ECLI:NL:RBGEL:2022:1642

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
31 maart 2022
Publicatiedatum
1 april 2022
Zaaknummer
05/327136-21; 05/338021-21 (gev.ttz)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor pogingen tot woninginbraak en veroordeling voor vernieling op politiebureau

Op 31 maart 2022 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 32-jarige man uit Harderwijk. De man werd verdacht van twee pogingen tot woninginbraak en van vernieling van een deur en muur van een politiecel. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de pogingen tot woninginbraak wegens gebrek aan bewijs. De officier van justitie had aangevoerd dat camerabeelden de verdachte bij de woning aan de [adres 2] toonden, maar de rechtbank oordeelde dat de herkenning op basis van deze beelden onvoldoende betrouwbaar was. De verdachte had ook verklaard dat hij twijfelde of hij de persoon op de beelden was, wat de rechtbank als onvoldoende bewijs beschouwde.

In de tweede zaak, betreffende de vernieling op het politiebureau, werd de verdachte wel schuldig bevonden. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was dat de verdachte opzettelijk en wederrechtelijk de deur en muur van de ophoudkamer had vernield. De rechtbank hield rekening met de eerdere veroordelingen van de verdachte en zijn psychische problemen, maar besloot geen ISD-maatregel op te leggen. In plaats daarvan kreeg de verdachte een gevangenisstraf van één week, met aftrek van de tijd die hij al in voorlopige hechtenis had doorgebracht. De benadeelde partij in de zaak van de woninginbraak werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat er geen bewezenverklaring was.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/327136-21; 05/338021-21 (gev.ttz)
Datum uitspraak : 31 maart 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [1989] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. Zwolle.
Raadsman: mr. L.E. de Rode, advocaat in Zutphen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Parketnummer 05/327136-21
Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 3 december 2021 te Harderwijk,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om met het oogmerk
van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen aan de
[adres 2] ) weg te nemen (een) goed(eren) en/of geld, geheel of ten
dele toebehorende aan [slachtoffer 1] ,
in elke geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en zich daarbij de toegang tot die plaats des misdrijfs te verschaffen
en/of voormeld(e) goed(eren) en/of geld onder zijn bereik te brengen
door middel van braak, verbreking en/of inklimming,
(al dan niet door middel van) (met) (een) (breek)voorwerp(en)) een
raam/ruit van die woning heeft ingeslagen/ingetrapt/ingegooid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 3 december 2021 te Harderwijk,
(een tot nu onbekend gebleven) (aantal) goed/goederen en/of geld, in elk geval enig
goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander
toebehoorde(n) (in/uit een woning, gelegen aan de [adres 3] ) heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl
verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of
dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel
van braak en/of verbreking en/of inklimming;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 december 2021 te Harderwijk,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres 3] )
weg te nemen geld en/of (een) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer 2] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en zich daarbij de toegang tot die plaats des misdrijfs te verschaffen en/of
voormeld(e) goed(eren) onder zijn bereik te brengen door middel van braak,
verbreking en/of inklimming,
(al dan niet) met (een) (breek)voorwerp(en) een rolluik en/of een kozijn van die
woning heeft geforceerd en/of (daarbij) een ruit heeft
ingeslagen/ingetrapt/ingegooid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Parketnummer 05/338021-21
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 30 maart 2021 te Harderwijk
opzettelijk en wederrechtelijk een deur en/of een muur van een ophoudkamer
en/of politiecel, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Politie
Oost-Nederland, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield,
beschadigd, onbruikbaar gemaakt.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Parketnummer 05/327136-21
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van feit 1 tot een bewezenverklaring gerekwireerd. Daartoe is aangevoerd dat op de camerabeelden te zien is dat verdachte zich bevond bij de woning aan de [adres 2] rond de tijd dat de inbraak heeft plaatsgevonden. Verdachte is op deze camerabeelden herkend door verbalisanten. Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie gesteld dat verdachte van het primair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken en dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair tenlastegelegde. Daartoe is aangevoerd dat op de camerabeelden van een buurtbewoner een man te zien is bij de woning aan de [adres 3] . Diens signalement is gelijk aan dat van de man bij de [adres 3] (feit 1). Omdat geen goederen uit de woning zijn weggenomen kan van een voltooide diefstal geen sprake zijn.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
De beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van feiten 1 en 2
Verdachte wordt verdacht van het plegen van twee pogingen tot woninginbraak, waarbij ten aanzien van feit 2 de poging subsidiair is tenlastegelegd. Op basis van camerabeelden die zijn gemaakt ter hoogte van de woning aan de [adres 2] , is verdachte door twee verbalisanten herkend. De rechtbank overweegt daarover het volgende. De persoon op de beelden is slechts korte tijd in beeld, waarbij diens gezicht, op vrij grote afstand, zichtbaar is. Gelet op het vluchtige karakter van die beelden en de beperkte persoonskenmerken die zichtbaar zijn, vindt de rechtbank dat de beelden van deze persoon onvoldoende zijn om een betrouwbare herkenning op te kunnen baseren. Dat de verbalisanten menen de verdachte te herkennen, maakt dit niet anders. Ook de verklaring die verdachte bij de politie heeft afgelegd leidt niet tot een ander oordeel, aangezien verdachte enerzijds weliswaar heeft verklaard dat hij denkt dat hij degene op de beelden is, maar anderzijds dat hij daarover twijfelt en dat hij het niet is geweest, zodat zijn verklaring niet eenduidig en niet goed bruikbaar is. De rechtbank constateert tevens dat de kleding die te zien is bij de persoon op de camerabeelden niet bij verdachte werd aangetroffen en dat zijn schoenspoor niet overeen komt met het schoenspoor dat is aangetroffen bij de woning aan de [adres 3] . Nu het dossier onvoldoende bewijs bevat voor de betrokkenheid van verdachte bij het onder feit 1 ten laste gelegde, alsmede bij het onder feit 2 primair en subsidiair ten laste gelegde, zal verdachte hiervan worden vrijgesproken.
Parketnummer 05/338021-21 [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De beoordeling door de rechtbank
Aangever [aangever] heeft namens de politie Eenheid Oost-Nederland aangifte gedaan van vernieling van de deur en de muur van een ophoudkamer in het politiebureau aan het [adres 4] te Harderwijk. Aangever heeft verklaard dat verdachte zich op 30 maart 2021 ophield in de ophoudkamer nummer 0.52. In deze ophoudkamer zag aangever dat de rechtermuur grotendeels onbeschadigd was en dat de deur goed op slot ging. Vervolgens hoorde aangever verdachte hard tegen de deur slaan en trappen. Diezelfde dag openden collega’s van aangever de deur van de ophoudkamer; zij zagen dat het slot van de deur niet goed open kon en dat de deur deels ontzet was. Daarnaast zat er een kier tussen het kozijn en de deur. Aangever zag vervolgens dat de rechtermuur van de ophoudkamer beschadigd was. Er lag gruis van het stucwerk op de vloer en er zat een scheur in het stucwerk. Volgens aangever waren deze beschadigingen nog niet aanwezig voordat verdachte in deze ophoudkamer werd geplaatst. [2] Verbalisant [verbalisant] heeft verklaard dat hij bemerkte dat verdachte erg boos was. [3]
Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat het verdachte is geweest die de muur en deur van de ophoudkamer heeft vernield en beschadigd daarom acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.

