ECLI:NL:RBGEL:2022:1462

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 maart 2022
Publicatiedatum
23 maart 2022
Zaaknummer
C/05/397809 / HA ZA 21-637
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incidenten tot vrijwaring en tot het overleggen van stukken ex artikel 843a Rv in de zaak van Stichting Vitesse en Stadion Arnhem

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, zijn Stichting Betaald Voetbal "Vitesse-Arnhem" en Vitesse B.V. eiseressen in de hoofdzaak, terwijl Stadion Arnhem B.V. de gedaagde partij is. De rechtbank heeft op 23 maart 2022 vonnis gewezen in een incident dat betrekking heeft op vrijwaring en het overleggen van stukken op basis van artikel 843a Rv. Het geschil draait om het gebruik van het Gelredome, een multifunctioneel stadion in Arnhem, dat sinds 1998 door Vitesse c.s. wordt gebruikt voor voetbalactiviteiten. Stadion Arnhem is sinds medio 2018 eigenaar van het Gelredome en heeft een huurovereenkomst met B.V. Exploitatiemaatschappij Gelredome. Vitesse c.s. stelt dat zij recht heeft op gebruik van het stadion op basis van een speelrecht dat door de gemeente Arnhem is verleend. Stadion Arnhem heeft in het incident gevorderd om de gemeente Arnhem en de Exploitatiemaatschappij in vrijwaring op te roepen, omdat zij mogelijk verantwoordelijk zijn voor de gevolgen van een ongunstige uitspraak in de hoofdzaak. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vorderingen tot vrijwaring toewijsbaar zijn, omdat Stadion Arnhem voldoende heeft aangetoond dat er een rechtsverhouding bestaat die rechtvaardigt dat de gemeente en de Exploitatiemaatschappij in vrijwaring worden geroepen. Daarnaast heeft Stadion Arnhem ook een verzoek gedaan om inzage in bepaalde bescheiden op basis van artikel 843a Rv, wat door de rechtbank verder zal worden besproken in een mondelinge behandeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/397809 / HA ZA 21-637
Vonnis in incident van 23 maart 2022
in de zaak van
1. de stichting
STICHTING BETAALD VOETBAL "VITESSE-ARNHEM",
gevestigd te Arnhem,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
B.V. VITESSE,
gevestigd te Arnhem,
eiseressen in de hoofdzaak,
verweersters in het incident,
advocaten mrs. N. Amiel, J.W. de Groot en J.A. Vugs te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STADION ARNHEM B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaten mrs. P.C.J. Twaalfhoven en B.W. Brouwer te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Stichting Vitesse, Vitesse B.V. (gezamenlijk aangeduid als Vitesse c.s.) en Stadion Arnhem genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding,
  • de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring van de gemeente Arnhem (210 Rv) alsmede tot exhibitie van bescheiden (843a Rv),
  • de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring van B.V. Exploitatiemaatschappij Gelredome (210 Rv),
  • de incidentele conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.Het geschil en de vordering in de hoofdzaak

