ECLI:NL:RBGEL:2022:1374

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 maart 2022
Publicatiedatum
17 maart 2022
Zaaknummer
05-151259-21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor binnendringen van een geautomatiseerd werk. Veroordeling voor oplichtingen en diefstallen in vereniging d.m.v. valse sleutel

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 7 maart 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder oplichting en diefstal in vereniging. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het binnendringen van een geautomatiseerd werk, maar hem wel veroordeeld voor de oplichtingen en diefstallen. De feiten vonden plaats tussen 3 maart 2021 en 19 mei 2021, waarbij de verdachte samen met anderen slachtoffers heeft bewogen tot het afgeven van bankpassen en pincodes door zich voor te doen als bankmedewerkers. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een actieve rol had in het oplichten van de slachtoffers door hen te misleiden via telefoongesprekken en het gebruik van valse hoedanigheden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, door het aannemen van een valse identiteit en het gebruik van listige kunstgrepen, de slachtoffers heeft bewogen tot het afgeven van hun bankgegevens en het overmaken van grote geldbedragen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2].

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/151259-21
Datum uitspraak : 7 maart 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1994 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. Alphen, locatie Eikenlaan in Alphen aan de Rhijn.
Raadsvrouw: mr. N.J.H. Lina, advocaat in Apeldoorn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.
1a. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 3 maart 2021 tot en met 19 mei 2021 te ’s-Gravenhage en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, meermalen opzettelijk en wederrechtelijk is binnengedrongen in een geautomatiseerd werk, te weten:
- ( middels teamviewer) in een computer (eigendom van en/of in gebruik bij [slachtoffer 1] ) en/of
- een of meer server(s) van de (beveiligde) internetbankieren omgeving, te weten een server van de ASN-bank en/of Rabobank en/of ABN Amro Bank en/of Triodos Bank, waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) telkens de toegang tot de geautomatiseerde werken heeft/hebben verworven met behulp van (een) valse sleutel(s) en/of door het aannemen van een valse hoedanigheid, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s)
- zich voorgedaan als een medewerker van ASN Bank (belast met het toezicht op het
betalingsverkeer) en/of (vervolgens) (nadat voormelde [slachtoffer 1] werd bewogen tot het installeren van het programma genaamd Teamviewer) via deze computer toegang verschaft tot één of meer van voormelde server(s) en/of
- gebruik gemaakt van (een) (onder valse voorwendselen verkregen) bankpas(sen) en/of (geheime) pincode(s) behorende bij rekeningen van de ASN-bank en/of Rabobank en/of ABN Amro Bank en/of Triodos Bank en/of
- zich (aldus) heeft voorgedaan als zijnde een door de ASN-bank en/of Rabobank en/of ABN Amro Bank en/of Triodos Bank geautoriseerde klant;
(Artikel art 138ab lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op één of meer tijdstippen op of omstreeks 19 mei 2021 te Wageningen en/of ’s-Gravenhage
en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
(telkens) met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen,
hetzij door het aannemen van een valse hoedanigheid, hetzij door listige kunstgrepen, een
persoon genaamd [slachtoffer 1] heeft bewogen tot het afgeven van enig goed en/of het ter
beschikking stellen van gegevens, te weten:
- een of meer bankpas(sen) en/of
- rekeninggegevens en/of
- pincode(s) en/of
- verificatiecode(s) en/of
- de (inlog)gegevens (gebruikersnaam en/of wachtwoord) voor het onlinebankieren en/of
- een groot geldbedrag,
door - zakelijk weergegeven –
- aan voormelde [slachtoffer 1] emailbericht (ogenschijnlijk afkomstig van Digid) te sturen, waarin
verdachte en/of (waarbij) in dat bericht een URL was opgenomen waarmee, na het klikken op die URL, personen werden doorgeleid naar een site waarop [slachtoffer 1] werd bewogen tot afgifte van gegevens waarmee kon worden ingelogd op één of meer rekeningen van die [slachtoffer 1] bij de
ASN-bank en/of
(vervolgens) telefonisch contact op te nemen met voormelde [slachtoffer 1] en/of zich in dat
telefoongesprek voor te doen als een medewerker van de ASN-bank en/of heeft aangegeven dat er sprake was van een of meer verdachte transacties vanaf de rekening van [slachtoffer 1] en/of
- voormelde [slachtoffer 1] heeft bewogen tot het installeren van het programma Teamviewer en/of
(waardoor) verdachte en/of zijn mededader(s) toegang hadden tot de computer van voormelde
[slachtoffer 1] , althans zicht hadden op de door [slachtoffer 1] op zijn computer verrichte handelingen
en/of de aldaar zichtbare informatie en/of
- in dat gesprek aan te geven dat de geldbedragen (op bankrekeningen) waar voormelde [slachtoffer 1] toegang tot had, veilig gesteld dienden te worden en/of (daartoe) een (groot) aantal transacties heeft geaccordeerd en/of aldus werd bewogen tot de afgifte van (ongeveer) €195.600, althans een grote hoeveelheid geld geheel of ten dele toebehorende aan [stichting 1] en/of (ongeveer) €55.000, althans een grote hoeveelheid geld geheel of ten dele toebehorende aan de [stichting 2] en/of
- ( vervolgens) heeft aangegeven dat de bankpas(sen) behorende bij de rekeningen waartoe
[slachtoffer 1] toegang had vernietigd diende(n) te worden en/of dat die bankpassen de bankpas die in zijn bezit was, opgehaald werd,
waardoor voormelde [slachtoffer 1] werd bewogen tot afgifte van een (grote) hoeveelheid geld en/of
een of meer bankpas(sen) en/of gegevens waarmee kon worden ingelogd op één of meer
rekeningen waar voormelde [slachtoffer 1] toegang tot had;
(Artikel art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 3 maart 2021 tot en met 19 mei 2021 te Sassenheim en/of ’s-Gravenhage en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
(telkens) met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, hetzij door het
aannemen van een valse hoedanigheid, hetzij door listige kunstgrepen, een persoon genaamd
[slachtoffer 2]
heeft bewogen tot het afgeven van enig goed en/of het ter beschikking stellen van gegevens, te
weten:
- een of meer bankpas(sen) en/of
- rekeninggegevens en/of
- pincode(s) en/of
- verificatiecode(s) en/of
- ( inlog)gegevens (gebruikersnaam en/of wachtwoord) voor onlinebankieren
door - zakelijk weergegeven –
- aan voormelde [slachtoffer 2] emailbericht (ogenschijnlijk afkomstig van Woningnet) te sturen,
(waarbij) in dat bericht een URL was opgenomen waarmee, na het klikken op die URL, personen werden doorgeleid naar een site waarop zij zijn bewogen tot afgifte van gegevens waarmee kon worden ingelogd op het account van voormelde persoon/personen bij die bank(en) en/of
- ( vervolgens) telefonisch contact op te nemen met voormelde [slachtoffer 2] en/of zich in dat
telefoongesprek voor te doen als een medewerker van de ABN-Amro bank en/of heeft aangegeven dat er sprake was van een of meer verdachte transacties vanaf de rekening van [slachtoffer 2] en/of de bankpas die in haar bezit was, opgehaald werd,
waardoor voormelde [slachtoffer 2] werd bewogen tot afgifte van die bankpas en/of gegevens
waarmee kon worden ingelogd op het account van die [slachtoffer 2] ;
(Artikel art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
4.
