ECLI:NL:RBGEL:2022:1409

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 maart 2022
Publicatiedatum
21 maart 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 2162
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering wegens gebrek aan toegenomen beperkingen binnen vijf jaar na einde wachttijd

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 17 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een voormalig Generalist GGP bij de politie, en het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (Uwv) over de weigering van een WIA-uitkering. Eiseres had zich op 22 oktober 2015 ziekgemeld vanwege psychische klachten en had op 13 februari 2019, het einde van de wachttijd, een WIA-aanvraag ingediend. Het Uwv had deze aanvraag afgewezen omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Eiseres meldde op 20 april 2020 toegenomen beperkingen, maar het Uwv concludeerde dat er geen toegenomen beperkingen waren binnen de relevante periode van vijf jaar na de eerdere beoordeling.

De rechtbank oordeelde dat het Uwv terecht had besloten dat er geen sprake was van toegenomen beperkingen uit dezelfde ziekteoorzaak. De verzekeringsartsen hadden zorgvuldig onderzoek gedaan en hun rapporten voldeden aan de vereisten van zorgvuldigheid en begrijpelijkheid. Eiseres had niet aangetoond dat de rapporten niet aan deze voorwaarden voldeden. De rechtbank concludeerde dat de bestaande Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) de beperkingen van eiseres voldoende ondervangen en dat er geen reden was om een nieuw arbeidsdeskundig onderzoek te laten verrichten.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat zij geen recht had op de WIA-uitkering. De proceskosten van eiseres werden niet vergoed, aangezien zij in het ongelijk was gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: 21/2162

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Eiser A] , uit [plaats A] , eiseres

(gemachtigde: M.J. Pullens),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het Uwv), verweerder,
(gemachtigde: J. Marquenie).

Procesverloop

Met het besluit van 1 september 2020 (het primaire besluit) heeft het Uwv aan eiseres een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) geweigerd.
Bij besluit van 9 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Een zitting is met (stilzwijgende) toestemming van partijen achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat er aan deze procedure vooraf ging

Eiseres werkte als Generalist GGP bij de politie. Zij heeft zich op 22 oktober 2015 wegens psychische klachten ziekgemeld voor dit werk. Per het einde van de wachttijd, 13 februari 2019, heeft het Uwv de aanvraag voor een WIA-uitkering geweigerd, omdat eiseres voor minder dan 35%, namelijk 28,92% arbeidsongeschikt was.
Op 20 april 2020 heeft eiseres een melding gedaan van toegenomen beperkingen per
28 maart 2019. Het Uwv heeft beoordeeld of per deze datum alsnog recht op een WIA-uitkering is ontstaan.
Een verzekeringsarts van het Uwv heeft eiseres onderzocht en beoordeeld of er sprake is van toegenomen beperkingen in de periode tussen het einde van de wachttijd (13 februari 2019) en de gestelde toegenomen beperkingen (28 maart 2019). Hierbij is uitgegaan van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 6 februari 2019 die is opgesteld per het einde van de wachttijd. De verzekeringsarts heeft geconcludeerd dat er in deze periode geen sprake is van toegenomen beperkingen en heeft geen aanpassingen gedaan in de FML.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft opnieuw naar de zaak van eiseres gekeken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is er geen medische reden om af te wijken van de beoordeling van de verzekeringsarts.

Wat eiseres vindt

Eiseres is het niet met het Uwv eens. Zij voert aan dat er sprake is van toegenomen beperkingen uit dezelfde ziekteoorzaak binnen vijf jaar na het einde van de wachttijd. Volgens eiseres is haar medische situatie slechter en heeft zij meer beperkingen dan het Uwv heeft aangenomen. Dit blijkt uit het een onderzoek dat zij heeft laten uitvoeren door externe deskundigen: een verzekeringsarts en psychiater van Ergatis. Verder stelt eiseres dat de functies die het Uwv geschikt vindt haar belastbaarheid overschrijden. Zij verzoekt daarom om een nieuw arbeidsdeskundig onderzoek te laten verrichten aan de hand van de FML die is opgesteld door Ergatis.

