ECLI:NL:RBGEL:2022:1493

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 maart 2022
Publicatiedatum
24 maart 2022
Zaaknummer
C/05/400671 / KG ZA 22-51
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod tot executiemaatregelen in kort geding met betrekking tot een vordering tot afgifte van een deugdelijke specificatie

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland op 17 maart 2022, is een kort geding aan de orde waarin G.B.O. Transport & Zoon (hierna: GBO c.s.) een verbod vordert tegen [gedaagde] om executiemaatregelen te treffen. De voorzieningenrechter, mr. G.J. Meijer, heeft de mondelinge uitspraak gedaan naar aanleiding van de vordering van GBO c.s. die stelt dat er een dreigende executie boven haar hoofd hangt, wat mogelijk zeer nadelige gevolgen voor haar kan hebben. De voorzieningenrechter oordeelt dat er sprake is van een reële dreiging, aangezien [gedaagde] een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft laten betekenen, waarin GBO c.s. is veroordeeld tot het afgeven van een deugdelijke specificatie van een bedrag aan overuren.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat GBO c.s. voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij aan de veroordeling heeft voldaan. De rechter heeft daarbij de correspondentie tussen partijen in overweging genomen, waaruit blijkt dat [gedaagde] akkoord was met de door GBO c.s. verstrekte specificatie. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat [gedaagde] zijn rechten heeft verwerkt door niet eerder bezwaren te uiten tegen de specificatie en dat er geen grond is voor het treffen van executiemaatregelen.

De voorzieningenrechter heeft vervolgens de vorderingen van GBO c.s. toegewezen en [gedaagde] verboden om verdere executiemaatregelen te treffen, op straffe van een dwangsom. Tevens is [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten van GBO c.s. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

proces-verbaal

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/400671 / KG ZA 22-51
Proces-verbaal van de zitting en de mondelinge uitspraak van 17 maart 2022
in de zaak van
1. de vennootschap onder firma
G.B.O. TRANSPORT& ZOON,
gevestigd te Ommeren ,
2.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[eiser 3],
wonende te Ingen,
4.
[eiser 4],
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. P.A. Kerkhof te Breda,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. M. de Boorder te 's-Gravenhage.
Eisers zullen hierna gezamenlijk GBO c.s. worden genoemd. Gedaagde zal hierna [gedaagde] worden genoemd.
De zitting wordt gehouden in het gebouw van deze rechtbank ter behandeling van een vordering in kort geding.
Tegenwoordig zijn mr. G.J. Meijer, voorzieningenrechter, en mr. Q. van Til, griffier.
Na uitroeping van de zaak verschijnen:
  • namens eiseres sub 1 en voor zichzelf: [eiser 2] , vennoot, bijgestaan door mr. Kerkhof voornoemd;
  • de heer [gedaagde] , bijgestaan door mr. De Boorder voornoemd.
De voorzieningenrechter gaat over tot de mondelinge behandeling.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 8 maart 2022 met 26 producties;
  • het e-mailbericht van 17 maart 2022 van mr. Kerkhof, met productie 27;
  • de conclusie van antwoord van 17 maart 2022 met 9 producties.
De partijen lichten hun standpunten toe en beantwoorden vragen van de voorzieningenrechter. De door mr. Kerkhof overgelegde Aantekeningen ten behoeve van de mondelinge behandeling maken deel uit van het procesdossier. Van het verhandelde is door de griffier aantekening gehouden.
Nu er door of namens [gedaagde] ten laste van GBO c.s. geen beslagen zijn gelegd, is ter zitting besproken dat het petitum thans als volgt luidt:
GBO c.s. vordert dat de voorzieningenrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagde] verbiedt iedere (verdere) executiemaatregel jegens GBO c.s. te (doen) treffen, in welke vorm en/of op welke wijze dan ook, daaronder begrepen, doch niet daartoe beperkt, beslagmaatregelen onder derden en/of op eigendommen van GBO c.s. althans [gedaagde] veroordeelt zich van het (doen) treffen van dergelijke beslagmaatregelen te onthouden, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.500,00 per keer of per dag of dagdeel dat [gedaagde] desondanks handelt in strijd met enige ten laste van hem krachtens het kortgedingvonnis uitgesproken verbod respectievelijk veroordeling en voorts op straffe van een dergelijke dwangsom voor iedere dag of dagdeel dat dergelijke overtredingen voortduren, zulks met een maximum van € 100.000,00;
[gedaagde] veroordeelt tot betaling aan GBO c.s. van de kosten van dit geding, daaronder begrepen de nakosten van deze procedure, een en ander te voldoen binnen veertien (14) dagen na dagtekening van dit vonnis en - voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
De voorzieningenrechter wijst het volgende vonnis.

