ECLI:NL:RBGEL:2022:1679

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 april 2022
Publicatiedatum
4 april 2022
Zaaknummer
05/160634-21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor jarenlang seksueel misbruik van minderjarige zus van zijn partner

Op 4 april 2022 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 35-jarige man, die werd beschuldigd van jarenlang seksueel misbruik van het minderjarige zusje van zijn (ex-)partner. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf van 240 uren. De zaak kwam aan het licht na een aangifte van het slachtoffer, die verklaarde dat het misbruik begon toen zij ongeveer 6 jaar oud was en doorging tot haar 14e. De rechtbank oordeelde dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs was voor de tenlastegelegde feiten, waaronder ontuchtige handelingen en pogingen tot seksueel binnendringen. De rechtbank hechtte veel waarde aan de consistentie en betrouwbaarheid van de verklaringen van het slachtoffer, die door verschillende getuigen werden ondersteund. De verdachte heeft spijt betuigd, maar de rechtbank oordeelde dat de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer zwaar wogen in de strafmaat. De benadeelde partij heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend, die gedeeltelijk is toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/160634-21
Datum uitspraak : 4 april 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 1986 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsman: mr. Y. ten Tuijnte, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 21 maart 2022.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode tussen 16 oktober 2004 en 12 december 2012, te Bern en/of te Nederhemert en/of te Bruchem, in elk geval in Nederland,
met [benadeelde] (geboren op [geboortedag 2] 1998), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, (telkens) buiten echt (een) ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, te weten
  • het op en/of onder de kleding wrijven over en/of betasten van de vagina en/of de schaamstreek van die [benadeelde] en/of
  • het op en/of onder de kleding wrijven over en/of betasten van de borsten van die [benadeelde] en/of
  • het laten beetpakken en/of betasten van zijn, verdachtes, penis door die [benadeelde] en/of
  • het zich laten aftrekken door die [benadeelde] ;
2
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode tussen 16 oktober 2004 en 16 oktober 2010, te Bern en/of te Nederhemert, in elk geval in Nederland met [benadeelde] , geboren op [geboortedag 2] 1998, die de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of
mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde] ,
te weten:
  • het duwen/drukken van één of meerdere vinger(s) en/of de duim in de vagina van die [benadeelde] en/of
  • waarbij hij, verdachte, die [benadeelde] de woorden heeft toegevoegd: “Ik zal eens kijken of mijn piemel erin kan”, althans woorden van gelijke aard of strekking;
3
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode tussen 1 maart 2011 en 12 december 2012, te Bruchem, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met [benadeelde] , geboren op [geboortedag 2] 1998, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen te plegen, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde] , die [benadeelde] op een bed heeft gedrukt en/of de polsen van die [benadeelde] heeft vastgehouden en/of vervolgens op die [benadeelde] heeft gelegen en/of daarbij zijn ontblote penis tegen de vagina van die [benadeelde] heeft gedrukt/geduwd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 ten laste gelegde feit, met dien verstande dat er onvoldoende wettig bewijs is, dat er sprake is geweest van het aftrekken door [benadeelde] . De raadsman heeft de rechtbank verzocht verdachte voor die zinsnede in de tenlastelegging vrij te spreken.
Voorts heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem onder feit 2 en 3 tenlastegelegde wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. De raadsman heeft daartoe in de kern aangevoerd dat het bewijs slechts bestaat uit de verklaring van één getuige en er derhalve onvoldoende wettig bewijs is. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat de verklaring van aangeefster onvoldoende betrouwbaar is en dus het bewijs onvoldoende overtuigend is om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Zo blijkt uit de aangifte dat aangeefster meermaals moest nadenken, bepaalde incidenten niet meer zeker wist en dingen invulde. Voorts blijkt met betrekking tot de periode dat zij inconsistent en tegenstrijdig heeft verklaard, aldus de raadsman.
