ECLI:NL:RBGEL:2022:1688

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 april 2022
Publicatiedatum
4 april 2022
Zaaknummer
C/05/384158 / HA ZA 21-106
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opschorting van aannemer na non-betaling van facturen uit regieovereenkomst met beroep op verrekening door opdrachtgever

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 6 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Denned Installatietechniek BV en Van de Water Beheer BV. Denned, de eiseres in conventie, vorderde betaling van openstaande facturen die voortvloeien uit een aannemingsovereenkomst en een regieovereenkomst. Van de Water, de gedaagde in conventie, betwistte de hoogte van de facturen en voerde aan dat Denned te veel had gedeclareerd in verhouding tot de stand van het werk. Van de Water beroept zich op verrekening en ontbinding van de overeenkomsten, omdat zij meent dat Denned zich ten onrechte op een opschortingsrecht beroept.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geschillen zijn ontstaan over de facturatie en de uitvoering van de werkzaamheden. Denned heeft installatiewerkzaamheden uitgevoerd voor Van de Water, maar er zijn onenigheden over de bedragen die in rekening zijn gebracht. De rechtbank oordeelt dat Van de Water de betaling van de openstaande facturen mocht opschorten ter verrekening, omdat Denned niet tijdig de kosten van de vloerverwarming inzichtelijk heeft gemaakt en geen specificatie heeft gegeven voor haar facturatie. Hierdoor is Denned in verzuim gekomen, wat Van de Water het recht gaf om de aanneemovereenkomst te ontbinden.

De rechtbank heeft besloten dat deskundigen moeten worden ingeschakeld om de waarde van de reeds uitgevoerde werkzaamheden vast te stellen. Partijen zijn verzocht om zich uit te laten over het deskundigenbericht en de creditering van uren van de projectleider. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling op 4 mei 2022.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/384158 / HA ZA 21-106
Vonnis van 6 april 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DENNED INSTALLATIETECHNIEK BV,
gevestigd te Bemmel, gemeente Lingewaard,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. T.M. Maters te Huissen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VAN DE WATER BEHEER BV,
gevestigd te Nijmegen,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. R.J. Kwaak te Elst Gld.
Partijen zullen hierna Denned en Van de Water genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 9 juni 2021
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 8 oktober 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Denned exploiteert een onderneming die zich bezighoudt met installatietechniek op het gebied van elektrotechniek en werktuigbouw.
2.2.
Van de Water is een onderneming die zich bezighoudt met projectontwikkeling en verhuur en handel in onroerend goed.
2.3.
Vanaf 2019 heeft Denned in opdracht van Van de Water installatiewerkzaamheden uitgevoerd in en om het gebouw dat bekend staat als “Sancta Maria” gelegen aan de Bredestraat in Nijmegen.
2.4.
Partijen hebben voor de uitvoering van de installatiewerkzaamheden twee overeenkomsten gesloten.
2.5.
De eerste betreft een aannemingsovereenkomst voor het aanleggen en leveren van een verwarmingsinstallatie voor € 222.033,00, een mechanische installatie voor
€ 120.500,00 en het uitvoeren van tekenwerk voor € 6.955,00. Voor deze overeenkomst verwijzen partijen naar een offerte van Denned van 24 oktober 2019 (EP3) en een daarop overeengekomen korting met betrekking tot de verwarmingsinstallatie van 3% tegen een directe betaling door Van de Water van de helft van de daarvoor in de offerte aangeboden som minus de korting. De overeenkomst is verder niet in een aparte onderhandse akte vastgelegd. De enige basis is de hiervoor besproken offerte en de daarop afgesproken korting.
2.6.
In de genoemde offerte is vermeld dat betaling van de aanneemsom in tien termijnen zal plaatsvinden waarvan de eerste bij opdrachtverstrekking en de laatste bij oplevering. De tussenliggende termijnen zijn “
naar rato werk/leveringen” verschuldigd
.
2.7.
Tot slot is in de offerte vermeld, voor zover hier van belang, dat de Algemene Leveringsvoorwaarden Installerende Bedrijven (hierna: ALIB-voorwaarden) van toepassing zijn.
2.8.
Bij de tweede overeenkomst gaat het om regiewerkzaamheden voor elektra en water. De daarvoor geldende afspraken liggen vast in een e-mail van Denned van 3 februari 2020 (EP8). Daarin zijn de tarieven van de verschillende soorten vaklieden – van hulpmonteur tot projectleider – vermeld en er staat ook in dat er tweewekelijks wordt gefactureerd met een betalingstermijn van twee weken. De overeenkomst voor deze werkzaamheden wordt hierna de regieovereenkomst genoemd
2.9.
In de praktijk werden de regiewerkzaamheden gefactureerd op basis van tweewekelijkse werkbonnen die Denned opstelde en die namens Van de Water door de bouwkundig aannemer van Van de Water werden geaccordeerd.
2.10.
