ECLI:NL:RBGEL:2022:1353

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 februari 2022
Publicatiedatum
16 maart 2022
Zaaknummer
05/109500-21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gekwalificeerde diefstal en witwassen door verdachte met betrekking tot de bankrekeningen van een oudere vrouw

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 25 februari 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan gekwalificeerde diefstal en witwassen. De verdachte, geboren in 1968, heeft gedurende een periode van ongeveer vijf jaar een aanzienlijk bedrag van € 461.129,49 weggenomen van een oudere vrouw, [benadeelde], door gebruik te maken van haar bankpassen en inloggegevens. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich toegang heeft verschaft tot de bankrekeningen van [benadeelde] en grote bedragen heeft overgemaakt naar zijn eigen rekeningen, zonder toestemming van [benadeelde]. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan witwassen door contante bedragen van € 98.920,- te storten op zijn bankrekening, waarvan de herkomst niet kon worden verklaard.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar, waarvan de tijd in voorlopige hechtenis in mindering wordt gebracht. Tevens zijn er vrijheidsbeperkende maatregelen opgelegd, waaronder een contactverbod met [benadeelde] en een locatieverbod voor de stad [plaatsnaam 4]. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte de oudere vrouw financieel heeft uitgebuit en dat zijn handelen ernstige gevolgen heeft gehad voor haar welzijn. De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding is toegewezen tot een bedrag van € 461.129,49, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/109500-21
Datum uitspraak : 25 februari 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1968 in [geboorteplaats] ,
verblijvende aan de [adres 1]
Raadsvrouw: mr. R.A.R. Hoekman, advocaat in Den Haag.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging van feit 1, ten laste gelegd dat:
1
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 22 april 2021 te [plaatsnaam 1] , gemeente Berkelland en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld (bestaande uit digitale bankoverschrijvingen en/of digitale betalingen) ten bedrage van (in totaal) ongeveer 489.238,99 euro, waaronder:
- een of meer overschrijving(en) naar een rekening van hem, verdachte, van (in totaal) €192.111,- en/of
- een of meer betaling(en)/overschrijving(en) met omschrijving "huurgelden" van (in totaal) €19.610,-
- een of meer betaling(en)/overschrijving(en) aan/naar [naam 1] van (in totaal) €22.200,- en/of
- een of meer betaling(en)/overschrijving(en) aan/naar [naam 2] van (in totaal) €100.317,17 en/of
- een of meer betaling(en)/overschrijving(en) aan/naar [naam 3] van (in totaal) €19.440,- en/of
- een of meer betaling(en)/overschrijving(en) aan/naar [naam 4] van (in totaal) €71.975,- en/of
- een of meer (andere) betaling(en)/overschrijving(en) van (in totaal) €63.585,82
in elk geval (telkens) een (grote) hoeveelheid geld geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich (telkens) de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen geld/goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door gebruik te maken van een of meer aan voormelde [benadeelde] toebehorende/afgegeven bankpas(sen) met
bijbehorende (geheime) pincode(s) en/of inlogcodes en/of (bijhorende) wachtwoorden;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 22 april 2021 te [plaatsnaam 1] , gemeente Berkelland en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk een hoeveelheid geld van (in totaal) ongeveer 489.238,99 euro, waaronder:
- een of meer overschrijving(en) naar een rekening van hem, verdachte, van (in totaal) €192.111,- en/of
- een of meer betaling(en)/overschrijving(en) met omschrijving "huurgelden" van
(in totaal) €19.610,-
- een of meer betaling(en)/overschrijving(en) aan/naar [naam 1] van (in totaal) €22.200,- en/of
- een of meer betaling(en)/overschrijving(en) aan/naar [naam 2] van (in totaal) €100.317,17 en/of
- een of meer betaling(en)/overschrijving(en) aan/naar [naam 3] van (in totaal) €19.440,- en/of
- een of meer betaling(en)/overschrijving(en) aan/naar [naam 4] van (in totaal) €71.975,- en/of
