ECLI:NL:RBGEL:2022:1389

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 maart 2022
Publicatiedatum
18 maart 2022
Zaaknummer
05/140066-21; 05/258882-21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Militair veroordeeld tot gevangenisstraf voor mishandeling en poging doodslag van ex-partner

Op 14 maart 2022 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn ex-partner heeft mishandeld en geprobeerd heeft haar van het leven te beroven. De verdachte, geboren in 1980 en op dat moment gedetineerd in de P.I. Zwolle Zuid, werd beschuldigd van mishandeling en poging tot doodslag. De feiten vonden plaats op 25 mei 2021 en 26 september 2021 in Wolvega. Tijdens de zitting op 28 februari 2022 werd vastgesteld dat de verdachte zijn ex-partner met een mes had gestoken en haar meerdere keren had geslagen, wat leidde tot ernstig lichamelijk letsel. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 48 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 5 jaren en een contactverbod met de benadeelde partij. De verdediging pleitte voor rekening houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De militaire kamer oordeelde dat de verdachte vol opzet handelde en dat de poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen was. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 48 maanden op, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en stelde bijzondere voorwaarden aan de proeftijd. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij voor de geleden schade en smartengeld.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers: 05/140066-21; 05/258882-21 (gev.ttz)
Datum uitspraak : 14 maart 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1980 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. Zwolle Zuid 1 in Zwolle.
Raadsman: mr. S.M. Diekstra, advocaat in Leiden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 28 februari 2022.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is onder
parketnummer 05/140066-21ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 25 mei 2021 te Wolvega, gemeente Weststellingwerf, zijn,
verdachtes partner [benadeelde] , heeft mishandeld door
  • meermalen, althans eenmaal, (met gebalde vuist(en)) in de buikstreek en/of tegen de ribben, althans tegen/op het lichaam van die [benadeelde] te slaan en/of te stompen en/of
  • die [benadeelde] naar de grond te werken en/of
  • (vervolgens) die [benadeelde] op de grond te houden door bovenop die [benadeelde] te gaan zitten en /of
  • (vervolgens) met zijn, verdachtes hand(en) de mond van die [benadeelde] dicht te houden;
en onder
parketnummer 05/258882-21is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 26 september 2021 te Wolvega ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde] , zijn, verdachtes (ex-)partner opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet
  • met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp één of meermalen in het gezicht/hoofd en/of de arm en/of de hand, althans in het lichaam van die [benadeelde] heeft gestoken en/of gesneden en/of
  • met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp één of meermalen (een) stekende en/of snijdende beweging(en) heeft gemaakt richting het gezicht/hoofd en/of (elders) op/richting het lichaam van die [benadeelde] en/of
  • (terwijl die [benadeelde] al dan niet op de grond lag/was gelegen) in/tegen/op/in de richting van het gezicht/hoofd en/of (elders) tegen/op/in de richting van het lichaam van die [benadeelde] heeft gestompt/geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 september 2021 te Wolvega aan [benadeelde] , zijn, verdachtes
(ex-)partner opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meer steekwond(en) en/of snijwond(en) in/het gezicht/hoofd, heeft toegebracht door met dat opzet
  • die [benadeelde] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp één of meermalen in het gezicht/hoofd en/of de arm en/of de hand, althans in het lichaam van die [benadeelde] te steken en/of te snijden en/of
  • met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp één of meermalen (een) stekende en/of snijdende beweging(en) te maken richting het gezicht/hoofd en/of (elders) op/richting het lichaam van die [benadeelde] en/of
  • (terwijl die [benadeelde] al dan niet op de grond lag/was gelegen) in/tegen/op/in de richting van het gezicht/hoofd en/of (elders) tegen/op/in de richting van het lichaam van die [benadeelde] te stompen/te slaan;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 september 2021 te Wolvega ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde] , zijn, verdachtes (ex-)partner opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
  • met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp één of meermalen in het gezicht/hoofd en/of de arm en/of de hand, althans in het lichaam van die [benadeelde] heeft gestoken en/of gesneden en/of
  • met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp één of meermalen (een) stekende en/of snijdende beweging(en) heeft gemaakt richting het gezicht/hoofd en/of (elders) op/richting het lichaam van die [benadeelde] en/of
  • (terwijl die [benadeelde] al dan niet op de grond lag/was gelegen) in/tegen/op/in de richting van het gezicht/hoofd en/of (elders) tegen/op/in de richting van het lichaam van die [benadeelde] heeft gestompt/geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Ten aanzien van parketnummer 05/140066-21 [1]
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van verhoor aangeefster [benadeelde] , p. 4-6;
- de geneeskundige verklaring van 26 mei 2021, p. 16;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 28 februari 2022.