1.De gronden van de beslissing

1.1.
Het gaat in deze procedure niet om een verklaring voor recht. Dat is niet mogelijk in een kort geding. Het gaat in deze procedure om het treffen van een ordemaatregel, wegens de dreigende executie, waarvan volgens GBO c.s. sprake is.
Spoedeisend belang
1.2.
Volgens GBO c.s. hangt haar executie boven het hoofd met voor haar mogelijk zeer nadelige gevolgen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat sprake is van een reële dreiging. [gedaagde] heeft het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 28 september 2021 (met kenmerk 200.256.168, hierna: het arrest) aan GBO c.s. laten betekenen en haar daarbij een termijn gesteld om aan de veroordeling te voldoen. Dit klemt temeer nu de stelling van [gedaagde] is dat GBO c.s. nog niet heeft voldaan aan het arrest. Eiseres sub 1 en de vennoten hebben daarom een spoedeisend belang.
Toetsingskader
1.3.
De vraag is of GBO c.s. heeft voldaan aan het arrest. In een executiegeschil als het onderhavige moet getoetst worden of de ter uitvoering van het veroordelend vonnis verrichte handelingen voldoen aan de inhoud van de veroordeling zoals deze door uitleg moet worden vastgesteld. De rechter moet het doel en de strekking van de veroordeling tot uitgangspunt nemen, waarbij geldt dat de veroordeling niet verder strekt dan tot het bereiken van het daarmee beoogde doel. Bij deze uitleg mogen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid worden toegepast (vgl. Hoge Raad 15 november 2002, ECLI:NL:PHR:2002:AE9400, NJ 2004, 410 en Hoge Raad 20 mei 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1367, NJ 1994, 652).
1.4.
Bij de beoordeling is derhalve van belang hoe de inhoud van het arrest moet worden uitgelegd. Daarbij is niet alleen het dictum van belang, maar ook waarop het dictum stoelt. In het dictum is niets vermeld over de aan de bruto-netto specificatie te stellen eisen. De enige eisen zijn dat GBO c.s. aan [gedaagde] , binnen 2 maanden na 28 september 2021, een deugdelijke specificatie waarin de toegewezen bedragen (€ 30.619,81) aan overuren zijn verwerkt, moet afgeven.
1.5.
De vraag is of de door GBO c.s. aan [gedaagde] afgegeven specificatie volstaat, óf dat deze, zoals [gedaagde] zegt, moet voldoen aan de vereisten van artikel 6 lid 4 van de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor het Beroepsgoederenvervoer over de weg en de verhuur van mobiele kranen (hierna: de CAO), waarbij sprake moet zijn van een uitsplitsing naar maanden en jaren. Voor de beoordeling hiervan is onder meer de verdere inhoud van het arrest van belang. Desbetreffende procedure is door [gedaagde] begonnen bij de kantonrechter. In het petitum van de inleidende dagvaarding van [gedaagde] is sprake van een vordering tot afgifte van een deugdelijke specificatie (enkelvoud). Dat komt ook terug in r.o. 2.6., 2.7 en 3.1 van het arrest, waarin ook sprake is van afgifte van een bruto-netto specificatie (enkelvoud). In het petitum en het arrest wordt niet gesproken over het moeten voldoen aan de CAO of het uitsplitsen per jaar of maand. Er is ook één totaalbedrag aan overuren toegewezen. Dan is het logisch dat er één specificatie volgt. De enkele omstandigheid dat in het dictum (4.4.) sprake is van specificaties (meervoud), is onvoldoende om het arrest zodanig uit te leggen dat sprake moet zijn van meerdere specificaties. In het dictum wordt niet gesproken over de CAO en uit het dictum volgt niet dat de specificatie moet voldoen aan artikel 6 van de CAO.
Redelijkheid en billijkheid
1.6.