2.1.
In het kort gaat het geschil in de hoofdzaak om het volgende. Het multifunctionele stadion Gelredome te Arnhem (hierna: het Gelredome) wordt sinds de oplevering in 1998 (onder meer) gebruikt voor de voetbalactiviteiten van Vitesse c.s. Stadion Arnhem is medio 2018 eigenaresse geworden van het Gelredome. Daarvóór is het Gelredome verschillende keren van eigenaar gewisseld. Met het verkrijgen van het Gelredome is Stadion Arnhem daarvan tevens opvolgend verhuurder geworden met B.V. Exploitatiemaatschappij Gelredome (hierna: de Exploitatiemaatschappij) als huurder. Ten tijde van de verkrijging van het Gelredome door Stadion Arnhem was er sprake van een onderhuurovereenkomst tussen de Exploitatiemaatschappij als onderverhuurder en Stichting Vitesse als onderhuurder. Stichting Vitesse heeft op 30 september 2018 de onderhuurovereenkomst met de Exploitatiemaatschappij opgezegd tegen 30 september 2023. Dezelfde dag heeft zij aan Stadion Arnhem aangegeven dat zij per 1 oktober 2023 op basis van een door de gemeente Arnhem destijds bedongen speelrecht gebruik zal maken van het Gelredome. Volgens Vitesse c.s. is Stichting Vitesse door de gemeente Arnhem aangewezen als begunstigde van dit speelrecht op grond waarvan Stadion Arnhem moet dulden dat Stichting Vitesse gebruik maakt van het Gelredome voor haar voetbalactiviteiten.
2.2.
In de hoofdzaak vordert Vitesse c.s. dat de rechtbank, voor zover mogelijk bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
1. voor recht te verklaren dat (i) het Speelrecht (als door partijen in processtukken gedefinieerd, toevoeging rechtbank) onverminderd bestaat, (ii) Stadion Arnhem daar als huidige eigenaar van het Gelredome aan is gebonden, (iii) Vitesse c.s. op grond van het Speelrecht gerechtigd is om het Gelredome te gebruiken, en (iv) Stadion Arnhem dientengevolge Vitesse c.s. onverkort in staat zal moeten stellen om, ook na 1 oktober 2023, gebruik te maken van het Gelredome op basis van de integrale tekst van het Speelrecht zoals opgenomen in de Leveringsakte 1996, althans op basis van door uw rechtbank te bepalen nadere voorwaarden,
2. Stadion Arnhem te veroordelen het onder 1) (iv) genoemde gebruik ook daadwerkelijk aan Vitesse c.s. te verschaffen, zulks op straffe van een door Stadion Arnhem aan Vitesse c.s. te verbeuren dwangsom van € 200.000,- per dag (een dagdeel daaronder begrepen) dat Stadion Arnhem hier niet aan voldoet, tot een maximum van € 25.000.000,00,
3. Stadion Arnhem te veroordelen tot betaling van de kosten van dit geding, te vermeerderen met de nakosten ten belope van € 163,00 zonder betekening, dan wel € 255,00 in het geval van betekening, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en – voor het geval voldoening van de (na-)kosten niet binnen die termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na-)kosten te rekenen vanaf veertien dagen na dagtekening van het vonnis.