Op enig moment tijdens de uitvoering van de overeenkomsten zijn tussen partijen geschillen ontstaan over de bedragen die door Denned in rekening werden gebracht en de non-betaling daarvan door Van de Water. De stelling van Van de Water daarbij was – kort gezegd – dat Denned aanzienlijk meer declareerde dan wat de stand van het werk zou toelaten. Op dat moment stond er voor bijna € 150.000,00 aan facturen open waarvan het grootste deel betrekking had op de regieovereenkomst.
2.11.
In verband hiermee hebben partijen meerdere e-mails gewisseld. Daarvan zijn de volgende van belang:
e-mail van Denned van 20 juli 2020 (EP10):
Zoals afgelopen donderdag besproken te hebben, zou ik graag even met jullie aan tafel willen om het financiële te bespreken. Daar wij weer voor grote getallen in hebben weten te kopen en nog gaan kopen zou ik graag van jou/jullie willen weten, wat de rede en wellicht redenen zijn, dat er bedrag van € 140k openstaat. (…)
e-mail van Van de Water van 20 juli 2020 (GP4):
Dank voor je bericht. Voor wat betreft de financiële planning alvast het navolgende;
Van het aangenomen werk ventilatie en verwarming is 50% betaald, maar nog geen 50% van het werk gereed, Wat dat betreft loopt dat prima in de pas.
Vervolgens hebben wij enkele weken geleden al gevraagd, waar de “spook” factuur van ruim 13k vandaan kwam. Met het bericht dat “vergeten” uren van 2019 waren, gaan wij uiteraard niet zomaar akkoord. Tevens hebben wij in onze afspraak enkele weken geleden aangekaart dat jullie E jongens met Ventilatie werkzaamheden bezig zijn (aangenomen werk) dat vervolgens 2x betaald wordt. Zo ook het meterkasten debacle, waar 80 uur herstellen voor stond. Zo heb ik nog een aantal punten om deze (nogmaals) af te kaarten, maar het verbaasde mij nog meer dat als ik met jou een afspraak maak hieromtrent, deze uren óók op de overzichten staan. Zo ook uren advieswerk, waar we gewoonweg niet om gevraagd hebben. (…)
e-mail van Denned van 28 juli 2020 (GP5):
Het volgende hebben we gisteren 27-07-2020 besproken.
- Voor het gevoel zijn wij voor 50% gereed met onze werkzaamheden van de centrale verwarming en de luchtzijde installatie. (…). Wel zou ik graag zien dat we dan voor de verdere betalingen datums vast gaan leggen, aangezien we alleen naar een einddatum streven.
- Centrale verwarmingsinstallatie: (…)
-60% cv installatie betaling eind augustus..??
-70% cv installatie betaling eind september..??
-80% cv installatie betaling eind oktober..??
-90% cv installatie betaling eind november..??
-100% cv installatie betaling eind december..??
- Luchtzijdige installatie: (…)
-60% lucht installatie betaling eind augustus..??
-70% lucht installatie betaling eind september..??
-80% lucht installatie betaling eind oktober..??
-90% lucht installatie betaling eind november..??
-100% lucht installatie betaling eind december..??
- Tevens hebben we besproken dat Denned de spookfactuur van plus minus 13K verder gaat specificeren. (…). Nu geen specificatie toegevoegd.
- Overeen gekomen is ook dat de uren van [projectleider Sancta Maria] vanaf week 30 niet meer doorbelast worden op het project Sancta Maria. De uren die voorheen gemaakt zijn, lopen wel in de betalingen mee.
- Overeen gekomen is dat wij alle materialen die Denned inkoopt met een verhoging van 15% kunnen en mogen doorbelasten. (…)
- Overeen gekomen is dat bij de eerst volgende factuur een verrekening plaats gaat vinden voor het aanpassen van de meterkasten voor het bedrag van € 2.750,00 excl. Btw. (…)
- Overeengekomen is dat bij de eerst volgende factuur een verrekening plaats gaat vinden voor het aanpassen van de luchtkanalen voor het bedrag van € 756,00 excl. Btw. (…)
(…)
- Overeen gekomen Dat Denned de kosten inzichtelijk gaat maken voor het niet leveren en monteren van de fermacel warmte geleidende vloerplaten voor 1048 m2 en wel zorg gaat dragen voor het afvullen van de leidingen. BG en 1e verd.
Let op: Kosten gaat Denned niet crediteren, maar neemt deze post mee voor het leveren en aanbrengen van de vloerverwarming op zolder. [Hier zal HP Bouw zorgdragen voor het leveren en monteren van de fermacel ondervloeren.]
Minderkosten die gepaard gaan met het niet leveren en monteren van de Fermacel ondervloeren [1048 m2] worden in mindering gebracht op de te leveren en monteren vloerverwarming van de zolder inclusief afvullen leidingwerk. (…)
(…)
2.12.