Beoordeling door de rechtbank
Op 10 juli 2020 heeft [benadeelde] , geboren op [geboortedag 2] 1998, hierna te noemen aangeefster, naar de frontoffice zeden van de politie Oost-Nederland gebeld. Zij heeft verteld dat zij seksueel is misbruikt door de man van haar zus, hierna te noemen verdachte. Aangeefster heeft op 26 augustus 2020 aangifte gedaan tegen verdachte. [2]
Aangeefster heeft verklaard dat het misbruik begon toen zij een jaar of 6 was, vanaf 2005 tot 2013. Zij was toen 13, bijna 14 jaar oud. Het begon toen zij en verdachte naar het bos in Nederhemert gingen om hutten te bouwen. Zij heeft verklaard dat zij een keer aan verdachte vroeg of hij overal spieren in zijn lijf had. Hij ging daar op een verkeerde manier op in en zei dat aangeefster aan zijn spierballen mocht voelen. Dat ging steeds verder naar beneden en toen zei hij ‘hier zitten ook spieren in’ en liet zijn geslachtsdeel zien. [3]
Aangeefster heeft verklaard dat haar broertje op een gegeven moment van verdachte niet meer mee mocht naar het bos. Zij ging daarna alleen nog met verdachte naar het bos om hutten te bouwen. Zij heeft verklaard dat verdachte op een gegeven moment wilde dat zij mee ging naar een hut die zij hadden gebouwd. In de hut kleedde verdachte zich uit, hij had zijn onderbroek niet helemaal uit zodat hij hem snel weer aan kon doen als er iemand aan zou komen. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte toen haar hand heeft gepakt en hem op zijn penis heeft gelegd. Hij wilde dat zij hem aftrok en zei dat zij met haar handen op en neer moest gaan. Zij heeft verklaard dat hij toen haar hand heeft vastgepakt en het heeft voorgedaan. Zijn penis was stijf. [4]
Aangeefster heeft verder verklaard dat zij ook een keer haar onderbroek uit moest doen. Toen zij haar onderbroek uit had zei verdachte “ik zal eens kijken of mijn piemel erin kan”. Zij heeft verklaard dat hij dat eerst probeerde met een vinger, waarschijnlijk zijn duim. Verdachte is toen met zijn duim in de vagina van aangeefster geweest. Aangeefster heeft verklaard dat dit pijn deed en dat verdachte daarom stopte. [5]
Voorts heeft aangeefster verklaard dat zij elke zondag naar het bos gingen en dat zij vaker aan verdachte heeft gezeten dan hij aan haar. Zij weet niet precies hoe vaak het is gebeurd. Het begon in het bos in Nederhemert. Zij heeft verklaard dat het ook bij haar thuis in Bern gebeurde toen zij een jaar of 9 à 10 was. Haar ouders waren weg en verdachte nam aangeefster onder lichte dwang mee naar een hut. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte haar toen stevig beet pakte en wilde dat zij zijn penis vasthield. Dat heeft zij toen gedaan. [6]
Aangeefster heeft verklaard dat zij haar moeder over het misbruik heeft verteld toen zij 10 of 11 jaar oud was. Zij en verdachte zijn toen in therapie gegaan. [7]
Aangeefster heeft verder verklaard dat zij zich de laatste keer goed kan herinneren. Zij zat toen al in de eerste klas en het was zomervakantie, zij was toen 13 jaar oud. Zij heeft verklaard dat zij bij verdachte en haar zus op de camping verbleef, omdat haar ouders op vakantie waren. Zij sliep bij haar zus in bed en verdachte bleef in de woonkamer. Haar zus moest de volgende ochtend vroeg werken. Toen aangeefster wakker werd zag zij dat verdachte naast haar in bed lag. Zij heeft verklaard dat verdachte op een gegeven moment tegen haar aan kwam liggen en net deed alsof hij alles in zijn slaap deed. Hij pakte haar hand en legde die op zijn geslachtsdeel. Aangeefster heeft verklaard dat zij haar hand terug trok maar dat verdachte haar hand steeds weer opnieuw pakte. Toen legde verdachte haar hand weer op zijn geslachtsdeel en hij wilde dat zij erover heen en weer ging wrijven. Hij hield haar hand beet, zodat zij hem niet kon terugtrekken. Zij heeft verklaard dat zij zo snel mogelijk weg wilde, maar dat verdachte haar stevig beet pakte en op het bed drukte. Verdachte had haar bij haar polsen beet en ging op haar liggen. Zij heeft verklaard dat verdachte toen probeerde zijn penis in haar vagina te stoppen. Hij had zijn onderbroek uit en hij zat onder haar kleding aan haar borsten. [8]
