ECLI:NL:RBGEL:2022:14

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 januari 2022
Publicatiedatum
4 januari 2022
Zaaknummer
05/110309-21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot TBS van inwoner van Nunspeet wegens poging tot zware mishandeling

Op 3 januari 2022 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen een inwoner van Nunspeet, die werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling van zijn partner. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op meerdere tijdstippen in april en maart 2021 zijn partner heeft mishandeld, waarbij hij haar keel heeft dichtgeknepen en haar meerdere malen heeft geslagen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangeefster, ondersteund door getuigen en medisch bewijs, voldoende waren om de verdachte schuldig te verklaren. De verdachte ontkende de beschuldigingen, maar zijn verklaring vond geen steun in het bewijs. De rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft willen toebrengen aan zijn partner. Gezien de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor geweldsdelicten binnen een partnerrelatie, heeft de rechtbank besloten om de verdachte ter beschikking te stellen met dwangverpleging. Daarnaast is een gevangenisstraf van acht maanden opgelegd, met een contact- en locatieverbod voor de duur van vijf jaar. De rechtbank heeft de veiligheid van de samenleving en de noodzaak van behandeling van de verdachte vooropgesteld in haar beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/110309-21
Datum uitspraak : 3 januari 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 1981 in [geboorteplaats 1] ,
wonende aan het [adres 1] ,
thans gedetineerd in de P.I. Zwolle Zuid 1.
Raadsman: mr. S.J. Nijhof, advocaat in Apeldoorn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van
26 juli, 4 oktober en 20 december 2021.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 16 april 2021 tot en met 17 april 2021 in de gemeente Elburg, in ieder geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk:
- (met kracht) de keel van genoemde [slachtoffer] heeft (vast)gepakt en/of (vervolgens) haar keel heeft dichtgeknepen en/of
- meerdere malen (met kracht) tegen/op het hoofd en/of tegen/in het gezicht van genoemde [slachtoffer] heeft gestompt en/of geslagen en/of
-meerdere malen (met kracht) tegen/in de buik van genoemde [slachtoffer] heeft gestompt en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 16 april 2021 tot en met 17 april 2021 in de gemeente Elburg, in ieder geval in Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld door genoemde [slachtoffer] :
- (met kracht) bij haar keel (vast) te pakken en/of door (vervolgens) haar keel dicht te knijpen en/of
- door meerdere malen, althans eenmaal (met kracht) tegen/op haar hoofd en/of tegen/in haar gezicht en/of tegen/in haar buik te stompen en/of te slaan en/of
- door (met kracht) tegen/op haar (onder)arm te slaan en/of
-door een busje haarlak, althans enig voorwerp, tegen haar (linker)knie aan te
gooien;
2.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 6 maart 2021 in de gemeente Elburg, in ieder geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk:
- (met kracht) de keel van genoemde [slachtoffer] heeft (vast)gepakt en/of (vervolgens) haar keel heeft dichtgeknepen en/of
- meerdere malen (met kracht) tegen/op het hoofd en/of tegen/in het gezicht en/of op/tegen het lichaam van genoemde [slachtoffer] heeft gestompt en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij op één of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 6 maart 2021 in de gemeente Elburg, in ieder geval in Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld door genoemde [slachtoffer] :
- (met kracht) bij haar keel (vast) te pakken en/of door (vervolgens) haar keel dicht te knijpen en/of
