ECLI:NL:RBGEL:2022:1402

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 maart 2022
Publicatiedatum
18 maart 2022
Zaaknummer
AWB - 18 _ 812
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanslag vennootschapsbelasting 2012 en afwaardering van vorderingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 18 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil over een aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2012. Eiseres, een vennootschap gevestigd in Nederland, had een aanslag ontvangen die was berekend naar een belastbaar bedrag van € 571.697. Na bezwaar was dit bedrag verlaagd tot € 58.355, maar eiseres ging hiertegen in beroep. De rechtbank heeft onderzocht of eiseres een bedrag van € 250.000 mocht afwaarderen ten laste van haar fiscale winst. Eiseres stelde dat er feiten en omstandigheden waren die de vorderingen op de balansdatum onvolwaardig maakten, maar de rechtbank oordeelde dat eiseres dit niet aannemelijk had gemaakt. De rechtbank concludeerde dat het gebrek aan objectieve gegevens voor rekening van eiseres kwam en dat zij niet had voldaan aan de bewijslast om de afwaardering te rechtvaardigen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat eiseres onvoldoende bewijs had geleverd voor haar stelling dat de vordering oninbaar was. De uitspraak benadrukt het belang van objectieve onderbouwing bij fiscale afwaarderingen en de verantwoordelijkheden van de belastingplichtige.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Belastingrecht
zaaknummer: AWB 18/812

uitspraak van de meervoudige belastingkamer van

in de zaak tussen

[eiseres] , te [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Zwolle, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2012 een aanslag vennootschapsbelasting (Vpb) opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van € 571.697.
Bij uitspraak op bezwaar van 20 januari 2018 is de aanslag verminderd tot een berekend naar een belastbaar bedrag van € 58.355. Eiseres heeft daartegen tijdig beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft, na daartoe door de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld, op 21 mei 2021 schriftelijk gerepliceerd.
Op 13 december 2021 heeft de rechtbank het verzoek van eiseres om uitstel van de zitting afgewezen, omdat de rechtbank al op 7 september 2021 uitstel had verleend in verband met het achterhalen van nadere gegevens. Het nieuwe uitstelverzoek had dezelfde reden.
Eiseres heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 februari 2022. Namens eiseres zijn verschenen [persoon A] (indirect aandeelhouder en bestuurder van eiseres), zijn zoon [persoon B] (indirect aandeelhouder van eiseres) en [persoon C] , een kantoorgenoot van de gemachtigde. Namens verweerder is verschenen [persoon D] .
Eiseres heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij.