- een of meer (andere) betaling(en)/overschrijving(en) van (in totaal) €63.585,82
in elk geval een (grote) hoeveelheid geld geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk(e) geldbedrag(en) verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) als beheerder(s) van de bankrekeningen en/of het vermogen van die [benadeelde] en/of door het gebruiken van één of meer bankpas(sen) en/of pincodes en/of inlogcodes en/of wachtwoorden, welke bankpas(sen) en/of codes en/of wachtwoorden verdachte en/of zijn mededader(s) met toestemming van voormelde [benadeelde] , (aldus) anders dan door misdrijf onder zich
had(den), wederrechtelijk zich heeft/hebben toegeëigend;
2
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 20 november 2020 te [plaatsnaam 1] , gemeente Berkelland en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) één of meer voorwerp(en), te weten grote geldbedragen tot een totaalbedrag van (ongeveer) 98.920 euro, in ieder geval (een of meer) grote geldbedragen, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of omgezet en/of van genoemde voorwerp(en) gebruik heeft
gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van feit 1
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft een onderneming onder de naam [naam 5] , met als mede-eigenaar [naam 6] . Hij is als enige werkzaam binnen deze onderneming. Tot en met begin 2017 was [naam 1] de partner van verdachte. [2]
De bankrekening van [naam 5] heeft het rekeningnummer [nummer 1] . De privé bankrekening (rekening-courant) van verdachte heeft het rekeningnummer [nummer 2] (hierna: de privérekening). [3]
Verdachte heeft samen met zijn twee zonen vanaf december 2017 in een huis gewoond in [plaatsnaam 1] met mevrouw [benadeelde] , geboren in [geboortedatum 2] , tot aan 21 april 2021. [4]
De politie heeft van de verschillende bankrekeningen die [benadeelde] (hierna: [benadeelde] ) bij de [naam bank] heeft, de saldo- en transactiegegevens gevorderd over de periode van 16 november 2015 tot 13 november 2020. Uit deze gegevens is onder andere gebleken dat er in die periode vanaf de bankrekening van [benadeelde] met bankrekeningnummer [nummer 3] (hierna nummer [nummer 3] ):
  • een bedrag van € 105.019,50 is overgeboekt naar de privérekening;
  • een bedrag van in totaal € 19.610 aan huurgelden is overgemaakt op verschillende Belgische bankrekeningen onder vermelding van onder meer ‘ [onderwerp 1] ’, ‘Huur [verdachte] ’ en ‘ [onderwerp 3] ’;
  • een bedrag van € 17.200 is overgeboekt naar een bankrekening op naam van [naam 1] ;
  • een bedrag van € 19.440 is overgemaakt aan [naam 3] met als omschrijving ‘ [onderwerp 4] ’ en
  • een bedrag van € 67.075 is overgemaakt aan [naam 4] onder vermelding van ‘kaartnummer: [nummer 4] op naam van [verdachte] ’ en
  • een bedrag van in totaal € 9.855,38 is afgeschreven ten behoeve van het CJIB, de Belgische politie (verkeersboetes), de Gemeente [plaatsnaam 3] (parkeerbelastingen op naam van verdachte
Uit de door de politie gevorderde saldo- en transactiegegevens van de bankrekening op naam van [benadeelde] met nummer [nummer 3] over de periode van 13 november 2020 tot en met 20 april 2021 is onder meer gebleken dat in deze periode:
  • een bedrag van € 68.800 is overgeboekt naar de privérekening. Hiervan wordt door verdachte een bedrag van in totaal € 24.800 teruggestort;
  • een bedrag van € 4.900 is overgeboekt naar [naam 4] voor klantnummer [nummer 4] en
  • een bedrag van in totaal € 21.579,74 is afgeschreven ten behoeve van de huishouding,
[naam 8] , auto spuiten, ROC [naam 9] , [naam 10] (aanbetaling voor Ibiza), McDonald’s, Marktplaats, Bol.com, Netflix, vakantie, gemeentebelastingen [plaatsnaam 3] , betalingen naar België, het CJIB en brandstof. [7]
Uit de door de politie gevorderde saldo- en transactiegegevens van de bankrekening op naam van [benadeelde] met bankrekeningnummer [nummer 5] is onder meer gebleken dat:
  • over de periode van 27 april 2017 tot en met 31 augustus 2017 in totaal een bedrag van € 12.382 wordt overgeschreven naar de privérekening en
  • op 20 september 2016 een bedrag van € 5.000 wordt overgeschreven op een bankrekening op naam van [naam 1] .
