ECLI:NL:RBGEL:2022:1721

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 april 2022
Publicatiedatum
5 april 2022
Zaaknummer
AWB21 _ 1620
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag op grond van de Subsidieregeling Stelselherziening rechtsbijstand

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 5 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen OmniLegal Holding B.V. en het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand. De eiseres, OmniLegal Holding B.V., had een aanvraag ingediend voor subsidie op grond van de Subsidieregeling Stelselherziening rechtsbijstand, met als doel het creëren van een platform voor nieuwe toetreders op de markt voor juridische dienstverlening. De aanvraag werd echter afgewezen door verweerder, omdat deze niet voldeed aan de criteria van de Subsidieregeling. Verweerder stelde dat de aanvraag niet aansloot bij het doel van de regeling en dat de rechtzoekende niet centraal stond in de aanvraag. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de rechtbank oordeelde dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de aanvraag niet voldeed aan de vereisten van de Subsidieregeling. De rechtbank concludeerde dat de beroepsgronden van eiseres geen doel troffen en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak benadrukt het belang van een integrale benadering van de problemen van rechtzoekenden en de noodzaak om de rechtzoekende centraal te stellen in subsidieaanvragen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/1620

uitspraak van de meervoudige kamer van 5 april 2022

in de zaak tussen

OmniLegal Holding B.V., te Utrecht, eiseres

(gemachtigde: mr. J. Roose),
en

het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand te Utrecht, verweerder.

(gemachtigde: mr. C.M.M. van Mil)