Ten aanzien van parketnummer 05/258882-21 [2]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft op 26 september 2021 zijn ex-partner [benadeelde] (hierna: het slachtoffer) aangevallen met een mes. [3] Hij heeft meerdere keren met het mes in het hoofd, de hand en de arm van het slachtoffer gestoken. Het slachtoffer heeft hierdoor meerdere steekwonden in haar hoofd, aangezicht, linker bovenarm en linkerhand opgelopen. Vervolgens is verdachte op het slachtoffer gaan zitten en heeft hij haar meerdere keren met zijn vuisten geslagen. [4] De punt van het steekvoorwerp is operatief uit de schedel van het slachtoffer verwijderd. [5] Gezien de locatie van de steekwonden hadden er organen geraakt kunnen worden die kritisch letsel kunnen veroorzaken, hetgeen zonder medische interventie levensbedreigend is. [6]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat op zijn minst voorwaardelijk opzet op de dood aanwezig is. Hij voert daartoe aan dat naar algemene ervaringsregels bij het steken in het hoofd een aanmerkelijke kans is op dodelijk letsel. De gedragingen van verdachte kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op de dood van het slachtoffer, dat het niet anders kan zijn dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer als gevolg van die handelingen zou overlijden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De raadsman heeft zich – mede gelet op de proceshouding van verdachte – gerefereerd aan het oordeel van de militaire kamer over de kwalificatie poging doodslag.
Beoordeling door de militaire kamer
Verdachte heeft verklaard dat hij antwoorden wilde over dingen waar hij mee worstelde en hij dacht dat hij die bij het slachtoffer zou vinden. Hij is achter haar gaan staan en heeft haar in het bijzijn van de kinderen meerdere keren met een mes gestoken. Hij heeft er, naar eigen zeggen, gewoon op los gestoken. Het slachtoffer heeft hierdoor meerdere steekverwondingen aan het hoofd, aangezicht, linkerbovenarm en linkerhand opgelopen. Dat het mes op een gegeven moment brak heeft er niet toe geleid dat verdachte stopte. Vervolgens heeft hij het slachtoffer, terwijl zij op de grond lag, meerdere keren met zijn vuist geslagen.
Gelet op het voorgaande acht de militaire kamer wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 26 september 2021 het slachtoffer meermaals welbewust en doelgericht met een mes heeft gestoken in haar gezicht, hoofd en lichaam. Dat dit met kracht is gebeurd blijkt uit het feit dat het mes op een gegeven moment is afgebroken en de punt van het mes in de schedel van het slachtoffer is aangetroffen. Dit handelen is naar zijn uiterlijke verschijningsvormen zozeer gericht op de dood dat op basis daarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat verdachte opzet op het doden van het slachtoffer heeft gehad. Bovendien heeft verdachte nadat het mes in stukken was gebroken, het slachtoffer meerdere keren met zijn vuist geslagen. De militaire kamer neemt daarbij in aanmerking dat het een feit van algemene bekendheid is dat het hoofd een zeer kwetsbaar lichaamsdeel is. De forensische letselrapportage maakt ook inzichtelijk dat gezien de locatie van de steekverwondingen er organen geraakt hadden kunnen worden die kritisch letsel kunnen veroorzaken. [7] De hevigheid van het door verdachte toegepaste geweld wordt weerspiegeld in de aard, het aantal en de ernst van de aan het slachtoffer toegebrachte letsels.
Gelet op het vorenstaande is de militaire kamer van oordeel dat verdachte vol opzet had om het slachtoffer van het leven te beroven.
