaan in deze civiele procedure. De zaak betreft een Bedrijven Compact Polis die door [eiseres] was afgesloten bij Achmea. Op 20 april 2015 meldde [eiseres] een waterverontreiniging, waarna een schadeonderzoek volgde. Achmea heeft een voorschot van € 162.233,23 uitgekeerd, maar er ontstond een geschil over de definitieve schadevergoeding. [eiseres] vorderde onder andere een bedrag van € 93.847,52 voor nog niet uitgekeerde gewasschade, € 128.343,53 voor schade aan bevloeiingsmatten, en € 339.000,00 voor inkomensschade over de jaren 2016 tot en met 2018. Achmea verweerde zich onder andere met het argument dat de schadevaststelling op 17 november 2015 definitief was en dat [eiseres] geen recht had op verdere schadevergoeding. De rechtbank oordeelde dat Achmea de gewasschade van € 6.441,00 en de inkomensschade van € 244.833,16 moest vergoeden, evenals de kosten voor de vaststelling van de inkomensschade. De rechtbank wees de vorderingen van [eiseres] voor het overige af en veroordeelde Achmea in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C05/391085/ HZ ZA 21/263
Vonnis van 6 april 2022
in de zaak van

1.de vennootschap onder firma [eiser 1] ,

2.
[eiser 2] ,
3.
[eiser 3] ,
4.
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [eiser 4],
alle gevestigd respectievelijk wonende te [woon-/vestigingsplaats] ,
eisers,
advocaat mr. G.R.A.G. Goorts te Deurne,
tegen
de naamloze vennootschap
ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
gedaagde,
advocaat mr. E.H. Verweij te Apeldoorn.
Partijen zullen hierna in vrouwelijk enkelvoud [eiseres] en Achmea genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 2 november 2021
  • het B8 formulier met productie 17 van de zijde van Achmea van 4 januari 2022
  • de akte in het geding brengen productie 31 van de zijde van [eiseres] van 11 januari 2022
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 25 januari 2022
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De vaststaande feiten

2.1.
[eiser 1] , hierna te noemen: de boomkwekerij, heeft een zogenaamde Bedrijven Compact Polis afgesloten bij Achmea. Eisers 2 tot en met 4 zijn de vennoten van de boomkwekerij.
2.2.
Op 20 april 2015 heeft [eiseres] via haar assurantietussenpersoon bij Achmea melding gemaakt van een waterverontreiniging. In een van de waterbassins van de boomkwekerij is door BLGG, een door [eiseres] ingeschakelde deskundige, glyfosaat aangetroffen. Schade door waterverontreiniging is gedekt.
2.3.
Op deze verzekering is Versie 5.4 van de Verzekeringsvoorwaarden Bedrijven Compact Polis Agrarisch van toepassing. Daarin is onder meer de volgende bepaling opgenomen (productie 2 bij conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie):
“Verzekerde kosten
Bij bedrijfsschade
Naast bedrijfsschade worden de volgende kosten vergoed:
-
de extra kosten die door verzekerde worden gemaakt moeten worden om de normale uitoefening van zijn bedrijf te kunnen hervatten of voortzetten. Deze extra kosten worden alleen vergoed voor zover zij effectief zijn geweest. Maar als deze kosten zijn gemaakt in overleg met ons, dan worden zij volledig vergoed, ongeacht of zij effectief zijn geweest en zelfs als het verzekerde bedrag daardoor wordt overschreden. (…)”
2.4.
Op 24 april 2015 is de boomkwekerij bezocht door de heren [betrokkene 1] , [betrokkene 2] en [betrokkene 3] van de zijde van Achmea. Op dat moment was nog geen gewasschade waarneembaar maar wel werd vastgesteld dat de Camelia er niet zo bij stond als normaal gesproken.
2.5.
Vervolgens zijn [betrokkene 1] , [betrokkene 2] en [betrokkene 3] op 4 mei 2015 bij de boomkwekerij geweest. In het door hen opgestelde schaderapport van diezelfde datum staat, voor zover hier van belang:

Schadeoorzaak verontreiniging gietwater
-
Pieris geruimd
18.400 planten, etiket 0,10, Arbeidvoordeel 0,05
-
Skimmia
Volgen bloemontwikkeling afwachten.
Knopzetting in gang.
-
Camelia.
Potmaat opgezet normaal huidig verkocht
restant restant normaal
15 cm 27.680 4.152 9.000 1.770
17 cm 31.000 4.650 15.000 6.600
3 LT alles afgezet, geen schade
-
Pieris middenprijs € 2,45 bruto
Onder Bijzonderheden/afspraken staat:
“- Verzekerde zendt facturen Cogas etc.
Bonnen, onderzoeken, stortkosten
  • Extra keer krijten
  • Camelia wordt behandeld geknipt en verplaatst.”
2.6.
Vervolgens hebben [betrokkene 1] , [betrokkene 2] en [betrokkene 3] op 16 juli 2015 een bezoekrapport uitgebracht, waarin staat dat de Pieris p17 en Buddleya zijn vernietigd, dat de Skimmia P13 en Loropetalum als verloren worden beschouwd en dus ook vernietigd kunnen worden en dat voor overige partijen kopers kunnen worden gezocht.
2.7.