Procesverloop

Bij besluit van 3 juli 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om haar subsidie te verlenen op grond van de Subsidieregeling Stelselherziening rechtsbijstand (de Subsidieregeling) afgewezen.
Bij besluit van 5 november 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld bij de rechtbank Midden-Nederland.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank Midden-Nederland heeft het beroep op 17 maart 2021 aan deze rechtbank gezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 februari 2022. Namens eiseres zijn [A] en [B] verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door E.T. Schepel en haar gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding.
1. Met het oog op de verdere ontwikkeling van de herziening van het stelsel van gefinancierde rechtsbijstand is op 3 januari 2020 de Subsidieregeling vastgesteld. Doel van de Subsidieregeling is het subsidiëren van activiteiten binnen projecten die op een innovatieve manier bijdragen aan het ontwikkelen van passende, duurzame en kwalitatief hoogwaardige oplossingen voor juridische problemen, waarbij de rechtzoekende en zijn hulpvraag centraal staan. Een of meer oplossingen of oplossingsroutes binnen een rechtsgebied kunnen een rechtshulppakket gaan vormen. Met deze Subsidieregeling worden toekomstige aanbieders, zoals (coöperaties van) sociaal advocaten, maar ook andere juridische adviseurs, verzekeraars, mediators of nieuwe toetreders tot de markt in staat gesteld om subsidie aan te vragen voor projecten die input leveren voor het ontwikkelen van rechtshulppakketten. Deze rechtshulppakketten vormen een belangrijk onderdeel van het vernieuwde stelsel.
1.1.
Op 29 februari 2020 heeft eiseres een aanvraag voor subsidie gedaan op grond van de Subsidieregeling voor een bedrag van € 841.629,- (incl. btw). Doelstelling van het project waarvoor de subsidie is aangevraagd is het creëren van een platform voor de nieuwe toetreders op de markt voor juridische dienstverlening, zodat de toegang voor de rechtzoekende wordt vergroot/verbeterd. Via dit platform kunnen alle spelers in het juridisch speelveld (Juridisch Loket, advocaten, juristen, mediators, sociaal raadslieden, overheden, gemeenten etc.) aan de hand van rechtshulppakketten de rechtzoekende voorzien van een passende oplossing.
1.2.
Bij het primaire besluit heeft verweerder deze aanvraag afgewezen op grond van het bepaalde in artikel 13, eerste lid, sub c, en artikel 13, eerste lid, sub a, juncto artikel 10, aanhef en sub a, b, e, f, l en m, van de Subsidieregeling. De motivering van dit besluit luidt als volgt:
“ Uw subsidieaanvraag sluit niet aan bij het doel van de Subsidieregeling en met hetgeen wat met de Subsidieregeling wordt beoogd: “(…) het subsidiëren van activiteiten binnen projecten die op een innovatieve manier bijdragen aan het ontwikkelen van passende, duurzame en kwalitatief hoogwaardige oplossingen voor juridische problemen waarbij de rechtzoekende en zijn hulpvraag centraal staan.”(Stcrt. 2020, 1064). In uw subsidieaanvraag gaat u namelijk niet in op de rechtzoekende. De rechtzoekende en zijn hulpvraag staan hierin niet centraal. Uit de aanvraag blijkt niet dat de rechtzoekende bij wijzigingen in zijn omstandigheden niet direct weer een (nieuw) probleem heeft. Dit maakt tevens dat uw subsidieaanvraag niet zo toegankelijk en laagdrempelig mogelijk is voor de rechtzoekende. In uw aanvraag heeft u niet specifiek onderbouwd wat de rechtshulppakketten die u aan wil bieden inhouden. In de aanvraag wordt gestuurd op (zeer) beperkt contact tussen de rechtzoekende en de rechtsbijstandsverlener. Als gevolg hiervan ontbreken er elementen in de oplossingsroute. Daarnaast blijkt niet hoe rechtzoekenden de geboden oplossing zullen kunnen vinden. Hierdoor worden er onnodige belemmeringen binnen de oplossingsroute opgeworpen. Het uiteindelijke product is niet onderscheidend ten opzichte van bestaande, door bijvoorbeeld specialistenverenigingen ontwikkelde best practices.
De te verwachten resultaten van uw project leveren vanwege het voorgaande onvoldoende bruikbare kennis op voor de vorming van oplossingsroutes en het project zal geen houvast bieden voor toekomstige invulling en herziening van het stelsel van gefinancierde rechtsbijstand.”
1.3.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd. Voor de motivering verwijst verweerder naar het advies van de bezwaarcommissie, waarin naast de motivering van het primaire besluit het volgende is toegevoegd:
“In de aanvraag noch in bezwaar is inzichtelijk geworden op welke wijze de aanvraag aan de criteria van artikel 10, aanhef en sub a, b, e en f voldoet. De plannen komen erop neer dat zij een oplossing beogen te bieden voor de rechtzoekende als (management)probleem, terwijl de Subsidieregeling is bedoeld voor innovatieve plannen die een (integrale) oplossing kunnen bieden voor de problemen van rechtzoekenden. Het project is volgens verweerder ook niet voldoende onderscheidend ten opzichte van de activiteiten van reeds bestaande voorzieningen, zoals de diagnose en triage van Juridisch Loket en de reeds door specialistenverenigingen ontwikkelde best practices. In die zin levert het project van indiener dan ook geen nieuwe inzichten op die van nut kunnen zijn bij de herziening van het stelsel van gefinancierde rechtsbijstand. Daarmee wordt niet voldaan aan artikel 10 aanhef en sub 1 en m en artikel 13 lid 1 sub c van de Subsidieregeling.”
1.4.
Eiseres is het niet eens met dit besluit en heeft het volgende aangevoerd.
De aanvraag is volgens eiseres wel passend en doeltreffend voor de lange termijn, in die zin dat de rechtzoekende bij wijzigingen in zijn omstandigheden niet direct weer een (nieuw) probleem heeft (artikel 10, aanhef en sub a, van de Subsidieregeling). Verweerder heeft volgens eiseres niet gemotiveerd waarom de aanvraag niet aan dit vereiste voldoet en de motivering in het advies van de adviescommissie over de doeltreffendheid van de geboden oplossing is intern tegenstrijdig.
De aanvraag bevat volgens eiseres ook een integrale benadering van het probleem van de rechtzoekende (artikel 10, aanhef en sub b, van de Subsidieregeling). Verweerder heeft volgens eiseres niet deugdelijk gemotiveerd waarom de aanvraag niet aan dit vereiste voldoet. De motivering van verweerder dat de aanvraag met name ziet op een efficiencyslag in het proces van de rechtshulpverlening is volgens eiseres onvoldoende.
Eiseres stelt dat de rechtzoekende in de aanvraag wel degelijk centraal is gesteld. Het automatiseren van procedures betekent niet dat de rechtzoekende niet meer centraal staat. De inzet van de aanvraag is volgens eiseres juist dat de rechtzoekende ervaart dat hij door de gevolgde systematiek wordt gehoord en dat zijn belangen worden gewaarborgd. Verweerder is daar volgens eiseres ten onrechte niet op ingegaan.
Het uiteindelijke product is volgens eiseres onderscheidend en innovatief. Het project voorziet volgens eiseres in de technische ontwikkeling van rechtshulppakketten, waarbij het proces en de inhoud van de procedure geautomatiseerd en gestandaardiseerd wordt.
Eiseres stelt dat het overdragen van het intellectueel eigendom van haar bestaande programma’s in redelijkheid niet van haar kan worden gevraagd.
Tijdens de zitting heeft eiseres zich op het standpunt gesteld dat het op de weg van verweerder had gelegen om met eiseres in overleg te treden over de aanvraag als hij daarin tekortkomingen ziet.
Tot slot heeft eiseres zich gemotiveerd op het standpunt gesteld dat het afwijzen van haar aanvraag in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. Eiseres heeft haar beroep op het gelijkheidsbeginsel tijdens de zitting nader toegelicht en toegespitst op de aanvragen van Getinsight B.V. en KnowIt B.V., omdat deze aanvragen het meest overeenkomen met de aanvraag van eiseres.
De beoordeling van het beroep.
2. Ingevolge artikel 37c van de Wet op de rechtsbijstand kan verweerder met het oog op de verlening van rechtsbijstand een subsidie verstrekken voor bijzondere doeleinden en projecten.
In artikel 10 van de Subsidieregeling zijn de criteria opgenomen aan de hand waarvan een aanvraag om subsidie wordt beoordeeld (zie bijlage).
2.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de aanvraag niet aan het in artikel 10, aanhef en sub a, van de Subsidieregeling opgenomen criterium voldoet. Ingevolge dit criterium moet de aanvraag voldoen aan de verwachting dat de geboden oplossing passend en doeltreffend is voor de lange termijn, in die zin dat de rechtzoekende bij wijziging in zijn omstandigheden niet direct weer een (nieuw) probleem heeft. Verweerder wijst er op dat in de aanvraag niet expliciet wordt ingegaan op de rechtzoekende en zijn hulpvraag, dat uit de aanvraag niet volgt hoe rechtzoekenden de geboden oplossingen zullen kunnen vinden en niet blijkt dat de rechtzoekende bij wijzigingen in zijn omstandigheden niet direct weer een (nieuw) probleem heeft. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat de overweging van de adviescommissie over de doeltreffendheid van de geboden oplossing niet innerlijk tegenstrijdig is. Wanneer de geboden oplossing doeltreffend is, is nog niet gezegd dat de oplossing ook passend en doeltreffend voor de rechtzoekende op de lange termijn is. De stelling van eiseres, dat verweerder niet heeft gemotiveerd waarom niet aan dit criterium wordt voldaan, deelt de rechtbank niet. De beroepsgrond van eiseres faalt.
2.2.
Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank ook in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de aanvraag niet voldoet aan het in artikel 10, aanhef en sub b, van de Subsidieregeling opgenomen vereiste van een integrale benadering van het probleem van de rechtzoekende. Verweerder wijst er op dat uit de aanvraag niet volgt dat het probleem van de rechtzoekende integraal wordt benaderd. De geboden oplossing ziet op een systeem waarbij rechtzoekenden op grond van door hen aangeleverde informatie (digitaal dan wel telefonisch) geautomatiseerd een rechtshulppakket krijgen toegewezen, waarin de bijstand door een juridisch hulpverlener is begrepen. Het rechtshulppakket betreft een aantal gestandaardiseerde (proces)handelingen. In de aanvraag is evenwel niet omschreven hoe de beoogde oplossingsroute van de rechtzoekende naar de rechtshulpverlener verloopt en is niet voorzien dat er meerdere dienstverleners nodig kunnen zijn (waaronder hulp- of dienstverleners vanuit een andere, bijvoorbeeld ook niet juridische, invalshoek). Ter zitting heeft eiseres erkend dat verwijzing naar een niet-jurist geen onderdeel uitmaakt van de aanvraag. De stelling van eiseres dat verweerder niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom niet aan dit criterium wordt voldaan deelt de rechtbank niet. De beroepsgrond van eiseres treft geen doel.
2.3.
Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank ook in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de activiteiten waarvoor subsidie is aangevraagd in onvoldoende mate bijdragen aan de doelen waarvoor subsidiegelden beschikbaar worden gesteld (artikel 13, eerste lid, aanhef en onder c, van de Subsidieregeling). Doel van de subsidieregeling is het subsidiëren van activiteiten binnen projecten die op een innovatieve manier bijdragen aan het ontwikkelen van passende, duurzame en kwalitatief hoogwaardige oplossingen voor juridische problemen, waarbij de rechtzoekende en zijn hulpvraag centraal staan. Hiervoor is al overwogen dat in de aanvraag niet expliciet wordt ingegaan op de rechtzoekende en zijn hulpvraag. De rechtzoekende en zijn hulpvraag staan dan ook onvoldoende centraal binnen de geboden oplossing. Verweerder heeft er tevens op gewezen dat in de aanvraag niet is beschreven wat de rechtshulppakketten inhouden en dat het uiteindelijke product onvoldoende onderscheidend is ten opzichte van bijvoorbeeld best practices die worden ontwikkeld door specialistenverenigingen. De rechtbank kan verweerder volgen in zijn standpunt dat de aanvraag om deze redenen onvoldoende bijdraagt aan de doelen van de Subsidieregeling. De beroepsgronden van eiseres treffen geen doel.
2.4.
De rechtbank stelt vast dat verweerder het niet beschikbaar willen stellen van het intellectueel eigendom niet als een weigeringsgrond heeft gehanteerd.
2.5.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op standpunt gesteld dat aan de hand van de aanvraag, zoals die is ingevuld, moet worden beoordeeld of deze al dan niet voor verlening van subsidie in aanmerking komt. Daarbij is het niet zo dat verweerder, wanneer de aanvraag niet voldoet aan de inhoudelijke vereisten om voor toewijzing in aanmerking te komen, met de aanvrager in overleg zou moeten treden over de tekortkoming van de aanvraag en wat er nodig is om wel voor subsidieverlening in aanmerking te komen. De beroepsgrond van eiseres faalt.
2.6.
Verweerder heeft tijdens de zitting uitvoerig toegelicht waarom de door eiseres genoemde gevallen niet vergelijkbaar zijn met de aanvraag van eiseres. Zo is in de aanvraag van Getinsight B.V. de samenwerking tussen de nulde-, eerste- of tweede lijn beschreven en is samenwerking met en doorverwijzing naar andere hulpverleners (zoals schuldhulpverlening) opgenomen. Daarnaast is in de aanvraag van Getinsight B.V. rekening gehouden met verschillende groepen rechtzoekenden, ook de minder zelfredzame rechtzoekenden, en is een hulplijn opgenomen. Daarmee is de aanvraag van Getinsight B.V. volgens verweerder meer laagdrempelig en integraal dan de aanvraag van eiseres. De stelling van eiseres dat zij in de praktijk ook voorziet in een intake, waarbij wordt gekeken hoe het probleem van de rechtzoekende kan worden opgelost en dat zij ook verwijst naar schuldhulpverlening, treft geen doel. Uit de aanvraag van eiseres komt dit onvoldoende naar voren en verweerder is, zoals hierboven al aangegeven, niet gehouden om met de aanvrager het gesprek aan te gaan over wat niet uit de aanvraag blijkt.
Ten aanzien van de aanvraag van KnowIt B.V. heeft verweerder toegelicht dat de aanvraag - anders dan de aanvraag van eiseres - voorziet in een integrale benadering met aandacht voor mogelijke niet-juridische oplossingen. Ook ten aanzien van de andere door eiseres genoemde gevallen heeft verweerder tijdens de zitting onbestreden gesteld en toegelicht dat er geen sprake is van gelijke gevallen.
Het beroep op het gelijkheidsbeginsel treft geen doel.
Conclusie en gevolgen.
3. De beroepsgronden van eiseres treffen geen doel. Het beroep is ongegrond. Omdat het beroep ongegrond is, bestaat er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.H.W. Bodt, voorzitter, mr. S.A. van Hoof en mr. M. Ichoh, rechters, in tegenwoordigheid van R. van Diest, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: .5 april 2022
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Bijlage.

