ECLI:NL:RBGEL:2022:1525

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 maart 2022
Publicatiedatum
28 maart 2022
Zaaknummer
C/05/393772 / HZ ZA 21-328
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • Ö. Sari
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bodemverontreiniging na koop perceel, vordering tot aanpassing koopovereenkomst afgewezen

In deze zaak heeft 5D Holding B.V. een vordering ingesteld tegen de gedaagden, die de verkopers zijn van een perceel grond. De vordering betreft de aanpassing van de koopovereenkomst vanwege ernstige bodemverontreiniging die na de koop aan het licht kwam. De rechtbank Gelderland heeft op 30 maart 2022 uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van wederzijdse dwaling, omdat 5D Holding bij de koop op de hoogte was van de mogelijkheid van bodemverontreiniging en een ontbindende voorwaarde had opgenomen in de koopovereenkomst. De rechtbank concludeerde dat 5D Holding het risico van de verontreiniging had aanvaard door de koop door te zetten zonder nader onderzoek te laten uitvoeren. De vordering van 5D Holding werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank benadrukte dat de gedaagden niet verantwoordelijk konden worden gehouden voor de saneringskosten, aangezien 5D Holding niet had aangetoond dat de verontreiniging al aanwezig was ten tijde van de koop. De uitspraak bevestigt de noodzaak voor kopers om adequaat onderzoek te doen en de risico's van onroerend goed transacties goed in kaart te brengen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/05/393772 / HZ ZA 21-328
Vonnis van 30 maart 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
5D HOLDING B.V.,
gevestigd te Wezep,
eiseres,
advocaat mr. H. Boven te Zwolle,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[gedaagde sub 3],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. D.F. Linnartz te Hattem.
Partijen zullen hierna 5D Holding en [gedaagden] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 17 november 20221 en de daarin vermelde stukken
  • de akte overlegging producties van de zijde van 5D Holding.
1.2.
Op 10 februari 2022 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Door de griffier zijn van het verhandelde ter zitting aantekeningen gemaakt.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 2 november 2007 hebben partijen een koopovereenkomst gesloten waarbij 5D Holding de onroerende zaak aan de [adres het perceel] (hierna: het perceel) heeft gekocht van [gedaagden] (productie 2 5D Holding).
2.2.
De koopsom bedroeg € 300.000,00 (kosten koper). In de overeenkomst is, voor zover relevant, het volgende bepaald:
“(…)
5.1.
De onroerende zaak zal aan de koper in eigendom worden overgedragen in de staat waarin deze zich bij het tot stand komen van deze overeenkomst bevindt met alle daarbij behorende rechten en aanspraken, zichtbare en onzichtbare gebreken (…)
Het is koper bekend dat de bouwkwaliteit van het verkochte niet geheel voldoet aan de huidige daarvoor gestelde eisen. Verkoper staat niet in voor de conformiteit van het verkochte. Koper verklaart bekend te zijn met de mogelijke non-conformiteit van het verkochte, alle risico’s hoe ook genaamd, daaruit voortvloeiende voor zijn rekening te nemen. Mede gelet op de feitelijke situatie waarin het verkochte zich bevindt zijn partijen met elkaar overeengekomen dat de koper de verkoper vrijwaart voor elke aansprakelijkheid betreffende het registergoed, hoe ook genaamd, zulks echter onverminderd de om deze akte door verkoper afgegeven garanties.
Koper is voornemens de onroerende zaak te geheel te slopen.(…)
5.4.1.
Aan verkoper is niet bekend of(…) de onroerende zaak verontreiniging bevat die ten nadele strekt van het in lid 3 omschreven gebruik of die heeft geleid of zou kunnen leiden tot een verplichting tot schoning van de onroerende zaak, dan wel tot het nemen van andere maatregelen.
Voor zover bekend is de ondergrond schoon. Mocht door middel van een bodemonderzoek blijken dat de ondergrond ernstige verontreiniging bevat die boven de interventiewaarde uitkomen is, dan is de koper gerechtigd de koop te ontbinden.