3.De beoordeling in de vrijwaringsincidenten

3.1.
Stadion Arnhem vordert dat haar wordt toegestaan om de gemeente Arnhem en de Exploitatiemaatschappij in vrijwaring op te roepen.
3.2.
Ter onderbouwing van de vorderingen stelt Stadion Arnhem dat in het geval de vordering van Vitesse c.s. in de hoofdzaak zou worden toegewezen, de gemeente Arnhem en/of de Exploitatiemaatschappij op grond van een bestaande rechtsverhouding verplicht zijn om de voor Stadion Arnhem nadelige gevolgen van de beslissing in de hoofdzaak (mede) te dragen.
Ten aanzien van de gemeente Arnhem
3.3.
Ter onderbouwing van de vordering om de gemeente Arnhem in vrijwaring op te roepen verwijst Stadion Arnhem naar een verklaring van de gemeente Arnhem in de notariële leveringsakte tussen de gemeente Arnhem als verkoper van het Gelredome en B.V. Eurocommerce III als koper:
“ Tussen verkoper en de huurder(s) bestaan geen rechtsverhoudingen naast de huurovereenkomsten die gevolgen hebben voor koper als verhuurder en/of eigenaar”.
Met deze verklaring heeft de gemeente Arnhem volgens Stadion Arnhem in het rechtsverkeer de indruk gewekt dat er naast de huurovereenkomsten geen rechtsverhoudingen, dus ook geen speelrecht, tussen de stadioneigenaar en de huurders bestonden. Mocht in de hoofdzaak toch blijken van het bestaan van het speelrecht, dan heeft de gemeente Arnhem onrechtmatig gehandeld jegens Stadion Arnhem door het afleggen van bovengenoemde verklaring en dient de gemeente Arnhem de nadelige gevolgen van de beslissing in de hoofdzaak (mede) te dragen.
3.4.
Vitesse c.s. refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
3.5.
De rechtbank overweegt als volgt. Een vordering tot oproeping van een derde in vrijwaring is in beginsel toewijsbaar, indien voldoende gemotiveerd en concreet wordt gesteld dat men krachtens een rechtsverhouding met die derde recht en belang heeft om de nadelige gevolgen van een ongunstige afloop van de hoofdzaak geheel of gedeeltelijk op die derde te verhalen, dit in een zoveel mogelijk tegelijkertijd met de hoofdzaak te behandelen en te beoordelen vrijwaringszaak.
3.6.
Uit de stellingen die Stadion Arnhem aan haar vordering tot oproeping in vrijwaring ten grondslag legt, is voldoende af te leiden dat voor de gemeente Arnhem de verplichting kan bestaan om de nadelige gevolgen van een mogelijke veroordeling van Stadion Arnhem in de hoofdzaak geheel of gedeeltelijk te dragen. Op grond hiervan is de incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring ten aanzien van de gemeente Arnhem toewijsbaar.
Ten aanzien van de Exploitatiemaatschappij
3.7.
Ter onderbouwing van de vordering om de Exploitatiemaatschappij in vrijwaring op te roepen stelt Stadion Arnhem dat indien zij in de hoofdzaak (op straffe van dwangsommen) zou worden veroordeeld om Vitesse c.s. op basis van het speelrecht gebruik te laten maken van het Gelredome, de Exploitatiemaatschappij, als huurder van het Gelredome, Stadion Arnhem als verhuurder in staat moet stellen om deze veroordeling na te komen. Stadion Arnhem kan een eventuele veroordeling in de hoofdzaak (mogelijk) niet zelfstandig nakomen en heeft dus belang bij een veroordeling waarmee zij van de Exploitatiemaatschappij kan afdwingen dat zij Stadion Arnhem in staat stelt om het Gelredome door Vitesse c.s. te laten gebruiken.
3.8.
Vitesse c.s. voert verweer en voert aan dat er een aanzienlijke kans is dat het in vrijwaring oproepen van de Exploitatiemaatschappij zal leiden tot een onredelijke en onnodige vertraging van de procedure in de hoofdzaak, nu, naar Vitesse c.s. heeft begrepen, er tussen Stadion Arnhem en de Exploitatiemaatschappij een geschil bestaat over de geldigheid van (de verlenging van) de huurovereenkomst.
3.9.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.
3.10.
De rechtbank is van oordeel dat ook de vordering tot oproeping in vrijwaring van de Exploitatiemaatschappij voor toewijzing in aanmerking komt. Stadion Arnhem heeft immers gemotiveerd gesteld dat tussen haar en de Exploitatiemaatschappij een rechtsverhouding bestaat, namelijk een huurovereenkomst, op grond waarvan Stadion Arnhem afhankelijk is van de Exploitatiemaatschappij voor de nakoming van een eventuele veroordeling in de hoofdzaak. Dat is voor toewijzing van het verzoek voldoende. Vrijwaring zorgt naar haar aard altijd voor enige vertraging in de hoofdprocedure. Dat is in het algemeen geen reden om de vordering af te wijzen en in deze zaak geen reden om daar anders over te oordelen.