De militaire kamer acht de primair ten laste gelegde poging tot doodslag dan ook wettig en overtuigend bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de militaire kamer is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder parketnummer 05/140066-21 en parketnummer 05/258882-21 primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
parketnummer 05/140066-21:
hij op
of omstreeks25 mei 2021 te Wolvega, gemeente Weststellingwerf, zijn,
verdachtes partner [benadeelde] , heeft mishandeld door
  • meermalen, althanseenmaal,
    (met gebalde vuist
    (en))in de buikstreek en/of tegen de ribben
    , althans tegen/op het lichaamvan die [benadeelde] te slaan en
    /ofte stompen en
    /of
  • die [benadeelde] naar de grond te werken en
  • (vervolgens
    )die [benadeelde] op de grond te houden door bovenop die [benadeelde] te gaan zitten en
    /of
  • (vervolgens
    )met zijn, verdachtes hand
    (en
    )de mond van die [benadeelde] dicht te houden;
parketnummer 05/258882-21:
hij op
of omstreeks26 september 2021 te Wolvega ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde] , zijn, verdachtes
(ex-
)partner opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet
  • met een mes
  • met een mes
  • (terwijl die [benadeelde]
    al dan nietop de grond lag
    /was gelegen)in/tegen/op/in de richting van het gezicht/hoofd en
    /of (elders)tegen/op/in de richting van het lichaam van die [benadeelde] heeft
    gestompt/geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
parketnummer 05/140066-21:
mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn echtgenoot,
parketnummer 05/258882-21 primair:
poging tot doodslag.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaren, met als bijzondere voorwaarde op te leggen de meldplicht en ambulante behandeling. De officier van justitie voert daartoe aan dat aan de eisen die artikel 14b van het Wetboek van Strafrecht aan een langere proeftijd stelt is voldaan.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel zal worden opgelegd. De gevorderde maatregel houdt in dat verdachte geen contact mag zoeken met [benadeelde] voor de duur van 5 jaren. De officier van justitie heeft daarbij gevorderd dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor iedere keer dat verdachte niet aan de maatregel voldoet. Deze hechtenis bedraagt 2 weken per overtreding.
Omdat er volgens de officier van justitie ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt jegens een bepaalde persoon of bepaalde personen, heeft de officier van justitie gevorderd dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat rekening moet worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de noodzaak van een voorwaardelijk kader waarbinnen de aangewezen behandeling moet plaatsvinden.
De beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De militaire kamer heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 4 januari 2022;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 22 februari 2022;
- een multidisciplinair rapport van drs. F. Harmanny-Wiersma, psychiater, gedateerd 5 februari 2022 en dr. R.W. Blaauw, gezondheidszorgpsycholoog, gedateerd 10 januari 2022.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling en poging tot doodslag jegens zijn ex-partner. Het slachtoffer is in haar eigen woning meerdere keren gestoken en geslagen in het bijzijn van haar kinderen, die op dat moment slechts 4 en 6 jaar oud waren. Zij heeft daardoor ernstig letsel opgelopen. Het mes was in drie delen afgebroken en een deel van de punt van het mes is naderhand uit de schedel van het slachtoffer gehaald. Het slachtoffer heeft hiervan blijvende littekens, onder andere in haar gezicht, opgelopen. Er is nog geen medische eindtoestand. Het slachtoffer heeft bovendien psychisch letsel opgelopen. Zij heeft tijdens de poging tot doodslag doodsangsten uitgestaan. Daarbij heeft zij zowel tijdens en na het incident veel zorgen gehad om het welzijn van haar kinderen, die hiervan getuige waren. Hoewel (nog) geen onderzoek is gedaan naar de psychische gevolgen van deze incidenten voor het slachtoffer, gaat de militaire kamer ervan uit dat deze ernstig en langdurig kunnen zijn.
Uit de multidisciplinaire rapportage blijkt dat bij verdachte sprake is van een ernstige depressie en van een insomniastoornis. Ten tijde van het tenlastegelegde waren deze stoornissen aanwezig. Waarom verdachte in kennelijke razernij op zijn ex-vrouw instak, kan hij niet duidelijk vertellen. Hij wilde antwoorden van haar op vragen die hij had.