(…)
Artikel 19
Deze overeenkomst is onder voorbehoud van(met de hand bijgeschreven: “schriftelijke”)goedkeuring door de gemeente Oldebroek voor het herontwikkelen van het perceel in 4 seniorenwoningen.
(…)”
2.3. 5
D Holding heeft Boluwa Eco Systems B.V. (hierna: Boluwa) de opdracht gegeven tot het verrichten van een bodemonderzoek op het perceel.
2.4.
Op 2 november 2007 heeft Boluwa haar rapport ten aanzien van het “Verkennend bodemonderzoek op een locatie aan de [adres het perceel] ” van 1 november 2007 aan 5D Holding verzonden (productie 3 5D Holding). In het rapport is onder meer het volgende opgenomen:
“(…)
De aanleiding tot het laten instellen van een verkennend bodemonderzoek zijn de plannen voor de aankoop van het perceel en de vervanging van de bestaande woningen op het perceel.
Doel van het onderzoek is het vaststellen van eventuele verontreiniging van grond en grondwater van de locatie, en een globaal inzicht te verschaffen in de aard, plaats en concentratie van eventuele verontreinigende stoffen.
(…)
Uit voorgaande informatie kan niet worden opgemaakt dat er verdachte punten op de locatie aanwezig zijn. Het terrein wordt daarom als niet verdacht bestempeld.
De onderzoeksstrategie voor het terrein is gebaseerd op verkennend bodemonderzoek, zoals is beschreven in de NEN-5740 voor een onverdachte locatie. (…)
De Veldwerkzaamheden zijn op 24-10-2007 uitgevoerd door (…) en hebben bestaan uit: (…)
  • het verrichten van 6 handboringen variabel van 0 – 5,0 m beneden maaiveld (…)
  • het zintuiglijk beoordelen van de uit de boringen vrijkomende grond op bodemkundige eigenschappen en op eventueel aanwezige verontreinigingskenmerken;
  • het nemen van grondmonsters;
(…)
Tijdens het onderzoek is gelet op afwijkingen, die duiden op de aanwezigheid van milieuvreemde en/of schadelijke stoffen.
(…)
In het onderzochte grondmengmonster MM1 van debovengrondzijn licht [>streefwaarde] verhoogde parameters aangetoond, deze zijn:
-MM1: - koper (19 mg/kg ds)*
- PAK (10-VROM) ( 2.7 mg/kg ds)*
= Overschrijding streefwaarde
Alle overige gemeten gehalten zijn lager of gelijk aan de streefwaarde en/of de detectiegrenzen. (…)
In het onderzochte grondmengmonster MM2 van deondergrondzijn geen verhoogde parameters aangetoond. (…)
Opgemerkt dient te worden, dat bij analyses van mengmonsters de gehalten in individuele deelmonsters, zowel hoger dan lager kunnen zijn dan het gemeten gehalte in het mengmonster. (…)
Op basis van de onderzoeksresultaten wordt de hypothese, dat er wordt uitgegaan van een onverdachte locatie, verworpen. (…)
Op basis van de resultaten van het onderzoek kan geconcludeerd worden, dat er in debovengrondvan MM1 licht [>streefwaarde] verhoogde gehalten koper en PAK (10-VROM) zijn aangetoond.
Wat de oorzaak is van de lichte verhoging met koper is op basis van de thans bekende gegevens niet exact te verklaren.
De lichte verhoging met PAK (10-VROM) kan te maken hebben met menselijke activiteiten op de locatie. (…)
De kwaliteit van de grond behoeft op basis van deze gegevens geen milieuhygiënische belemmeringen te geven voor de aankoop van het perceel of het verkrijgen van een bouwvergunning voor het betreffende perceel.
(…)
6.1
Aanbeveling
Volgens het toetsingskader uit de circulaire streef- en interventiewaarden bodemsanering gedateerd van 24 februari 2000, behoeft op de betreffende locatie geen nader onderzoek plaats te vinden, aangezien geen van de gemeten gehalten zich boven het gemiddelde van ½ {S+I} bevindt.