Vervolgens heeft Denned met een creditfactuur van 24 augustus 2020 een bedrag van € 3.506,00 inclusief btw gecrediteerd voor het aanpassen van de meterkasten en de luchtkanalen, heeft zij met twee creditfacturen van 2 november 2020 voor bedragen van
€ 8.211,00 respectievelijk € 7.854,00 gecrediteerd voor uren voor projectleiding door [projectleider Sancta Maria] en heeft zij met twee creditfacturen van dezelfde datum de achtste termijn voor de verwarmingsinstallatie (€ 6.025,00 exclusief btw) en de helft van de negende termijn voor de mechanische installatie (€ 12.710,00 exclusief btw) gecrediteerd (EP11).
2.13.
Betaling door Van de Water van de nog openstaande facturen bleef ook daarna uit. Uit de e-mails die daarop volgden wordt overgenomen:
e-mail van Denned van 11 december 2020 (EP13):
Als eea duidelijk is begrijp ik helemaal niet waarom er nog geen enkele betaling is gedaan. Ik ga dit niet weer een week vooruit duwen. (…)
(…)
[werknemer Van de Water] , van mijn kant heb ik er nu wel alles aan gedaan om eea conform de contractstukken, aanvullende e-mails en de daarnaast gemaakte afspraken die wij samen hebben gemaakt te verwerken.
(…)
Indien een reactie uitblijft moeten wij maar een afspraak gaan maken hoe we eea gaan ontbinden en zal ik op de openstaande vordering een incasso in gang gaan zetten.
(…)
e-mail van Van de Water van 14 december 2020 (EP14):
Aangenomen werk
Herhaaldelijk is er op geattendeerd dat verstuurde nota’s niet overeenkomstig de uitgevoerde werkzaamheden zijn. Met andere woorden; de werkzaamheden lopen vér achter t.a.v. de verstuurde nota’s. Een enkeling is recent gecrediteerd, welke in een later stadium (wellicht) alsnog gefactureerd wordt.
Het excuus dat eea in het magazijn ligt, onderweg is of ge- en/of de-monteerd moet worden, behoeven wij geen genoegen mee te nemen. Feit is dat het er niet is.
Regiewerk
In november 2019 is in uitgebreid overleg met u, afgesproken dat de W en E werkzaamheden, op regiebasis door jullie uitgevoerd worden. (…) Met het uitvoeren van deze werkzaamheden, zijn door ons herhaaldelijk kanttekeningen geplaatst over oa het inkoopbeleid en de opslagen welke door uw bedrijf, hierop gehanteerd worden. Ook zijn op uw eigen initiatief weer nieuwe tekeningen gemaakt en vervolgens aan ons gefactureerd. (…)
Sturing
Door het gebrek aan sturing, krijgen wij te maken met een ketting reactie aan
(vervolg-)schades. (…)
Ten aanzien van de beoogde staat van oplevering vloerverwarming, ontbreekt duidelijkheid. De opdracht is vrij zuiver. In het werk is reeds door u geconstateerd dat de fermacel warmtegeleidende vloerplaat al is aangebracht. Dit zou door u in mindering gebracht worden. (…)
In de laatste bijeenkomsten is eveneens ter sprake gekomen – en door jullie bevestigd – dat er niet tijdig opgeleverd kón worden (…)
Inmiddels is het 14 december en krijgen wij een mail dat jullie de vordering ter incasso willen aanbieden? Mede overeenkomstig de gemaakte afspraken in de laatste 2 gesprekken, willen wij Denned aan de opdracht houden.
Hiervoor zal door jullie een werkbare planning overhandigd moeten en zal bovenstaande “opgeschoond” moeten zijn. Ja, wij horen heel goed jullie argumenten, maar jullie organisatie/administratie structuur is niet onze verantwoordelijkheid.
(…)
2.14.
Vanaf december 2020 zijn in deze zaak de advocaten van partijen in beeld gekomen. Zij hebben over en weer de standpunten van partijen herhaald en samengevat. Ook zijn er over en weer voorstellen gedaan voor een oplossing, maar een oplossing werd niet bereikt.
2.15.
Vervolgens heeft Van de Water zelf weer contact gezocht met Denned. In een
e-mail van 4 februari 2021 (EP18) schreef Van de Water dat de werkzaamheden naar verwachting in april of mei hervat konden worden na, zo voegt de rechtbank daaraan toe, het einde van een bouwstop die door de gemeente Nijmegen was opgelegd en die al vanaf juli 2020 duurde. Van de Water vroeg Denned in deze e-mail om een bevestiging dat Denned de werkzaamheden in april of mei zou hervatten.
2.16.
Het antwoord daarop van Denned van 8 februari 2021 was dat zij dat niet zou doen, maar eerst betaling wilde van haar openstaande facturen, inclusief rente en kosten en ook de volgende termijnfactuur betaald wilde zien (EP19).
2.17.