Bij het voorgaande komt dat uit niets blijkt dat [gedaagde] zich eerder dan in februari 2022 op het standpunt heeft gesteld dat de specificatie moet voldoen aan de CAO. Het arrest vereist zoals gezegd enkel dat sprake is van een deugdelijke specificatie. Voor het antwoord op de vraag of de door GBO c.s. overgelegde specificatie deugdelijk is, zoals het arrest vereist, is het volgende van belang. Door partijen is diverse, door hen onderling gevoerde correspondentie overgelegd waaruit is af te leiden dat [gedaagde] akkoord was met de door GBO c.s. aan hem verstrekte specificatie:
- Productie 6 bij dagvaarding bevat een berekening van [gedaagde] van 28 oktober 2021, waaruit is af te leiden dat (ook) hij uitgaat van één bruto totaalbedrag (€ 30.619,81) en dat dat bedrag volgens hem klopt;
- Vervolgens heeft mr. De Boorder bij e-mail van 16 november 2021 aan de advocaat van GBO c.s. onder meer bericht ‘dat het bedrag nu direct overgeboekt moet worden, anders zal tot beslag en executie overgegaan worden.’ (productie 13 bij dagvaarding). Hieruit is af te leiden dat [gedaagde] het eens is met het bedrag onder de streep, het netto bedrag;
- Vervolgens heeft mr. De Boorder bij e-mail van 16 november 2021 aan de advocaat van GBO c.s. onder meer bericht: ‘Het gaat voor de goede [orde] om het bedrag met de rente en een belasting van 49,5% een bedrag van € 18092,93.’ (productie 14 bij dagvaarding). Hieruit is af te leiden dat [gedaagde] het eens is met het percentage loonheffing;
- Vervolgens, dit als sluitstuk, heeft mr. De Boorder bij e-mail van 17 november 2021 aan de advocaat van GBO c.s. onder meer bericht ‘dat cliënte [gedaagde] akkoord is met uitbetaling van het bedrag ad € 18.092,93. Als dat bedrag aanstaande vrijdag, 19 november 2021, niet op de rekening van mijn cliënte is bijgeschreven, wordt tot beslag en executie overgegaan.’ (productie 16 bij dagvaarding). Het bedrag is vervolgens vóór 19 november 2021 door GBO c.s. op de rekening van [gedaagde] bijgeschreven.
1.7.
Op basis van het voorgaande moet het ervoor worden gehouden dat hiermee, ook volgens [gedaagde] , aan het arrest was voldaan en dat niet tot beslag en executie wordt overgegaan. Dit duidt er ook op dat [gedaagde] zijn rechten daartoe heeft verwerkt. Bij het voorgaande komt dat [gedaagde] , ondanks herhaaldelijk verzoek daartoe van mr. Kerkhof, tot aan deze kortgedingprocedure nimmer concrete bezwaren ter zake van de door GBO c.s. verstrekte specificatie heeft geuit. De specificatie sluit op het netto bedrag waarmee [gedaagde] akkoord was, de specificatie is op tijd door GBO c.s. aan [gedaagde] verstrekt en het bedrag is ook tijdig door GBO c.s. aan [gedaagde] betaald.
1.8.
Het oordeel is dat in voldoende mate aannemelijk is gemaakt dat GBO c.s. heeft voldaan aan het arrest en geen dwangsommen zal verbeuren. Om deze reden verbiedt de voorzieningenrechter [gedaagde] om executiemaatregelen te (doen) treffen, op straffe van het verbeuren van een dwangsom. Dit betekent dat de vorderingen van GBO c.s. zullen worden toegewezen, op de wijze als in het dictum vermeld. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van GBO c.s. worden tot op heden begroot op € 103,33 voor dagvaarding, € 676,00 voor griffierecht en € 1.016,00 voor salaris advocaat.

2.De beslissing

De voorzieningenrechter,
2.1.
verbiedt [gedaagde] iedere (verdere) executiemaatregel jegens GBO c.s. te (doen) treffen, in welke vorm en/of op welke wijze dan ook, daaronder begrepen, doch niet daartoe beperkt, beslagmaatregelen onder derden en/of op eigendommen van GBO c.s.,
2.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan GBO c.s. een dwangsom te betalen van € 2.500,00 per keer of per dag dat [gedaagde] niet aan de in 2.1. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 100.000,00 is bereikt,
2.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van GBO c.s. tot op heden begroot op € 1.795,33, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
2.4.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
2.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Waarvan proces-verbaal,