hij op of omstreeks 4 maart 2021 te Helmond en/of ’s-Gravenhage en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
(telkens) met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, hetzij door het
aannemen van een valse hoedanigheid, hetzij door listige kunstgrepen, een persoon genaamd
[slachtoffer 3] , heeft bewogen tot het afgeven van enig goed en/of het ter beschikking stellen van gegevens, te weten:
- een of meer bankpas(sen) en/of
- rekeninggegevens en/of
- pincode(s) en/of
- verificatiecode(s) en/of
- de (inlog)gegevens (gebruikersnaam en/of wachtwoord) voor het onlinebankieren
door - zakelijk weergegeven –
telefonisch contact op te nemen met voormelde [slachtoffer 3] en/of zich in dat telefoongesprek voor te
doen als een medewerker van de Rabobank en/of heeft aangegeven dat er sprake was van
verdachte inlogpogingen op de rekening van [slachtoffer 3] en/of om die reden dat (aan [slachtoffer 3]
afgegeven) rekeningnummer bij de Rabobank gewijzigd werd en/of de bankpas die in haar bezit
was, opgehaald werd,
waardoor voormelde [slachtoffer 3] werd bewogen tot afgifte van die bankpas en/of de bij die bankpas
behorende pincode en/of (inlog)gegevens (gebruikersnaam en/of wachtwoord) voor het
onlinebankieren;
(Artikel art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
5.
Hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 3 maart 2021 tot en met 19 mei 2021te Helmond en/of Oegstgeest en/of Leiden en/of Wageningen en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen en/of alleen, (telkens) met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen vanaf één of meer bankrekening(en)
- een geldbedrag van (in totaal) €1.180, althans een hoeveelheid geld, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of
- een geldbedrag van (in totaal) €2.650, althans een hoeveelheid geld, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of
- een geldbedrag van (in totaal) €18.200, althans een hoeveelheid geld, geheel of ten dele
toebehorende aan [stichting 2] en/of
- een geldbedrag van (in totaal) €4.000, althans een hoeveelheid geld, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 4] en/of
- een geldbedrag van (in totaal) €12.920, althans een hoeveelheid geld, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 4] ,
in elk geval (telkens) een hoeveelheid geld, zijnde enig(e) goed(eren), geheel of ten dele
toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) zich (telkens) toegang verschaft tot die
bankrekeningen door gebruik te maken van de bij die bankrekening(en) behorende
(inlog)gegevens en/of bankpas(sen) met daarbij behorende geheime pincode(s);
(Artikel art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
1b. Vrijspraak
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 tenlastegelegde feit.
De raadsvrouw van verdachte heeft aangevoerd dat verdachte van feit 1 dient te worden vrijgesproken. Er is onvoldoende bewijs dat verdachte de tenlastegelegde handelingen heeft verricht dan wel dat hij daarin enige substantiële rol heeft gehad. Het eventueel ter beschikking stellen van zijn woning is onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier de volgende handelingen kunnen worden vastgesteld.
Aangever [slachtoffer 1] heeft in goed vertrouwen het programma Teamviewer op zijn computer geïnstalleerd. Middels klaargezette transacties zijn geldbedragen overgeboekt van meerdere bankrekeningen van twee stichtingen waarvan aangever [slachtoffer 1] penningmeester was.
Ook is komen vast te staan dat een geldbedrag van de spaarrekening van aangeefster [slachtoffer 2] is overgemaakt, nadat haar bankpas was opgehaald. Ten slotte is bij aangever [slachtoffer 3] het banklimiet van zijn bankrekening verhoogd en een geldbedrag van zijn spaarrekening overgeboekt, nadat zijn bankpas is opgehaald
Op basis van het dossier en hetgeen ter terechtzitting is besproken, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende duidelijk welke handelingen zijn verricht bij het installeren van Teamviewer, het overboeken van de bedragen en het verhogen van de limieten en in hoeverre verdachte bij deze handelingen betrokken is geweest.
Weliswaar is het IP-adres dat verbinding heeft gemaakt met de computer van aangever [slachtoffer 1] gekoppeld aan het adres van verdachte, maar daarover heeft verdachte een verklaring afgelegd. Verdachte heeft verklaard dat anderen met wie hij contact had over het ophalen van de pinpas, bij hem thuis op een laptop zaten en dat hij geen weet heeft gehad van het installeren van Teamviewer op de computer van aangever [slachtoffer 1] of van de overboekingen die zijn gedaan. Aangezien uit het dossier blijkt dat er gedurende een langere tijd verbinding is gemaakt met de computer van de heer [slachtoffer 1] , ook op het moment dat verdachte de pinpassen ophaalde bij aangever [slachtoffer 1] , acht de rechtbank de verklaring van verdachte niet op voorhand hoogst onaannemelijk. Het dossier bevat ook geen bewijsmiddelen die deze verklaring kunnen weerleggen. De rechtbank dient daarom uit te gaan van de verklaring van verdachte dat hij zijn laptop in zijn woning ter beschikking heeft gesteld. Niet bewezen kan worden dat verdachte daarnaast nog een ander aandeel heeft gehad in de installatie van Teamviewer. Het enkel ter beschikking stellen van de laptop is onvoldoende om te zeggen dat verdachte bewust en nauw heeft samengewerkt met degene die teamviewer heeft geïnstalleerd en daarmee de overboekingen heeft gedaan, zelfs indien zou worden aangenomen dat verdachte wel degelijk weet heeft gehad van de installaties en overboekingen.