Daarna hebben [betrokkene 2] en [betrokkene 3] op 23 september 2015 in hun bezoekrapport genoteerd dat schadevergoeding zich beperkt tot vergoeding volgens omzetbasis, vervolgschade alleen aan de orde is indien ook volgens planning geteeld wordt. Verder staat daarin: “
Afbouw van bedrijfsactiviteiten mogelijk versneld door schade incident, verzekerde beslist na afweging: tuinkersproef al dan niet oppotten. Proeven van bedrijf zoon zijn mislukt. (…)
2.8.
Vervolgens staat in het door [betrokkene 2] , [betrokkene 1] en [betrokkene 3] opgestelde bezoekrapport van 3 november 2015, voor zover hier relevant:

(…) – Schadeberekening besproken afleverseizoen 2015
Verzekerde onderbouwt:
  • Transport, verkoopkosten, verpakking, prijzen
  • (…)
  • Kasinrichting teeltsysteem
Aanschaf huidig systeem (waarschijnlijk 8 jr.) offerte nieuw folie/doek etc
  • Verzekerde heeft nog geen plantmateriaal besteld / aangekocht / gestekt
  • Afd. 2 leeg, foliekas leeg. Afd. 1 70% leeg overige planten kunnen verwijderd worden
  • Omzetverdeling gemaakt”
Onder Bijzonderheden/afspraken staat: “
Voorschot volgt a.h.v. omzetverdeling.
2.9.
Ten slotte staat in het bezoekrapport van 17 november 2015 van [betrokkene 1] , [betrokkene 2] , [betrokkene 3] en de schadeafhandelaar van Achmea [betrokkene 4] :

Schadeberekening besproken/toegelicht
Bruto gewasschade € 365.999,54
Extra uitgaven € 9.955,08
Uit te sparen kosten € 44.712,40
Aanvullende dekking € 16.562,11
Schade vergoeding accoord met verzekerde
Vóór verrekening met eigen risico en reeds betaalde voorschotbedragen
€ 347.804,33
Te verdelen over
2015 € 218.241,95
2016 € 129.562,39
(…)
Alle bezoekrapporten zijn door [eiseres] namens de boomkwekerij als verzekerde ondertekend.
2.10.
Op basis van deze schadeberekening is aan [eiseres] een voorschot van € 162.233,23 uitgekeerd.
2.11.
Op 26 november 2015 heeft [betrokkene 3] namens Achmea de specificaties van de schadevaststelling gestuurd aan [eiseres] . De vaststelling sluit op een bedrag van € 347.804,33. Bij e-mail van 28 november 2015 heeft [eiseres] op die vaststelling gereageerd:

Ik heb alles nog een goed nagekeken, dit gaat beter dan van een scherm op jouw laptop. Ik kan niet begrijpen waarom er een aantal onjuistheden in staan, die afwijken van hetgeen wat in de voorgaande gesprekken besproken is.
Ik zie dat er een aantal berekeningen op staan, die niet kloppen.
1
Het schadebedrag van Pieris is berekend dat de verkoopprijs € 2.25 is, ik heb je steeds doorgegeven dat wij een verkoopprijs hanteren van € 2.45. Er wordt nu dus € 0.20/plant teveel ingehouden.
2
Er worden ineens verpakkingskosten berekend.
Hoe komen jullie daarbij, als wij al planten leveren die in een verpakking staan, worden deze kosten doorberekend. Ik heb dit aantoonbaar. Het grote deel van de leveringen, wordt geleverd zonder verpakking. Deze verpakkingskosten in je berekening worden ten onrechte berekend.
3
De een na laatste keer dat wij aan tafel hebben gezeten, hebben we berekend dat de inpakkosten bij ons zijn € 0.05 Niet zoals nu berekend, € 0.10. Dit betekend dat er wederom ten onrechte een bedrag wordt ingehouden.
(…)
Totaal ten onrechte ingehouden € 24785
(…)
2.12.
Namens Achmea is als volgt gereageerd op deze e-mail van [eiseres] : “
(…) Het is voor mij begrijpelijk en geen bezwaar dat je onderdelen in de schadeberekening van claim (…), waarvan de onderbouwing in ons laatste gesprek je ontgaan is, alsnog en rechtstreeks bij mij aan de orde stelt. Echter, aan het eind van genoemd gesprek d.d. 17 november 2015 ben je na onze uitvoerige discussie, toelichting en overleg met de heer [betrokkene 5] accoord gegaan met een schadevergoeding zoals opgenomen en ondertekend in het bezoekrapport. Hiermee is de schaderegeling in handen van de schadebehandelaar en kan ik zonder intern overleg niet inhoudelijk ingaan op je bericht. (…)” De schade-expert van Achmea heeft daarna echter bij e-mail van 7 december 2015 laten weten, voor zover hier relevant:

(…) De opmerkingen die jij had op de berekening kunnen worden besproken maar dan moeten ook alle andere uitgangspunten opnieuw worden bekeken. Het aantal planten zijn wel al eerder vastgesteld. Maar alle verkoopprijzen van de planten en de kosten worden dan ook opnieuw beoordeeld. Dit zal dan moeten gebeuren aan de hand van zoveel mogelijk bewijzen zoals boekhoudgegevens, nota’s, verkoopoverzichten, etc. (…)
2.13.
Op 20 januari 2016 is namens Achmea geschreven:

(…)
Eerste deel van de schade
Na het gesprek van 16 december 2016 hebben wij informatie ontvangen die op essentiële punten afwijkt van de informatie die wij van [eiser 2] hebben ontvangen. Deze informatie geeft ons aanleiding nader onderzoek te doen naar de juistheid van deze informatie. In dit stadium kunnen wij daar niet verder op ingaan.