De bovengrond voldoet niet geheel aan het criterium van multifunctionaliteit. (…)
Het in dit rapport beschreven onderzoek is op zorgvuldige wijze verricht. Een bodemonderzoek is echter gebaseerd op door bevoegd gezag en opdrachtgever verstrekte informatie en/of aanwijzingen, zintuiglijke waarnemingen en een beperkt aantal controlemonsters van de bodem.
Hierdoor blijft het mogelijk dat lokale afwijkingen in de bodem kunnen voorkomen, die tijdens dit onderzoek niet naar voren zijn gekomen. (…)”
2.5.
Op 19 november 2007 is het perceel geleverd aan 5D Holding.
2.6.
Op 22 juni 2020 heeft Boluwa in opdracht van “ [namen kopers] ” een rapport “verkennend bodemonderzoek NEN 5740/ Verkennend bodemonderzoek asbest NEN 5707” uitgebracht ten aanzien van het perceel (productie 6 5D Holding). In het rapport is onder meer het volgende opgenomen:
“(…)
De bebouwing op de locatie is in 2007 gesloopt. Sindsdien ligt het perceel braak en is tijdelijk in gebruik geweest als weiland voor pony’s. (…)
De onderzoeksstrategie voor het terrein is gebaseerd op verkennend bodemonderzoek zoals is beschreven in de NEN-5740 voor een niet lijnvormige onverdachte locatie (…).
De veldwerkzaamheden zijn op 29-05-2020 uitgevoerd door (…) en hebben bestaan uit: (…)
Verkennend bodemonderzoek/verkennend bodemonderzoek asbest:
  • het verrichten van 10 handboringen (…) i.c.m. het handmatig graven van 6 inspectiegaten (…)
  • het zintuiglijk beoordelen van de uit de boringen/inspectiegaten vrijkomende grond op bodemkundige eigenschappen en op eventueel aanwezige verontreinigingskenmerken;
  • het nemen van grondmonsters;
(…)
Op basis van de resultaten van het onderzoek kan geconcludeerd worden dat:
In de bovengrond van MM1 zijn licht [>achtergrondwaarde] verhoogde gehalten PCB (som7), lood en PAK (10-VROM) en een matig [>tussenwaarde] verhoogd gehalte koper aangetoond.
(…)
In de bovengrond van MM2 zijn licht [>achtergrondwaarde] verhoogde gehalten PCB (som7), zink, cadmium en PAK (10-VROM) en sterk [>interventiewaarde] verhoogde gehalten koper en lood aangetoond.
(…)
Eindconclusie:
De resultaten van het uitgevoerde bodemonderzoek kunnen milieuhygiënische belemmeringen geven voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning t.b.v. de nieuw te bouwen woningen.
(…)
Volgens het toetsingskader uit de circulaire bodemsanering 2013, gedateerd van 1 juli 2013 dient op de betreffende locatie een nader onderzoek plaats te vinden aangezien het gehalte koper in het mengmonster van de bovengrond van MM2 zich boven het gemiddelde van ½ {S+I} bevindt.
In eerste instantie dient een uitsplitsing van de betreffende grondmengmonsters (MM1 en MM2) plaats te vinden. (…)”
2.7.
Op 9 juli 2020 heeft Boluwa aan 5D Holding een brief verzonden waarin de analyseresultaten van de uitsplitsing van de grondmonsters bovengrond MM1 en MM2 zijn medegedeeld (productie 7 5D Holding). In de brief wordt onder meer het volgende opgemerkt:
“(…)
Er is dus sprake van een (ernstige) bodemverontreiniging. (…)
Gezien het feit dat het hier hoogstwaarschijnlijk een historische verontreiniging betreft (veroorzaakt voor 1987) behoeft niet met spoed gesaneerd te worden. Omdat de locatie zal worden herontwikkeld ten behoeve van woningbouw is het echter noodzakelijk dat de aanwezige bodemverontreiniging wordt gesaneerd. (…)”
2.8.