Verdachte heeft verder verklaard de pinpassen bij de aangevers te hebben opgehaald en met de opgehaalde pinpassen te hebben gepind. Niet bewezen kan worden dat verdachte daarnaast ook een aandeel heeft gehad in de overboekingen / verhogingen. Er zou sprake kunnen zijn van een significante bijdrage indien vast zou komen te staan dat de verhogingen enkel konden plaatsvinden door gebruik van de pinpas. Die pinpassen zijn immers door verdachte opgehaald. Maar dan moet wel vast komen te staan dat die pinpassen gebruikt zijn bij de verhogingen en die verhogingen niet op een andere manier – zoals Teamviewer - hebben plaatsgevonden. Dat volgt echter niet uit het dossier.
Verdachte wordt daarom van het onder 1 tenlastegelegde feit, het binnendringen van een geautomatiseerd werk, vrijgesproken.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft aangevoerd dat verdachte op verzoek van anderen naar de adressen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] is gegaan, bankpassen heeft opgehaald en geldbedragen heeft gepind en het gepinde geld heeft afgedragen aan zijn opdrachtgevers. De instructies kwamen via Snapchat en werden door verdachte uitgevoerd. Meer handelingen zijn door verdachte niet verricht. Voor het medeplegen van de tenlastegelegde oplichtingen is aldus onvoldoende bewijs. De handelingen waarmee de oplichtingen zouden zijn gepleegd ten aanzien van de feiten 2, 3 en 4 zijn niet door verdachte verricht. Het ophalen van de bankpassen en het vervolgens daarmee gaan pinnen vallen niet onder de tenlastegelegde oplichtingen. Voor de feiten 2, 3 en 4 dient verdachte dan ook te worden vrijgesproken.
Aanvullend ten aanzien van feit 3 heeft de raadsvrouw van verdachte aangevoerd, dat op basis van het dossier niet kan worden bewezen dat verdachte een grotere rol heeft gehad dan enkel het ophalen van de passen en het pinnen van de bedragen. Dat geldt ook voor feit 4.
Ten aanzien van feit 5 dient partiële vrijspraak te volgen. Uit het dossier volgt niet dat passen zijn opgehaald van [stichting 2] en dat verdachte hiermee geld heeft gepind. Niet vast is komen te staan dat er bedragen zijn afgeboekt bij deze stichting. Er kan – in afwijking van de tenlastelegging – tot een bewezenverklaring worden gekomen voor wat betreft de bedragen ten aanzien van de bankrekening van [slachtoffer 4] tot een bedrag van € 4.420,00 en bij [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 4] tot een bedrag van € 7500,00.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever [slachtoffer 1] , die mede aangifte doet namens de [stichting 1] , [stichting 2] en [slachtoffer 4] , heeft verklaard dat hij op 19 mei 2021te Wageningen in de ochtend op zijn mobiele telefoon een sms-bericht vanaf het telefoonnummer 06-18401790 ontving. Het bericht leek afkomstig te zijn van
Digi-D en in het bericht stond dat [slachtoffer 1] geld kon terugvragen. [slachtoffer 1] kwam via dit bericht op een website terecht die beveiligd leek. Daar heeft hij de bankgegevens van zijn privébankrekening van de ASN bank ingevoerd. [slachtoffer 1] kreeg vervolgens argwaan en heeft, na contact te hebben opgenomen met de ASN bank, uit voorzorg zijn digipas geblokkeerd. Omstreeks 17:00 uur werd [slachtoffer 1] op zijn vaste telefoonlijn gebeld door ene [naam 1] , die zei te bellen namens de ASN bank. Volgens [naam 1] waren er twee verdachte betaalverzoeken bij de bank tegengehouden. [naam 1] nam contact met [slachtoffer 1] op om zijn geld veilig te stellen. [naam 1] verzocht [slachtoffer 1] om Teamviewer op zijn computer te accepteren, zodat [naam 1] op afstand helpen. In goed vertrouwen heeft [slachtoffer 1] toestemming aan [naam 1] gegeven om zijn computer over te nemen. [slachtoffer 1] heeft meegekeken welke handelingen [naam 1] verrichte op zijn computer, maar soms bleef een helpscherm lang in beeld, waardoor [slachtoffer 1] de activiteiten van [naam 1] niet kon volgen. [slachtoffer 1] heeft van 17:00 uur tot 23:00 uur met [naam 1] aan de telefoon gezeten. In deze uren heeft [naam 1] het geld van de privé bankrekeningnummer van de ASN bank van [slachtoffer 1] en van de bankrekeningnummer van de twee stichtingen overgeboekt naar andere bankrekeningnummers. Om deze handelingen te voltooien, moest [slachtoffer 1] in opdracht van [naam 1] met de paslezers van de banken akkoord geven. In goed vertrouwen heeft [slachtoffer 1] dit gedaan. De bankpassen moesten volgens [naam 1] worden vernietigd en er moesten een nieuwe pincodes worden aangevraagd. Om de bankpassen te vernietigen zou [naam 1] een postbezorger naar de woning van [slachtoffer 1] sturen. Omstreeks 21:00 uur stond er een man in een uniform van PostNL aan de deur om de bankpassen op te halen. De man legitimeerde zich met de code die [slachtoffer 1] van [naam 1] had gekregen. Dit leek voor [slachtoffer 1] betrouwbaar. [slachtoffer 1] heeft vervolgens zijn bankpas en die van zijn vrouw aan de man gegeven. Aan [naam 1] had [slachtoffer 1] de bijbehorende pincodes al gegeven.
Van de [stichting 1] is op 19 mei 2021 in totaal een bedrag van € 141.601,11 van drie ABN-bankrekeningnummers weggenomen. Van de [stichting 2] is op 19 mei 2021 in totaal is een bedrag van € 73.200,00 van twee bankrekeningnummers (1 van Triodos en 1 van ABN) weggenomen. Vanaf bankrekeningnummer [rekeningnummer 1] te name van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 4] is bij de geldautomaat gelegen aan de Tarthorst in Wageningen op 19 mei 2021 tussen 21:37 uur en 12:48 uur in totaal € 8.920,00 gepind.
