ECLI:NL:RBGEL:2022:1718

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 april 2022
Publicatiedatum
5 april 2022
Zaaknummer
AWB20_1149
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van een bezwaar tegen een niet-getoetst meldingsformulier voor een coffeeshop

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland op 5 april 2022, in de zaak tussen eiser A en de burgemeester van de gemeente Doetinchem, is de ontvankelijkheid van een bezwaar tegen een niet-getoetst meldingsformulier voor een coffeeshop aan de orde. Eiser had op 2 juli 2019 een meldingsformulier ingediend, maar kreeg op 24 juli 2019 te horen dat zijn formulier niet werd getoetst aan de voorwaarden voor deelname aan de loting. De burgemeester verklaarde het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk, wat leidde tot beroep bij de rechtbank. De rechtbank oordeelde dat het invullen van het meldingsformulier en de uitkomst van de loting niet van belang zijn voor de beslissing op de aanvraag van een exploitatievergunning, omdat deze geen weigeringsgronden vormen. Dit betekent dat de beslissing van de burgemeester niet kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat inhoudt dat de zaak niet inhoudelijk werd beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt dat de aanmelding voor de loting en het invullen van het meldingsformulier niet vatbaar zijn voor bezwaar en beroep, en dat de uiteindelijke beslissing over de exploitatievergunning wel onderworpen is aan bestuursrechtelijke rechtsbescherming.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 20/1149

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Eiser A] , uit [plaats B] , eiser

en

de burgemeester van de gemeente Doetinchem, verweerder

(gemachtigde: mr. L. Ormel).

Procesverloop

Verweerder heeft bij brief van 24 juli 2019 aan eiser medegedeeld dat het door hem ingediende ‘Meldingsformulier selectie/gunning coffeeshop’ (meldingsformulier) niet wordt getoetst aan de voorwaarden voor deelname aan loting en dat hij ook niet deelneemt aan de loting.
Bij besluit van 14 januari 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 21 april 2020 heeft de rechtbank met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding.
Bij uitspraak van 27 juli 2020 heeft de rechtbank het verzet gegrond verklaard. Daarmee is de uitspraak van 21 april 2020 vervallen en het onderzoek voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op een digitale zitting behandeld op 18 februari 2022. Eiser is verschenen. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Het aanmelden voor een exploitatievergunning in combinatie met een gedoogbeschikking voor de exploitatie van een coffeeshop gaat in Doetinchem via het indienen van een meldingsformulier. [1] Hieraan worden eisen gesteld. Alleen een volledig ingevuld formulier doet mee aan de loting. Op basis van loting wordt een rangorde gemaakt, de eerste op de lijst mag de aanvraag indienen.
1.1.
Op 2 juli 2019 heeft eiser een meldingsformulier ingediend. Bij brief van 24 juli 2019 heeft verweerder aan eiser medegedeeld dat het door hem ingediende meldingsformulier niet wordt getoetst aan de voorwaarden voor deelname aan loting en dat hij ook niet meedoet aan de loting. Hieraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eiser het meldingsformulier niet volledig heeft ingevuld. Verder is de onderneming ‘ [C] ’, met eiser als ondernemer, niet bekend bij de Kamer van Koophandel (KvK). Daarnaast heeft verweerder medegedeeld dat deze brief niet kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb, zodat hiertegen geen bezwaar kan worden gemaakt.
Is er sprake van een besluit in de zin van de Awb?
2. Het bestreden besluit gaat over de vraag of de brief van 24 juli 2019 een besluit is als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb. Verweerder vindt van niet en heeft daarom het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard. Voor de motivering verwijst verweerder naar het onderliggende advies van de bezwaarschriftencommissie van 27 december 2019.
3. In haar advies oordeelt de commissie dat het invullen van een meldingsformulier er op is gericht om mee te mogen doen met de loting voor een coffeeshop. De eerst gegadigde van de loting zal de aanvraagprocedure voor een coffeeshop doorlopen met als doel een gedoogverklaring te verkrijgen. Eiser wenst dus door het indienen van een meldingsformulier een gedoogverklaring voor de exploitatie van een coffeeshop te ontvangen. Omdat er tegen de verlening en de weigering van een gedoogverklaring geen bestuursrechtelijke rechtsbescherming open staat, bestaat er geen mogelijkheid om tegen het niet toetsen van een meldingsformulier aan de voorwaarden voor deelname aan loting voor een coffeeshop een bezwaarschrift in te dienen. Ter onderbouwing verwijst de commissie naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 24 april 2019. [2]
4. Ter beoordeling ligt voor of verweerder het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat de brief van 24 juli 2019 geen besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Awb. Bij de beantwoording van deze vraag is het volgende van belang.
In het beleid [3] van de gemeente Doetinchem staat dat voor de vestiging van een coffeeshop een exploitant moet beschikken over een gedoogbeschikking en een exploitatievergunning. Daarbij zijn het invullen van het meldingsformulier en deelname aan de loting van belang voor de vraag of uiteindelijk een gedoogbeschikking of een exploitatievergunning kan worden verkregen. Voor zover de aanmelding voor de loting als een eerste stap in het aanvraagproces zou moeten worden gezien, stelt de rechtbank vast dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat wat betreft de gedoogbeschikking het uiteindelijk beoogde resultaat (de gedoogbeschikking), gelet op de rechtspraak van de Afdeling niet voor bezwaar en beroep vatbaar is. [4] Daarmee zijn het invullen van het meldingsformulier en de loting – met het oog op het verkrijgen van een gedoogbeschikking – ook niet voor bezwaar en beroep vatbaar.
Wat de exploitatievergunning betreft, is dat anders. Een beslissing op een aanvraag voor een exploitatievergunning is wel vatbaar voor bezwaar en beroep. Op de zitting is echter bevestigd dat de uitkomst van de loting niet relevant is voor de behandeling van de aanvraag voor een exploitatievergunning. Een aanvraag om een exploitatievergunning kan niet buiten behandeling worden gelaten als er niet is meegeloot, en een exploitatievergunning wordt verleend als aan de criteria van artikel 2:28 van de Algemene Plaatselijke Verordening wordt voldaan. Het invullen van het meldingsformulier en de uitkomst van de loting zijn dus niet van belang voor de beslissing op de aanvraag van een exploitatievergunning, want het zijn geen weigeringsgronden. Het voorgaande betekent dat het invullen van het meldingsformulier en de loting ook wat betreft de exploitatievergunning niet op rechtsgevolg zijn gericht en de in dat kader genomen beslissing daarom niet is aan te merken als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder daarom terecht het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
5. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat het beroep niet inhoudelijk wordt beoordeeld en dat geen oordeel kan worden gegeven over de gerichte bezwaren van eiser tegen de uitkomst van het meldingsformulier.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J.M. Besselink, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Rashid, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 april 2022.
griffier
De rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie Uitvoeringsnota drugsbeleid gemeente Doetinchem 2016.
2.Zie ABRvS 24 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1356.
3.Zie Uitvoeringsnota drugsbeleid gemeente Doetinchem 2016.
4.Zie ABRvS 24 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1356.