Op 15 juli 2020 heeft Boluwa een factuur met de omschrijving: “Analyseresultaten uitsplitsing grondmonsters [adres het perceel] (…)” voor € 1.089,00 inclusief BTW verzonden aan 5D Holding.
2.9.
Op 4 november 2020 heeft 5D Holding een koopovereenkomst gesloten waarin zij het perceel heeft verkocht voor € 205.000,- (vrij op naam) aan kopers “ [namen kopers] ”. De kopers en 5D Holding zijn aanvullende voorwaarden overeengekomen die voor zover van belang als volgt luiden:
“(…)
Verkoper verklaard voor zijn rekening en risico het verkochte te saneren/slopen/aanwezige opstallen te verwijderen (…)”
2.10.
Op 12 januari 2021 heeft de firma [naam firma] een factuur met de omschrijving: “ [adres het perceel] ” en “Uitvoering saneringswerkzaamheden (...)” voor € 33.244,75 inclusief BTW verzonden aan 5D Holding.
2.11.
Op 27 januari 2021 heeft de firma [naam firma] een factuur met de omschrijving: “Uitvoeren van Milieukundige begeleiding (…) tbv grondsanering [adres het perceel] ” voor € 6.685,25 inclusief BTW verzonden aan 5D Holding.
2.12.
Op 16 april 2021 heeft de advocaat van 5D Holding een brief verzonden aan [gedaagden] waarin is gewezen op het onderzoeksrapport van Boluwa van 22 juni 2020 en de daarin opgenomen conclusie ten aanzien van de ernstige bodemvervuiling op het perceel. Voorts is in de brief vermeld dat 5D Holding in verband met het onderzoek en de sanering van de bodem van het perceel schade heeft geleden van € 35.693,52 exclusief BTW en voorgesteld dat partijen dit bedrag verdelen tussen 5D Holding en [gedaagden]
2.13.
[gedaagden] is niet ingegaan op het voorstel van 5D Holding.

3.Het geschil

3.1. 5
D Holding vordert dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis:
I. voor recht verklaart dat [gedaagden] , als verkoper, en 5D Holding, als koper, bij de totstandkoming van de koopovereenkomst betreffende de onroerende zaak staande en gelegen te [adres het perceel] hebben gedwaald in de zin van artikel 6:228 BW;
II. de gevolgen van de tussen [gedaagden] en 5D Holding tot stand gekomen koopovereenkomst wijzigt, door de overeengekomen koopsom te verlagen met € 33.900,00 (de saneringskosten exclusief BTW), zodat het nadeel dat 5D Holding lijdt bij de instandhouding van de overeenkomst, wordt opgeheven;
III. [gedaagden] veroordeelt tot betaling aan 5D Holding van het bedrag van
€ 33.900,00;
IV. [gedaagden] veroordeelt in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
Aan de vorderingen legt 5D Holding wederzijdse dwaling ten grondslag. 5D Holding stelt dat sprake is van wederzijdse dwaling omdat partijen er geen weet van hadden dat er sprake was van ernstige bodemverontreiniging van het perceel. Indien zij dat wel zou hebben geweten zou 5D Holding de koopovereenkomst niet, of op andere voorwaarden hebben gesloten.
3.3.