Op 9 februari 2021 heeft Denned ten laste van Van de Water conservatoir beslag gelegd.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
Denned vordert, na vermeerdering van eis, dat de rechtbank bij vonnis voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad Van de Water veroordeelt tot betaling aan Denned van
€ 120.578,30, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf vervaldatum elk der factuur althans vanaf de dag der dagvaarding;
€ 16.065,00 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 2 november 2020, althans vanaf de dag der dagvaarding;
€ 2.303,84 aan deskundigenkosten, te vermeerderen met de wettelijke rente indien deze niet binnen 14 dagen na het te wijzen vonnis algeheel zijn voldaan;
€ 1.941,44 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente indien deze niet binnen 14 dagen na het te wijzen vonnis algeheel zijn voldaan;
de kosten van deze procedure, de beslagkosten en nakosten daaronder begrepen, te vermeerderen met de wettelijke rente indien deze niet binnen 14 dagen na het te wijzen vonnis algeheel zijn voldaan.
3.2.
De grondslag van de vorderingen is gelegen in door Denned verzonden maar door Van de Water onbetaald gelaten facturen voor het aangenomen werk en het regiewerk. De vordering onder 1 is de optelsom van de openstaande facturen, verminderd met de creditfacturen voor de achtste termijn van de verwarmingsinstallatie en de helft van de negende voor de mechanische installatie, vermeerderd met een correctie van de in de creditfacturen vermelde bedragen, omdat deze in verband met een verlegging van btw ten onrechte met btw zijn verhoogd, waardoor er in zoverre door Denned te veel is gecrediteerd.
3.3.
Het verweer van Van de Water is dat Denned voor het aangenomen werk te veel heeft gedeclareerd. De facturatie loopt ver vooruit op de stand van het werk. Bovendien moet rekening worden gehouden met een forse post minderwerk in verband met de overeengekomen fermacelvloer die echter niet door Denned maar door de bouwkundig aannemer is aangebracht.
3.4.
Voor het regiewerk betwist Van de Water deels de juistheid van de facturen omdat, heel kort gezegd, het inkoopbeleid van Denned niet zou kloppen (te duur) en de gehanteerde opslagen en de hoeveelheid uren voor projectleiding en werkvoorbereiding niet zouden deugen. Daarnaast zouden er uren in rekening zijn gebracht voor werkzaamheden die al onder het aangenomen werk zouden vallen. Aldus zou sprake zijn van dubbele facturatie.
3.5.
Daarnaast beroept Van de Water zich op verrekening, althans een daaraan voorafgaande opschorting, in de zin dat zij in zoverre Denned een vordering heeft in verband met het regiewerk, deze verrekend wenst te zien met wat zij voor het aangenomen werk te veel heeft betaald. Volgens haar zou dat laatste bedrag het eerste bedrag overstijgen.
3.6.
Tot slot ontbindt Van de Water in haar conclusie van antwoord beide overeenkomsten, waarvoor de grondslag is dat Denned zich ten onrechte beroept op een opschortingsrecht, waardoor het verzuim van Denned gegeven is.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.8.
Van de Water vordert dat de rechtbank bij vonnis voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. primair: Denned veroordeelt tot betaling aan Van de Water van € 176.388,86, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 21 april 2021;
II. subsidiair:
a. Denned veroordeelt tot betaling aan Van de Water van € 180.844,29 wegens onverschuldigd betaalde termijnen van de overeenkomst met vaste aanneemsom, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 30 maart 2020;
b. voor recht te verklaren dat de waarde van de uit hoofde van de inleenovereenkomst (waarmee de regieovereenkomst wordt bedoeld/ toevoeging rechtbank) uitgevoerde werkzaamheden (en geleverde materialen) € 85.975,62 bedraagt;
c. voor recht te verklaren dat Denned geen aanspraak kan maken op betaling van de in rekening gebrachte uren van [projectleider Sancta Maria] ;
III. met veroordeling van Denned in de kosten van de procedure, nakosten daaronder begrepen, met bepaling dat indien niet binnen 14 dagen na vonniswijzing aan de proceskostenveroordeling is voldaan, wettelijke rente zal zijn verschuldigd.
3.9.
Aan haar primaire vordering legt Van de Water ten grondslag dat zij gelet op de stand van het werk, als waarde van de prestatie, slechts € 28.520,23 is verschuldigd voor de verwarmingsinstallatie, € 58.828,48 voor de mechanische ventilatie en € 85.975,62 voor het regiewerk. Omdat zij al € 349.663,19 aan Denned heeft betaald, heeft zij daarom uit hoofde van de ontbinding een bedrag van € 176.388,86 van Denned te vorderen.
3.10.
Subsidiair, voor het geval zij niet in de ontbinding wordt gevolgd, heeft zij een vordering uit hoofde van onverschuldigde betaling in verband met de door haar betaalde facturen voor nog niet opeisbare termijnen. Aan een in haar opdracht uitgevoerd deskundigenonderzoek ontleent zij argumentatie dat voor de verwarmingsinstallatie
€ 28.520,23 opeisbaar zou zijn en voor de mechanische ventilatie € 58.828,48. Voor de verwarmingsinstallatie heeft zij € 183.843,00 betaald en voor de mechanische ventilatie
€ 84.350,00 waardoor zij in totaal € 180.844,29 te veel zou hebben betaald
3.11.
