ECLI:NL:RBGEL:2022:18

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 januari 2022
Publicatiedatum
5 januari 2022
Zaaknummer
05.029965.20 en 05.203094.21 (gevoegd ter terechtzitting)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van diefstal en vernieling met gevangenisstraf en schadevergoeding

Op 4 januari 2022 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere feiten, waaronder diefstal en vernieling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende data in 2020 en 2021 in Arnhem en Nijmegen goederen heeft weggenomen en vernield die aan anderen toebehoorden. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 248 dagen, waarvan 100 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en opname in een zorginstelling. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 15.649,74 toegewezen aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente. De uitspraak is gedaan na openbare terechtzittingen op 9 november en 21 december 2021, waarbij de verdachte heeft bekend. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een antisociale persoonlijkheidsstoornis en verslavingsproblematiek. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is en dat de opgelegde straf passend is, gezien de herhaalde strafbare feiten en de overlast die hij heeft veroorzaakt.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers: 05.029965.20 en 05.203094.21 (gevoegd ter terechtzitting)
Datum uitspraak : 4 januari 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1988 in [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats,
op dit moment gedetineerd in de P.I. Vught, PPC in Vught.
Raadsman: mr. jhr. M.L.E. Storm van 's Gravesande, advocaat in Ede.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 9 november 2021 en 21 december 2021.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
parketnummer 05.029965.20
hij op of omstreeks 4 februari 2020 te Arnhem pastasaus en/of kwark en/of penne en/of twee, althans één of meer (draag)tas(sen), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan de [slachtoffer 1] (gelegen aan de [adres 1] ), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
parketnummer 05.203094.21
feit 1.
hij op of omstreeks 28 juli 2021 te Arnhem opzettelijk en wederrechtelijk een (toegangs)deur, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan supermarkt [slachtoffer 1] (gevestigd op/aan de [adres 2] ), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
feit 2.
hij op of omstreeks 29 juli 2021 te Nijmegen opzettelijk en wederrechtelijk (de interieur van) een (observatie)cel, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
feit 3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 28 juli 2021 tot en met 29 juli 2021 te Arnhem opzettelijk en wederrechtelijk (de ruit van) een (toegangs)deur, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
feit 4.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 28 juli 2021 tot en met 29 juli 2021 te Arnhem opzettelijk en wederrechtelijk een (toegangs)deur en/of (de interieur van) een (observatie)cel (van een politiebureau, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan de [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
feit 5.
hij op of omstreeks 27 juli 2021 te Arnhem twee bankpassen ( [bank] ) en/of een OV-kaart en/of (in totaal) € 30,--, althans (een) geldbedrag(en), in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 6.
hij op of omstreeks 28 juli 2021 te Arnhem (in totaal) € 46,50, althans enig(e) geldbedrag(en), dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat / die weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel (te weten een bankpas met contactloze betaling);

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat de ten laste gelegde feiten bewezen kunnen worden.
parketnummer 05.029965.20 [1]
Bekennende verdachte
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] namens [slachtoffer 1] ( [adres 1] Arnhem), p. 9;
- het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 24;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 december 2021.
parketnummer 05.203094.21 [2]
feit 1
Bekennende verdachte
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] namens [slachtoffer 1] ( [adres 2] Arnhem), p. 21 met bijlagen;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 25;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 december 2021.
feit 2
Bekennende verdachte
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 3] , p. 28 en 29;
- het proces-verbaal van verhoor van bevindingen, p. 30;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 december 2021.
feit 3
Bekennende verdachte
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 4] namens de [slachtoffer 3] , p. 31 en 32 met bijlagen;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 december 2021.
feit 4
Bekennende verdachte
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 5] , p. 38-39 met bijlagen;
- het proces-verbaal van verhoor van bevindingen, p. 45;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 december 2021.
feit 5
Bekennende verdachte
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 46-48;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 december 2021.
feit 6
Bekennende verdachte
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 46-48;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 december 2021.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
parketnummer 05-029965-20
hij op
of omstreeks4 februari 2020 te Arnhem pastasaus en
/ofkwark en
/ofpenne en
/oftwee,
althans één of meer(draag)tas
(sen
), in elk geval enig goed,diegeheel of ten deleaan een ander toebehoorde
n, te weten aan de [slachtoffer 1] (gelegen aan de [adres 1] ), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
parketnummer 05.203094.21
feit 1.
hij op
of omstreeks28 juli 2021 te Arnhem opzettelijk en wederrechtelijk een (toegangs)deur,
in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan supermarkt [slachtoffer 1] (gevestigd
op/aan de [adres 2] ),
in elk geval aan een andertoebehoorde
(n),heeft
vernield,beschadigd
, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
feit 2.