- door meerdere malen, althans eenmaal (met kracht) tegen/op haar hoofd en/of tegen/in haar gezicht en/of op/tegen haar lichaam te stompen en/of te slaan.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 primair en het onder feit 2 primair tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken, omdat verdachte de tenlastegelegde handelingen niet heeft gepleegd. De raadsman heeft subsidiair bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder feit 1 primair en het onder feit 2 primair tenlastegelegde, omdat verdachte geen opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, ook niet in voorwaardelijke zin.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Aangeefster [slachtoffer] , ten tijde van het tenlastegelegde de partner van verdachte, heeft verklaard dat verdachte op 16 april 2021 bij [slachtoffer] thuis in Elburg was. In de avond werd verdachte steeds agressiever. Op een gegeven moment sloeg verdachte [slachtoffer] in ieder geval viermaal met gebalde vuisten tegen haar hoofd. [slachtoffer] voelde direct een soort verlammende pijn en zag het licht in haar ogen bijna verdwijnen. Omdat [slachtoffer] bang was, probeerde zij uit het raam te springen. Verdachte trok haar vervolgens terug uit het raam. Op het moment dat [slachtoffer] begon te gillen, pakte verdachte haar met zijn beide handen bij haar keel. Verdachte kneep vervolgens de keel van [slachtoffer] gedurende ongeveer 15 seconden dicht. [slachtoffer] kreeg geen adem meer en dacht dat zij zou stikken. Nadat verdachte de keel van [slachtoffer] los liet, gaf verdachte haar nog een paar klappen met de platte hand tegen haar hoofd. Tussendoor heeft verdachte [slachtoffer] tweemaal in haar buik gestompt. De mishandelingen hebben plaatsgevonden tussen vrijdagavond 16 april en zaterdagochtend 17 april 2021 rond 3.00 uur. Daarna is [slachtoffer] gevlucht. Zij is op 17 april omstreeks 09.00 uur weer terug gegaan naar haar woning. Verdachte was daar toen nog steeds en [slachtoffer] kreeg van verdachte weer een klap tegen haar hoofd. [2]
[slachtoffer] heeft verklaard dat de betreffende mishandelingen hebben plaatsgevonden op meerdere momenten en stopten toen zij op zaterdagochtend 17 april 2021 omstreeks 11.00 uur uit het raam hing. [3] Over het dichtknijpen van de keel heeft [slachtoffer] verklaard dat verdachte tweemaal haar keel heeft dichtgeknepen, telkens tot het moment dat zij bijna wegviel. [4]
Getuige [getuige] zag [slachtoffer] op 17 april 2021 door het raam klimmen en vervolgens aan de buitenkant van het raam hangen. [5]
De GGD-arts heeft op 17 april 2021 meerdere letsels bij [slachtoffer] geconstateerd, waaronder een bloeduitstorting bovenop het hoofd, een bloeduitstorting en een rode huidverkleuring in het gezicht en een rode huidverkleuring van acht bij vijf centimeter aan de onderzijde van de hals. De geconstateerde letsels passen bij de inwerking van stompgeweld en passen bij letsels van maximaal drie dagen oud. [6]
In de hals is door een arts een rode huidverkleuring van acht bij vijf centimeter geconstateerd. Hieruit leidt de rechtbank af dat dit letsel het gevolg is van het dichtknijpen van de keel en dat dit met kracht heeft plaatsgevonden.
Feit 2
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij op 6 maart 2021 bij verdachte thuis in Nunspeet was. Die nacht heeft verdachte een ring omgedaan en vervolgens heel hard op het hoofd van [slachtoffer] geslagen. Ook heeft verdachte de keel van [slachtoffer] dichtgeknepen. Op een gegeven moment zat verdachte bovenop [slachtoffer] . Verdachte bleef [slachtoffer] toen slaan. Toen de vader van verdachte binnenkwam, is [slachtoffer] weggegaan. Omdat [slachtoffer] niet bij haar zus terecht kon, is zij terug naar verdachte gegaan. Verdachte ging toen gewoon weer verder. Omdat [slachtoffer] de volgende dag hele erge hoofdpijn had, is zij naar het ziekenhuis gegaan en vervolgens op de Spoedeisende Hulpafdeling opgenomen geweest. [7]
Uit een verslag van het St. Jansdalziekenhuis van 6 maart 2021 volgt dat meerdere letsels bij [slachtoffer] zijn geconstateerd, waaronder hematomen (bloeduitstortingen) op het hoofd, in het gezicht, op de armen en op de knieën en strangulatie hematoom ventraal en dorsaal aan de hals. [8]
Op de telefoon van [slachtoffer] is een geluidsbestand aangetroffen, waarin [slachtoffer] zich richt tot verdachte. Het geluidsfragment is ingesproken op 7 maart 2021. [slachtoffer] zegt onder andere:
“Op het moment dat je begon te slaan, hoe hard je sloeg, in mijn zij, mijn ribben. Ik was echt helemaal van slag”. [9]
Uit de constatering van het ziekenhuis dat in de hals strangulatieletsel zichtbaar was, leidt de rechtbank af dat dit letsel het gevolg is van het dichtknijpen van de keel van aangeefster en dat dit met kracht heeft plaatsgevonden.