Denned voert verweer.
3.12.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie

4.1.
De vorderingen in conventie en in reconventie hangen met elkaar samen, reden waarom ze hierna gezamenlijk worden beoordeeld.
4.2.
Het gaat in dezen om de afrekening van een aanneemovereenkomst en een regieovereenkomst. De vraag is of en in hoeverre Van de Water de door Denned uit hoofde van die overeenkomsten verzonden facturen is verschuldigd. Van de Water onderkent een deel van de facturen verschuldigd te zijn, althans in zoverre het de regieovereenkomst betreft, maar zij beroept zich op verrekening met wat zij, naar zij stelt, te veel aan facturen voor de aanneemovereenkomst heeft betaald. De facturatie voor de aanneemovereenkomst zou gelijk moeten lopen met de stand van het werk. Gelet op de stand van het werk heeft Denned echter te veel gedeclareerd en een aanmerkelijk deel daarvan heeft zij daarom, zo is de conclusie van Van de Water, onverschuldigd betaald.
Algemene voorwaarden van toepassing?
4.3.
Door Denned wordt aangevoerd dat Van de Water geen beroep toekomt op verrekening en/of opschorting omdat de ALIB-voorwaarden van toepassing zijn en daarin een beroep op verrekening en opschorting is uitgesloten. De ALIB-voorwaarden zijn naar het oordeel van de rechtbank echter niet van toepassing op de regieovereenkomst reeds omdat naar die voorwaarden niet wordt verwezen in de e-mail van Denned van 3 februari 2020 die in feite de enige basis is voor deze overeenkomst. In beginsel kan Van de Water daarom de bedragen die zij uit hoofde van die regieovereenkomst is verschuldigd gewoon verrekenen met wat zij mogelijk uit hoofde van de aanneemovereenkomst van Denned als onverschuldigd betaald heeft te vorderen.
4.4.
De genoemde ALIB-voorwaarden zijn overigens wél van toepassing op de aanneemovereenkomst, immers staat in de offerte die daaraan ten grondslag ligt dat ze van toepassing zijn. Weliswaar stelt Van de Water dat de voorwaarden niet aan haar ter hand zijn gesteld en vernietigt zij op die grond deze voorwaarden ex artikel 6:233 sub b BW, maar, zoals ook op de mondelinge behandeling aan de orde is gekomen, is Van de Water een grote onderneming in de zin van artikel 6:235 lid 1 sub a BW, namelijk een rechtspersoon, in dit geval een besloten vennootschap, die zijn jaarrekening openbaar heeft gemaakt. Daardoor komt Van de Water geen beroep toe op de in artikel 6:233 BW bepaalde vernietigingsgronden. De ALIB-voorwaarden zijn daarom van toepassing op de aanneemovereenkomst. Dat die voorwaarden van toepassing zijn is voor de verdere beoordeling in dit (tussen)vonnis niet van belang. Mogelijk komt dit later in de procedure terug als zou worden toegekomen aan een beoordeling van de betalingstermijn voor de facturen, de wijze van afrekening van minderwerk of over de gevorderde buitengerechtelijke kosten, waarvoor het een en ander in die voorwaarden is bepaald.
4.5.
Dan komt het nu aan op een beoordeling van de vraag wat Van de Water mogelijk nog aan Denned moet betalen.
Wat is verschuldigd onder de aanneemovereenkomst?
4.6.
Eerst de aanneemovereenkomst. Startpunt is dat Denned zoals Van de Water onbestreden heeft aangevoerd € 196.553,00 heeft gefactureerd voor de verwarmingsinstallatie en € 108.450,00 voor de mechanische ventilatie, zijnde respectievelijk 88,5% en 80% van de daarvoor overeengekomen aanneemsommen. Daarvan heeft zij € 183.843,00 respectievelijk € 84.350,00 betaald, zijnde achtereenvolgend 82,8% en 70% van de daarvoor geldende aanneemsommen. Van de Water stelt, met een verwijzing naar een in haar opdracht opgesteld rapport van HIJ5, dat van de verwarmingsinstallatie maar 12% gereed is en van de mechanische ventilatie maar 49%. Haar conclusie is dan ook dat zij voor de verwarmingsinstallatie € 155.322,77 te veel heeft betaald en voor de mechanische ventilatie € 25.521,52.
4.7.
De reactie van Denned is dat van het rapport van HIJ5 niet kan worden uitgegaan, omdat daarin wordt uitgegaan van marktprijzen en niet van de overeengekomen bedragen in de offerte. Denned heeft zelf een deskundige ingeschakeld - [deskundige] - en deze komt tot een percentage gereed van 89% voor de verwarmingsinstallatie en 80% voor de mechanische ventilatie. Daarvan uitgaande klopt de facturatie en loopt deze zelfs wat achter op de stand van het werk, aldus Denned.