Zij heeft verklaard dat zij een half jaar later tegen haar mentor, getuige [naam] , heeft verteld over het misbruik. [9]
Getuige [naam] heeft een verklaring afgelegd. Zij heeft verklaard dat zij mentor was van aangeefster toen aangeefster in haar tweede leerjaar kwam. Aangeefster bleef na de les zitten en heeft toen verteld dat de man van haar zus seksueel getinte aanrakingen bij haar had gedaan. Zij heeft verklaard dat aangeefster vertelde dat verdachte haar op privé plekken had aangeraakt. Op school worden dat de plekken genoemd onder het hemd en/of onderbroek, eigenlijk alles wat bedekt is, aldus [naam] . [naam] heeft toen, met goedkeuring van aangeefster, het zorgteam ingeschakeld. [10] Tussen november 2012 en juni 2013 is er via e-mail contact geweest tussen [naam] en aangeefster. [11] Aangeefster schrijft in een e-mail aan haar mentor van 12 december 2012 dat zij in de zomervakantie naar haar zus moest, dat zij in bed lag te slapen en dat verdachte ineens naast haar lag en aan haar zat. [12]
De moeder van aangeefster heeft verklaard dat zij verdachte ermee geconfronteerd heeft toen aangeefster haar over het misbruik had verteld. Zij heeft verklaard dat verdachte toen aan haar heeft verteld dat hij aan aangeefster heeft gezeten. [13]
Verdachte heeft verklaard dat hij een relatie had met de zus van aangeefster en dat hij aangeefster tegenkwam bij haar ouders in Bern. Hij heeft verklaard dat hij op zondag regelmatig met aangeefster naar het bos in Nederhemert ging om hutten te bouwen. In het bos heeft hij de vagina en de borsten van aangeefster betast onder haar kleding. Hij heeft zijn penis laten vastpakken door aangeefster en zij moest toen met haar handen op en neer gaan. Hij heeft met zijn hand in haar broek over haar schaamlippen gewreven. Dat is meerdere keren gebeurd. [14]
Verdachte heeft ook verklaard dat hij met de zus van aangeefster op de camping in Bruchem woonde en dat er een keer iets is voorgevallen toen aangeefster bij verdachte en haar zus bleef logeren. Hij heeft verklaard dat hij op de bank bleef slapen en aangeefster en haar zus in het bed sliepen. De zus van aangeefster moest vroeg werken. Verdachte heeft verklaard dat hij in bed naast aangeefster wakker werd en dat hij waarschijnlijk in zijn slaap naar bed is gelopen. Hij heeft verklaard dat aangeefster waarschijnlijk geschrokken is omdat hij in zijn slaap een arm om haar heen heeft geslagen. [15]
Verdachte heeft verklaard dat de moeder en vader van aangeefster een paar dagen later wilden praten met verdachte over wat er was gebeurd. Hij heeft verklaard dat hij toen heeft bekend en dat zij samen tot het besluit zijn gekomen dat er geen aangifte zou worden gedaan, maar dat hij therapie zou gaan volgen. [16]
In WhatsApp gesprekken van 8 maart 2015 tussen verdachte en aangeefster heeft verdachte aangegeven dat het hem spijt dat hij haar dit heeft aangedaan, hij zelf ook niet weet waarom hij het heeft gedaan en dat hij zal toegeven dat hij aangeefster seksueel heeft misbruikt als zij aangifte doet. [17]
Beoordeling van bewijs
Op grond van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan niet uitsluitend worden gebaseerd op de verklaring van één getuige. Dat geldt voor de tenlastelegging in het geheel. Het is niet nodig dat voor elk onderdeel van de tenlastelegging minimaal twee bewijsmiddelen zijn.