Feit 1 en feit 2
Verdachte heeft ontkend de tenlastegelegde handelingen gepleegd te hebben. Verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer] soms nachten weg was en vervolgens met letsel thuiskwam. De rechtbank overweegt dat die verklaring, die erop neerkomt dat iemand anders dan verdachte [slachtoffer] beide keren letsel heeft toegebracht, geen enkele steun vindt en daardoor niet aannemelijk is.
Gelet op de verklaringen van [slachtoffer] , die bevestiging vinden in de verklaring van getuige [getuige] en de bevindingen van de GGD-arts, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op meerdere tijdstippen in de periode van 16 april tot en met 17 april 2021 in de gemeente Elburg met kracht de keel van [slachtoffer] heeft vastgepakt en vervolgens heeft dichtgeknepen, meerdere malen met kracht tegen het hoofd en tegen het gezicht van [slachtoffer] heeft gestompt en geslagen en meerdere malen met kracht tegen de buik van [slachtoffer] heeft gestompt.
De rechtbank acht, gelet op de verklaringen van [slachtoffer] , het geluidsfragment en het verslag van de SEH artsen van het St. Jansdal ziekenhuis, ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op meerdere tijdstippen op 6 maart 2021 in Nederland (nu Nunspeet niet in de gemeente Elburg ligt) met kracht de keel van [slachtoffer] heeft vastgepakt en vervolgens heeft dichtgeknepen en meerdere malen met kracht tegen het hoofd, het gezicht en het lichaam van [slachtoffer] heeft gestompt en geslagen.
De vraag is vervolgens hoe deze handelingen juridisch moeten worden gekwalificeerd.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte bij het met kracht dichtknijpen van de keel van [slachtoffer] beide keren voorwaardelijk opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Immers, verdachte heeft de keel van [slachtoffer] met zoveel kracht dicht gedrukt dat zij daarbij letsel heeft opgelopen en op 16/17 april 2021 bijna het bewustzijn verloor. De kans dat [slachtoffer] een zuurstoftekort in de hersenen had opgelopen, met als gevolg zwaar lichamelijk letsel, is onder die omstandigheden aanmerkelijk te noemen. Dat mag bij een ieder bekend worden verondersteld en dus ook bij verdachte. Door met die wetenschap toch te handelen zoals hij heeft gedaan heeft verdachte de aanmerkelijk kans op het intreden van het gevolg bewust aanvaard. Verdachte heeft aldus voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel gehad.