Tweede deel van de schade
(…) De vervolg schade, hebben wij inderdaad afgesproken dat wij daar een berekening voor maken. Wij hebben besproken dat wij een berekening gaan maken van de vervolgschade die ontstaan zou zijn als [eiser 2] direct na de schade weer besloten had door te gaan met zijn bedrijfsvoering. Deze berekening gaan wij ook nog maken. Echter voor het kunnen maken van deze berekening zijn wij afhankelijk van de juistheid van de ontvangen informatie. Deze zullen wij eerst op juistheid moeten toetsen.
De door verzekerde zelf te nemen acties
[eiser 2] is echter zelf verantwoordelijk om actie te nemen, door bijvoorbeeld offertes voor stek e.d. op te vragen, om zijn bedrijf weer te kunnen opstarten. Dat kunnen wij niet namens hem doen. (…) De vertraging is niet voor onze rekening. (…)
2.14.
Op 13 april 2016 heeft de schadebehandelaar van Achmea een gesprek gehad met een gemachtigde van [eiseres] . [eiseres] zelf was niet uitgenodigd voor dit gesprek. Van de zijde van Achmea is in dat gesprek het standpunt ingenomen dat uit onderzoek was gebleken dat de boomkwekerij zaken zou hebben verzwegen, zoals het verplaatsen van planten vanuit de foliekas. Aanleiding voor dit onderzoek was een e-mail van een oud-werknemer van de boomkwekerij [werknemer] , die suggereert dat de boomkwekerij zonder Achmea daarvan op de hoogte te stellen planten heeft uitgeleverd. Uitkering van de schade zou dan ook nog niet aan de orde zijn zolang de boomkwekerij geen nadere informatie aanlevert.
2.15.
Datzelfde standpunt is herhaald in de e-mail van de schadebehandelaar van Achmea van 31 mei 2016:

(…) Tijdens ons overleg van 17 november 2015 was er inderdaad een mondeling akkoord over de hoogte van de directe schade. Dit akkoord is toen bereikt op basis van de toen door [eiser 2] aan ons aangeleverde informatie. Omdat [eiser 2] achteraf aangaf toch niet akkoord te zijn met de hoogte van de schade en nader overleg wenste over aanpassingen van onderdelen van de schadeberekening, is de schade toen niet met een definitief akkoord van alle partijen afgehandeld.
Tot een definitieve afwikkeling is daarna niet meer gekomen. Onder andere het verplaatsen van de planten vanuit de foliekas. Wij hebben toe aanvullend onderzoek laten doen. Zoals al met u besproken heeft dit onderzoek voor ons aanleiding gegeven vraagtekens te zetten bij de door [eiser 2] aangeleverde informatie.
(…)
Wat betreft uw opmerking dat de vervolgschade (teeltplanschade) voor [eiser 2] alleen maar oploopt verwijs ik u naar eerdere e-mails van [betrokkene 1] en mijn persoon. In deze e-mails hebben wij aangegeven dat het de verantwoordelijkheid van [eiser 2] is om maatregelen en/of acties te nemen om, als hij daartoe besluit, zijn bedrijfsactiviteit weer op te starten.
(…)
2.16.
Vanaf het voorjaar 2016 zijn de kassen van de boomkwekerij leeg.
2.17.
Bij conclusie van antwoord in deze procedure (genomen op 22 februari 2017) heeft Achmea zich primair beroepen op de polisuitsluiting fraude. In randnummer 4.5 van de conclusie van antwoord staat: “
(…) Uit coulance heeft zij daarom besloten om het reeds betaalde voorschot van € 162.233,23 vooralsnog niet van [eiseres] terug te vorderen. (…) Interpolis behoudt zich wat betreft het terugvorderen van het betaalde voorschot, alle rechten voor.
2.18.
Na de eerste mondelinge behandeling in deze zaak op 20 juni 2017 zijn partijen in onderhandeling getreden. Daarin heeft Achmea het standpunt dat sprake is van fraude door de boomkwekerij laten vallen zodat enkel nog over de schade werd gesproken. Daar zijn partijen niet uitgekomen, reden om opnieuw te compareren.
2.19.
Op 28 december 2018 heeft Achmea aan [eiseres] betaald een bedrag van € 185.571,10 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 november 2015 ad € 11.551,17, dus in totaal € 197.122,27. Daarmee heeft zij het op 17 november 2017 door haar berekende schadebedrag van € 347.804,33 aan [eiseres] uitgekeerd.

3.De vorderingen en het verweer

3.1.
[eiseres] vordert, na wijziging eis, dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. gedaagde veroordeelt tot betaling van de gewasschade die nog niet eerder werd uitgekeerd, zijnde een bedrag van € 93.847,52, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 december 2015, althans vanaf 17 november 2015, althans vanaf 18 augustus 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
II. gedaagde veroordeelt tot betaling van de schade aan de bevloeiingsmatten zijnde € 128.343,53, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 november 2015, althans vanaf 29 december 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
III. gedaagde veroordeelt tot betaling van de door eiser in verband met de schade gemaakte kosten van € 24.040,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 december 2016, althans vanaf 18 augustus 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
IV. gedaagde veroordeelt tot betaling van de inkomensschade over de jaren 2016 tot en met 2018 van € 339.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf respectievelijk 31 december 2016, 31 december 2017 en 31 december 2018 althans vanaf 18 augustus 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
V. gedaagde veroordeelt tot betaling van de kosten in verband met de vaststelling van de inkomensschade ten bedrage van € 4.140,02, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van deze conclusie tot aan de dag der algehele voldoening;
VI. gedaagde veroordeelt in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente als deze niet binnen 14 dagen na dagtekening van het in dezen te wijzen vonnis zullen zijn voldaan.