Van [rekeningnummer 2] te name van [slachtoffer 4] zijn bij de geldautomaat bij de ING in Veenendaal geld opnames gedaan op 19 mei 2021 tussen 22:11 uur en 22:18 uur van in totaal € 4.000,00. [2]
Aangeefster [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij op 3 maart 2021 te Sassenheim vanaf het emailadres mailsysteem@woningnet.nl een mail van Woningnet heeft ontvangen, waarin werd gevraagd om het jaarlijkse inschrijfgeld. In het emailbericht stond een betalingslink en toen [slachtoffer 2] daarop klikte verscheen er een scherm van ABN AMRO. [slachtoffer 2] moest vervolgens inloggen met haar identifier. Op het moment dat [slachtoffer 2] de betalingsopdracht wilde versturen, bleef de pagina op haar scherm laden. [slachtoffer 2] vertrouwde het niet en op het moment dat zij de ABN AMRO wilde bellen werd zij omstreeks 12:19 uur op haar mobiele telefoon gebeld door een privé-nummer. Zij hoorde een manspersoon zeggen dat hij van de afdeling Fraude van ABN AMRO was, dat er iemand mogelijk een verdachte transactie wilde uitvoeren en dat zij die transactie geblokkeerd hadden. De man gaf aan dat het om twee betalingen ging. Het was belangrijk dat [slachtoffer 2] aan de lijn bleef om een aantal zaken te bespreken en dan zou zij in ieder geval verzekerd zijn tegen diefstal en fraude. Vervolgens moest zij haar betaalpas doorknippen op een manier zodat de chip niet zou beschadigen. De pas moest zij in een enveloppe doen en richtten aan het hoofdkantoor van de ABN AMRO, afdeling Fraude. De pas zou worden opgehaald door een koerier van PostNL.
Omstreeks 13.15 uur is de enveloppe met de doorgeknipte bankpas door [slachtoffer 2] aan de koerier met een PostNL jas meegegeven. Nadat de man omstreeks 14:18 uur de verbinding had verbroken, werd zij om 14:19 uur door dezelfde man gebeld. De man vroeg haar of zij nog waardevolle sierraden of grote hoeveelheden cash geld in huis had. Dit omdat het mogelijk is dat de oplichters nu geen buit hadden gemaakt en het op een andere wijze zouden kunnen doen. [slachtoffer 2] moest ook haar nieuwe pincode inspreken en ter controle haar oude pincode. Zij vroeg of dit wel veilig was om dit telefonisch te doen. De man adviseerde haar om haar Wifi en 4G uit te zetten. Om 15:08 uur heeft ze het telefoongesprek beëindigd. Toen [slachtoffer 2] inlogde op haar internetbankieren van de ABN AMRO zag zij dat er een bedrag van € 9.100,00 van haar spaarrekening naar haar betaalrekening was overgeboekt. Verder zag zij dat er op 3 maart 2021 tussen 14:28 uur en 15:38 uur bedragen waren gepind of overgeschreven naar AH Oegstgeest, Demi Telecom Leiden en AH Leiden voor een totaal bedrag van € 2.650,00. De overboekingen en betalingen had zij zelf niet gedaan. [3]
Aangever, [slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij op 4 maart 2021 omstreeks 18:00 uur te Helmond door een anoniem telefoonnummer werd gebeld door ene [naam 2] , die aangaf werkzaam te zijn bij de Rabobank. Volgens [naam 2] was er driemaal getracht in te loggen op de bankrekening van [slachtoffer 3] en diende het bankrekeningnummer en code van [slachtoffer 3] te worden gewijzigd. [slachtoffer 3] zou de volgende dag om 10:00 uur een afspraak bij de Rabobank met [naam 3] hebben. Dan moest hij zijn identiteitsbewijs en zijn iPhone en tablet meenemen zodat er een veiligheidsapp op geïnstalleerd kon worden. Voorafgaand aan de afspraak zou er die avond nog iemand langskomen om zijn bankpas op te halen. De bankpas moest hij in de lengte doorknippen. De persoon die de bankpas kwam halen zou de overdrachtscode 5520 noemen. De bankpas was nodig om de pincode van [slachtoffer 3] te kunnen wijzigen. Op de vraag of [slachtoffer 3] zeker met iemand van de Rabobank te maken had, zei [naam 2] dat zij al zijn gegevens inzichtelijk had en noemde zijn bankrekeningnummer, geboorteplaats, leeftijd en geboortedatum. [slachtoffer 3] heeft zijn pincode doorgegeven toen [naam 2] daar naar vroeg. Vervolgens stond er omstreeks 18:45 uur een jongeman aan de deur, in kleding die er uitzag als van DHL. Op een telefoon toetste de jongeman de overdrachtscode 5520 in en [slachtoffer 3] heeft hem zijn bankpas meegegeven. Omstreeks 19:40 uur ontving [slachtoffer 3] van de Rabobank een emailbericht dat zijn limiet was verhoogd voor de periode van 4 tot en met 5 maart 2021. Daar had hij geen opdracht toe gegeven. Hierop heeft [slachtoffer 3] direct de helddesk van de Rabobank gebeld. De medewerkster van de Rabobank zei [slachtoffer 3] dat er zojuist € 175,00 van zijn spaarrekening naar zijn lopende rekening was overgemaakt en dat er op 4 maart 2021 om 19.01.55 uur een bedrag van zijn bankrekening was gepind van € 1180,00 bij de geldautomaat aan Nieuwveld 7A te Helmond. [slachtoffer 3] had het bedrag niet gepind. [4]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij twee jongens via Snapchat heeft leren kennen. De jongens zijn bij verdachte thuis, te s-Gravenhage, geweest en vroegen verdachte om naar de adressen van de aangevers te gaan.
Verdachte is naar het adres van aangever [slachtoffer 1] gegaan en heeft, met de PostNL jas aan aangebeld bij [slachtoffer 1] . Via Snapchat had verdachte een viercijferige overdrachtscode gekregen. Die moest verdachte doorgeven en aangever zou die ook hebben. Wanneer de personen aan de telefoon zouden zeggen dat het klopte, dan kon de envelop worden meegegeven. Verdachte heeft vervolgens de envelop van [slachtoffer 1] aangenomen en is richting de pinautomaat gereden. Hij kreeg de pincode telefonisch van de jongens door. Vervolgens heeft hij met meerdere bankpassen gepind.