De rechtbank acht beide primair ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en het onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
één ofmeerdere tijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 16 april 2021 tot en met 17 april 2021 in de gemeente Elburg,
in ieder geval in Nederland,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk:
-
(met kracht
)de keel van genoemde [slachtoffer] heeft
(vast
)gepakt en
/of (vervolgens
)haar keel heeft dichtgeknepen en
/of- meerdere malen
(met kracht
)tegen
/ophet hoofd en
/oftegen
/inhet gezicht van genoemde [slachtoffer] heeft gestompt en
/ofgeslagen en
/of-meerdere malen
(met kracht
)tegen
/inde buik van genoemde [slachtoffer] heeft gestompt
en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op
één of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks6 maart 2021
in de gemeente Elburg, in ieder gevalin Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk:
-
(met kracht
)de keel van genoemde [slachtoffer] heeft
(vast
)gepakt en
/of (vervolgens
)haar keel heeft dichtgeknepen en
/of- meerdere malen
(met kracht
)tegen
/ophet hoofd en
/oftegen
/inhet gezicht en
/of op/tegen het lichaam van genoemde [slachtoffer] heeft gestompt en
/ofgeslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair:
poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd
feit 2 primair:
poging tot zware mishandeling

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging wordt opgelegd. Ook heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een 38v-maatregel, inhoudende een contact- en locatieverbod, wordt opgelegd. De officier van justitie heeft gevorderd dat de maatregel geldt voor de duur van vijf jaren en dat voor iedere overtreding twee weken hechtenis kan worden opgelegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van een eventuele strafoplegging. De raadsman heeft, aanvullend, opgemerkt dat de gevorderde gevangenisstraf, gezien de LOVS-oriëntatiepunten, aan de hoge kant is en dat 8 maanden wel zou volstaan. De raadsman heeft bepleit dat aan verdachte geen maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging wordt opgelegd. De raadsman heeft voorgesteld dat aan verdachte voorwaarden worden opgelegd. Verdachte wil zich aan de hem te stellen voorwaarden houden. De raadsman heeft ten aanzien van voorwaarden die zien op een locatie- en contactverbod te kennen gegeven dat verdachte daartegen geen bezwaar heeft.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere pogingen zijn partner zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Verdachte heeft met zijn handelen een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Tijdens de zitting heeft het slachtoffer door middel van het spreekrecht op indringende wijze verwoord hoe zij de mishandelingen heeft beleefd. De eerste ten laste gelegde poging tot zware mishandeling heeft plaatsgevonden in de woning van het slachtoffer, een plek waar zij bij uitstek veilig zou moeten zijn. Maar ook binnen een partnerrelatie zou het slachtoffer veilig moeten zijn.
Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat verdachte recent driemaal is veroordeeld voor geweldsfeiten binnen een partnerrelatie. In november 2020 is verdachte voor mishandeling van slachtoffer [slachtoffer] veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 109 dagen. Ook is aan verdachte toen een contact- en gebiedsverbod opgelegd voor de duur van twee jaren. In februari 2020 is verdachte veroordeeld voor mishandeling binnen een partnerrelatie tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken. Van deze voorwaardelijke straf is bij de veroordeling van november 2020 de tenuitvoerlegging gelast. In januari 2020 is verdachte eveneens veroordeeld voor mishandeling binnen een partnerrelatie, en voor het tweemaal opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing. Verdachte is daarbij veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes weken. Tot slot valt op dat verdachte in 2008 eveneens is veroordeeld voor (onder andere) zware mishandeling, gericht tegen zijn toenmalige partner. Al deze veroordelingen hebben verdachte er niet van weerhouden op dezelfde voet door te gaan.
Uit het PBC-rapport van 10 december 2021, opgesteld door L.J.H. Kuipers, psychiater, en A. Wiltvliet, GZ-psycholoog, volgt dat bij verdachte sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met borderline, antisociale en paranoïde trekken, zwakbegaafdheid en een verslaving aan stimulantia en alcohol. De persoonlijkheidsstoornis heeft de keuzevrijheid van verdachte ingeperkt en het handelen van verdachte beïnvloed ten tijde van beide ten laste gelegde feiten. De deskundigen hebben daarom geadviseerd beide ten laste gelegde feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank neemt deze conclusies over en stelt vast dat er ten tijde van het plegen van de feiten bij verdachte sprake is geweest van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestesvermogens en dat dit zijn handelen (deels) bepaalde. Verdachte wordt daarom in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht.
Uit het PBC-rapport volgt dat een behandeling noodzakelijk is om de kans op recidive te verkleinen. De pathologie van verdachte is hardnekkig en verdachte is niet in staat zich aan voorwaarden, zoals een contactverbod, te houden. Het stellen van voorwaarden wordt, ook in het kader van een tbs met voorwaarden, te risicovol geacht. Het is niet realistisch dat een tbs-maatregel met voorwaarden leidt tot een adequate behandeling van de pathologie van verdachte en daarmee tot een substantiële afname van het recidiverisico. Daarom wordt geadviseerd aan verdachte tbs met dwangverpleging op te leggen.