De rechtbank zal zich eerst uitlaten over de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster.
De aangifte van aangeefster is ver na de ten laste gelegde periode gedaan, maar het is een feit van algemene bekendheid dat herinneringen van seksueel misbruik een scherpe en onuitwisbare indruk achterlaten op de slachtoffers. De ervaring leert dan ook dat zij dergelijke gebeurtenissen ook jaren later nog kunnen reproduceren. Daarbij komt dat zedenrechercheurs zijn getraind in de afname van dergelijke aangiftes, ook als deze worden gedaan lange tijd na de periode waarin het misbruik heeft plaatsgevonden.
De rechtbank is van oordeel dat aangeefster steeds gedetailleerd en consistent is geweest in hetgeen zij over het misbruik heeft verklaard. Zij heeft verteld wat er is gebeurd, maar ook steeds aangegeven dat zij zich bepaalde dingen niet meer precies kon herinneren, of wanneer zij niet zeker was over de volgorde van bepaalde gebeurtenissen. Zowel ten aanzien van de handelingen die zouden hebben plaatsgevonden als de omstandigheden waaronder dat misbruik heeft plaatsgevonden zijn de verklaringen van aangeefster gedetailleerd en consistent. De verklaringen van aangeefster bevatten voorts geen innerlijke tegenstrijdigheden. Dat vergroot naar het oordeel van de rechtbank de betrouwbaarheid van de verklaringen.
De door aangeefster afgelegde verklaringen in haar aangifte komen bovendien op diverse punten overeen met verklaringen die zij ten overstaan van anderen heeft afgelegd. Zo heeft de moeder van aangeefster verklaard dat verdachte tegen haar heeft gezegd dat hij aan aangeefster heeft gezeten. Verder heeft aangeefster eind 2012, begin 2013 tegen haar mentor verteld wat er in de zomervakantie is gebeurd op de camping in Bruchem, deze verklaringen komen op belangrijke punten overeen met de aangifte. Bovendien blijkt uit de WhatsApp gesprekken dat aangeefster verdachte heeft geconfronteerd met het misbruik. Verdachte heeft daarin de beschuldigingen niet ontkend. Verdachte heeft verklaard dat hij spijt heeft van wat hij heeft gedaan en dat hij zelf ook niet weet waarom hij dat heeft gedaan.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van aangeefster als betrouwbaar en geloofwaardig kunnen worden aangemerkt.
Op diverse punten, zoals hierboven is besproken, vindt de verklaring van aangeefster ondersteuning in de verklaring van verdachte, zodat aan het bewijsminimum van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering is voldaan.
De beoordeling van het onder feit 1 tenlastegelegde
De rechtbank gaat er, evenals de officier van justitie, van uit dat de ontuchtige handelingen plaats hebben gevonden in de periode oktober 2005 tot december 2012. De eerste keer dat verdachte aangeefster heeft aangeraakt was in het bos in Nederhemert en was aangeefster ongeveer 6 à 7 jaar oud. Verdachte heeft hierover verklaard dat hij meerdere keren in het bos de vagina en borsten van aangeefster heeft betast. Verdachte en aangeefster hebben elkaar ook met enige regelmaat bij de woning van haar ouders in Bern gezien. Aangeefster heeft verklaard dat zij, toen zij 9 á 10 jaar oud was en haar ouders even weg waren, door verdachte is meegenomen naar de hut en zijn penis moest vasthouden. Verdachte heeft verklaard dat hij aangeefster zijn penis heeft laten vastpakken en zij met haar handen op en neer moest gaan. Vervolgens heeft aangeefster verklaard dat verdachte in de zomervakantie van 2012 tijdens het logeren op de camping in Bruchem aan haar borsten heeft gezeten onder haar kleding. Verdachte heeft hierover verklaard dat hij een keer in het bed naast aangeefster is wakker geworden en dat hij toen in zijn slaap een arm om aangeefster had heen geslagen.