Bij [slachtoffer 2] is het op dezelfde manier gegaan. Hij heeft het adres van de jongens doorgekregen en stond met de PostNL jas voor de deur. Hij heeft de bankpas in de envelop opgehaald met gebruik van een overdrachtscode en heeft met de bankpas contante geldbedragen gepind.
Ten slotte heeft verdachte het adres van [slachtoffer 3] doorgekregen en is naar de woning toegegaan. Hij heeft een code doorgekregen, heeft de envelop aangenomen en heeft met de bankpas geld gepind. Toen verdachte bij [slachtoffer 3] aan de deur stond, had hij een jas van DHL aan.
20% van de gepinde geldbedragen heeft verdachte gehouden. De rest van het gepinde geld en de pinpassen heeft hij afgegeven aan de twee andere personen. [5]
Ten aanzien van de feiten 2, 3 en 4
De rechtbank acht bewezen dat [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] zijn bewogen tot afgifte van hun pinpassen en pincodes. Aangever [slachtoffer 1] is voorts bewogen tot het overmaken van grote geldbedragen van meerdere rekeningen van de [stichting 1] en meerdere rekeningen van de [stichting 2] naar andere rekeningen.
Om aangevers hiertoe te bewegen is een valse hoedanigheid aangenomen en gebruik gemaakt van listige kunstgrepen en samenweefsel van verdichtsels. Aangevers werden allen gebeld door een persoon, die zich voordeed als een bankmedewerker. Door het gewekte vertrouwen, onder meer door het gebruik van een verificatiecode en een in PostNL / DHL jas geklede koerier, gaven aangevers een of meer pinpassen en bijbehorende pincodes af. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat door deze handelingen sprake is van oplichting.
Verdachte is degene geweest met een PostNL jas / DHL jas naar de woningen van aangevers is gegaan, zich heeft voorgedaan als medewerker van de PostNL / DHL en de overdrachtscodes heeft genoemd, waarna aangevers hun pinpas afgaven. Verdachte kreeg via zijn telefoon (snapchat) de voor de overdracht noodzakelijke informatie, zoals overdrachtscode en pincode. Deze informatie kwam uit het telefoongesprek dat door de mededader gelijktijdig met aangevers werd gevoerd. Met deze pinpassen is verdachte gaan pinnen. 20 % van de gepinde geldbedragen heeft verdachte zelf gehouden. De rest van de gepinde opbrengst en de passen heeft hij afgegeven aan zijn mededaders.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte een significant aandeel gehad in de oplichtingen van aangevers en is er sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de persoon die de gesprekken voerde en de transacties deed en de persoon die zich voordeed als koerier, de pinpassen ophaalde en daarmee pinde (verdachte).
Uit het feit dat verdachte bewust een PostNL / DHL jas bij heeft aangetrokken en de overdrachtscode heeft genoemd aan aangevers, volgt dat verdachte bewust een valse hoedanigheid heeft aangenomen met als doel het verkrijgen van de pinpassen.
Ten aanzien van feit 5
Zoals hiervoor overwogen komt uit de aangiftes van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] naar voren dat met de pinpassen van aangevers en de pinpas van mevrouw [slachtoffer 4] geldbedragen zijn gepind. Daarmee is sprake van diefstal van de gepinde geldbedragen. Verdachte kon dit doen doordat hij via anderen over de pincodes beschikte. Daarom is sprake van een nauwe en bewuste samenwerking en is de diefstal in vereniging gepleegd. Het onrechtmatig gebruik van pincodes kwalificeert als gebruik van valse sleutels.
Wat betreft de weggenomen bedragen merkt de rechtbank het volgende op.
In zijn aangifte verklaart aangever [slachtoffer 1] dat er volgens informatie van de bank, van de rekening van [stichting 2] twee geldbedragen met een totaalbedrag van € 18.200, zouden zijn afgeboekt. De rechtbank acht niet bewezen dat dit bedrag is weggenomen, aangezien daar – in tegenstelling tot alle andere weggenomen bedragen – geen afschriften van in het dossier zitten. De rechtbank spreekt verdachte dan ook vrij dan dat gedeelte van de tenlastelegging.
Uit het dossier blijkt dat in totaal van de bankrekening van de heer [slachtoffer 1] en/of mevrouw [slachtoffer 4] een geldbedrag van € 11.920 is gepind. Het bedrag van € 4.000 dat in de tenlastelegging staat genoemd maakt onderdeel uit van het totaalbedrag van €11.920 euro. Daarom zal de rechtbank verdachte vrijspreken van de apart ten laste gelegde handeling dat €4.000 is weggenomen van mevrouw [slachtoffer 4]
De rechtbank komt op basis van het dossier op een totaalbedrag van € 11.920 dat is weggenomen van de heer [slachtoffer 1] en/of mevrouw [slachtoffer 4] in plaats van het bedrag van € 12.920 dat in de tenlastelegging staat. Uit het dossier blijkt namelijk niet dat het bedrag van € 1.000 dat in de aangifte wordt genoemd als een bedrag dat om 21:41 uur is gepind in Wageningen, toebehoorde aan de heer [slachtoffer 1] en/of mevrouw [slachtoffer 4] . Op de transactiedetails over deze pintransactie, is te zien dat het geldbedrag afkomstig was van een rekeningnummer eindigend op 843. Maar uit het dossier blijkt niet aan wie dit rekeningnummer toebehoort.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de onder feit 5 tenlastegelegde diefstal in vereniging gedeeltelijk wettig en overtuigend bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
2.