Uit de door de politie gevorderde saldo- en transactiegegevens van de bankrekening op naam van onder meer [benadeelde] met bankrekeningnummer [nummer 6] is onder andere gebleken dat op 3 oktober 2016 en op 6 november 2017 een bedrag van in totaal
€ 2.600 wordt overgeschreven naar de privérekening. [9]
Uit de door de politie gevorderde gegevens van [naam 2] (hierna: [naam 2] ) is gebleken dat verdachte zijn bedrijf, [naam 5] , op 27 augustus 2015 had ingeschreven bij [naam 2] . Er is in de periode van 15 maart 2016 tot en met 17 februari 2021 een bedrag van in totaal
€ 100.317,17 aan [naam 2] betaald vanaf de bankrekening op naam van [benadeelde] met nummer [nummer 3] . De facturen waarop deze betalingen zagen, stonden alle op naam van [naam 5] en/of op naam van verdachte. [10]
Uit de door de politie gevorderde gegevens bij [naam 11] is gebleken dat er twee facturen bekend zijn op naam van verdachte. Deze facturen zien beide op de aanschaf van kunst. Ten behoeve van deze facturen is:
  • op 25 april 2016 een bedrag van € 20.000 betaald vanaf de bankrekening met nummer [nummer 3] op naam van [benadeelde] en
  • op 13 april 2017 een bedrag van € 5.353,50 betaald vanaf de bankrekening met nummer [nummer 3] op naam van [benadeelde] .
Uit de door de politie gevorderde gegevens bij [naam 12] is onder meer gebleken dat er een factuur van 9 juli 2018 van in totaal € 5.959,80 bekend is op naam van verdachte. Deze factuur betreft de aankoop van een bijzettafeltje en een [merk 1] horloge in gouden kast. Deze factuur is diezelfde dag betaald vanaf de bankrekening met nummer [nummer 3] op naam van [benadeelde] . [12]
Uit onderzoek door de politie is gebleken dat in de periode van 11 februari 2019 tot 8 september 2020 vanaf de bankrekening op naam van [benadeelde] met nummer [nummer 3] in totaal 61 betalingen zijn gedaan aan Marktplaats.nl ten bedrage van in totaal € 837,40. De advertenties waarvoor deze betalingen bestemd waren stonden op naam van verdachte, zijn zoon [naam 13] of [naam 5] . Het e-mailadres waarmee geïnteresseerden contact konden opnemen met de aanbieder betrof [e-mailadres] . Veelal werden auto’s en dure horloges aangeboden. [13]
Uit de door de politie gevorderde saldo- en transactiegegevens van de bankrekeningen op naam van verdachte en van [benadeelde] is gebleken dat er geld is overgemaakt aan [naam 4] ( [naam 4] ), ten behoeve van klantnummer [nummer 4] . Van dit kaartnummer heeft de politie de identificerende- en transactiegegevens gevorderd over de periode van 24 december 2015 tot 17 december 2020. Uit deze gegevens is gebleken dat dit klantnummer op naam van verdachte staat en is gekoppeld aan de onderneming van verdachte, [naam 5] . Bij dit klantnummer hoort een actieve creditcard die gekoppeld is aan de zakelijke bankrekening van verdachte op naam van [naam 5] . De betalingen die met deze creditcard zijn gedaan zien onder meer op brandstof, [naam 15] Network, [naam 14] , [naam 26] , kleding, restaurants, hotels en betalingen in verschillende landen in Europa. [14]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het primair ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte van het ten laste gelegde feit wordt vrijgesproken. Het betreft hier een familierechtelijke kwestie. De verklaringen die [benadeelde] heeft afgelegd kunnen niet tot bewijs dienen omdat deze niet betrouwbaar zijn. Bovendien heeft de verdediging haar niet kunnen ondervragen, zonder dat daarvoor compensatie is geboden. Naast deze verklaring is er geen bewijs voor de wederrechtelijkheid van het handelen van verdachte.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank verwijst naar de vaststaande feiten, zoals hiervoor beschreven.