Verdachte kan niet vertellen welke gedachten en emoties er door hem heen gingen toen hij het mes pakte en vervolgens op zijn vrouw ging insteken. Er is mogelijk sprake geweest van seksueel getinte jaloezie. Geadviseerd wordt het tenlastegelegde in verminderde of licht verminderde mate toe te rekenen aan verdachte. De deskundigen concluderen dat het recidiverisico laag is. Wel wordt er door de psychiater op gewezen dat het de vraag is hoe het bij verdachte aankomt indien hij uit de ouderlijke macht zal worden gezet op verzoek van zijn vrouw. Ook de psycholoog ziet een licht verhoogd risico in geval verdachte zich niet zou laten behandelen. Aannemelijk is dan dat gevoelens van wanhoop en angst om zijn kinderen te verliezen dan kunnen persisteren en verdachte opnieuw kan worden getriggerd door een confrontatie met een huiselijke situatie met zijn kinderen. Beide deskundigen vinden dat verdachte een verdere behandeling nodig heeft voor zijn depressie. Dit zou gerealiseerd kunnen worden in een voorwaardelijk strafdeel. Verdachte heeft aangegeven zich aan de voorwaarden te zullen houden.
Uit het reclasseringsadvies volgt dat om recidive te voorkomen het nodig is dat verdachte grip krijgt op zijn gevoelsleven, uit de zelfafwijzing stapt en ruimte creëert om de echtscheiding te accepteren en te verwerken. Ook is het nodig dat hij leert omgaan met negatieve emoties, die leert uiten en dat hij begeleiding krijgt bij het zich opnieuw verhouden tot zijn kinderen en tot zijn ex-partner. De reclassering acht een forensische ambulante behandeling met begeleiding door de reclassering het meest passend.
De militaire kamer neemt de conclusies van de deskundigen over en is daarmee van oordeel dat het feit in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend
Ten voordele van verdachte houdt de militaire kamer rekening met het nagenoeg blanco strafblad van verdachte en met zijn proceshouding.
Strafverzwarend weegt de militaire kamer mee dat verdachte zijn ex-partner in haar eigen woning en in het bijzijn van haar kinderen meerdere malen heeft aangevallen.
Alles afwegend acht de militaire kamer een langdurige gevangenisstraf passend en geboden.
De militaire kamer vindt het daarnaast van groot belang dat verdachte wordt behandeld. De militaire kamer vindt het positief dat verdachte daarvoor open staat. Gelet daarop en op de verminderde toerekeningsvatbaarheid, zal de militaire kamer een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen en daaraan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden. De militaire kamer stelt de proeftijd vast op drie jaren.
De militaire kamer ziet, anders dan de officier van justitie, geen noodzaak in het opleggen van een contactverbod op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht en de dadelijke uitvoerbaarheid van deze maatregel, nu de militaire kamer aan verdachte een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf oplegt. Wel leest de militaire kamer in de multidisciplinaire rapportage dat er enige zorgen worden geuit indien verdachte niet is behandeld en hij het contact met zijn kinderen verliest. Om die reden zal de militaire kamer een bijzondere voorwaarde aan het voorwaardelijke strafdeel verbinden die ertoe strekt dat verdachte zich onthoudt van contact met zijn ex-partner, zolang de reclassering dat nodig acht.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [benadeelde] heeft in verband met parketnummers 05/140066-21 en 05/258882-21 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert onder feit 1 (mishandeling) € 1.000,- aan smartengeld en onder feit 2 (poging tot doodslag)
€ 226,40 aan materiële schade en € 45.000,- aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is voor beide feiten om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 62,- materiële schade en in totaal € 15.000,- smartengeld kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Volgens de officier van justitie kunnen de reiskosten voor het gevorderde bedrag van
€ 164,40 worden toegewezen als proceskosten.
Voor het overige deel aan materiële schade en smartengeld heeft de officier van justitie verzocht de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren.
De verdediging heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de gevorderde materiële schade.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het gevorderde smartengeld relatief hoog is gelet op de bedragen die in vergelijkbare zaken door rechters worden toegekend en heeft de militaire kamer verzocht aansluiting te zoeken bij bedragen die rechters in vergelijkbare gevallen aangewezen achten.
Overweging van de militaire kamer
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De schadeposten zijn voldoende onderbouwd en komen redelijk voor.
Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Daarom is de militaire kamer van oordeel dat de vordering voor wat betreft de daggeldvergoeding voor de periode van verblijf in het ziekenhuis tot een hoogte van € 62,- kan worden toegewezen.
Smartengeld
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat:
  • verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,
  • de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
  • de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
  • de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel of een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht.