Waarover het gaat in deze zaak

In artikel 55, eerste lid, onder b, van de Wet WIA is bepaald dat wanneer een verzekerde bij het einde van een wachttijd geen recht heeft op een WIA-uitkering, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is, hij alsnog recht heeft op een WIA-uitkering als binnen vijf jaar sprake is van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid (35% tot 80%) uit dezelfde oorzaak als op grond waarvan hij gedurende de wachttijd ongeschikt was tot het verrichten van zijn arbeid.
Om alsnog in aanmerking te komen voor een WIA-uitkering moet er bij eiseres dus sprake zijn van toegenomen beperkingen die voortvloeien uit dezelfde ziekteoorzaak. Ook moet deze toename van beperkingen hebben plaatsgevonden binnen vijf jaar na de eerdere weigering.
De vraag is of het Uwv terecht stelt dat er geen sprake is van toegenomen beperkingen uit dezelfde ziekteoorzaak. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om toegenomen beperkingen in de periode tussen het einde van de wachttijd en de dag per wanneer de beperkingen volgens eiseres zijn toegenomen, dus tussen 13 februari 2019 en
28 maart 2019.

Wat de rechtbank vindt

Het Uwv mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
De verzekeringsarts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiseres bestudeerd. Hij heeft eiseres op het spreekuur gezien en onderzocht. Hij heeft de door eiseres ingevulde vragenlijst en informatie van de psycholoog beschreven. Daarnaast heeft hij eiseres gevraagd naar haar beleving van de klachten en de dagelijkse gang van zaken. Na het spreekuur is nog aanvullende informatie opgevraagd bij de psycholoog, naar aanleiding van een behandeling die eiseres heeft gehad in de periode van maart tot
juli 2019.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de verzekeringsarts in zijn rapport van 8 maart 2021 heroverwogen. Hij heeft het dossier en informatie van de behandelaars bestudeerd. Hij heeft eiseres niet gesproken op de hoorzitting, omdat zij hier niet bij aanwezig was. Er heeft geen spreekuurcontact plaatsgevonden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd dat de bestaande FML de beperkingen van eiseres voldoende ondervangt. Ook heeft hij gemotiveerd dat de behandeling bij de psycholoog geen reden geeft tot het aannemen van een urenbeperking.
In beroep heeft eiseres een onderzoeksrapport van 11 maart 2021 van een externe deskundige ingestuurd. Hierover heeft verzekeringsarts bezwaar en beroep in een aanvullend rapport van 2 december 2021 gesteld dat in dit rapport geen rekening is gehouden met de datum in geding. De gezondheid van eiseres is in kaart gebracht naar het moment van het onderzoek in 2021. De beperkingen die de externe verzekeringsarts aanneemt, passen niet bij het ziektebeeld zoals dat was in 2019. De echtscheiding van eiseres heeft plaatsgevonden na de datum in geding en kan daarom niet meegewogen worden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert dat deze informatie geen aanleiding geeft om het standpunt te wijzigen.
De verzekeringsartsen hebben alle klachten van eiseres en de informatie van de behandelaar betrokken in hun beoordeling. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De rechtbank constateert dat het onderzoek door de externe verzekeringsarts van 11 maart 2021 gericht is op het vaststellen van de belastbaarheid op dat moment. De informatie in het rapport die wel betrekking heeft op de datum in geding is al meegenomen in de beoordeling van de verzekeringsartsen. De rechtbank ziet daarom op grond van het deskundigenrapport geen aanleiding om te twijfelen aan de beoordeling van de verzekeringsartsen. De verzekeringsartsen hebben eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe hun beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoen.
Medische beoordeling
In de beoordeling per het einde van de wachttijd is aangenomen dat eiseres verminderd belastbaar is. In de FML van 6 februari 2019 zijn beperkingen aangenomen voor het persoonlijk functioneren, sociaal functioneren en de werktijden.
Bij de huidige beoordeling heeft de verzekeringsarts gesteld dat deze beperkingen nog steeds passend zijn. Eiseres heeft tijdens het spreekuurcontact toegelicht dat de gestelde toegenomen beperkingen per 28 maart 2019 niet voortkomen uit een specifieke gebeurtenis, maar dat ze in die periode wel aanvullende psychologische behandeling heeft gehad. De verzekeringsarts heeft over de behandeling aanvullende informatie bij de psycholoog opgevraagd en daarover gerapporteerd in zijn rapport van 26 augustus 2020: aanleiding voor deze behandeling was een ernstig incident met een collega in 2018. Dit incident was bij de beoordeling per het einde van de wachttijd bekend. Deze behandeling was gericht op restklachten die eiseres had ten gevolge van het incident. In juli 2019 is de behandeling succesvol afgesloten. De verzekeringsarts stelt dat deze klachten al bekend waren en zijn meegenomen bij de beoordeling per het einde van de wachttijd. Dit heeft geleid tot beperkingen in de belastbaarheid