De politie heeft de bankrekeningen van [benadeelde] en verdachte ten opzichte van elkaar geanalyseerd met betrekking tot de jaren 2016 tot en met 2020. De belangrijkste conclusies die uit die analyse voortvloeien zijn dat:
  • verdachte geen inkomsten ontvangt vanuit werk of vanuit een uitkering;
  • de bankrekening van verdachte voornamelijk wordt gevoed door overboekingen vanuit de bankrekeningen van [benadeelde] , contante stortingen, de verkoop van auto’s, teruggaven van de verzekering, betalingen van de notaris en diverse inkomsten;
  • het geld op de bankrekening van verdachte voornamelijk wordt uitgegeven aan voertuigen, rekeningen, vaste lasten, restaurants, dure kleding en sieraden, vakanties en uitstapjes;
  • wanneer de bankrekening van verdachte (bijna) een negatief saldo heeft, er geld wordt overgemaakt vanaf de rekening van [benadeelde] , er geld wordt gestort of er een voertuig wordt verkocht en
  • er op de bankrekening van verdachte huur wordt ontvangen van huurder [naam 16] , die een huurder is van [benadeelde] .
De politie heeft geconstateerd dat bij de overboekingen van de bankrekeningen op naam van [benadeelde] naar de rekening op naam van verdachte in de periode van 13 november 2015 tot en met 13 november 2020 veelal geen omschrijving staat. De omschrijvingen die wel zijn gegeven zijn ‘vergoeding onkosten’, ‘interne overboeking’, ‘dank je wel’, ‘betaling onkosten materialen’, ‘ [merk 1] ’ en ‘bouw [naam 17] ’. [16]
In de bankafschriften van zowel [benadeelde] als van verdachte komt de omschrijving ‘advocaat betaaling’ vaker terug. [17] Verdachte heeft verklaard dat hij het Nederlands in woord beter beheerst dan in geschrift. [benadeelde] beheerst de Nederlandse taal beter dan hij. [18]
Verdachte heeft verklaard dat hij de pincode van [benadeelde] wist. Hij heeft haar bankpas ook wel eens gebruikt. [19]
De (voormalig) boekhouder van [benadeelde] , [naam 18] , heeft verklaard dat hij een keer op het woonadres van [benadeelde] de boekhouding heeft opgehaald. Daar ontmoette hij verdachte. Er ontbrak een aantal stukken in de boekhouding. [naam 18] zag dat verdachte deze kon downloaden met de bankpas van [benadeelde] . Hij zag dat verdachte kon internetbankieren met de [naam bank] . [20]
De bankpas behorende bij de bankrekening met rekeningnummer [nummer 5] op naam van [benadeelde] is tijdens de doorzoeking van de woning aan de [adres 2] in [plaatsnaam 1] aangetroffen in de slaapkamer van verdachte. [21]
In de woning aan de [adres 2] in [plaatsnaam 1] zijn tijdens het onderzoek diverse mappen met administratie in beslag genomen. Bij het doornemen van de administratie viel de politie onder meer het volgende op:
  • [benadeelde] hield een complete administratie bij waar elk bonnetje, elke acceptgiro en elke factuur in een map werd verwerkt;
  • In de administratie was een verkeersboete uit Duitsland van 9 augustus 2016 opgenomen met daarbij gevoegd een flitsfoto. Op deze foto was een manspersoon te zien die achter het stuur zat. Op de derde pagina van het document schreef [benadeelde] : “der Fahrer war [verdachte] , adres [adres 2] [plaatsnaam 1] geboren op [geboortedatum 1] )”;