Wettelijk kader.
Wet op de rechtsbijstand.
Artikel 37c.
Het bestuur kan met het oog op de verlening van rechtsbijstand een subsidie verstrekken voor bijzondere doeleinden en projecten. Artikel 37b, tweede tot en met vijfde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
Subsidieregeling Stelselherziening rechtsbijstand.
Artikel 9. Inhoudelijke indieningsvereisten aanvraag
[… ]
3. De aanvraag bevat een activiteitenplan met een toelichting op de activiteiten en (het doel van) het project. In het activiteitenplan wordt ingegaan op de beoordelingscriteria als bedoeld in artikel 10 van deze regeling. Het beschrijft daarnaast:
a. in welke verhouding de kosten voor de geleverde dienstverlening tot de verrichte werkzaamheden en de geboden oplossing voor de rechtzoekende staan;
b. in hoeverre er rekening is gehouden met de hoogte en/of inning van de eigen bijdrage;
c. of er een breed draagvlak is voor het project bij relevante partijen en in hoeverre de relevante betrokken beroepsgroep(en) en/of branche(s) bij het project betrokken worden;
d. of er draagvlak is voor de verwachte oplossing binnen het project, binnen de branche of de beroepsgroep;
e. hoe het project en de activiteiten worden gemonitord;
f. of en op welke manier rechtzoekenden betrokken worden bij het project.
[…].
Artikel 10. Beoordelingscriteria aanvraag
De aanvraag wordt beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:
Ten aanzien van de oplossing:
a. is de verwachting dat de geboden oplossing passend en doeltreffend is voor de lange termijn, in die zin dat de rechtzoekende bij wijzigingen in zijn omstandigheden niet direct weer een (nieuw) probleem heeft;
b. wordt het probleem van de rechtzoekende integraal benaderd;
c. zijn het project en de activiteiten vernieuwend en innovatief binnen het stelsel van gefinancierde rechtsbijstand;
d. ziet het project op een oplossingsroute voor hulpvragen binnen het stelsel van gefinancierde rechtsbijstand;
Ten aanzien van de rechtzoekende:
e. is de geboden oplossingsroute zo toegankelijk en laagdrempelig mogelijk voor de rechtzoekende;
f. worden er geen onnodige belemmeringen binnen de oplossingsroute opgeworpen, dan wel worden bestaande belemmeringen weggenomen;
g. wordt er op adequate wijze invulling gegeven aan de overdracht en samenwerking met verschillende dienstverleners gedurende de oplossingsroute;
Ten aanzien van bruikbaarheid in de praktijk, de resultaten en het opdoen van kennis:
h. worden de beoogde effecten door middel van de economisch meest efficiënte wijze van uitvoering bereikt;
i. is de vergoeding aan een rechtsbijstandverlener passend;
j. leiden de activiteiten tot inzicht in een mogelijke oplossingsroute voor de rechtzoekende;
k. dragen de activiteiten direct of indirect bij aan een oplossing van problemen van een rechtzoekende;
l. leveren de te verwachten resultaten van het project bruikbare kennis op voor de vorming van oplossingsroutes;
m. geven het resultaat en de uitkomsten van het project en de activiteiten houvast voor toekomstige invulling en herziening van het stelsel van gefinancierde rechtsbijstand.
Artikel 13. Weigering subsidie
1. De subsidie kan, onverminderd de in artikel 4:35 Awb genoemde weigeringsgronden, worden geweigerd indien:
a. naar het oordeel van het bestuur niet wordt voldaan aan artikel 10 van deze regeling;
b. de aanvrager bij rechterlijk vonnis is ontbonden;
c. de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd in onvoldoende mate bijdragen aan de doelen waarvoor subsidiegelden beschikbaar worden gesteld.
2. Subsidie wordt geweigerd indien het subsidieplafond is bereikt.