Overwegingen

Feiten
[naam administratiekantoor] (STAK) was in 2012 enig aandeelhouder van eiseres, een in Nederland gevestigde vennootschap. De enig bestuurder van eiseres was [persoon A] . De certificaten van aandelen in de STAK werden gehouden door [persoon B] (voor 10%), [persoon A] (voor 45%) en [persoon E] (voor 45%).
[persoon B] , is woonachtig in [land] en heeft 51% van de aandelen in [bedrijf] , een vennootschap opgericht naar het recht van en gevestigd in [land] , in handen. De overige 49% van de aandelen waren in handen van zijn (inmiddels overleden) zakenpartner [persoon F] .
3. [persoon B] heeft in 2011 een pand aangekocht in [plaatsnaam] , [land] , voor een nog op te zetten horeca- en hotelonderneming en tandartspraktijk (het project). [bedrijf] is in 2012 eigenaar geworden van het pand. Eiseres heeft voor de financiering van het project (direct en indirect) bedragen overgemaakt naar [bedrijf] .
4. Namens eiseres is op 30 april 2014 de aangifte Vpb 2012 ingediend, met een belastbare winst en een belastbaar bedrag van - € 191.645. In de aangifte is een bedrag van € 250.000 aan overige buitengewone lasten opgenomen in verband met de afwaardering van vorderingen op [bedrijf] .
5. Verweerder heeft op 15 oktober 2016 de definitieve aanslag Vpb aan eiseres opgelegd. Hierin is bij de vaststelling van het belastbare bedrag onder meer de aftrek van de overige buitengewone lasten van € 250.000 teruggenomen.
Geschil
6. In geschil is het antwoord op de vraag of verweerder terecht de aftrek van de buitengewone last van € 250.000 heeft geweigerd.
Beoordeling van het geschil
7. Eiseres heeft aangevoerd dat zij vanaf 2011 tot en met 31 december 2012 zowel direct als indirect leningen heeft verstrekt aan [bedrijf] voor een totaalbedrag van € 773.709. Dit bedrag werd aangewend voor de financiering van het project. Voordat eiseres is overgegaan tot het verstrekken van deze leningen, heeft zij onderzoek gedaan naar de haalbaarheid van het project. Ook werd een begroting opgesteld voor de verbouwing van het pand en werden de leningen stapsgewijs verstrekt. In 2012 hebben zich feiten en omstandigheden voorgedaan, waardoor zij niet langer kon verwachten dat de leningen geheel zouden worden terugbetaald. De begroting was namelijk overschreden, de verbouwing en inrichting van het pand waren nog steeds niet af, de bouw lag stil en [persoon F] werd ernstig ziek. Ter zitting heeft eiseres nog aangevoerd dat dit ook kan worden opgemaakt uit de door haar overgelegde foto’s. Daarnaast heeft in het najaar van 2012 een bespreking plaatsgevonden tussen [persoon F] en eiseres om de voortgang van het project te bespreken. Tijdens dit gesprek is duidelijk geworden dat de feitelijke situatie van het project minder rooskleurig was dan verwacht. Ook weigerde [persoon F] op dat moment aanvullende leningsovereenkomsten te ondertekenen voor het resterende bedrag van de reeds verstrekte leningen. Al deze feiten en omstandigheden samen maakte dat sprake was van oninbaarheid van een deel van de vordering.
8. Ter zitting heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiseres onvoldoende heeft aangevoerd om aannemelijk te maken dat een bedrag van € 250.000 ten laste van haar winst kan afwaarderen. Eiseres heeft volgens verweerder geen begin van bewijs geleverd voor het in aanmerking kunnen nemen van de voorgenomen afwaardering. Bovendien is onduidelijk waar de door eiseres verstrekte bedragen voor zijn aangewend.
9. Op grond van artikel 8 van de Wet Vpb [1] kan eiseres op basis van goedkoopmansgebruik een vordering die niet meer invorderbaar is afwaarderen ten laste van haar winst. Omdat eiseres een vordering wil afwaarderen, rust op haar de bewijslast aannemelijk te maken dat de vordering op de balansdatum onvolwaardig was.
10. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres met hetgeen zij aan schriftelijke stukken heeft overgelegd en ter zitting heeft verklaard, niet aannemelijk gemaakt dat zij op basis van goedkoopmansgebruik in 2012 € 250.000 mocht afwaarderen ten laste van haar fiscale winst. Eiseres heeft haar stelling, dat tussen 12 april 2012 en de balansdatum feiten en omstandigheden hebben voorgedaan waardoor de vorderingen op de balansdatum gedeeltelijk onvolwaardig waren, namelijk niet met objectieve gegevens onderbouwd. Zij heeft bijvoorbeeld geen jaarrekeningen van [bedrijf] of andere (financiële) gegevens overgelegd, waaruit blijkt dat de vorderingen op [bedrijf] op de balansdatum daadwerkelijk onvolwaardig waren. Desgevraagd, heeft eiseres verklaard dat de gegevensverstrekking onmogelijk wordt gemaakt door de familie van (de inmiddels overleden) [persoon F] . Het gebrek aan objectieve gegevens als gevolg van deze omstandigheden, komt gelet op de bewijslastverdeling echter voor rekening en risico van eiseres. Ook de stelling van eiseres dat in [land] anders wordt omgegaan met bijvoorbeeld vastlegging van gegevens dan in Nederland, waardoor het voor haar haast onmogelijk wordt deze te achterhalen doet daar niet aan af. Van eiseres mag worden verwacht dat de schriftelijke bescheiden – helemaal als het gaat om zulke grote investeringen – in orde zijn.
11. Hierbij merkt de rechtbank nog op dat eiseres, reeds nadat de afwaardering had plaatsgevonden, in 2014 (opnieuw) een bedrag van € 100.000 naar [bedrijf] heeft overgemaakt voor hetzelfde project. Eiseres heeft ter zitting verklaard dat dit bedrag is overgemaakt in de hoop het project alsnog af te kunnen ronden. Het opnieuw investeren in het project staat echter haaks op de eerdere afwaardering van de reeds bestaande vordering wegens oninbaarheid.
12. Ter zitting heeft eiseres een bewijsaanbod gedaan, bestaande uit het vóór 1 mei 2022 overleggen van een nadere onderbouwing van de afwaardering. De rechtbank passeert het bewijsaanbod van eiseres. Omdat de rechtbank reeds op 7 september 2021 uitstel aan eiseres heeft verleend met hetzelfde doel en het beroep al ruim vier jaar geleden is ingesteld, heeft eiseres naar het oordeel van de rechtbank voldoende gelegenheid gehad om de onderbouwing van haar stelling te concretiseren. Ook zijn er geen concrete aanknopingspunten die inzicht bieden dat er nu wel voldoende gegevens boven tafel komen. Hoewel de rechtbank begrip heeft voor de situatie waarin eiseres terecht is gekomen, komt het ontbreken van een onderbouwing voor rekening en risico van eiseres.
13. Gelet op het voorgaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard en behoeven de overige door verweerder ingenomen standpunten geen verdere bespreking. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.R. Zonneveld, voorzitter, mr. A.M.F. Geerling en mr. D. Liem, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N.J.H. Klomp, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.

Voetnoten

1.Wet op de vennootschapsbelasting 1969.