  • In de administratie was een detailafschrift van een transactie opgenomen waarbij een bedrag van € 2.575 was overgemaakt naar de bankrekening met rekeningnummer [nummer 7] ten name van [verdachte] met als omschrijving: “t.n.v. [naam 4] [naam 19] klantnummer [nummer 4] vergoeding onkosten”. Dit bankrekeningnummer staat op naam van [naam 4] ;
  • In de administratie werd bijgehouden welke betalingen [benadeelde] verrichtte en ten behoeve van welke persoon zij dat deed;
  • In de administratie is een factuur van [naam 20] op naam van [naam 1] , [adres 2] in [plaatsnaam 1] opgenomen ten bedrage van
€ 192,63. Hierbij staat met pen geschreven “door [benadeelde] betaald”;
  • In de administratie is een factuur van [naam 21] op naam van [verdachte] , [adres 2] in [plaatsnaam 1] opgenomen ten bedrage van € 1.008,70. Deze factuur is, zo blijkt uit de gevorderde bankgegevens, op 5 maart 2018 door [benadeelde] betaald;
  • In de administratie is een detailafschrift van een transactie van € 250,00 opgenomen die op 2 februari 2018 is overgemaakt naar de bankrekening op naam van verdachte.
Van de overige overboekingen aan verdachte of [naam 4] of van de overboekingen aan [naam 2] kon de politie niets terugvinden in de administratie. [22]
Verdachte heeft verklaard dat de betalingen van huurgelden aan Belgische bankrekeningen bestemd waren voor de huur van een appartement in [plaatsnaam 2] . Verdachte verbleef daar regelmatig. [benadeelde] kwam daar niet. [23]
De [merk 2] die verdachte heeft aangekocht bij [naam 3] , heeft hij in Nederland verkocht. [24]
Op grond van de genoemde bewijsmiddelen, concludeert de rechtbank dat vanaf de rekeningen van [benadeelde] grote bedragen zijn overgemaakt naar voornamelijk de rekening van verdachte maar ook naar zijn ex-partner. Voorts zijn grote bedragen overgemaakt en afgeschreven ten behoeve van verdachte. Zo vonden betalingen plaats voor de huur van een appartement in [plaatsnaam 2] waar verdachte regelmatig verbleef, maar werden ook creditcardschulden van verdachte via de bankrekening van [benadeelde] afbetaald. Daarnaast zijn er grote bedragen vanaf de rekening van [benadeelde] betaald ten behoeve van onder andere auto’s en kunst, die vervolgens bij verdachte op naam kwamen te staan. De facturen stonden ook op naam van verdachte en/of zijn onderneming. Tot slot zijn er kleinere betalingen gedaan ten behoeve van bijvoorbeeld verkeersboetes en bekenden van verdachte.
De rechtbank stelt vast dat [benadeelde] een nauwgezette administratie bijhield van haar inkomsten en uitgaven. Hierin zijn ook uitgaven opgenomen ten behoeve van verdachte en zijn ex-partner. Toch zijn van de grote ten laste gelegde bedragen geen stukken terug te vinden in haar administratie.
Verdachte beschikte zelf in de ten laste gelegde periode niet of nauwelijks over een (geregistreerd) inkomen uit bedrijfsactiviteiten, loondienst of uitkering. Uit de analyse van de bankgegevens van verdachte en [benadeelde] is gebleken dat het saldo van verdachte vaak via de bankrekening van [benadeelde] werd aangevuld wanneer het saldo (bijna) negatief was. Verdachte leefde dus (voor een groot deel) op kosten van [benadeelde] . Dat zij elkaar financieel in evenwicht hielden, zoals verdachte heeft verklaard, blijkt niet uit het dossier.
