ECLI:NL:RBGEL:2022:1527

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 maart 2022
Publicatiedatum
28 maart 2022
Zaaknummer
C/05/398009 / HA ZA 21-645
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake voorlopige voorziening in civiele procedure tussen aandeelhouders en vennootschappen

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 30 maart 2022 een tussenuitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de besloten vennootschappen SLIM OPGEWEKT GROEP B.V. en NUVOTON B.V. en de eiseres HD HOLDING B.V. De eiseres, HD HOLDING B.V., heeft in het incident een voorlopige voorziening gevorderd, strekkende tot betaling van voorschotten op managementvergoedingen en terugbetaling van een geldlening. HD HOLDING B.V. heeft een geldlening van € 250.000 verstrekt aan Nuvoton B.V. en vordert nu betaling van onbetaalde facturen en terugbetaling van de lening. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vorderingen van HD HOLDING B.V. onvoldoende vaststaan, omdat deze gemotiveerd zijn betwist door de gedaagden. De rechtbank heeft geoordeeld dat HD HOLDING B.V. niet kan aantonen dat er een spoedeisend belang is bij de gevorderde voorlopige voorziening, en heeft de vordering afgewezen. HD HOLDING B.V. is als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van het incident, die zijn begroot op € 1.770,00. De zaak zal op 11 mei 2022 weer op de rol komen voor conclusie van antwoord.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/398009 / HA ZA 21-645 1599 / 1520
Vonnis in incident van 30 maart 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HD HOLDING B.V.,
gevestigd te Zwijndrecht,
eiseres in de hoofdzaak,
eiseres in het incident, hierna te noemen: HD,
advocaat mr. M.A. de Vlieger te Rotterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SLIM OPGEWEKT GROEP B.V.,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NUVOTON B.V.,
beiden gevestigd te Arnhem,
gedaagden in de hoofdzaak,
verweersters in het incident, hierna gezamenlijk te noemen Slim Opgewekt c.s., en afzonderlijk Slim Opgewekt en Nuvoton,
advocaat mr. W.L.H. Aerts te Eindhoven.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding tevens incidentele vordering ex artikel 223 Rv, met producties,
  • de conclusie van antwoord in het incident, met producties.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
In 2012 is Nuvoton B.V. opgericht, thans Slim Opgewekt. HD was aandeelhouder en medebestuurder van Nuvoton. In 2018 heeft een herstructurering plaatsgevonden. Daarbij is de naam van Nuvoton gewijzigd in Slim Opgewekt en is er tussen de bestuurders/ aandeelhouders en Slim Opgewekt een nieuwe holding geschoven met de naam Nuvoton (gedaagde 2). HD was ook aandeelhouder en medebestuurder van Nuvoton. In het kader van de herstructurering heeft HD een geldlening aan Nuvoton verstrekt van € 250.000,00. Eind 2019 heeft HD haar bestuurstaken ten aanzien van Slim Opgewekt en Nuvoton neergelegd. Tot die tijd heeft HD maandelijks facturen verstuurd aan Slim Opgewekt voor de managementwerkzaamheden die zij heeft verricht. In de hoofdzaak vordert HD betaling van Slim Opgewekt van de onbetaald gelaten facturen over de periode juni tot en met november 2019. Verder maakt HD aanspraak op terugbetaling van de geldlening door Nuvoton en vordert zij haar medewerking tot het vestigen van een pandrecht.
2.2.