3.2.
[eiseres] legt het volgende aan de vorderingen ten grondslag. De aantallen besmette planten zijn ten onrechte structureel met 8% gekort door de deskundigen van Achmea en ook overigens wijken de aantallen en het uitvalspercentage af van de aantallen waarvan [eiseres] eerder is uitgegaan. De gewasschade is door Delphy, een door [eiseres] in de arm genomen deskundige, na aftrek van kosten/eigen risico berekend op € 441.651,85. Een deel van de eerder door [eiseres] gemaakte kosten voor het inschakelen van derden is niet vergoed door Achmea. Bovendien zijn er extra kosten bijgekomen. Achmea weigert ten onrechte de kosten van bevloeiingsmatten van € 128.343,53 exclusief btw te voldoen. Er is inkomensschade ontstaan gedurende de jaren 2016 tot en met 2018. Door de langdurige discussie over de afwikkeling van de schade en het verontreinigde teeltdoek zijn er na 2015 geen planten meer gekweekt.
3.3.
Achmea concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] , met veroordeling van [eiseres] (uitvoerbaar bij voorraad) in de kosten van het geding. Op de door Achmea gevoerde verweren zal hierna worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Achmea heeft betoogd dat [eiser 4] , eiseres sub 4, niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vorderingen jegens Achmea omdat zij geen verzekerde zou zijn. Partijen zijn het er over eens dat de vennootschap onder firma, eiseres sub 1, verzekerde is onder de verzekeringspolis. Uit het uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel van deze vennootschap volgt dat niet alleen [eiser 2] en [eiser 3] maar ook de B.V. vennoot is van de vennootschap onder firma, zodat ook de B.V. als vennoot kan worden ontvangen in de vorderingen.
De gewasschade
4.2.
Ten aanzien van de gewasschade heeft Achmea allereerst het verweer opgeworpen dat op 17 november 2015 de schadevaststelling met [eiseres] is overeengekomen zodat daarop niet meer kan worden teruggekomen.
Weliswaar is de schade op die datum (voorlopig) vastgesteld maar uit de daarna gevolgde correspondentie tussen partijen blijkt dat [eiseres] direct na ontvangst van de schadeberekening bij Achmea heeft geprotesteerd tegen drie onderdelen van de schadeberekening, te weten de vergoeding voor de Pieris, de verpakkingskosten en de inpakkosten. Achmea is er toen mee akkoord gegaan dat de opmerkingen van [eiseres] besproken zouden worden, onder de voorwaarde dat dan ook alle andere uitgangspunten opnieuw zouden worden bekeken. Op 31 mei 2016 heeft Achmea geschreven dat de schade op 17 november 2015 niet met een definitief akkoord van alle partijen is afgehandeld, omdat [eiseres] nader overleg wenste over aanpassingen van onderdelen van de schadeberekening. De schadevaststelling is toen niet definitief gemaakt omdat bij haar het vermoeden was ontstaan dat [eiseres] zaken verzwegen had, aldus Achmea.
Overwogen wordt dat in de hiervoor geschetste situatie waar (ook) Achmea terug wilde komen op haar schadevaststelling, het verweer van Achmea dat [eiseres] dat niet op die schadevaststelling terug kan komen geen stand kan houden.
4.3.
[eiseres] heeft de heer [betrokkene 6] van Delphy opdracht gegeven de door haar geleden schade te begroten. Dit onderzoek is in verband met het pre-pensioen van [betrokkene 6] voortgezet en afgerond door de heer ing. [betrokkene 7] . Hij begroot de gewasschade van [eiseres] op een bedrag van € 421.697,00. Van die schade heeft Achmea een bedrag van € 347.804,33 al voldaan, zodat zij volgens [eiseres] nog dient te vergoeden een bedrag van € 93.847,52 aan gewasschade. Volgens [eiseres] wijken de berekeningen van Delphy op twee onderdelen af van die van Achmea. De eerste afwijking is dat door Achmea structureel een korting is toegepast van 8% tussen het aantal getelde planten en het aantal vergoede planten. De tweede afwijking ziet op de verschillen in de aantallen planten die door de taxateurs zijn geteld en die door [eiseres] zijn geteld. Daarbij is sprake van een afwijking van 3%. Ook is Delphy uitgegaan van aanzienlijk lagere uitval van planten, aldus [eiseres] .
4.4.
Vast staat dat de taxateurs van Achmea op twee momenten de besmette planten in de kassen hebben geteld, op 24 april 2015 en op 4 mei 2015. Bij die tweede telling hebben zij geconstateerd dat er minder planten stonden en dat er planten klaar stonden voor levering. Ook [eiseres] heeft op 24 april 2015 de besmette planten geteld en ook hij heeft nadien nogmaals de planten geteld, volgens hem op verzoek van de taxateurs om te bezien hoeveel planten nog verkocht zouden kunnen worden. [eiseres] bestrijdt de verklaring van Achmea dat het lijstje met de tweede telling door [eiseres] op 4 mei 2015 aan de taxateurs is gegeven. De notitie is op haar computer gemaakt en uit de computereigenschappen van het bestand blijkt dat de notitie op 16 juni 2015 is gemaakt en voor het laatst is gewijzigd op 9 juli 2015, aldus [eiseres] .