.Volgens de verzekeringsarts is er dus geen sprake van een (structurele) toename van beperkingen sinds het einde van de wachttijd.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de rapportage van 8 maart 2021 uiteengezet dat de conclusie van de verzekeringsarts over de belastbaarheid van eiseres in stand kan blijven. Er is geen medische reden om af te wijken van de belastbaarheid zoals die is vastgesteld bij het einde van de wachttijd. De problemen door de weigering van de WIA en in de relationele sfeer zijn geen medische gronden voor arbeidsongeschiktheid. De bestaande FML ondervangt de verminderde belastbaarheid van eiseres voldoende, omdat wordt uitgegaan van rustige, stressbeperkte werkomstandigheden met beperkingen ten aanzien van het persoonlijk en sociaal functioneren en werktijden. Daarnaast is de aanvullende psychologische behandeling niet dusdanig intensief geweest, dat een urenbeperking op grond van verminderde beschikbaarheid gerechtvaardigd was.
Eiseres meent dat het Uwv ten onrechte niet meer beperkingen heeft aangenomen voor de psychische klachten. Hoewel het incident al bekend was ten tijde van de beoordeling per einde wachttijd, komen de psychologische effecten pas op langere termijn naar voren. Daarnaast stelt eiseres dat uit het deskundigenrapport blijkt dat er meer beperkingen zijn dan door het Uwv aangenomen.
De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft uitgelegd waarom de in beroep overgelegde stukken geen reden vormen om meer beperkingen aan te nemen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 2 december 2021 toegelicht dat het deskundigenrapport weinig rekening houdt met de datum in geding 28 maart 2019, omdat de deskundigen veel naar het heden hebben beoordeeld. Dit leidt zij bijvoorbeeld af uit verschillen in het dagverhaal zoals dat is na de echtscheiding in 2020 en in het slaappatroon zoals beschreven in februari 2019. In het deskundigenrapport wordt aangenomen dat eiseres leidt aan een depressieve stoornis, slaapstoornis en angststoornis. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft toegelicht dat de geconstateerde depressieve stoornis een relatief lichte vorm van depressie is. Voor de slaapstoornis stelt zij dat eiseres ten tijde van de beoordeling per einde wachttijd heeft aangegeven dat zij enkel bij spanning slaapproblemen ervaarde. Er is dan ook geen aanleiding om ten gevolge hiervan een verdere urenbeperking op te nemen. Met de angststoornis is rekening gehouden door beperkingen op te nemen voor nachtdiensten en overwerk.
Overigens merkt de verzekeringsarts bezwaar en beroep op dat het voorstelbaar is dat er na de datum in geding door stress een verslechtering in het medisch beeld is opgetreden. Dat valt echter buiten de omvang van deze procedure.
De rechtbank oordeelt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft toegelicht waarom het deskundigenrapport geen aanleiding geeft om toegenomen beperkingen per
28 maart 2019 aan te nemen. De beroepsgrond dat uit dit rapport blijkt dat er sprake is van toegenomen beperkingen slaagt niet.
Verder oordeelt de rechtbank dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft toegelicht dat de opgenomen beperkingen voldoende zijn voor de verminderde belastbaarheid van eiseres en dat de aanvullende psychologische behandeling geen aanleiding geeft om een urenbeperking aan te nemen. De rechtbank begrijpt dat het incident van 2018 effect kan hebben op langere termijn, maar in deze zaak gaat het erom of er sprake is van toegenomen beperkingen tussen 13 februari 2019 en 28 maart 2019.
De verzekeringsartsen hebben terecht gesteld dat er geen sprake is van toegenomen beperkingen in de periode tussen 13 februari 2019 en 28 maart 2019. Alleen al om die reden is niet voldaan aan de voorwaarden die artikel 55 van de Wet WIA stelt om alsnog een
WIA-uitkering aan eiseres toe te kennen. Het is dus niet relevant of de beperkingen voortvloeien uit dezelfde ziekteoorzaak en of de toename heeft plaatsgevonden binnen vijf jaar nadat eerder aan eiseres een WIA-uitkering geweigerd was. Aangezien er geen sprake is van toegenomen beperkingen, ziet de rechtbank ook geen reden om een nieuw arbeidsdeskundig onderzoek te laten verrichten.

Wat is de conclusie van de rechtbank?

Het Uwv heeft terecht de WIA-uitkering geweigerd, op grond van dat er geen sprake is van toegenomen beperkingen tussen 13 februari 2019 en 28 maart 2019.
Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van
Y.A.J. van Egmond, griffier op 17 maart 2022.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
En zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.