Medische beoordeling
In de beoordeling per het einde van de wachttijd is aangenomen dat eiseres verminderd belastbaar is. In de FML van 6 februari 2019 zijn beperkingen aangenomen voor het persoonlijk functioneren, sociaal functioneren en de werktijden.
Bij de huidige beoordeling heeft de verzekeringsarts gesteld dat deze beperkingen nog steeds passend zijn. Eiseres heeft tijdens het spreekuurcontact toegelicht dat de gestelde toegenomen beperkingen per 28 maart 2019 niet voortkomen uit een specifieke gebeurtenis, maar dat ze in die periode wel aanvullende psychologische behandeling heeft gehad. De verzekeringsarts heeft over de behandeling aanvullende informatie bij de psycholoog opgevraagd en daarover gerapporteerd in zijn rapport van 26 augustus 2020: aanleiding voor deze behandeling was een ernstig incident met een collega in 2018. Dit incident was bij de beoordeling per het einde van de wachttijd bekend. Deze behandeling was gericht op restklachten die eiseres had ten gevolge van het incident. In juli 2019 is de behandeling succesvol afgesloten. De verzekeringsarts stelt dat deze klachten al bekend waren en zijn meegenomen bij de beoordeling per het einde van de wachttijd. Dit heeft geleid tot beperkingen in de belastbaarheid
.Volgens de verzekeringsarts is er dus geen sprake van een (structurele) toename van beperkingen sinds het einde van de wachttijd.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de rapportage van 8 maart 2021 uiteengezet dat de conclusie van de verzekeringsarts over de belastbaarheid van eiseres in stand kan blijven. Er is geen medische reden om af te wijken van de belastbaarheid zoals die is vastgesteld bij het einde van de wachttijd. De problemen door de weigering van de WIA en in de relationele sfeer zijn geen medische gronden voor arbeidsongeschiktheid. De bestaande FML ondervangt de verminderde belastbaarheid van eiseres voldoende, omdat wordt uitgegaan van rustige, stressbeperkte werkomstandigheden met beperkingen ten aanzien van het persoonlijk en sociaal functioneren en werktijden. Daarnaast is de aanvullende psychologische behandeling niet dusdanig intensief geweest, dat een urenbeperking op grond van verminderde beschikbaarheid gerechtvaardigd was.
Eiseres meent dat het Uwv ten onrechte niet meer beperkingen heeft aangenomen voor de psychische klachten. Hoewel het incident al bekend was ten tijde van de beoordeling per einde wachttijd, komen de psychologische effecten pas op langere termijn naar voren. Daarnaast stelt eiseres dat uit het deskundigenrapport blijkt dat er meer beperkingen zijn dan door het Uwv aangenomen.
De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft uitgelegd waarom de in beroep overgelegde stukken geen reden vormen om meer beperkingen aan te nemen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 2 december 2021 toegelicht dat het deskundigenrapport weinig rekening houdt met de datum in geding 28 maart 2019, omdat de deskundigen veel naar het heden hebben beoordeeld. Dit leidt zij bijvoorbeeld af uit verschillen in het dagverhaal zoals dat is na de echtscheiding in 2020 en in het slaappatroon zoals beschreven in februari 2019. In het deskundigenrapport wordt aangenomen dat eiseres leidt aan een depressieve stoornis, slaapstoornis en angststoornis. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft toegelicht dat de geconstateerde depressieve stoornis een relatief lichte vorm van depressie is. Voor de slaapstoornis stelt zij dat eiseres ten tijde van de beoordeling per einde wachttijd heeft aangegeven dat zij enkel bij spanning slaapproblemen ervaarde. Er is dan ook geen aanleiding om ten gevolge hiervan een verdere urenbeperking op te nemen. Met de angststoornis is rekening gehouden door beperkingen op te nemen voor nachtdiensten en overwerk.
Overigens merkt de verzekeringsarts bezwaar en beroep op dat het voorstelbaar is dat er na de datum in geding door stress een verslechtering in het medisch beeld is opgetreden. Dat valt echter buiten de omvang van deze procedure.
De rechtbank oordeelt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft toegelicht waarom het deskundigenrapport geen aanleiding geeft om toegenomen beperkingen per
28 maart 2019 aan te nemen. De beroepsgrond dat uit dit rapport blijkt dat er sprake is van toegenomen beperkingen slaagt niet.
Verder oordeelt de rechtbank dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft toegelicht dat de opgenomen beperkingen voldoende zijn voor de verminderde belastbaarheid van eiseres en dat de aanvullende psychologische behandeling geen aanleiding geeft om een urenbeperking aan te nemen. De rechtbank begrijpt dat het incident van 2018 effect kan hebben op langere termijn, maar in deze zaak gaat het erom of er sprake is van toegenomen beperkingen tussen 13 februari 2019 en 28 maart 2019.
De verzekeringsartsen hebben terecht gesteld dat er geen sprake is van toegenomen beperkingen in de periode tussen 13 februari 2019 en 28 maart 2019. Alleen al om die reden is niet voldaan aan de voorwaarden die artikel 55 van de Wet WIA stelt om alsnog een
WIA-uitkering aan eiseres toe te kennen. Het is dus niet relevant of de beperkingen voortvloeien uit dezelfde ziekteoorzaak en of de toename heeft plaatsgevonden binnen vijf jaar nadat eerder aan eiseres een WIA-uitkering geweigerd was. Aangezien er geen sprake is van toegenomen beperkingen, ziet de rechtbank ook geen reden om een nieuw arbeidsdeskundig onderzoek te laten verrichten.