hij op
één of meertijdstippen op
of omstreeks19 mei 2021 te Wageningen en
/of’s-Gravenhage
en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen
, althans alleen
(telkens)met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen,
hetzij door het aannemen van een valse hoedanigheid, hetzij door listige kunstgrepen, een
persoon genaamd [slachtoffer 1] heeft bewogen tot het afgeven van enig goed en
/ofhet ter
beschikking stellen van gegevens, te weten:
-
een ofmeer bankpas
(sen
)en
/of
- rekeninggegevens en
/ofvan
- pincode
(s
)en
/of
- verificatiecode
(s
)en
/of
- de
(inlog
)gegevens (gebruikersnaam en
/ofwachtwoord) voor het onlinebankieren en
/of
- een groot geldbedrag,
door - zakelijk weergegeven –
- aan voormelde [slachtoffer 1] een bericht (ogenschijnlijk afkomstig van Digid) te sturen,
waarin
verdachteen
/of(waarbij) in dat bericht een URL was opgenomen waarmee, na het klikken op die URL, personen werden doorgeleid naar een site waarop [slachtoffer 1] werd bewogen tot afgifte van gegevens waarmee kon worden ingelogd op één of meer rekeningen van die [slachtoffer 1] bij de
ASN-bank en
/of
(vervolgens
)telefonisch contact op te nemen met voormelde [slachtoffer 1] en
/ofzich in dat
telefoongesprek voor te doen als een medewerker van de ASN-bank en
/ofheeft aangegeven dat er sprake was van
een of meerverdachte transacties vanaf de rekening van [slachtoffer 1] en
/of
- voormelde [slachtoffer 1] heeft bewogen tot het installeren van het programma Teamviewer en
/of
(waardoor
) verdachte en/ofzijn mededader(s) toegang hadden tot de computer van voormelde
[slachtoffer 1] ,
althans zicht hadden op de door [slachtoffer 1] op zijn computer verrichte handelingen
en/of de aldaar zichtbare informatieen
/of
- in dat gesprek aan te geven dat de geldbedragen
(op bankrekeningen
)waar voormelde [slachtoffer 1] toegang tot had, veilig gesteld dienden te worden en
/of(daartoe) een (groot) aantal transacties heeft geaccordeerd en
/ofaldus werd bewogen tot de afgifte van (ongeveer) €195.600,
althans een grote hoeveelheid geld geheel of ten deletoebehorende aan [stichting 1] en
/of(ongeveer) €55.000,
althans een grote hoeveelheid geld geheel of ten deletoebehorende aan de [stichting 2] en
/of
-
(vervolgens
)heeft aangegeven dat de bankpas
(sen
)behorende bij de rekeningen waartoe
[slachtoffer 1] toegang had vernietigd diende
(n
)te worden en
/ofdat die bankpassen
de bankpasdie in zijn bezit waren, opgehaald
werdwerden,
waardoor voormelde [slachtoffer 1] werd bewogen tot afgifte van een
(grote
)hoeveelheid geld en
/of
een ofmeer bankpas
(sen
)en
/ofgegevens waarmee kon worden ingelogd op
één ofmeer
rekeningen waar voormelde [slachtoffer 1] toegang tot had;
3.
hij
op één of meer tijdstippen in ofomstreeks
de periode van3 maart 2021
tot en met 19 mei 2021te Sassenheim en
/of’s-Gravenhage
en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen
, althans alleen
(telkens)met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, hetzij door het
aannemen van een valse hoedanigheid, hetzij door listige kunstgrepen, een persoon genaamd
[slachtoffer 2]
heeft bewogen tot het afgeven van enig goed en
/ofhet ter beschikking stellen van gegevens, te
weten:
- een
of meerbankpas
(sen)en
/of
- rekeninggegevens en
/of
- pincode
(s)en
/of
- verificatiecode
(s)en
/of
-
(inlog
)gegevens (gebruikersnaam en
/ofwachtwoord) voor onlinebankieren
door - zakelijk weergegeven –
- aan voormelde [slachtoffer 2] emailbericht (ogenschijnlijk afkomstig van Woningnet) te sturen,
(waarbij) in dat bericht een URL was opgenomen waarmee, na het klikken op die URL, personen werden doorgeleid naar een site waarop zij zijn bewogen tot afgifte van gegevens waarmee kon worden ingelogd op het account van voormelde persoon
/personenbij die bank
(en)en
/of
-
(vervolgens
)telefonisch contact op te nemen met voormelde [slachtoffer 2] en
/ofzich in dat
telefoongesprek voor te doen als een medewerker van de ABN-Amro bank en
/ofheeft aangegeven dat er sprake was van
een of meerverdachte transacties vanaf de rekening van [slachtoffer 2] en
/ofde bankpas die in haar bezit was, opgehaald werd,
waardoor voormelde [slachtoffer 2] werd bewogen tot afgifte van die bankpas en
/ofgegevens
waarmee kon worden ingelogd op het account van die [slachtoffer 2] ;
4.
hij op
of omstreeks4 maart 2021 te Helmond en
/of’ s-Gravenhage
en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen
, althans alleen
(telkens)met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, hetzij door het
aannemen van een valse hoedanigheid, hetzij door listige kunstgrepen, een persoon genaamd
[slachtoffer 3] , heeft bewogen tot het afgeven van enig goed en
/ofhet ter beschikking stellen van gegevens, te weten:
- een
of meerbankpas
(sen)en
/of
-
rekeninggegevens en/of
- pincode
(s)en
/of
-
verificatiecode(s) en/of
- (inlog)gegevens (gebruikersnaam en/of wachtwoord) voor onlinebankieren
door - zakelijk weergegeven –
telefonisch contact op te nemen met voormelde [slachtoffer 3] en
/ofzich in dat telefoongesprek voor te
doen als een medewerker van de Rabobank en
/ofheeft aangegeven dat er sprake was van
verdachte inlogpogingen op de rekening van [slachtoffer 3] en
/ofom die reden dat (aan [slachtoffer 3]
afgegeven) rekeningnummer bij de Rabobank gewijzigd werd en
/ofde bankpas die in zijn bezit
was, opgehaald werd,
waardoor voormelde [slachtoffer 3] werd bewogen tot afgifte van die bankpas en
/ofde bij die bankpas
behorende pincode en
/of (inlog)gegevens (gebruikersnaam en/of wachtwoord) voor het
onlinebankieren;
5.
Hij op
één ofmeer tijdstippen in
of omstreeksde periode van 3 maart 2021 tot en met 19 mei 2021 te Helmond en
/ofOegstgeest en
/ofLeiden
en/ofWageningen
en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met
een ofmeer anderen
en/of alleen, (telkens) met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen vanaf
één ofmeer bankrekening
(en
)
- een geldbedrag van (in totaal) €1.180,
althans een hoeveelheid geld, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 3] en
/of
- een geldbedrag van (in totaal) €2.650,
althans een hoeveelheid geld, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 2] en
/of
- een geldbedrag van (in totaal) €18.200, althans een hoeveelheid geld, geheel of ten dele

toebehorende aan [stichting 2] en/of

- een geldbedrag van (in totaal) €4.000, althans een hoeveelheid geld, geheel of ten dele

toebehorende aan [slachtoffer 4] en/of

- een geldbedrag
van (in totaal) €12.920, althans een hoeveelheid geld, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 4]
in elk geval (telkens) een hoeveelheid geld, zijnde enig(e) goed(eren), geheel of ten dele
toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte
en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft/hebben verschaft en/ofdie
/datweg te nemen goed
(eren
)onder
zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel,
immers
heeft/hebben verdachte en
/ofzijn mededader
(s
)zich
(telkens
)toegang verschaft tot die
bankrekeningen door gebruik te maken van de bij die bankrekening
(en
)behorende
(inlog
)gegevens en
/ofbankpas
(sen
)met daarbij behorende geheime pincode
(s
).