[gedaagden] voert verweer. [gedaagden] heeft betwist dat er sprake is van (wederzijdse) dwaling en heeft daartoe gewezen op de in de koopovereenkomst gemaakte afspraken. Primair wijst [gedaagden] op de afspraak die partijen in artikel 5.1 van de koopovereenkomst hebben gemaakt (rechtsoverweging 2.2), namelijk dat het risico van alle gebreken, de zichtbare en de onzichtbare, bij 5D Holding wordt gelegd. Dit betekent volgens [gedaagden] dat 5D Holding het perceel heeft geaccepteerd met alle mogelijke gebreken, dus ook eventueel later geconstateerde bodemvervuiling. Bovendien betwist [gedaagden] dat de in 2020 aangetroffen verontreiniging in 2007 ook al aanwezig was en dit zou betekenen dat die verontreiniging later is ontstaan en dus een toekomstige omstandigheid betrof ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst in 2007. Voorts betoogt [gedaagden] dat er geen sprake kan zijn van dwaling omdat in het rapport van Boluwa in 2007 reeds is vermeld dat er sprake is van enige verontreiniging en dat het in het risicosfeer van 5D Holding ligt dat zij desondanks heeft besloten om de koop door te zetten zonder nader onderzoek te laten doen. 5D Holding heeft haar onderzoeksplicht verzaakt zodat haar geen beroep op dwaling toekomt, aldus [gedaagden]
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Substantiërings- en waarheidsplicht

4.1.
Met een beroep op artikel 111 lid 3 Rv heeft [gedaagden] aangevoerd dat 5D Holding niet aan haar substantiëringsplicht voldoet omdat 5D Holding niet alle verweren van [gedaagden] en de correspondentie tussen partijen volledig heeft vermeld in de dagvaarding. Voorts heeft [gedaagden] betoogd dat 5D Holding de in artikel 21 Rv besloten liggende verplichting de van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren heeft geschonden en hiertoe gewezen op de tegenstrijdige informatie in de stukken van 5D Holding ten aanzien van de sloop van de bebouwing op het perceel. [gedaagden] heeft de rechtbank verzocht hier gevolgen aan te verbinden die zij geraden acht.
4.2.
De in artikel 111 lid 3 Rv opgenomen substantiëringsplicht ziet op het melden van bij eiser bekende verweren van gedaagde alsmede het noemen van de bewijsmiddelen waarover eiser beschikt teneinde mogelijk betwiste gronden van de eis te staven. Voor zover er sprake zou zijn van schending van de substantiëringsplicht wordt opgemerkt dat op het niet naleven van deze eis geen wettelijke sanctie is gesteld. Het geeft de rechtbank slechts de bevoegdheid te bevelen alsnog de ontbrekende stukken te overleggen. Daarvan is in het onderhavige geval overigens geen gebruik gemaakt.
4.3.
Ten aanzien van de stelling van [gedaagden] dat 5D Holding zich niet heeft gehouden aan de in artikel 21 Rv besloten liggende verplichting de van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren, overweegt de rechtbank als volgt. Hoewel 5D Holding haar vordering ter zitting nader heeft moeten toelichten, is de rechtbank hierbij niet gebleken dat 5D Holding bij dagvaarding bewuste onwaarheden heeft geuit dan wel voor de beslissing relevante feiten heeft verdoezeld. Gelet op het vorenstaande is geen sprake van een schending van artikel 21 Rv.
Dwaling
4.4.
De vordering van 5D Holding strekt ertoe dat [gedaagden] haar de kosten vergoedt die zij voor sanering van de bodemverontreiniging van het perceel heeft gemaakt. 5D Holding vordert dat de koopovereenkomst met toepassing van artikel 6:230 BW zodanig wordt gewijzigd dat op [gedaagden] de verplichting komt te rusten de saneringskosten te vergoeden.
4.5.
Haar vorderingen grondt 5D Holding op artikel 6:228 lid 1 BW sub c waarin is bepaald dat een overeenkomst die tot stand is gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten, vernietigbaar is indien de wederpartij bij het sluiten van de overeenkomst van dezelfde onjuiste veronderstelling als de dwalende is uitgegaan, tenzij zij ook bij een juiste voorstelling van zaken niet had behoeven te begrijpen dat de dwalende daardoor van het sluiten van de overeenkomst zou worden afgehouden. In het tweede lid van voornoemd wetsartikel is bepaald dat de vernietiging niet kan worden gegrond op een dwaling die een uitsluitend toekomstige omstandigheid betreft of die in verband met de aard van de overeenkomst, de in het verkeer geldende opvattingen of de omstandigheden van het geval voor rekening van de dwalende behoort te blijven. Op grond van de hoofdregel van de bepalingen in artikel 6:228 lid 1 sub c BW in verbinding met artikel 150 Rv rust op de partij die zich op wederzijdse dwaling beroept, hier 5D Holding, de stelplicht en bewijslast ten aanzien van de vereisten dat de overeenkomst is tot stand gekomen onder invloed van dwaling, dat deze bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten, en dat de wederpartij van dezelfde onjuiste veronderstelling is uitgegaan als de dwalende.