Met betrekking tot het onder feit 1 tenlastegelegde is de rechtbank van oordeel dat er aldus voldoende wettig en overtuigend bewijs is om te komen tot een bewezenverklaring van de omstandigheid dat verdachte bij aangeefster op verschillende momenten en op de hiervoor genoemde locaties handelingen heeft verricht die mede bestonden uit het aanraken en betasten van de vagina en borsten van aangeefster en het betasten van de penis van verdachte door aangeefster. Ook ten aanzien van het aftrekken is de rechtbank van oordeel dat hiervoor voldoende wettig en overtuigend bewijs is, gelet op de verklaring van verdachte dat hij aangeefster zijn penis heeft laten vastpakken en zij met haar handen op en neer moest gaan. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich hiermee schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige.
De beoordeling van het onder feit 2 tenlastegelegde
De rechtbank is van oordeel dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is om te komen tot een bewezenverklaring van de omstandigheid dat verdachte ontuchtige handelingen heeft verricht die mede bestonden uit het met seksueel binnendringen van het lichaam van aangeefster. De rechtbank verwijst hiervoor naar de aangifte. De verklaring van aangeefster komt op belangrijke punten overeen met de verklaring van verdachte waarin hij bevestigt dat het misbruik plaatsvond in het bos in Nederhemert en hij over de vagina van aangeefster heeft gewreven.
De rechtbank is evenals de officier van justitie van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen verdachte de ontuchtige handelingen heeft gepleegd op enig moment in de ten laste gelegde periode van 16 oktober 2005 tot en met 16 oktober 2010.
De beoordeling van het onder feit 3 tenlastegelegde
De rechtbank is van oordeel dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen van de omstandigheid dat verdachte ontuchtige handelingen heeft verricht die mede bestonden uit het proberen seksueel binnen te dringen van het lichaam van aangeefster. De rechtbank verwijst hiervoor naar de aangifte. De verklaring van aangeefster vindt daarnaast ondersteuning in de verklaring van verdachte. Verdachte heeft immers bevestigd dat aangeefster inderdaad in de zomervakantie bij hem en de zus van aangeefster op de camping in Bruchem heeft gelogeerd. Verdachte werd naast aangeefster in bed wakker en aangeefster was van hem geschrokken. Ook heeft verdachte in dit kader verklaard dat hij in bed zijn arm om aangeefster had heengeslagen.
De rechtbank acht bewezen dat feit 3 heeft plaatsgevonden in de zomervakantie van 2012. De rechtbank is van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen verdachte ontuchtige handelingen heeft gepleegd op enig moment in de ten laste gelegde periode van 1 maart 2012 tot en met 12 december 2012,
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1, 2 en 3 tenlastegelegde.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1
hij op één of meerdere tijdstippen in
of omstreeksde periode tussen 16 oktober 2005 en 12 december 2012, te Bern en
/ofte Nederhemert en
/ofte Bruchem, in elk geval in Nederland,
met [benadeelde] (geboren op [geboortedag 2] 1998), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
(telkens
)buiten echt
(een)ontuchtige handeling
(en
)heeft gepleegd, te weten
  • het
  • het
  • het laten beetpakken en
  • het zich laten aftrekken door die [benadeelde] ;
2
hij op één
of meerderetijdstip
penin
of omstreeksde periode tussen 16 oktober 2005 en 16 oktober 2010,
te Bern en/ofte Nederhemert, in elk geval in Nederland met [benadeelde] , geboren op [geboortedag 2] 1998, die de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of
mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde] ,
te weten:
  • het duwen/drukken van één of meerdere vinger
  • waarbij hij, verdachte, die [benadeelde] de woorden heeft toegevoegd: “Ik zal eens kijken of mijn piemel erin kan”, althans woorden van gelijke aard of strekking;
3
hij op één
of meerderetijdstip
penin