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, is de militaire kamer van oordeel dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen meerdere van de hiervoor genoemde categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door de mishandeling en poging tot doodslag heeft de benadeelde immers lichamelijk letsel en geestelijk letsel opgelopen. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Echter, in welke mate en in hoeverre het geweldsincident tot (blijvende) beperkingen zal leiden, valt op dit moment niet in te schatten, nu er geen behandelinformatie over de psychische klachten is en ook is onduidelijk in welke mate die klachten tot beperkingen en schade zullen leiden. Gezien de zeer ernstige inbreuk op de integriteit van de persoon van het slachtoffer en haar veiligheid zal de militaire kamer de schade mede begroten vanwege de aantasting in de persoon op andere wijze. De militaire kamer houdt daarbij rekening met de aard en de ernst van de feiten en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid stelt zij het smartengeld voor feit 1 op een bedrag van € 1.000,- en voor feit 2 op een bedrag van € 14.000 vast.
De militaire kamer verklaart de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk.
Ten aanzien van feit 1 is verdachte vanaf 26 mei 2021 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd. Ten aanzien van feit 2 is verdachte vanaf 26 september 2021 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De militaire kamer ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
Proceskosten
De benadeelde partij vordert verder, onder materiële schade, vergoeding van de kosten die zijn gemaakt om een vordering in het strafproces te kunnen indienen en vervolgens daadwerkelijk schadevergoeding te krijgen. Het gaat hierbij om reiskosten gemaakt in verband met bezoek aan de raadsman, slachtofferhulp Nederland en het bijwonen van de strafzaak. De militaire kamer beoordeelt deze schadepost als proceskosten.
De gevorderde proceskosten komen de militaire kamer redelijk voor en stelt de proceskosten vast op het gevorderde bedrag van € 164,40.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 287, 300, 304 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De militaire kamer:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
48 (achtenveertig) maanden;
  • bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 3 (drie) jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • stelt als bijzondere voorwaarden dat:
  • veroordeelde zich meldt bij de reclassering en zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
  • veroordeelde zich onder behandeling zal stellen van een nader te bepalen zorgverlener. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
- veroordeelde zich gedurende de volledige proeftijd zal onthouden van het leggen of onderhouden van direct of indirect contact met [benadeelde] , geboren 22 maart 1984, zolang Reclassering Nederland en/of het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vinden. De politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod;
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • veroordeelde zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • veroordeelde zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden, behoudens het contactverbod, en tot begeleiding van veroordeelde ten behoeve daarvan;
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder parketnummer 05/140066-21 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [benadeelde] van € 1.000,- aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 mei 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder parketnummer 05/258882-21 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [benadeelde] van € 62,- aan materiële schade en € 14.000,- aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 september 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op € 164,40;
 verklaart de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] voor het overige niet-ontvankelijk tot materiële schade/smartengeld;
  • legt aan verdachte in verband met het feit onder parketnummer 05/140066-21 de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [benadeelde] , een bedrag te betalen van € 1.000 aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 mei 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 20 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • legt aan verdachte in verband met het feit onder parketnummer 05/258882-21 de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [benadeelde] , een bedrag te betalen van € 14.062,- aan materiële schade/smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 september 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 105 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.W.B. Heijmans (voorzitter), M.W.R. Koch, rechters, en Kapitein ter Zee mr. F.E. Venema, militair lid, in tegenwoordigheid van mr. C.F. Brouwer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 maart 2022.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 1] van de Koninklijke Marechaussee, Landelijk Tactisch Commando, Brigade Drenthe IJsselstreek, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL27ND/21-001411, gesloten op 27 mei 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm
2.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 2] van de Koninklijke Marechaussee, Tactische Opsporing, Brigade Recherche, opgemaakte proces-verbaal, onderzoeksnummer BPS 21-073612, gesloten op 13 december 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
3.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 28 februari 2022.
4.Proces-verbaal van aangifte van [benadeelde] , p. 31-32 en proces-verbaal verhoor verdachte, p. 324.
5.Aanvraagformulier medische informatie van 27 september 2021, p. 54.
6.Forensisch Geneeskundig Letselverslag van 7 januari 2022, p. 45-46.
7.Forensisch geneeskundig letselverslag van 7 januari 2022, p. 45