[eiseres] heeft de resultaten van haar twee tellingen en de telling door de taxateurs van Achmea op 4 mei 2015 weergegeven op pagina 15 van haar akte houdende wijziging van eis. Daaruit blijkt dat [eiseres] de eerste keer 154.832 planten heeft geteld en de tweede keer 137.370. De taxateurs hebben bij hun telling op 4 mei 2015 in totaal 132.928 planten geteld. [eiseres] heeft aangevoerd dat zij niet op 4 mei 2015 heeft geteld, zoals Achmea stelt, maar rond 16 juni 2015 en dat zij op 9 juli 2015 haar tweede telling heeft gewijzigd. De verschillen tussen haar eerste en tweede telling zijn te verklaren doordat in de tussentijd planten zijn vernietigd en ook zijn verkocht, aldus [eiseres] . In haar akte is [eiseres] uitvoerig ingegaan op de verschillen in haar eerste en haar tweede telling. Daarin betoogt zij dat bij sommige partijen al dan niet alsnog gecorrigeerd met de uitgeleverde planten, uitgegaan moet worden van andere, hogere aantallen besmette planten.
De rechtbank ziet geen aanleiding uit te gaan van andere aantallen dan door de taxateurs van Achmea geteld op 4 mei 2015. De taxateurs hebben die dag samen met [eiseres] globaal de planten geteld aan de hand van onder meer de eerste door [eiseres] opgestelde lijst van besmette planten van 24 april 2015. [eiseres] is toen met die telling op 4 mei 2015 akkoord gegaan. Vast staat dat tussen deze telling van de taxateurs en de tweede telling door [eiseres] een verschil van 3% zit. [eiseres] heeft niet weersproken dat een dergelijke bandbreedte acceptabel is. Vooropgesteld wordt dat uit hetgeen [eiseres] heeft aangevoerd onder 2.14 en verder van haar akte al blijkt dat niet voor alle partijen planten uitgegaan kan worden van de juistheid van haar eerste telling. Het kleine verschil van 3% tussen de door de taxateurs van Achmea getelde aantallen besmette planten en de tweede telling van [eiseres] duidt erop dat de taxateurs op 4 mei 2015 een juiste inschatting hebben gemaakt. De rechtbank zal daarom uitgaan van de juistheid van de telling van Achmea.
4.5.
Productie 18 van [eiseres] is de schadeberekening door Achmea. Daarin is een onderscheid gemaakt tussen vernietigde planten en planten met een opbrengstderving. Deze laatste groep planten is alsnog, zij het voor een lager bedrag, verkocht aan derden. Per plantsoort, zoals Pieris en Budlea, en zo nodig per potmaat, Skimmia p15, Camelia p23, staat opgesomd om hoeveel planten het gaat, de vergoeding per plant en het totale schadebedrag. [eiseres] heeft in haar akte betoogd dat aan de hand van onder meer naleveringen vastgesteld kan worden dat van meer besmette planten uitgegaan moet worden dan Achmea heeft begroot. Achmea heeft dit gemotiveerd en met succes weersproken. Zo stelt [eiseres] dat zij op 24 april 1250 Camelia’s p23 heeft geteld en bij haar tweede telling 1000 Camelia’s p23. De taxateurs van Achmea telden op 4 mei 2015 1008 planten. [eiseres] heeft op 30 juli 2015, dus na de laatste aanpassing van haar telling 1.017 Camelia’s p23 uitgeleverd en stelt nu dat uitgegaan moet worden van 1.250 planten waarvan 1.017 met restwaarde.
Achmea heeft aangevoerd dat zij bij haar schadebegroting heeft gerekend met de verkochte partij van 1.017 planten en dat er geen aanleiding bestaat uit te gaan van 1.250 planten. Overwogen wordt dat uit productie 18 van [eiseres] blijkt dat Achmea is uitgegaan van 1.017 planten met restwaarde. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien waarom uitgegaan zou moeten worden van 1.250 Camelia’s p23. Ook de overige berekeningen van [eiseres] zijn naar het oordeel van de rechtbank door Achmea voldoende weerlegd.
4.6.
Vast staat dat Achmea heeft vergoed het aantal besmette planten verminderd met 8%. Achmea heeft aangevoerd dat dit het standaard uitvalspercentage is. Vergoed wordt de waarde van de planten op het moment van besmetting en niet de mogelijke verkoopopbrengst van de planten. Bij iedere teelt is sprake van uitval en bij de schadeberekening wordt een gemiddeld uitvalpercentage van 8 % gehanteerd, aldus Achmea.
[eiseres] heeft verwezen naar het rapport van Delphy. Daarin staat dat het uitvalpercentage per bedrijf sterk verschilt, variërend van 2 tot 25% en dat per bedrijf moet worden vastgesteld aan de hand van onder meer ervaring, gevoeligheid van het assortiment, kwaliteit uitgangsmateriaal enzovoort. Rekening houdend met de situatie bij [eiseres] moet een percentage van 5% uitval bij plantgoed en 2,5 bij afleverbare planten en moerplanten gehanteerd worden volgens Delphy.