of omstreeksde periode tussen 1 maart 2011 en 12 december 2012, te Bruchem, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met [benadeelde] , geboren op [geboortedag 2] 1998, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen te plegen, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde] , die [benadeelde] op een bed heeft gedrukt en
/ofde polsen van die [benadeelde] heeft vastgehouden en
/ofvervolgens op die [benadeelde] heeft gelegen en
/ofdaarbij zijn ontblote penis tegen de vagina van die [benadeelde] heeft gedrukt/geduwd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd;
feit 2:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
feit 3:
poging tot met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarden op te leggen reclasseringstoezicht, inhoudende een meldplicht en ambulante behandeling. En voorts tot het verrichten van 240 uren werkstraf subsidiair 120 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat aan verdachte geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd dan de duur van de voorlopige hechtenis. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de verstandelijke beperking van verdachte maakt dat hij detentieongeschikt is. De raadsman heeft bepleit dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zijn voorlopige hechtenis kan worden gecombineerd met een voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden en eventueel een taakstraf.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
  • het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 14 februari 2022;
  • een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland, gedateerd 15 maart 2022.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft aangeefster gedurende een aanzienlijke periode van meer dan acht jaar seksueel misbruikt. Dit misbruik is begonnen toen aangeefster pas zeven jaar oud was. Verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan het eenmaal seksueel binnendringen van het lichaam van aangeefster en aan een poging daartoe. Met het seksueel misbruik heeft verdachte op zeer grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van aangeefster. Verdachte heeft misbruik gemaakt van het overwicht dat hij als volwassene op haar had en heeft alleen maar oog gehad voor bevrediging van zijn eigen lustgevoelens, zonder zich te bekommeren om de schade die hij daarmee bij aangeefster aanrichtte. Het is een feit van algemene bekendheid dat seksueel misbruik vaak langdurige en ernstige schade kan toebrengen aan de geestelijke gezondheid van slachtoffers. Ook in deze zaak is dat het geval, zoals mede blijkt uit de ter terechtzitting voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaring. Het seksueel misbruik is doorgegaan nadat verdachte op een bepaald moment met de zus van aangeefster is getrouwd en zelfs nadat hij onder behandeling was gesteld bij De Waag. Daarmee heeft verdachte het vertrouwen en het gevoel van bescherming die hij als familielid werd geacht aan aangeefster te bieden ernstig beschaamd en geschonden. Dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Persoon van verdachte
Uit het reclasseringsadvies komt naar voren dat verdachte op een zwakbegaafd niveau functioneert en beperkte copingvaardigheden heeft. Verdachte heeft spijt betuigd en kan niet duiden waarom hij de delicten heeft gepleegd. Hij is gestart met ambulante behandeling bij De Waag. Er werd gestart met groepsbehandeling gericht op zeden en Licht Verstandelijke Beperking (LVB). De behandeling werd twee jaar later voortijdig afgebroken omdat verdachte de reiskosten naar de polikliniek niet meer kon betalen. Door het voortijdig beëindigen zijn de behandeldoelen niet behaald en is het recidiverisico, dat bij aanvang werd ingeschat als matig, onveranderd. Kanttekening hierbij is dat het delictgedrag nog plaatsvond terwijl hij in behandeling was.
Verdachte is niet eerder met politie en justitie in aanraking gekomen. Hij heeft zijn leven op orde en is, voor zover bekend, nadien niet meer in beeld gekomen wegens delictgedrag. Nader gedragskundig onderzoek is geïndiceerd, mede om meer zicht te krijgen op verdachte zijn coping in stressvolle situaties in relatie tot seksualiteit. Bij een veroordeling adviseert de rapporteur verdacht een (deels) voorwaardelijke straf met een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling.