4.8.
Het weerwoord van Van de Water is dat zaken waarvan [deskundige] stelt dat die gemonteerd zouden zijn niet in het werk zijn aangetroffen. In dat kader verwijst zij naar een nadere rapportage van HIJ5. Zij heeft deze kort voor de mondelinge behandeling overgelegd en Denned heeft daarop nog niet kunnen reageren. [deskundige] gaat er volgens haar ten onrechte vanuit dat de stand van het werk ook wordt bepaald door reeds ingekochte materialen en opdrachten verstrekt aan onderaannemers.
4.9.
De rechtbank volgt Denned in haar verweer dat voor de stand van het werk niet kan worden uitgegaan van marktprijzen maar alleen van de bedragen in de offerte, immers zijn de laatste bedragen de bedragen die tussen partijen gelden als te zijn overeengekomen en zijn de betalingstermijnen van 10% op die bedragen gebaseerd. Dat leidt ertoe dat het rapport van HIJ5 niet bruikbaar is.
4.10.
Hetzelfde geldt voor het rapport van [deskundige] . In de offerte is bepaald dat er tussentijds gefactureerd zal worden
naar rato werk/leveringen.Anders dan Denned betoogt, vallen hieronder niet de voorbereidende werken en bestellingen die nog niet op de bouwlocatie zijn aangebracht of geleverd. Als Denned wilde dat de aanneemsom geheel of gedeeltelijk vooruit zou worden betaald dan had zij dat vooraf moeten bedingen. Dat is niet gebeurd, behalve voor de verwarmingsinstallatie waarvoor partijen zijn overeengekomen dat de helft daarvan vooruit werd betaald tegen een korting van 3%. Nu in het rapport van [deskundige] die voorbereidende werken en bestellingen toch zijn meegenomen in de stand van het werk zoals daarin bepaald – op de mondelinge behandeling is in dat verband onder meer gesproken over een luchtbehandelingskast – is ook dat rapport niet bruikbaar.
4.11.
Er speelt daarbij nog een discussie over de vloerverwarming van de appartementen. Volgens [deskundige] zou deze een waarde vertegenwoordigen van € 132.000,00. Op een aanneemsom van € 228.900,00 voor de gehele verwarmingsinstallatie zou dit al een percentage gereed vertegenwoordigen van 58%, wat volgens Van de Water niet reëel zou zijn, nog daargelaten dat de vloerverwarming nog niet is aangebracht en uit de aangenomen werkzaamheden is gehaald. Denned erkent dat de vloerverwarming uit het aangenomen werk is gehaald maar wijst erop dat partijen hebben afgesproken dat de daarvoor gefactureerde bedragen zullen worden verrekend met de als meerwerk overeengekomen vloerverwarming op zolder en hebben afgesproken dat hiervoor geen creditfacturen zouden worden gestuurd. In dat verband wijst zij op haar e-mail van 28 juli 2020, waarin zij onder meer die afspraken heeft bevestigd.
4.12.
Dat laatste laat echter onverlet dat, zoals ook in die e-mail staat, partijen hebben afgesproken dat Denned de kosten van die vloerverwarming voor Van de Water inzichtelijk zou maken, wat zij pas voor het eerst in deze procedure heeft gedaan door het overleggen van facturen van haar toeleverancier. Het totaal van die facturen van € 29.750,00 is overigens aanzienlijk lager dan het bedrag van € 132.000,00 dat [deskundige] als waarde toeschrijft aan die vloer.
4.13.
Uit het voorgaande volgt dat vaststelling van wat de stand van het werk is en wat Van de Water in dat verband mogelijk te verrekenen heeft niet eenvoudig is. Het enige wat de rechtbank daarvan op dit moment kan zeggen is dat bij vaststelling daarvan moet worden uitgegaan van de geoffreerde bedragen en niet van marktprijzen en dat daaronder niet de voorbereidende en/of nog niet op locatie aangebrachte onderdelen vallen. Daaraan kan nog worden toegevoegd dat ingevolge de afspraak bevestigd in de meergenoemde
e-mail van 28 juli 2020 de kosten van de vloerverwarming in de termijnfacturatie mag meelopen en deze te zijner tijd als minderwerk worden meegenomen op de kosten voor de als meerwerk overeengekomen vloerverwarming op zolder.
4.14.
Met het voorgaande blijft echter de vraag staan of Van de Water de deels door haar als verschuldigd erkende facturen voor de regieovereenkomst mocht verrekenen met wat zij mogelijk nog als onverschuldigd betaald onder de aanneemovereenkomst te vorderen heeft, althans de vraag of zij betaling van die facturen tot daarover duidelijkheid bestaat mag opschorten. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend, waarvoor het volgende redengevend is.
4.15.