4.6.
Gezien het bepaalde in artikel 6:228 lid 2 BW, komt aan 5D Holding geen succesvol beroep op dwaling toe indien de door Boluwa in 2020 geconstateerde verontreiniging van het perceel een uitsluitend toekomstige omstandigheid betreft of die in verband met de aard van de overeenkomst, de in het verkeer geldende opvattingen of de omstandigheden van het geval voor rekening van de dwalende, hier 5D Holding, behoort te blijven. Volgens [gedaagden] is dit in deze zaak aan de orde. Immers, ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst in 2007 geldt dat Boluwa op locatie een bodemonderzoek heeft verricht waaruit niet is gebleken van ernstige bodemverontreiniging. En anders had 5D Holding nader onderzoek moeten laten uitvoeren, maar dat heeft zij nagelaten, aldus [gedaagden]
4.7.
De rechtbank overweegt als volgt. Dwaling impliceert het geconfronteerd worden met een situatie waarop men niet bedacht hoefde te zijn. 5D Holding heeft de koopovereenkomst gesloten onder de voorwaarde dat indien uit bodemonderzoek mocht blijken dat er sprake is van ernstige bodemverontreiniging boven de interventiewaarde, zij de koop kon ontbinden. 5D Holding was ten tijde van de koop dus bedacht op mogelijke bodemverontreiniging. Vervolgens heeft 5D Holding een verkennend bodemonderzoek laten uitvoeren in verband met een door haar voorgenomen te realiseren bouw op het perceel. Het doel van het verkennend onderzoek was het vaststellen of al dan niet sprake was van een geval van bodemverontreiniging (rechtsoverweging 2.4). Uit de onderzoeksdoelen en de aanleiding van het onderzoek, namelijk het verkrijgen van een vergunning om de beoogde bouw te kunnen realiseren, volgt dat met het onderzoek nu juist beoogd werd vast te stellen of zich in de bodem verontreiniging bevond die het verkrijgen van een vergunning zou beletten (artikel 19 koopovereenkomst in 2007, rechtsoverweging 2.2). Genoemd rapport van Boluwa stelt op pagina 8 onder de noemer “Bovengrond” duidelijk dat in de onderzochte grondmengmonsters van de bovengrond licht verhoogde parameters zijn aangetoond waaruit blijkt dat er sprake is van de aanwezigheid van koper en PAK die de streefwaarde overschrijden (productie 3 5D Holding, rechtsoverweging 2.4). Weliswaar was de conclusie van Boluwa dat er sprake was van lichte verontreiniging, zodat het mogelijk zou zijn om de beoogde vergunning te verkrijgen, maar op grond van het voorgaande wist 5D Holding, althans behoorde zij te begrijpen, dat niet zonder meer uitgesloten kon worden dat de bodem mogelijk ernstig verontreinigd was en dat zij zonder nader onderzoek er niet van uit mocht gaan dat zich in de bodem van het perceel niet meer verontreiniging bevond. Des te meer omdat in het rapport van Boluwa duidelijk wordt vermeld dat het bodemonderzoek is gebaseerd op een beperkt aantal controlemonsters van de bodem en dat het mogelijk blijft dat lokale afwijkingen in de bodem kunnen voorkomen, die tijdens dat onderzoek niet naar voren zijn gekomen. Ondanks deze vermelding in het rapport is 5D Holding op basis van dat rapport overgegaan tot de koop van het perceel.