HD vordert in het incident een voorlopige voorziening voor de duur van het geding, strekkende tot betaling van een bedrag van € 50.000,00 door Slim Opgewekt als voorschot op de in de hoofdzaak gevorderde managementvergoedingen. Ook vordert HD in het incident een voorlopige voorziening voor de duur van het geding, strekkende tot betaling van een bedrag van € 125.000,00 door Nuvoton als voorschot op de in de hoofdzaak gevorderde terugbetaling van de geldlening. Daarnaast vordert HD de medewerking van Nuvoton aan het vestigen van een pandrecht op alle door Nuvoton gehouden aandelen in Slim Opgewekt en Nuvoton Investments B.V, onder verbeurte van een dwangsom. HD legt aan haar incidentele vorderingen ten grondslag dat Slim Opgewekt en Nuvoton gehouden zijn tot nakoming van de verplichtingen die uit de tussen partijen gesloten overeenkomsten voortvloeien. Zij verwijst daarbij allereerst naar de managementovereenkomst van 26 oktober 2012, op grond waarvan HD een managementvergoeding zou ontvangen voor te verrichten werkzaamheden. HD heeft conform de managementovereenkomst diverse facturen gestuurd in de periode van juli tot en met november 2019, maar Slim Opgewekt heeft deze onbetaald gelaten, zodat zij in verzuim verkeert. Verder maakt HD in dit incident aanspraak op terugbetaling van de geldlening die zij aan Nuvoton heeft verstrekt. Uit de leningsovereenkomst van 25 oktober 2018 blijkt volgens HD dat Nuvoton jaarlijks 3,5% rente over het geleende bedrag verschuldigd is. Nu Nuvoton deze rente niet aan het einde van ieder jaar heeft voldaan, is de volledige lening opeisbaar, aldus HD. Omdat Nuvoton de verplichtingen uit de leningsovereenkomst niet is nagekomen, vordert HD in dit incident de medewerking van Nuvoton aan het vestigen van een pandrecht onder verbeurte van een dwangsom.
2.3.
Slim Opgewekt c.s. voeren verweer in het incident. Slim Opgewekt betwist de verschuldigdheid van de managementvergoeding. Daartoe voert zij allereerst aan dat de vergoeding jaarlijks tijdens de algemene vergadering van aandeelhouders in de maand december wordt vastgesteld, hetgeen voor het jaar 2019 niet is gebeurd. Dit betekent volgens Slim Opgewerkt dat over het jaar 2019 geen managementvergoeding verschuldigd is c.q. niet opgeëist kan worden. Daarnaast volgt uit artikel 3 lid 7 van de managementovereenkomst dat geen vergoeding verschuldigd of opeisbaar is in het geval van betalingsonmacht, aldus Slim Opgewekt. Gelet op het voorgaande is Slim Opgewekt niet gehouden de door HD verstuurde facturen te betalen. Tenslotte voert Slim Opgewekt aan dat HD geen aanspraak op de managementvergoeding kan maken gedurende de tijd dat zij vanwege ziekte geen werkzaamheden heeft verricht. Daarbij komt dat HD minder dan de gefactureerde 40 uur per week aan managementwerkzaamheden heeft verricht. Als gevolg daarvan heeft Slim Opgewekt in de jaren 2017, 2018 en 2019 een bedrag van € 181.500,00 inclusief BTW onverschuldigd aan HD betaald. Voor het geval Slim Opgewekt nog enig geldbedrag aan HD verschuldigd zou zijn, beroept zij zich op verrekening, waartoe zij in de hoofdzaak een vordering in reconventie zal instellen.
Verder betwist Nuvoton dat de geldlening terugbetaald moet worden. Nuvoton ontkent dat zij in strijd met de afspraken in de leningsovereenkomst heeft gehandeld. Volgens Nuvoton hebben partijen immers de afspraak gemaakt dat de overeengekomen rente niet zou worden betaald c.q. zou worden opgeschort vanwege de betalingsproblemen. Dit betekent volgens Nuvoton dat de lening niet opeisbaar is. Nuvoton verwijst daarbij naar de jaarstukken van 2019 waarin deze afspraak met goedkeuring van HD is verwerkt. Daarnaast staat de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid in de weg aan volledige opeising van de lening, nu dit vanwege de financiële omstandigheden onredelijk bezwarend is. Tenslotte betwist Nuvoton de mogelijkheid tot verpanding van de door haar gehouden aandelen. Zij voert hiertoe aan dat volgens de algemene voorwaarden die onderdeel uitmaken van de kredietovereenkomst met de Triodos Bank (hierna: de bank) goedkeuring nodig is, maar de bank heeft haar toestemming voor het vestigen van een pandrecht geweigerd. Volgens Nuvoton zijn partijen aan de algemene voorwaarden gebonden, nu deze onderdeel uitmaken van de in 2018 mede door HD ondertekende kredietovereenkomst. Gelet op het ontbreken van toestemming van de bank zou toewijzing van dit deel van de vordering er toe lijden dat Nuvoton in strijd met de algemene voorwaarden handelt. Verder staat ook hier de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid aan toewijzing van de vordering in de weg en maakt HD misbruik van procesrecht, aldus Nuvoton. Het pandrecht zou immers geen waarde hebben en de executie daarvan zou vanwege de financiële situatie niets opleveren. Daarnaast zou door het vestigen van een pandrecht een faillissement onafwendbaar worden en betekenen dat Nuvoton in strijd met artikel 47 van de Faillissementswet zou handelen.