Denned heeft in haar e-mail van 28 juli 2020 geschreven dat voor haar gevoel het werk voor 50% gereed is, maar daarna heeft zij uitsluitend de achtste termijn voor de verwarmingsinstallatie (verschuldigd bij 80% gereed werk) en de helft van de negende termijn van de mechanische installatie (verschuldigd bij 90% gereed werk) gecrediteerd. Na die e-mail zijn er geen werkzaamheden meer verricht als gevolg van een door de gemeente Nijmegen opgelegde bouwstop. In de e-mail van 28 juli 2020 staat ook dat Denned de kosten van de vloerverwarming inzichtelijk zou maken. Ook dat is niet gebeurd, althans heeft Denned die kosten voor het eerst aan Van de Water opgegeven in deze procedure.
4.16.
De rechtbank is van oordeel dat met deze stand van zaken Van de Water de betaling van de openstaande facturen mocht opschorten ter verrekening. Voor het regiewerk heeft Denned, zoals Van de Water onbestreden in haar conclusie van antwoord heeft opgegeven, € 189.474,75 gefactureerd waarvan Van de Water € 81.470,19 heeft betaald. Van deze facturen staat dus € 108.004,56 open. Als voor het aangenomen werk geldt dat daarvan maar 50% gereed was in juli 2020, zoals Denned heeft aangegeven in juli 2020, dan had zij daarvoor op dat moment maar € 171.266,50 mogen factureren. Als Van de Water
€ 268.193,00 heeft betaald dan zou zij, de veronderstelling van Denned van 50% gereed werk volgend, op dat moment € 96.926,50 meer hebben betaald dan de stand van het werk zou toelaten. Als Denned vervolgens ook niet, zoals in haar e-mail van 28 juli 2020 toegezegd, de kosten van de vloerverwarming inzichtelijk maakt en ook geen specificatie geeft voor haar facturatie achteraf van nagekomen uren voor een bedrag van afgerond
€ 13.000,00, vormt dat, naar het oordeel van de rechtbank, voor Van de Water een gegronde reden om vooralsnog de openstaande facturen niet te betalen.
4.17.
Dat betekent dat Denned aan hervatting van haar werkzaamheden niet de voorwaarde heeft mogen verbinden dat eerst haar openstaande facturen werden betaald, toen haar om die hervatting in februari 2021 door Van de Water werd gevraagd. Door deze weigering is Denned zonder ingebrekestelling in verzuim gekomen, hetgeen Van de Water het recht gaf de aanneemovereenkomst te ontbinden zoals zij nu in haar conclusie van antwoord heeft gedaan.
4.18.
De ontbinding heeft tot gevolg dat tussen partijen over en weer verbintenissen ontstaan tot ongedaanmaking van reeds verrichte prestaties. Voor zover ongedaanmaking niet mogelijk is treedt daarvoor een waardevergoeding in de plaats. Voor de waarde van reeds aangebrachte werken moet dan worden aangesloten bij het aandeel van het aangenomen werk gerelateerd aan de overeengekomen aanneemsom.
4.19.
Gememoreerd wordt dat vaststelling van dat aandeel niet eenvoudig is. Daarvoor zullen naar het oordeel van de rechtbank eerst inlichtingen moeten worden verkregen van een deskundige. De rechtbank is dan ook voornemens om een deskundige te benoemen. Partijen kunnen zich ieder in een akte uitlaten over de persoon die daarvoor in aanmerking komt en over de aan hem of haar voor te leggen vragen. Daarover worden zij het bij voorkeur voorafgaand aan hun aktes eens. Vooralsnog is de rechtbank van oordeel dat aan de deskundige de volgende vraag moet worden voorgelegd:
Wat is de waarde van de op de locatie geleverde en/of geïnstalleerde onderdelen van de verwarmingsinstallatie en de mechanische ventilatie, afgezet tegen de daarvoor in de offerte vermelde aanneemsommen?
4.20.
De vraag is zowel voor de vorderingen in conventie als in reconventie van belang, reden waarom het nog te bepalen voorschot op de kosten van de deskundige door partijen ieder voor de helft zal moeten worden gedeponeerd.
Wat is verschuldigd onder de regieovereenkomst?
4.21.
Bij het voorgaande is uitgegaan van een totale facturatie voor de regieovereenkomst van € 189.474,75 waarbij de rechtbank nog niet is ingegaan op een aantal verweren dat door Van de Water daartegen is gevoerd.
4.22.
Het meest verstrekkende verweer van Van de Water is dat de waarde van het werk dat onder de regieovereenkomst is aangebracht niet meer dan € 85.975,62 bedraagt en dat zij daarom niet meer dan dat verschuldigd is. Met dit verweer gaat Van de Water er echter aan voorbij, zoals ook door Denned is aangevoerd, dat afrekening dient plaats te vinden op het aantal uren maal tarief en op de inkoop materiaal, en dus niet op resultaat. Dit verweer van Van de Water faalt daarom.
4.23.