Naar het oordeel van de rechtbank komt een gemiddeld uitvalpercentage van 8% redelijk voor, nu het uitvalspercentage kan variëren tot 25 %, het hier gaat om verschillende plantensoorten in verschillende groeistadia en [eiseres] niet heeft weersproken dat 8% gehanteerd wordt als standaard percentage.
Bespaarde kosten
4.7.
[eiseres] heeft aangevoerd dat Achmea ten onrechte per plant € 0,10 in mindering heeft gebracht voor bespaarde verpakkingskosten en ook € 0,10 per plant voor bespaarde arbeid voor het verzendklaar maken (etiketten). Het verpakkingsmateriaal wordt aan de klant doorberekend en de etiketten kosten ten hoogste enkele centen. Het schadebedrag moet daarom verhoogd worden met € 12.229,33 voor bespaarde verpakkingskosten en met € 7.826,78 voor bespaarde arbeidskosten, uitgaande van een besparing van € 0,036 per plant in plaats van € 0,10, aldus [eiseres] .
Achmea heeft ten aanzien van de in mindering gebrachte arbeidskosten verzendklaar maken aangevoerd dat zij heeft gerekend met de kosten van een etiket van € 0,036 en dat de rest bestaat uit de arbeidskosten voor de werkzaamheden die gemoeid zijn met het verzendklaar maken van de planten, zoals het schoonmaken en het etiketteren van de planten en ook het vernietigen van de planten die niet geschikt zijn voor de veiling. Het bedrag van € 0,10 per plant dat daarnaast in rekening is gebracht, ziet op de verpakking van de individuele planten, bijvoorbeeld het verpakkingsmateriaal voor het inhoezen. Achmea onderschrijft dat [eiseres] geen kosten heeft voor trays en dergelijke omdat deze door de veiling ter beschikking worden gesteld. Zij heeft ervoor gekozen van het gemiddelde bedrag per plant uit te gaan en niet per product te berekenen wat de bespaarde kosten zijn, aldus Achmea.
Na deze betwisting heeft [eiseres] niet nader onderbouwd dat zij in het geheel geen kosten maakt voor het verpakken van de planten en dat voor het verzendklaar maken van de planten alleen gerekend mag worden met de kosten van de etiketten. Het komt aannemelijk voor dat werkzaamheden verricht moeten worden voor het verzendklaar maken van de planten, zoals door Achmea genoemd. De daarmee gemoeide arbeidskosten worden niet gemaakt als de planten worden vernietigd en dat geldt ook voor de kosten van de verpakking van de planten. Achmea mocht daarom deze bespaarde kosten op de schadevergoeding in mindering brengen.
Normaals gewasschade
4.8.
[eiseres] heeft aangevoerd dat Achmea ten onrechte is uitgegaan van een verkoopprijs van € 2,25 in plaats van € 2,45 voor het ras Pieris. De planten waren leverbaar, zodat uitgegaan moet worden van de werkelijke verkoopprijs. Dat betekent dat het schadebedrag met € 6.441,00 (32.205 x € 0,20) moet worden verhoogd, aldus [eiseres] .
Achmea heeft dit weersproken en aangevoerd dat alle planten voor één prijs zijn gewaardeerd. Uitgangspunt is een middenprijs van € 1,94, maar de taxateurs hebben aanleiding gezien dit bedrag te verhogen tot € 2,25, omdat zij meenden daarmee recht te doen aan [eiseres] . Dit bedrag van € 2,25 is vastgesteld aan de hand van de prijzen die [eiseres] op zijn computer heeft laten zien. Weliswaar staat in het bezoekrapport van 4 mei 2015 een bruto middenprijs van € 2,45, maar op deze brutoprijs moet nog een besparing in mindering gebracht worden. Het niet uitleveren van de Pierissen leidt tot een besparing op onder meer verpakkings- en etiketkosten, aldus Achmea.
Overwogen wordt dat er voor wat betreft de partij Pieris sprake is van een dubbeltelling van bespaarde verpakkings- en arbeidskosten, doordat Achmea naast de in mindering gebrachte verpakkingskosten en arbeidskosten van 2 x € 0,10 per plant ook nog eens € 0,20 cent per Pieris in mindering heeft gebracht voor bespaarde verpakkings- en etiketkosten. [eiseres] heeft onweersproken aangevoerd dat de besmette Pierissen afleverbaar waren, zodat geen kosten meer gemoeid zouden zijn met het verder opkweken van de planten, zoals door Achmea nog is aangevoerd. Dit alles leidt ertoe dat uitgegaan zal worden van een te vergoeden waarde van de Pierissen van € 2,45 per plant. Het schadebedrag moet daarom verhoogd worden met het bedrag van € 6.441,00. De wettelijke rente over dit bedrag zal worden toegewezen vanaf de dag van dagvaarding, te weten 29 december 2016. Anders dan bij de nadien nog gevorderde gewasschade kan van deze schade niet gezegd worden dat Achmea daarmee pas sinds de akte van [eiseres] bekend is.
De bevloeiingsmatten
4.9.
[eiseres] heeft gesteld dat Achmea ten onrechte weigert de kosten voor het vervangen van de bevloeiingsmatten van € 128.343,53 exclusief btw te vergoeden. Deze matten zijn onbruikbaar geworden omdat zij ook besmet zijn geraakt met het water met Glyfosaat.