2.4.
De rechtbank overweegt als volgt. Voor het treffen van een voorlopige voorziening in het kader van een bodemprocedure geldt dat de vordering in het incident moet samenhangen met de vordering in de hoofdzaak (artikel 223 lid 2 Rv). Aan dat vereiste is voldaan nu de vordering van HD in het incident een voorschot is op een deel van haar vordering in de hoofdzaak.
2.5.
Anders dan Slim Opgewekt c.s. veronderstelt, is niet vereist dat HD een spoedeisend belang bij de incidentele vorderingen heeft. Wel moet HD voldoende processueel belang hebben bij de incidentele vorderingen, in die zin dat van HD niet kan worden gevergd dat zij de afloop van de hoofdzaak afwacht. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn indien een deel van de hoofdvordering krachtens een eindbeslissing reeds toewijsbaar is. HD heeft aangevoerd dat zij al lange tijd ziek is en daardoor geen inkomsten kan genereren. Zij kan ook geen aanspraak maken op enige (sociale uitkering). Daardoor zou zij al 2,5 jaar geen enkel inkomen hebben. Slim Opgewekt c.s. betwist het belang van HD bij de provisionele vordering en voert daartoe aan dat HD al in 2019 een procedure aanhangig had kunnen maken indien zij daadwerkelijk meende dat zij een vordering had. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank echter niet gezegd dat HD op dit moment geen belang kan hebben bij een voorschot op de door haar gestelde vorderingen. Ook aan dit vereiste is dan ook voldaan.
2.6.
Tot slot moet het gaan om voorzieningen die voor de duur van de aanhangige bodemprocedure kunnen worden gegeven. Dat hiervan sprake is, is door Slim Opgewekt c.s. niet betwist. Aan de minimumvereisten voor de vorderingen gebaseerd op artikel 223 Rv is daarmee voldaan. Derhalve moet worden beoordeeld of een afweging van de materiële belangen van partijen de gevorderde ordemaatregel rechtvaardigt. Bij een voorziening in de vorm van betaling van een geldsom is dat in verband met het restitutierisico meestal alleen het geval indien de vordering tot het beloop van het gevorderde voorschot reeds voldoende vaststaat dan wel op eenvoudige wijze kan worden vastgesteld.
2.7.
Ten aanzien van het vereiste dat de vorderingen van HD op Slim Opgewekt c.s. voldoende vast moeten staan, overweegt de rechtbank dat door Slim Opgewekt c.s. het bestaan en de omvang van de vorderingen gemotiveerd wordt betwist op de gronden zoals hiervoor onder 2.3 uiteengezet. Dit noopt tot terughoudendheid ten aanzien van de prognose van toewijsbaarheid van de vorderingen in de hoofdzaak. Nu de vorderingen gemotiveerd zijn betwist, kan niet worden gezegd dat de door HD gestelde vorderingen voldoende vaststaan, dan wel dat de vorderingen op eenvoudige wijze kunnen worden vastgesteld. Voor bewijslevering is in dit stadium van de procedure immers geen plaats. De incidentele vorderingen zullen daarom, mede gelet op het gestelde restitutierisico, worden afgewezen.
2.8.
HD zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van het incident. De kosten aan de zijde van Slim Opgewekt c.s. worden begroot op € 1.770,00 (liquidatietarief, 1 punt x € 1.770,00) aan salaris advocaat.

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident
3.1.
wijst het gevorderde af,
3.2.
veroordeelt HD in de kosten van het incident, aan de zijde van Slim Opgewekt c.s. tot op heden begroot op € 1.770,00,
3.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
3.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
11 mei 2022voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.S.T. Belt en in het openbaar uitgesproken op 30 maart 2022.