Verder is het verweer van Van de Water dat zij twijfels heeft bij de juistheid en de redelijkheid van de gehanteerde materiaalprijzen. Aan dit verweer verbindt zij echter geen concreet gevolg. Zij maakt niet duidelijk hoe haar twijfel moet leiden tot een (gedeeltelijke) afwijzing van de vordering van Denned. Aan dit verweer wordt daarom voorbijgegaan.
4.24.
Een ander verweer van Van de Water is dat Denned de door haar als zodanig gekwalificeerde spookfacturen van € 13.000,00 niet inzichtelijk heeft gemaakt, waardoor volgens haar sprake zou zijn van dubbel factureren. Volgens Denned gaat het echter om een aantal vergeten maar wel degelijk geaccordeerde uren, waarvoor Van de Water moet betalen ook al zijn deze een paar maanden later gefactureerd. De rechtbank volgt Denned in dit verweer, immers gaat het om door Van de Water geaccordeerde uren en is zij uit hoofde van de overeenkomst daarvoor betaling verschuldigd.
4.25.
Hetzelfde geldt voor het verweer dat Denned kennelijk veel uren aan werkvoorbereiding heeft gefactureerd. Van de Water stelt dat het bij de regieovereenkomst alleen ging om het inlenen van personeel, en werkvoorbereiding daarom niet nodig was, althans niet in de mate waarin het bij haar in rekening is gebracht. Denned voert het verweer dat de regieovereenkomst erin voorzag dat zij onder eigen leiding en inzicht delen van het werk afmaakte wat een andere aannemer had laten liggen en daarbij nu eenmaal werkvoorbereiding en tekenwerk komt kijken. De rechtbank volgt Denned in dit verweer. Uit de e-mail die aan de basis ligt van deze overeenkomst zijn de uurtarieven van een werkvoorbereider en tekenaar opgenomen. Daaruit volgt dat het bij deze overeenkomst niet ging om het enkel inlenen van personeel maar om projectuitvoering, zij het op basis van regie. Van de Water heeft met de werkbonnen die tweewekelijks werden geaccordeerd steeds inzicht gehad in de gewerkte uren, althans dat inzicht kunnen hebben. Zij had zo mogelijk kunnen bijsturen, maar zij heeft dat kennelijk niet gedaan, althans niet altijd. Dat komt voor haar rekening.
4.26.
Over de uren van [projectleider Sancta Maria] waarover Van de Water nog klaagt, hebben partijen afspraken gemaakt in juli 2020. Daarvoor wordt verwezen naar de hiervoor vaker aangehaalde e-mail van Denned van 28 juli 2020. Denned heeft daarna voor diens uren creditfacturen gezonden. Gesteld, laat staan toegelicht, door Van de Water is dat die creditering niet met die afspraak zou overeenstemmen. Van de juistheid van die creditering wordt daarom uitgegaan. Ook dit verweer faalt daarom.
4.27.
Wél is onduidelijk of deze creditfacturen in het hiervoor vermelde totaal van de facturen van € 189.474,75 zijn begrepen of dat deze daarvan nog moeten worden afgetrokken. Partijen kunnen zich daarover uitlaten in hun toch al naar aanleiding van het voorgenomen deskundigenbericht te nemen akte.
4.28.
Tot slot klaagt Van de Water over een materiaalfactuur van € 1.305,93. Het zou gaan om materiaal dat al eerder, met een andere factuur, in rekening zou zijn gebracht. Niet toegelicht wordt echter waarom het hier om hetzelfde materiaal zou gaan. De enkele verwijzing in de conclusie van antwoord naar de betreffende specificaties – “
zie de betreffende specificaties” – is in dit verband onvoldoende. Ook dit verweer wordt daarom verworpen.
4.29.
Uit het voorgaande volgt dat Van de Water alle nog openstaande facturen met betrekking tot de regieovereenkomst moet voldoen, mogelijk door verrekening. Daaraan doet niet af dat Van de Water die overeenkomst heeft ontbonden in verband met de opschorting van de werkzaamheden door Denned. Die opschorting is niet rechtsgeldig, waarvoor dezelfde argumentatie geldt als hiervoor voor de opschorting van de werkzaamheden uit hoofde van de aanneemovereenkomst. Maar dat betekent niet dat Van de Water niet voor de door Denned uitgevoerde werkzaamheden moet betalen, al was het maar bij wijze van een waardevergoeding in het kader van een ongedaanmaking na ontbinding, waarvan de hoogte gelijk is aan de gemaakte uren maal tarief.
Slotsom
4.30.
De slotsom is dat partijen zich dienen uit te laten over het deskundigenbericht zoals hiervoor aangekondigd onder 4.19 en over de creditering van uren van [projectleider Sancta Maria] zoals onder 4.27 vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
5.1.
verwijst dat zaak naar de rol van 4 mei 2022 voor uitlaten door partijen als vermeld onder 4.19 en 4.27,
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Veerman en in het openbaar uitgesproken op 6 april 2022.