Achmea heeft aangevoerd dat de matten niet onder de dekking van de verzekering vallen. Het zijn geen gewassen en ze vallen ook niet onder de definitie van niet duurzame bedrijfsmiddelen. Zou de vervanging van de matten vallen onder de extra kosten, dan geldt dat de kosten alleen vergoed worden als ze effectief zijn geweest. Achmea verwijst daarbij naar de onder r.o. 2.3 geciteerde voorwaarde. Omdat [eiseres] sinds het verzekerde evenement geen planten meer heeft opgepot zijn de matten niet vervangen. Vergoeding van de matten is in strijd met het indemniteitsbeginsel, want [eiseres] heeft geen kosten voor vervanging gemaakt, zo heeft Achmea aangevoerd.
Achmea kan hierin gevolgd worden. [eiseres] baseert zijn vordering uitsluitend op de bepaling over de extra kosten die gemaakt moeten worden om de uitoefening van zijn bedrijf te hervatten of voort te zetten. Vast staat dat na 2015 het bedrijf niet hervat of voortgezet is, zodat Achmea met recht stelt dat in die situatie de kosten niet effectief zijn.
[eiseres] is niet ingegaan op het verweer van Achmea dat de matten niet gedefinieerd kunnen worden als niet-duurzame middelen en daarom niet onder de dekking van de verzekering vallen. Zij heeft haar vordering ook niet gebaseerd op de stelling dat de matten als hulpmiddel gedekt zijn. Dit betekent dat [eiseres] geen aanspraak kan maken op vergoeding van de vervangingskosten van de matten. De daarop ziende vordering zal worden afgewezen.
Inkomensschade/teeltplanschade
4.10.
[eiseres] heeft haar eis vermeerderd met een bedrag van € 339.000,00 voor inkomensschade over de jaren 2016, 2017 en 2018. Zij heeft aangevoerd dat door de afhandeling van de schade Achmea het haar feitelijk onmogelijk heeft gemaakt het bedrijf voort te zetten.
Achmea heeft weersproken dat [eiseres] teeltplanschade heeft geleden. In de voorwaarden is over teeltplanschade bepaald dat gedekt is de schade die ontstaat door een onder deze dekking verzekerde gebeurtenis waardoor de teelt niet op de geplande datum kan starten. Teeltplanschade is het financiële verlies dat de verzekerde lijdt na een gedekte gebeurtenis die als gevolg heeft dat de normaal te verwachten brutojaaropbrengst van de verzekerde gewassen niet wordt gerealiseerd door het niet of niet tijdig realiseren van de geplande teelten waardoor voor de verzekerde schade ontstaat.
Volgens Achmea is de teelt niet meer gestart omdat [eiseres] overeenkomstig haar voornemen de bedrijfswerkzaamheden heeft gestaakt en dus geen teeltplanschade heeft geleden.
[eiseres] heeft bij de mondelinge behandeling verklaard dat zij van plan was haar bedrijfsvoering te veranderen door op een andere, snellere teelt over te gaan waarbij de boomkwekerij zich meer rechtstreeks op de markt zou gaan richten door bijvoorbeeld voor bedrijven planten op te potten. Het stekken moet in de zomer gebeuren. Door de traagheid van de schadeafwikkeling kon niet eerder opgestart worden dan in 2017/2018 en zou het bedrijf pas in 2020 weer leverbare planten kunnen opleveren. De leeftijd en de gezondheid van de vennoten en de investeringen die gedaan zouden moeten worden, waren aanleiding te besluiten de bedrijfsvoering te staken. Ook speelde een rol dat Achmea in 2018 de verzekering heeft beëindigd en [eiseres] niet meer verzekerd kon worden.
4.11.
Overwogen wordt dat het aannemelijk is dat de afhandeling van de schadeafwikkeling en met name de mededeling van Achmea dat zij eventueel het in november 2015 betaalde voorschot terug zal vorderen, voor [eiseres] aanleiding is geweest pas op de plaats te maken voor wat betreft de hervatting van de werkzaamheden. Zij moest er rekening mee houden dat Achmea een substantieel bedrag terug zou vorderen en kon in die situatie niet een risico nemen door het voorschot te investeren in bedrijfsmiddelen. [eiseres] kan daarom niet verweten worden dat zij niet al direct na ontvangst van het eerste voorschot weer is opgestart. Vast staat dat Achmea op 20 juni 2017 de beschuldiging van fraude heeft laten vallen en dat [eiseres] dus niet meer rekening hoefde te houden met terugbetaling. Zij had derhalve in de zomer 2017 haar bedrijf weer kunnen hervatten, maar heeft dat niet gedaan. Vast staat dat Achmea uiteindelijk op 31 oktober 2018 de rest van het door haar berekende schadebedrag heeft uitbetaald.
Naar het oordeel van de rechtbank kan de inkomensschade die [eiseres] heeft geleden doordat zij tot de zomer van 2017 haar bedrijf niet heeft kunnen hervatten worden aangemerkt als teeltplanschade in de zin van de verzekeringsvoorwaarden. Dat betekent dat [eiseres] vanaf april 2015 tot juli 2017 aanspraak kan maken op vergoeding van haar inkomstenderving over die 26 maanden. [eiseres] heeft haar schade berekend op € 113.000,00 per jaar. Achmea heeft aangevoerd dat aan de schadeberekening een groot aantal niet onderbouwde, niet verifieerbare stellingen ten grondslag liggen, maar dit verweer niet nader onderbouwd, zodat daaraan voorbijgegaan zal worden. De schade van [eiseres] kan aldus berekend worden op (€ 113.000,00 : 12 =) € 9.416,66 x 26 = € 244.833,16. Voor vermeerdering van dit schadebedrag met btw bestaat geen deugdelijke grondslag, zodat dit deel van de vordering zal worden afgewezen.
De wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf 18 augustus 2021, de datum waarop [eiseres] de vordering met betrekking tot de inkomensschade bij akte heeft ingesteld.
Bijkomende kosten
4.12.
Over de verschillende kosten waarvan [eiseres] vergoeding door Achmea vordert wordt het volgende overwogen. De facturen die aangeduid als a tot en met e in het geding zijn gebracht hebben betrekking op buitengerechtelijke kosten. Achmea heeft onderbouwd met de betreffende polis aangevoerd dat [eiseres] een rechtsbijstandverzekering heeft en dat zij ervan uitgaat dat de buitengerechtelijke kosten voor rekening van de verzekeraar komen. [eiseres] lijdt daarom geen schade en Achmea behoeft daarom deze kosten niet te vergoeden, aldus Achmea.
Achmea kan hierin gevolgd worden, zodat deze onderdelen van de vordering van [eiseres] zullen worden afgewezen.
Uit de schadespecificatie (prod. 18 van [eiseres] ) blijkt dat Achmea heeft vergoed de kosten van BLGG, Vos (i en h), [eiseres] bio (g en f). Aan beredderingskosten zijn drie nota’s van Cogas vergoed. [eiseres] heeft in de dagvaarding alleen betaling van de facturen f, g, h en i gevorderd, maar in haar akte aangevoerd dat er ook kosten zijn aangaande door Cogas uitgevoerde werkzaamheden, de onderzoekskosten van BLGG en de kosten van Delphy. Bij haar akte heeft zij onder meer facturen van Cogas en van BLGG in het geding gebracht.
Uit de schadespecificatie blijkt dat alleen de nota van 28 december 2015 van Cogas ad € 2.964,75 niet is vergoed. Achmea heeft aangevoerd dat deze nota pas bij de akte van 18 augustus 2021 onder haar aandacht is gebracht. Ook heeft zij betwist dat er een causaal verband bestaat tussen deze kosten en de verzekerde gebeurtenis.
Deze betwisting slaagt, nu deze factuur ziet op de werkzaamheden
“storing computer, cpu-print integro vervangen”die op 9 december 2015, dus acht maanden na het schadevoorval zijn verricht en [eiseres] het causaal verband niet heeft onderbouwd.
Nu de kosten onder f, g, h en i en de hiervoor genoemde kosten van Cogas en BLGG al vergoed zijn, behoeven van deze groep kosten alleen de kosten van Delphy ad € 4.140,00 voor de berekening van de inkomensschade bespreking.
Achmea heeft aangevoerd dat deze kosten hoe dan ook niet voor vergoeding in aanmerking komen, omdat de door Delphy vastgestelde teeltplanschade niet verzekerd is. Nu de rechtbank tot het oordeel komt dat een deel van deze schade wel dient te worden vergoed, komen ook de kosten van Delphy voor vergoeding in aanmerking. Van het gevorderde bedrag zal de rechtbank een deel, te weten € 3.687,50, toewijzen, nu uit de in het geding gebrachte factuur dat dit bedrag exclusief btw aan [eiseres] in rekening is gebracht. De wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf 18 augustus 2021, de datum waarop [eiseres] de vordering met betrekking tot deze kosten bij akte heeft ingesteld
4.13.
Over de facturen die [eiseres] aangeduid met de letters j tot en met n in het geding heeft gebracht, heeft Achmea aangevoerd dat zij deze niet in het buitengerechtelijke traject heeft ontvangen. Bij gebrek aan wetenschap betwist zij dat deze kosten in een causaal verband staan met het schadevoorval. De facturen hebben betrekking op het afvoeren van groenafval tussen 25 november 2015 en 7 april 2016. Het is niet duidelijk om wat voor groenafval het gaat en ermee rekening houdende dat de schade in april 2015 ontstond, acht zij het niet aannemelijk dat er een causaal verband is. Het ligt in de lijn der verwachting dat de besmette gewassen al geruime tijd waren afgevoerd, aldus Achmea.
Na deze betwisting heeft [eiseres] het causaal verband tussen deze kosten en het schadegeval niet nader onderbouwd, zodat deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen.
4.14.
Een deel van de vorderingen van [eiseres] zijn voor toewijzing vatbaar. Omdat Achmea in deze procedure in het ongelijk is gesteld, zal zij veroordeeld worden in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 84,60
- griffierecht 2.076,00
- salaris advocaat
8.718,50(3,5 punten× factor 1,0 × tarief € 2.491,00)
Totaal € 10.879,10
De wettelijke rente zal worden toegewezen als gevorderd bij akte.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt Achmea tot betaling van de gewasschade die nog niet eerder werd uitgekeerd, zijnde een bedrag van € 6.441,00, te vermeerderen met de wettelijke rente 29 december 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt Achmea tot betaling van de inkomensschade over de periode april 2015 tot juli 2017 van € 244.833,16, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 augustus 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt Achmea tot betaling van de kosten in verband met de vaststelling van de inkomensschade ten bedrage van € 3.687,50, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 augustus 2021tot aan de dag der algehele voldoening;
5.4.
veroordeelt Achmea in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 10.879,10, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na het wijzen van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.H.A. Heenk en in het openbaar uitgesproken op 23 maart 2022.
Ap/kh