4.De beoordeling in het incident ex artikel 843a Rv

4.1.
Stadion Arnhem vordert dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis op de voet van artikel 843a Rv en versterkt met een dwangsom Vitesse c.s. zal veroordelen om afschrift te verstrekken, althans inzage te verlenen in de volgende bescheiden:
1. Alle bescheiden waaruit de in de visie van Vitesse c.s. alle voor Stadion Arnhem uit het Speelrecht voortvloeiende rechten en plichten blijken (1) voor zover Vitesse c.s. het Speelrecht baseert op de aanwijzing d.d. 27 maart 1996 en (2) voor zover Vitesse c.s. het Speelrecht baseert op de aanwijzing d.d. 18 november 2020;
2. Bijlage 5 bij de koopovereenkomst d.d. 27 maart 1996;
3. De (definitieve) “nadere overeenkomst” waarmee de Gemeente en Vitesse hun rechtsverhouding terzake van de feitelijke uitoefening van het Speelrecht nader hebben geregeld;
4. De “afzonderlijke overeenkomst” waarmee de Gemeente en Vitesse hun rechtsverhouding terzake van de feitelijke uitoefening van het Speelrecht nader hebben geregeld;
5. De “nadere” overeenkomst van februari 1996 als genoemd in de considerans van de Onderhuurovereenkomst sub e;
6. De “aparte” overeenkomst genoemd in artikel V. lid 2 van de huurovereenkomst van februari 1996;
7. Alle andere overeenkomsten waaraan Vitesse c.s. in de periode tot aan 2003 gebruiksrechten heeft ontleend die op enigerlei wijze verband hielden met het Speelrecht, waaronder in ieder geval de “nadere afspraken inzake leveringen en diensten tussen Gelredome C.V. en B.V. Vitesse” van 19 november 1999 als bedoeld in de considerans sub e van de Onderhuurovereenkomst;
8. Het taxatierapport als bedoeld in randnummer 128;
9. Brief van de externe accountant van 20 september 2004 met goedkeurende verklaring en de management letter van 12 december 2003, als genoemd op pagina 91 van het Raadsonderzoek Arnhem-Vitesse “Feitenconstructie en tijdlijn” van maart 2009;
10. Alle eerdere versies/concepten van de Raamovereenkomst, alsmede de originele versie van de Raamovereenkomst (inclusief pagina 9);
11. Alle eerdere versies/concepten van de Hoofdhuurovereenkomst;
12. Alle eerdere versies/concepten van de Onderhuurovereenkomst;
13. Voldoende gegevens ter vaststelling van de identiteit van de verstrekker van de genoemde garantie aan Performance Management Holding B.V. (waaronder afschrift van kopie paspoort) en ingeval dit een vennootschap of rechtspersoon is, van de identiteit van de UBO(s) daarvan (idem), alsmede van de identiteit van verstrekker van de bedoelde leningen aan Performance Management Holding B.V. en de verstrekker van de genoemde garantie(s), instandhoudingsverklaringen en/of andere bedoelde (zakelijke of financiële) zekerheden aan Vitesse, dan wel – in het geval deze verstrekkers een vennootschap of rechtspersoon zijn, van de UBO(s) daarvan;
14. Voldoende gegevens ter beoordeling van de bron van de middelen die worden gebruikt om de garantie en/of instandhoudingsverklaring te kunnen verstrekken aan Vitesse, dan wel Stadion Arnhem (dan wel enig andere in aanmerking komende partij) respectievelijk om in voorkomend geval tot betaling onder de garantie over te kunnen gaan;
15. In het kader van het gestelde onder 13 en 14: afschrift van de onder A bedoelde garantie, de overeenkomst die ten grondslag ligt aan de aan Performance Management B.V. verstrekte lening(en), de door Performance Management B.V. aan Vitesse verstrekte garantie c.q. garantieovereenkomst, dan wel instandhoudingsverklaring respectievelijk documentatie ter zake van een door Performance Management B.V. anderszins verstrekte garantie, instandhoudingsverklaringen of andersoortige zakelijke of financiële zekerheid tot nakoming van verplichtingen jegens Stadion Arnhem;
16. Voldoende gegevens om de bron van het vermogen van Ojf als UBO en als (direct of indirect) verstrekker vast te stellen;
17. Voldoende gegevens om de zakelijke relatie met de (onder)huurder en de garantiegever aan verscherpte controle te kunnen onderwerpen op het punt van de herkomst van middelen die zijn of worden gebruikt;
18. Voldoende gegevens om te verifiëren of de formele verstrekker ten behoeve van zichzelf optreedt dan wel ten behoeve van een derde;
4.2.
Stadion Arnhem stelt, samengevat, dat zij deze stukken nodig heeft om adequaat te kunnen reageren op de stellingen in de dagvaarding, verweer te voeren en (mogelijk) een reconventionele vordering in te stellen.
4.3.
Vitesse c.s. voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4.4.
Stadion Arnhem baseert haar incidentele vordering op artikel 843a Rv. De rechtbank stelt bij de beoordeling op grond van dit wetsartikel voorop dat dit artikel niet ziet op een algemeen recht op inzage, afschrift of uittreksel. Een vordering op grond van artikel 843a Rv kan slechts worden toegewezen indien voldaan is aan de in het eerste lid van dat artikel genoemde cumulatieve voorwaarden, te weten:
a. de eiser moet een rechtmatig belang bij inzage, uittreksel of afschrift hebben;
b. de vordering moet betrekking hebben op bepaalde bescheiden; en
c. de bescheiden dienen een rechtsbetrekking te betreffen waarin de eiser of zijn rechtsvoorganger partij is.
4.5.
De rechtbank overweegt als volgt. Stadion Arnhem verzoekt afschrift en/of inzage van een groot aantal meer en minder specifiek omschreven bescheiden. Vitesse c.s. heeft hiertegen uitgebreid verweer gevoerd. De rechtbank acht het, mede gelet op de betrokken belangen en de omvang van de partijdiscussie, wenselijk om deze incidentele vordering met de partijen te bespreken alvorens daarop incidenteel vonnis te wijzen. De rechtbank zal daarom een mondelinge behandeling bevelen.
4.6.
De rechtbank wijst erop dat zij uit een niet verschijnen van een partij op de mondelinge behandeling de gevolgtrekkingen - ook in het nadeel van die partij - kan maken die zij geraden zal achten.
4.7.
In beginsel wordt tijdens de mondelinge behandeling aan de raadslieden van partijen de gelegenheid geboden de juridische standpunten van partijen nader toe te lichten. Daarbij mag gebruik worden gemaakt van beknopte spreekaantekeningen, waarbij van een maximale vrije spreektijd van 10 minuten moet worden uitgegaan. Uitgebreide mondelinge en schriftelijke uiteenzettingen zullen echter niet worden toegestaan.