3.De bewezenverklaring

Parketnummer 05/338021-21
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks30 maart 2021 te Harderwijk opzettelijk en wederrechtelijk een deur en
/ofeen muur van een ophoudkamer
en/of politiecel,
in elk geval enig goed, dat/die geheel
of ten deleaan Politie Oost-Nederland,
in elk geval aan een andertoebehoorde
(n
)heeft vernield en
beschadigd.
onbruikbaar gemaakt.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Parketnummer 05/338021-21
Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen
en
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort beschadigen

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van de ten laste gelegde feiten onder de parketnummers 05/327136-21 en 05/338021-21 zal worden veroordeeld tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van 2 jaar. Volgens de officier van justitie wordt voldaan aan de wettelijke criteria voor de oplegging van de ISD-maatregel en is deze noodzakelijk ter beveiliging van de maatschappij.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich verzet tegen oplegging van een ISD-maatregel. Volgens de verdediging is de ISD-maatregel een stap te ver. De verdediging heeft om oplegging van onvoorwaardelijke gevangenisstraf, gelijk aan de duur van het voorarrest, verzocht. Daarnaast heeft de verdediging verzocht om oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf, met hieraan gekoppeld bijzondere voorwaarden zoals eerder door de reclassering geadviseerd. Subsidiair heeft de verdediging verzocht om aanhouding van de zaak om de reclassering de mogelijkheid te geven een onderzoek in te stellen naar de haalbaarheid van een hulpverleningstraject in de vorm van bijzondere voorwaarden.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij het bepalen van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vernieling/beschadiging van een deur en een muur van een ophoudkamer. Door aldus te handen heeft verdachte geen respect getoond voor andermans eigendommen.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van het hem betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 18 februari 2022, waaruit blijkt verdachte eerder is veroordeeld voor het plegen van vernielingen, waarvoor hij (onder meer) is veroordeeld tot onvoorwaardelijke gevangenisstraffen.
Daarnaast heeft de rechtbank gelet op een reclasseringsadvies van 8 maart 2022. De reclassering geeft aan dat verdachte onder meer kampt met psychische problemen en verslaving. Verdachte geeft aan dat voor hem vinden van werk prevaleert boven afspraken bij de reclassering. Mede hierdoor lijkt hij niet (intrinsiek) gemotiveerd voor behandeling of begeleiding bij zijn verslavingsproblematiek en zijn psychische problematiek.
Alles afwegende komt de rechtbank tot de volgende conclusie. De rechtbank zal de gevorderde ISD-maatregel niet opleggen. De rechtbank komt immers tot een beperkte bewezenverklaring en acht daarom oplegging van een ISD-maatregel niet passend. Aan verdachte zal een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 week worden opgelegd, met aftrek van de tijd die verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank ziet, gelet op het uitgebrachte reclasseringsadvies, geen aanleiding tot oplegging van een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden. Gelet op deze op te leggen straf en de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, beveelt de rechtbank de opheffing van de voorlopige hechtenis. Deze beslissing is apart geminuteerd.

8.De beoordeling van de civiele vordering

Parketnummer 05/327136-21
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft in verband met het ten laste gelegde onder feit 2 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 1.750,00 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard.
Overweging van de rechtbank
Nu de rechtbank niet tot een bewezenverklaring komt, zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 57 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte in de zaak met parketnummer 05/327136-21 onder 1 en onder 2 primair en subsidiair ten laste is gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde onder het parketnummer 05/338021-21 zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstrafvoor de duur van
1 week;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] (parketnummer 05/327136-21)
 verklaart de
benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijkin de vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M.J.I. Baauw (voorzitter), mr. E.H.T. Rademaker en mr. M.R. Backer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.A.M. Disberg, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 maart 2022.
mr. Rademaker en mr. Backer zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost- Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2021141425, gesloten op 8 augustus 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [aangever] , p. 3 – 5; het bijbehorend fotoblad p. 6 – 9.
3.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 10.