Strafmotivering
Gezien de ernst van de feiten, de lange duur waarop het seksueel misbruik heeft plaatsgevonden en de impact daarvan op het slachtoffer is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf de enige passende reactie vormt. Gelet op het tijdsverloop en de persoon van de verdachte ziet de rechtbank aanleiding om naast een gevangenisstraf een taakstraf aan verdachte op te leggen.
Met de officier van justitie acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarden op te leggen reclasseringstoezicht, inhoudende een meldplicht en ambulante behandeling passend en geboden. Voorts legt de rechtbank aan verdachte een werkstraf van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis op.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [benadeelde] heeft in verband met de feiten een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 17.500,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat een groot deel van de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De verdediging voert daartoe aan dat verdachte slechts schadeplichtig is voor de schade die door hem is veroorzaakt, niet voor de totale schade die ook door anderen is veroorzaakt. Het is een onevenredige belasting voor het strafgeding om dit geheel na te gaan in de strafprocedure.
Overweging van de rechtbank
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast. Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel of een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht.
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, is de rechtbank van oordeel dat verdachte door zijn handelen de persoonlijke integriteit van de benadeelde partij op ernstige wijze heeft aangetast. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die vermeld in artikel 6:106 BW, is voldaan. De rechtbank houdt rekening met de ernst van het feit en de aard en de omvang van de plaatsgevonden seksuele handelingen. De rechtbank houdt daarnaast rekening met de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van
€ 15.000,- vaststellen.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
De rechtbank zal de datum vanaf wanneer verdachte wettelijke rente over het toegewezen bedrag is verschuldigd bepalen op de datum die gelegen is in het midden van de bewezenverklaarde periodes. Verdachte is vanaf 16 april 2009 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte bepaalt de rechtbank dat de bij niet betalen toe te passen gijzeling maximaal 30 dagen bedraagt.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45, 57, 244, 245, 247 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
  • bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 9 (negen) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
  • stelt als algemene voorwaarde dat veroordeelde zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- veroordeelde zich telefonisch meldt binnen drie dagen volgend op het vonnis bij Reclassering Nederland op het volgende telefoonnummer: 088 804 1405 om een afspraak te maken voor een eerste gesprek op de locatie aan de Stieltjesstraat 1 in Nijmegen. Hierna moet veroordeelde zich blijven melden, zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- veroordeelde meewerkt met diagnostiek en zich laat behandelen door Kairos of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • veroordeelde zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • veroordeelde zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van veroordeelde ten behoeve daarvan;
 legt op een taakstraf van 240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen;
  • veroordeelt verdachte in verband met het feiten tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [benadeelde] van € 15.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 april 2009 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [benadeelde] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot smartengeld;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [benadeelde] , een bedrag te betalen van € 15.000,- smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 april 2009 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen maximaal 30 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.W.B. Heijmans (voorzitter), mr. Y. van Wezel en mr. F.E. Venema, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.F. Brouwer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 april 2022.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, dienst regionale recherche, afdeling thematische opsporing, team zeden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2020320203 Z, gesloten op 16 juni 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 15-16.
3.Proces-verbaal van aangifte, p. 16.
4.Proces-verbaal van aangifte, p. 16.
5.Proces-verbaal van aangifte, p. 16-17.
6.Proces-verbaal van aangifte, p. 17.
7.Proces-verbaal van aangifte, p. 17.
8.Proces-verbaal van aangifte, p. 18-19.
9.Proces-verbaal van aangifte, p. 19.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 96-97.
11.Bijlage bij proces-verbaal van aangifte, p. 27-37.
12.Bijlage bij proces-verbaal van aangifte, p. 27
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 51.
14.Verklaring van verdachte ter terechtzitting op 21 maart 2022.
15.Verklaring van verdachte ter terechtzitting op 21 maart 2022.
16.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 120.
17.Bijlage bij proces-verbaal van aangifte, p. 40.