hij op
of omstreeks29 juli 2021 te Nijmegen opzettelijk en wederrechtelijk (het interieur van) een (observatie)cel,
in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan [slachtoffer 4] ,
in elk geval aan een andertoebehoorde
(n),heeft vernield
, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
feit 3.
hij
op een of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 28 juli 2021 tot en met 29 juli 2021 te Arnhem opzettelijk en wederrechtelijk (de ruit van) een (toegangs)deur,
in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan de [slachtoffer 3]
, in elk geval aan een andertoebehoorde
(n),heeft vernield
, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
feit 4.
hij
op een of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 28 juli 2021 tot en met 29 juli 2021 te Arnhem opzettelijk en wederrechtelijk een (toegangs)deur en
/of(het interieur van) een (observatie)cel
(van een politiebureau,
in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die
geheel of ten deleaan de [slachtoffer 4]
, in elk geval aan een andertoebehoorde
(n
)heeft vernield
, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
feit 5.
hij op
of omstreeks27 juli 2021 te Arnhem twee bankpassen ( [bank] ) en
/ofeen OV-kaart en
/of(in totaal) € 30,--,
althans (een) geldbedrag(en), in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel
of ten deleaan [slachtoffer 2]
, in elk geval aan een andertoebehoorde
(n
),heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 6.
hij op
of omstreeks28 juli 2021 te Arnhem (in totaal) € 46,50,
althans enig(e) geldbedrag(en), dat/die
geheel of ten deleaan [slachtoffer 2]
, in elk geval aan een andertoebehoorde
(n)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte
zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/ofdat
/ dieweg te nemen geldbedrag
(en)onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel (te weten een bankpas met contactloze betaling).
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
parketnummer 05.029965.20, parketnummer 05.203094.21, feit 5, telkens:
‘diefstal’
parketnummer 05.203094.21, feiten 1, 2, 3 en 4, telkens:
‘opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen’
feit 6:
‘diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels’

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 248 dagen waarvan 100 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De officier van justitie heeft daarbij verzocht de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren. De officier van justitie verzet zich niet tegen een schorsing van de voorlopige hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank gevraagd een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen conform de eis van de officier van justitie, maar vraagt hier een proeftijd aan te verbinden van twee jaren. Daarnaast verzoekt de raadsman om schorsing van de voorlopige hechtenis.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van een aantal producten van [slachtoffer 1] . Daarnaast heeft verdachte bankpasjes, een geldbedrag en een OV-kaart gestolen uit de tas van een vrouw die hem nota bene wilde helpen en met de bankpas een aantal contactloze transacties gedaan. Deze diefstallen zijn uitermate ergerlijke feiten, die veel overlast veroorzaken en het vertrouwen in de medemens schaden. Verdachte heeft met zijn handelen laten zien geen enkel respect te hebben voor andermans eigendommen. Verdachte heeft daarnaast zich schuldig gemaakt aan de beschadiging en vernieling van twee observatiecellen en drie toegangsdeuren. Dergelijke feiten zijn niet alleen hinderlijk maar brengen ook materiële schade met zich.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op een uittreksel uit het justitiële documentatieregister van 22 november 2021. Verdachte is in de afgelopen jaren veelvuldig veroordeeld voor onder meer vermogensdelicten. Ook nu heeft verdachte zich weer schuldig gemaakt aan dergelijke strafbare feiten waarbij verdachte zorgt voor ernstige overlast voor de samenleving. De rechtbank houdt in het nadeel van verdachte rekening met zijn proceshouding. Weliswaar heeft verdachte de feiten bekend, maar hij schuift de verantwoordelijkheid voor de door hem gepleegde feiten af op anderen die hem bijvoorbeeld niet de door hem gewenste hulp zouden geven.
Uit het Pro Justitia rapport blijkt dat bij verdachte sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis, een stoornis in gebruik van alcohol, cocaïne, cannabis en benzodiazepinen, PTSS, en een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis. De rapporteur stelt dat er sprake is van een gelijktijdigheidsverband tussen de vastgestelde stoornissen en de aan verdachte tenlastegelegde feiten en komt tot het advies om de tenlastegelegde feiten minimaal verminderd toe te rekenen. De rapporteur adviseert dat verdachte zich onder toezicht stelt van de reclassering en zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering en een klinische behandeling aangaat in een forensische setting op het beveiligingsniveau van een FPK waarbij aandacht is voor de beschreven probleemgebieden. Het reclasseringsadvies sluit aan bij de conclusies uit het Pro Justitia rapport en adviseert plaatsing in [zorginstelling] . De rechtbank neemt deze conclusies en adviezen over.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een straf conform de eis van de officier van justitie passend en geboden is. De rechtbank ziet in het voorgaande ook aanleiding om aan de gestelde algemene en bijzondere voorwaarden een proeftijd van drie jaren te verbinden. De door de raadsman bepleite twee jaren acht de rechtbank onvoldoende. De rechtbank zal een gevangenisstraf van 248 dagen opleggen met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht, waarvan 100 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Aan het voorwaardelijk deel zullen de bijzondere voorwaarden worden gekoppeld zoals opgenomen in het reclasseringsadvies van 15 december 2021.