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van de feiten 2, 3 en 4, telkens:
medeplegen van oplichting
Feit 5:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot
een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd en aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft bepleit dat verdachte een ondergeschikte rol heeft gehad in het geheel. Gelet op het verweer tot vrijspraak ten aanzien van de feiten 1 tot en met 4 verzoekt de raadsvrouw van verdachte om verdachte te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest met een voorwaardelijke straf. Daarbij wordt verzocht om rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte is gediagnostiseerd met een aantal stoornissen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan oplichtingen en diefstallen. De wijze waarop deze feiten plaatsvonden getuigt van een enorme mate van brutaliteit. Er is doelbewust en planmatig te werk gegaan. Middels de telefoongesprekken, waarin een persoon zich voordeed als een bankmedewerker, werd het vertrouwen van aangevers gewonnen. Uiteindelijk hebben zij hun bankpassen en bijbehorende pincodes afgegeven. Er zijn grote geldbedragen contant weggenomen. Verdachte en zijn mededaders hebben met hun handelen laten zien dat zij geen enkel respect hebben gehad voor de persoonlijke eigendommen van anderen en enkel uit waren op financieel gewin. Ook hebben zij het vertrouwen van aangevers misbruikt. Ten slotte is hierdoor het vertrouwen geschonden dat de maatschappij - ten behoeve van het maatschappelijk en economisch verkeer - mag stellen in de oprechtheid waarmee anderen aan dit bankverkeer deelnemen.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op het uittreksel uit het justitiële documentatieregister van 4 januari 2022. Daaruit volgt dat verdachte eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld,.
Uit het rapport van de reclassering van 18 februari 2022 komt onder meer naar voren dat kan worden gesproken van een beginnend delictpatroon van vermogensdelicten middels oplichting. De reclassering vindt het zorgwekkend dat verdachte binnen een kort tijdsbestek en binnen een lopende proeftijd wederom in aanraking is gekomen met justitie. Er is geen sprake van adequate dagbesteding en is er inmiddels een grote kloof ontstaan tot de arbeidsmarkt, daar verdachte sinds 2017 niet meer heeft gewerkt. Verdachte heeft zelfstandige huisvesting en wordt begeleid door de Stichting Rotz en zijn vader, en ontvangt ongeveer drie uur per dag begeleiding. Ondanks die begeleiding komt verdachte weer in aanraking met justitie, hetgeen door de reclassering zorgelijk wordt gevonden. De reclassering signaleert geen financiële problemen en er zou geen sprake meer zijn van middelengebruik. Verdachte zou echter wel ernstig beïnvloedbaar zijn en er is sprake van een cognitieve beperking bij verdachte. Daarnaast is hij gediagnosticeerd met PDD-NOS en ADHD. Deze aspecten maken het voor verdachte moeilijk is om binnen de maatschappij te functioneren en hij kan vermoedelijk sociale- en risicovolle situaties en consequenties onvoldoende inschatten. De reclassering acht de royale vrije tijdsbesteding als een risicofactor. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden.
Gelet op de ernst en de omvang van de feiten acht de rechtbank enkel een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend. Ook al is verdachte niet het brein geweest achter de oplichtingen, hij heeft wel een belangrijke uitvoerende rol gehad in het geheel. Zonder opgehaalde pinpassen kunnen er immers geen bedragen worden gepind. Daarnaast liep verdachte in een proeftijd. Dit heeft hem er niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. In beginsel is de eis van de officier van justitie passend maar de rechtbank komt toch tot een lagere straf dan de officier van justitie, omdat zij tot een andere bewezenverklaring komt. De rechtbank zal een gevangenisstraf van 24 maanden opleggen, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Aan het voorwaardelijk strafdeel worden de bijzondere voorwaarden verbonden zoals door de reclassering geadviseerd.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Beslag
De rechtbank zal beslissen dat de in beslag genomen voorwerpen te weten;
  • De telefoon, merk Apple, G2627616;
  • De Computer, merk HP, G2627617;
met betrekking tot welke feit 2, 3, 4 en 5 zijn begaan en/of voorbereid,
worden onttrokken aan het verkeer omdat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang. Op de telefoon en de computer staan namelijk persoonsgegevens van mensen die vermoedelijk slachtoffer zijn geworden van cybercrime en/of persoonsgegevens van mensen die gebruikt worden om onderzoek te doen naar potentiële slachtoffers van cybercrime.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

De benadeelde partijen hebben in verband met de feiten 2 tot en met 5 vorderingen tot schadevergoeding ingediend in verband met materiële schade.
De benadeelde partij
[slachtoffer 1]vordert een bedrag van € 6.460,00.
De benadeelde partij
[slachtoffer 2]vordert een bedrag van € 2650,00.
De benadeelde partij
[stichting 2]vordert een bedrag van
€ 59.300,00.
De benadeelde partij
[stichting 1]vordert een bedrag van
€ 42.329,57.
Telkens vermeerderd met de wettelijke rente en er is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen kunnen worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard omdat het een te grote belasting voor het strafproces vormt om de posten na te gaan c.q. te laten onderbouwen nu onderbouwing van de vordering ontbreekt.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij de [stichting 2] dient de vordering voor wat betreft de afschrijving van de ABN-AMRO te worden afgewezen. Ten aanzien van de afschrijving van Tridos wordt vrijspraak bepleit en zou de benadeelde partij niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in de vordering.
De benadeelde partij [stichting 1] zou primair niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in de vordering nu vrijspraak van de feiten 1 en 2 is verzocht. Subsidiair stelt de raadsvrouw van verdachte zich op hetzelfde standpunt nu de vordering een onevenredige belasting voor het strafproces oplevert indien de zaak moet worden aangehouden om de ontbrekende stukken alsnog te verkrijgen.
Overweging van de rechtbank
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Door de benadeelde partij wordt een bedrag van € 6.460,00 aan materiële schade gevorderd.