De reclassering heeft in haar rapport van 9 december 2021 geconcludeerd dat het risico op ernstig geweld zeer groot is. Er zal sprake moeten zijn van een langdurige klinische behandeling, met een hoog beveiligingsniveau en een hoge zorgintensiteit. Een tbs-maatregel met voorwaarden is niet uitvoerbaar. Daarom wordt geadviseerd aan verdachte een tbs-maatregel met dwangverpleging op te leggen.
De rechtbank neemt deze adviezen over en is van oordeel dat het onverantwoord is om verdachte onbehandeld terug te laten keren in de maatschappij. Verdachte heeft weliswaar eerder een behandeling ondergaan en afgerond, maar die behandeling heeft niet voorkomen dat verdachte de onderhavige feiten heeft gepleegd. De kans op herhaling van een ernstig feit is te groot. Gelet op de door de deskundigen vastgestelde pathologie van verdachte acht de rechtbank, evenals de deskundigen van het PBC en de reclassering, een tbs-maatregel met voorwaarden te risicovol nu niet de verwachting is dat een tbs-maatregel met voorwaarden leidt tot een adequate behandeling
De rechtbank stelt verder vast dat beide bewezenverklaarde feiten misdrijven zijn als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, onder 2, van het Wetboek van Strafrecht waarvoor terbeschikkingstelling mogelijk is. De rechtbank is van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging eist. Hierbij heeft de rechtbank de ernst van deze feiten en de veelvuldigheid van eerdere veroordelingen voor misdrijven in aanmerking genomen.
Beide bewezenverklaarde feiten zijn misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Op grond van artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht is de maatregel dan ook niet in duur gemaximeerd.
Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden passend en geboden, met aftrek van de tijd dat verdachte in voorarrest heeft verbleven. Een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf past niet bij de ernst van de feiten.
Ook zal de rechtbank ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten een vrijheidsbeperkende maatregel opleggen. Deze maatregel houdt in dat verdachte voor de duur van vijf jaren:
  • op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 1970 te [geboorteplaats 2] . De politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod;
  • zich niet ophoudt binnen een straal van 5 kilometer rond de woning van [slachtoffer] , gelegen aan [adres 2] . De politie ziet toe op handhaving van dit locatieverbod.
De rechtbank zal daarbij bevelen dat vervangende hechtenis wordt toegepast voor iedere keer dat verdachte niet aan de maatregel voldoet. Deze hechtenis bedraagt twee weken per overtreding, met een totale duur van maximaal zes maanden, en heft de verplichtingen op grond van de maatregel niet op.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt jegens een bepaalde persoon of bepaalde personen, zal de rechtbank bevelen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 37a, 37b, 38v, 38w, 45, 57 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 gelast dat verdachte
ter beschikkingwordt
gestelden beveelt dat hij
van overheidswege zal worden verpleegd;
 legt een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op, inhoudende dat verdachte, voor een periode van 5 jaren:
 op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 1970 te [geboorteplaats 2] . De politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod;
 zich niet ophoudt binnen een straal van 5 kilometer rond de woning van [slachtoffer] , gelegen aan [adres 2] . De politie ziet toe op handhaving van dit locatieverbod;
 beveelt dat vervangende hechtenis van
twee wekenwordt toegepast voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een totale duur van ten hoogste zes maanden;
 beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J.M. Doon, voorzitter, mr. C. Kleinrensink en mr. S.C.A.M. Janssen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.A. Clevers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 januari 2022.
mrs. Janssen en Clevers zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2021171420, gesloten op 26 juni 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 27-29.
3.Proces-verbaal van verhoor aangeefster, p. 31-32.
4.Proces-verbaal van verhoor aangeefster, p. 38.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 120-121.
6.Letselrapportage Forensische Geneeskunde, p. 41-42.
7.Proces-verbaal van verhoor aangeefster van 30 april 2021, p. 33.
8.Verslag SEH St. Jansdalziekenhuis van 6 maart 2021, p. 58 en 61.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 114-115.