Met betrekking tot de gevorderde dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden overweegt de rechtbank het volgende. Op grond van artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht kan dadelijke uitvoerbaarheid worden bevolen indien er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De bewezenverklaring in dit vonnis heeft uitsluitend betrekking op misdrijven gericht tegen of met betrekking tot goederen (dus niet tegen personen). Met deze bewezenverklaring is het vereiste ‘wederom’ uit artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht dus niet vervuld. Op het strafblad van verdachte ziet de rechtbank dat het laatste geweldsdelict waarvoor verdachte is veroordeeld, een aantal jaren geleden is gepleegd. Al met al is naar het oordeel van de rechtbank niet voldaan aan de eis dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen. Dat betekent dat de rechtbank niet de dadelijke uitvoerbaarheid zal bevelen.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft het formulier inzake verzoek tot schadevergoeding ingediend. [slachtoffer 2] schrijft dat zij haar schade reeds vergoed heeft gekregen door de vrijwilligersorganisatie [naam] en heeft geen bedrag ingevuld dat zij in deze strafzaak vergoed zou willen zien. De rechtbank constateert dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] geen vordering heeft ingediend.
De benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft in verband met parketnummer 05.203094.21, feiten 2 en 4 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 15.649,74 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen, nu de schade niet kan worden toegerekend aan verdachte omdat verdachte ten tijde van de vernielingen in een psychose verkeerde.
Overweging van de rechtbank
De benadeelde partij vordert € 15.649,74 aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De schadeposten zijn (verder) voldoende onderbouwd en komen redelijk voor.
De raadsman heeft het verweer gevoerd dat verdachte de schade heeft aangericht op het moment dat hij in een psychose verkeerde. De raadsman stelt dat de schade niet aan verdachte kan worden toegerekend, omdat verdachte ten tijde van de vernielingen van de observatiecellen kennelijk ontoerekeningsvatbaar was. De vordering benadeelde partij is een vordering naar civiel recht. Artikel 6:165, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat de omstandigheid dat een als een doen te beschouwen gedraging van een persoon van veertien jaren of ouder verricht is onder invloed van een geestelijke of lichamelijke tekortkoming, geen beletsel is haar als een onrechtmatige daad aan de dader toe te rekenen. Dit betekent dat de schade nog steeds aan verdachte kan worden toegerekend, zelfs als verdachte ten tijde van de vernielingen in een psychose verkeerde. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering (tot een hoogte van € 15.649,74) kan worden toegewezen. Verdachte is vanaf 29 juli 2021 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd. De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 310, 311, 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 248 dagen;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 100 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren niet heeft gehouden aan de hierna te melden voorwaarden:
stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- De verdachte meldt zich binnen drie werkdagen na ingaan van de schorsing (telefonisch of anderszins) bij de reclassering en hij blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- De verdachte laat zich opnemen in [zorginstelling] of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
- De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Indien de reclassering een overgang naar ambulante zorg (ambulante begeleiding en/of behandeling), begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de verdachte mee aan de indicatiestelling én plaatsing;
- De verdachte zal medewerking verlenen aan de controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De controle op de naleving van deze bijzondere voorwaarde zal worden ondersteund door middel van urineonderzoek en/of ademonderzoek. De reclassering bepaalt of en hoe vaak de verdachte wordt gecontroleerd.
stelt als overige voorwaarden dat:
- verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen.
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • veroordeelt verdachte in verband met de feiten 2 en 4 onder parketnummer 05.203094.21 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] van € 15.649,74 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 juli 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 4] , een bedrag te betalen van € 15.649,74 aan materiële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 juli 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 113 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.S.M. van Bergen (voorzitter), mr. H.C. Leemreize en mr. M.W.R. Koch, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B. Doedens, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 januari 2022.
De voorzitter en de oudste rechter zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 1] van de [slachtoffer 4] , district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2020053836, gesloten op 8 februari 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 2] van de [slachtoffer 4] , district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2021353307, gesloten op 29 juli 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.