[benadeelde] is geboren op [geboortedatum 2] . [25] Relatief kort na de politie-inval in april 2021 is [benadeelde] opgenomen in een zorginstelling en is zij door de kantonrechter bij beslissing van 18 mei 2021 onder curatele gesteld vanwege haar lichamelijke of geestelijke toestand. Uit verschillende verklaringen, onder meer van verdachte en zijn ex-partner, volgt dat de (geestelijke) gezondheidstoestand van [benadeelde] al enige tijd (jaren) achteruit ging en dat zij dementerend zou zijn. [26] Verdachte plaatste dit, gezien zijn toelichting in relatie tot de ook bij de [naam bank] destijds gerezen vragen, in de tijd 2017/2018.
Er is geen schriftelijk stuk waarin afspraken tussen [benadeelde] en verdachte zijn opgenomen over het door verdachte gestelde beheer door hem van haar bankrekeningen en/of onroerend goed. Verdachte heeft in de betreffende jaren op geen enkele wijze rekening en verantwoording afgelegd over het door hem gestelde beheer over het vermogen van een bejaarde en qua gezondheid verslechterende vrouw, die daarvoor wel voorzien was van door derden verleende financieel-administratieve bijstand. [27] De rechtbank acht daarom de door verdachte gedane beweringen over dat beheer en de rechtmatigheid daarvan niet aannemelijk geworden
De voormalige boekhouder van [benadeelde] heeft gezien dat verdachte wist hoe hij moest inloggen zodat hij vanaf de rekening van [benadeelde] kon internetbankieren. Bovendien zijn in de omschrijvingen van bepaalde overschrijvingen duidelijke taalfouten te lezen, waaronder het woord ‘betaaling’. Nu verdachte de Nederlandse taal in geschrift niet goed beheerst en [benadeelde] daar beter in was, stelt de rechtbank vast dat verdachte deze overboekingen heeft gedaan. Op de slaapkamer van verdachte werd bovendien een bankpas van [benadeelde] aangetroffen, hetgeen de rechtbank sterkt in de overtuiging dat verdachte zich actief bezig hield met de bankrekeningen van [benadeelde] . Nu de ten laste gelegde overschrijvingen bovendien niet terug te vinden zijn in de - voor het overige nauwgezette en complete - administratie van [benadeelde] , concludeert de rechtbank dat verdachte de ten laste gelegde overboekingen en afschrijvingen heeft verricht door gebruik te maken van haar bankpassen, pin-/inlogcodes en wachtwoorden.
De rechtbank concludeert uit bovenstaande bewijsmiddelen bovendien dat verdachte deze - kort gezegd - betalingshandelingen verrichtte zonder toestemming van [benadeelde] zelf omdat op geen enkele wijze gebleken is dat hij daartoe gerechtigd was. De handelingen van verdachte impliceren bovendien dat hij het oogmerk had zich de gelden wederrechtelijk toe te eigenen. In de kern komen de verschillende door verdachte verrichte handelingen immers neer op een aanzienlijke vermogensverschuiving van [benadeelde] naar verdachte.
De verklaring van verdachte, inhoudende dat de overboekingen en afschrijvingen allemaal door [benadeelde] zelf werden gedaan en met haar toestemming geschiedden, acht de rechtbank - gelet op het voorgaande – dus niet aannemelijk. De stelling van verdachte dat er veel geld is opgegaan aan uitstapjes en vakanties met [benadeelde] is niet aannemelijk geworden omdat verdachte dit niet heeft kunnen onderbouwen en dat betoog haaks staat op de verklaring van zijn zoon [naam 13] waaruit blijkt dat [benadeelde] alleen is mee geweest naar Ibiza.
De omstandigheid dat [benadeelde] op enig moment bij testament verdachte aanwees als haar enig erfgenaam brengt niet mee dat verdachte gerechtigd was (een aanzienlijk deel van) haar vermogen tijdens haar leven eigenhandig naar zich zelf over te hevelen. Het juridisch debat over de geldigheid van die uiterste wilsverklaring als zodanig betreft een andere kwestie en hoort niet in het strafrecht thuis.