4.8.
Het voorgaande betekent dat er geen sprake is van (wederzijdse) dwaling nu 5D Holding ten tijde van de koop rekening had gehouden met de mogelijkheid van bodemverontreiniging en hiertoe een regeling had getroffen in de vorm van de ontbindende voorwaarde in de koopovereenkomst. Op grond van die regeling mocht 5D Holding na het rapport in 2007 niet stilzitten, maar lag het op haar weg om nader onderzoek te laten doen om de omvang van de bodemverontreiniging in kaart te brengen. In dat geval kon 5D Holding, indien uit nader onderzoek zou blijken dat er sprake was van ernstige bodemverontreiniging, de ontbindende voorwaarde inroepen. Door geen nader onderzoek te doen en ondanks de vermelding in het rapport in 2007 over te gaan tot de koop, heeft 5D Holding het risico op ernstige bodemverontreiniging geaccepteerd en is er dus geen sprake van dwaling aan haar zijde. Om dezelfde redenen is er geen sprake van dwaling bij [gedaagden] nu partijen de risico’s hebben besproken en zij heeft verklaard geen garanties hieromtrent te kunnen geven. De gevolgen daarvan dienen op grond van artikel 6:228 lid 2 BW voor rekening en risico van 5D Holding te blijven.
4.9.
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat op grond van het rapport van Boluwa het kennelijk in 2007 voor 5D Holding mogelijk was om de door haar beoogde vergunning te verkrijgen en dat daarmee het onderzoek haar doel gediend heeft en heeft 5D Holding de koop definitief doorgezet zonder een beroep op de ontbindende voorwaarde te doen. Waarom 5D Holding haar plannen niet heeft doorgezet en de vergunning niet heeft aangevraagd doet er niet toe omdat ze die mogelijkheid wel had, maar heeft besloten er gedurende lange tijd geen gebruik van te maken. Dit betekent dat er geen sprake was van een gebrek in het gekochte en geen sprake van dwaling. Voor zover 5D Holding in deze procedure bedoelt te zeggen dat het rapport van Boluwa in 2007 gebrekkig was, nu het niet de verontreiniging zoals vastgesteld in 2020 heeft geconstateerd, komt dit voor haar risico. Honorering van dit argument zou erop neerkomen dat voor rekening van [gedaagden] zou komen dat 5D Holding de ten behoeve van haar in de overeenkomst opgenomen ontbindende voorwaarde niet heeft ingeroepen. Eveneens ten overvloede merkt de rechtbank in dit verband nog op dat ook niet is vastgesteld dat de door Boluwa in 2020 geconstateerde bodemverontreiniging reeds ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst in 2007 aanwezig was. Op zijn minst had 5D Holding, wil zij [gedaagden] kunnen aanspreken voor deze saneringskosten, [gedaagden] moeten betrekken bij het onderzoek van Boluwa in 2020 en de met [namen kopers] als kopers van het perceel daarover gemaakte afspraken (rechtsoverweging 2.9). Feitelijk heeft 5D Holding nu niet meer gedaan dan het doorschuiven van de rekening van de saneringskosten van deze laatste kopers naar [gedaagden]
4.10.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat 5D Holding geen beroep toekomt op (wederzijdse) dwaling en daarom worden alle vorderingen van 5D Holding afgewezen.
4.11.
Bij deze stand van zaken behoeven de nadere stellingen en betwistingen van partijen over en weer geen bespreking.
4.12. 5
D Holding zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagden] worden begroot op:
- griffierecht € 952,00
- salaris advocaat €
1.442,00(2,0 punten × tarief € 721,00)
Totaal € 2.394,00
4.13.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt 5D Holding in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden] tot op heden begroot op € 2.394,00,
5.3.
veroordeelt 5D Holding in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat 5D Holding niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Ö Sari en in het openbaar uitgesproken op 30 maart 2022.
ÖS/PB