5.De beslissing

De rechtbank
in de vrijwaringsincidenten
5.1.
staat Stadion Arnhem toe om de gemeente Arnhem door Stadion Arnhem in vrijwaring te doen dagvaarden tegen de rolzitting van
4 mei 2022,
5.2.
staat Stadion Arnhem toe om B.V. Exploitatiemaatschappij Gelredome door Stadion Arnhem in vrijwaring te doen dagvaarden tegen de rolzitting van
4 mei 2022,
in het incident ex artikel 843a Rv
5.3.
beveelt een verschijning van partijen, bijgestaan door hun advocaten, voor het geven van inlichtingen het nader onderbouwen van hun stellingen op de terechtzitting van mr. J.R. Veerman in een door de rechtbank vast te stellen locatie en op een nader vast te stellen datum en tijd,
5.4.
bepaalt dat Vitesse c.s. en Stadion Arnhem dan vertegenwoordigd moeten zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en hetzij rechtens hetzij op grond van een bijzondere schriftelijke volmacht bevoegd is haar te vertegenwoordigen,
5.5.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
6 april 2022voor het opgeven van de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op de vrijdag in de maanden april tot en met juni 2022, waarna dag en uur van mondelinge behandeling zullen worden bepaald,
5.6.
bepaalt dat bij gebreke van de gevraagde opgave(n) de rechtbank het tijdstip van mondelinge behandeling zelfstandig zal bepalen,
5.7.
bepaalt dat na de vaststelling van het tijdstip van mondelinge behandeling dit in beginsel niet zal worden gewijzigd,
5.8.
wijst partijen er op, dat voor de zitting maximaal twee uur zal worden uitgetrokken,
5.9.
houdt de beslissing omtrent de kosten in de incidenten aan totdat in de hoofdzaak is beslist,
in de hoofdzaak
5.10.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Veerman en in het openbaar uitgesproken op 23 maart 2022.