Namens verdachte heeft zijn raadsvrouw gesteld dat bekend is dat sommige banken 100% van de schade vergoeden en sommige banken 50% van de schade. Naar haar oordeel dient de benadeelde niet ontvankelijk te worden verklaard nu de door de bank vergoedde schade niet is onderbouwd.
De rechtbank stelt vast dat de door [slachtoffer 1] geleden schade door pinopnames door verdachte, ad € 12.920,-, niet is betwist. Die schade staat daardoor tussen partijen vast. De vraag is, of een deel van die schade is vergoed en welk deel dat is. [slachtoffer 1] heeft gesteld dat van de schade een bedrag van € 6.460,- door de bank is vergoed, zodat een bedrag van € 6.460,- resteert. De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer 1] aldus stelt dat 50% van de schade door de bank is vergoed. Tegenover deze stelling staat het verweer, dat sommige banken 100% vergoeden en dat [slachtoffer 1] de vergoeding met stukken had dienen te onderbouwen. De rechtbank volgt de verdediging niet in haar verweer. Niet wordt betwist dat [slachtoffer 1] 50% van zijn schade vergoed heeft gekregen, slecht dat daarvan een stuk ontbreekt. Wat dat stuk zou moeten zijn, en welke rol dat zou hebben in het kader van de mededeling dat sommige banken 100% van de schade vergoeden, begrijpt de rechtbank niet.
De rechtbank zal de vordering van [slachtoffer 1] toewijzen.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
Verdachte is vanaf 19 mei 2021 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Door de benadeelde partij wordt een bedrag van € 2650,00 aan materiële schade gevorderd.
De benadeelde partij heeft in een mail aan de officier van justitie aangegeven dat zij de door verdachte opgenomen bedragen vergoed zal krijgen van haar bank, onder voorwaarde dat zij de vordering aan de bank overdraagt. Benadeelde heeft aangegeven de vordering inmiddels aan de bank te hebben overgegeven. De rechtbank gaat er, gezien het voorgaande, van uit dat benadeelde na voldoening aan de afspraak met haar bank, geen schade meer zal hebben. Nu die omstandigheid op het moment van dit vonnis niet vaststaat zal benadeelde niet-ontvankelijk in de vordering worden verklaard.
Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen de [stichting 2] en de [stichting 1]
Door de benadeelde partij [stichting 2] wordt een bedrag van
€ 59.300,00 en door de benadeelde partij [stichting 1] een bedrag van € 42.329,57 aan materiële schade gevorderd.
De verdediging heeft primair bepleit dat de vorderingen van de stichtingen worden afgewezen wegens de bepleite vrijspraak voor de feiten die betrekking hebben op, o.a., de stichtingen. De rechtbank begrijpt dit verweer aldus, dat de verdediging het causale verband tussen de schade en het verwijt aan verdachte, betwist.
Voor toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partij dient sprake te zijn van een causaal verband tussen de aan verdachte verweten handelingen en de ontstane schade hetzij in de zin van art. 6:162 BW hetzij in de zin van artikel 6:166 BW Hoewel de rechtbank van is oordeel dat verdachte – zoals ook uit de bewezenverklaring volgt – de tenlastegelegde feiten, met uitzondering van feit 1, met anderen heeft gepleegd, is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van een voldoende causaal verband met de door de stichtingen geleden schade. Die schade is enkel ontstaan door overboekingen naar andere rekeningen. Verdachte betwist van de overboekingen iets te hebben afgeweten en uit niets blijkt dat hij er iets mee te maken heeft gehad, dan wel dat hij rekening had moeten houden dat de anderen dergelijke handelingen zouden verrichten. De handelingen die verdachte verrichtte maakte van de overboekingen geen deel uit noch hebben zij aan het ontstaan van die schade bijgedragen. Om die reden kunnen deze handelingen verdachte niet worden aangerekend.
Daarom zal de rechtbank de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in de vorderingen verklaren.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b en 36c, 36f, 47, 57, 63, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder 1 ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een gevangenisstraf voor de duur van
24 (vierentwintig) maanden;
• bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
8 (acht) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
drie jarenniet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
• stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
• stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- verdachte zal zich melden bij Reclassering Nederland en zich gedurende de proeftijd blijven melden, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren. Verdachte zal meewerken aan het toezicht en de begeleiding door de reclassering, zolang de reclassering dit nodig vind. Het meewerken aan huisbezoeken valt hier ook onder;
  • verdachte gedurende de proeftijd actief zal deelnemen aan een gedragsinterventie, bestaande uit de COVA (plus) of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering zal bepalen welke training het precies zal worden. Verdachte zal zich houden aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider.
  • verdachte zal gedurende de proeftijd meewerken – indien dit nodig wordt bevonden, te beoordelen door de reclassering – aan controle van het gebruik van cannabis en indien de reclassering daar aanwijzingen toe heeft, de controle van andere middelen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
  • verdachte zich gedurende de proeftijd zal inzetten om te kijken naar de mogelijkheden van het vinden van zinvolle dagbesteding in de vorm van (vrijwilligers)werk of scholing.
• stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
• geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Ten aanzien van het beslag
  • beveelt de onttrekking aan het verkeer van de voorwerpen;
  • De telefoon, merk Apple, G2627616;
  • De Computer, merk HP, G2627617;
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • veroordeelt verdachte in verband met de feiten onder nummer 2 en 5 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] € 6.460,00 ( zes duizend vier honderd en zestig euro) aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 mei 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 1] , een bedrag te betalen van € 6.460,00 (zes duizend vier honderd en zestig euro aan materiële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 mei 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 74 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachte(n) (een deel van) het schadebedrag betaalt/betalen dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht;
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade;
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [stichting 2]
 verklaart de benadeelde partij [stichting 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade;
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [stichting 1]
 verklaart de benadeelde partij [stichting 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade;
Dit vonnis is gewezen door mr. A.T.G. van Wandelen (voorzitter), mr. S.C.A.M. Janssen en
mr. J.M.J.M. Doon, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.L. Tuitert, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 maart 2022.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2021225904 (zaak 1) (PL0600-2021373341 (zaak 2) PL0600-2021373378 (zaak 3), onderzoek ON43021002 Tabelarius, gesloten op 15 december 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 1 tot en met 4.
3.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 71 en 72.
4.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , p. 103 en 104.
5.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 februari 2022.