Gelet op het voorgaande, acht de rechtbank bewezen dat verdachte een totaalbedrag van
€ 461.129,49 met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, terwijl dit geld toebehoorde aan [benadeelde] . Verdachte heeft zich de toegang tot de bankrekeningen van [benadeelde] verschaft door gebruik te maken van haar bankpassen, pin-/inlogcodes en wachtwoorden. Op dezelfde wijze heeft hij de gelden onder zijn bereik gebracht. De rechtbank acht het onder 1 primair ten laste gelegde feit daarom wettig en overtuigend bewezen.
Het dossier bevat aanwijzingen voor enige vorm van betrokkenheid van anderen bij het feit, maar is onvoldoende concreet als het gaat om het niveau van hun bijdrage om te concluderen tot medeplegen. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het ten laste gelegde medeplegen.
Nu de rechtbank de verklaringen van [benadeelde] niet tot het bewijs heeft gebezigd, behoeven de verweren en het voorwaardelijk verzoek van de verdediging op dit punt geen verdere bespreking meer.
Ten aanzien van feit 2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken. Verdachte verdiende zijn geld met de handel in auto’s en dure horloges. Deze handel verliep vaak via contante betalingen. Hiermee worden de contante stortingen die hij heeft gedaan verklaard. Omdat sprake is van een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring van verdachte met betrekking tot de herkomst van het contante geld waarover hij de beschikking had, kan niet worden gesproken van witwassen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank verwijst opnieuw naar de vaststaande feiten, zoals hiervoor beschreven.
De politie heeft van de bankrekening op naam van verdachte met rekeningnummer [nummer 2] de saldo- en transactiegegevens gevorderd over de periode van 13 november 2015 tot en met 13 november 2020. Uit deze gegevens is onder andere gebleken dat in die periode een bedrag van € 98.920 contant is gestort op deze bankrekening, terwijl op geen enkele bankrekening van verdachte of van zijn bedrijf, [naam 5] , zichtbaar is dat hij goederen vanuit zijn onderneming inkoopt of verkoopt en verdachte ook geen ander werk heeft. Er kan bovendien geen verband worden aangetoond tussen deze contante stortingen en de overschrijvingen vanaf [benadeelde] . [28]
Op 7 oktober 2020 heeft de [naam bank] verdachte een brief gestuurd waarin hem is aangezegd dat hij geen contante stortingen meer mocht doen op zijn rekening, tenzij hij deze met bewijsstukken kon onderbouwen. Voorafgaand aan het versturen van deze brief, heeft de [naam bank] hierover op 8 augustus 2020 en 15 september 2020 telefonisch contact met verdachte opgenomen. Verdachte gaf hierin aan geen onderliggende documenten te kunnen aanleveren die zijn verklaring ondersteunen. [29]
In augustus 2019 werd aan de [adres 3] een hennepkwekerij opgerold. [30] De woning aan dit adres was eigendom van [benadeelde] . Zij verhuurde de woning ten tijde van het aantreffen van de hennepkwekerij aan [naam 22] . Deze man kwam via verdachte bij [benadeelde] terecht met de vraag of hij een woning kon huren van haar. [31]
Verdachte heeft diverse antecedenten op het gebied van de Opiumwet op zijn naam staan, waaronder hennepteelt. [32] Volgens medewerkers van de kringloopwinkel uit [plaatsnaam 3] die de woning/kwekerij leeghaalden, was dat geregeld door verdachte, die daar ook een factuur voor zou ontvangen. [33]
De rechtbank overweegt dat uit de contante stortingen van hoge bedragen en het feit dat deze hoge bedragen niet verklaard kunnen worden door een legaal inkomen van verdachte, het vermoeden van witwassen volgt. Van verdachte mag in dit geval worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand onaannemelijke verklaring geeft voor de herkomst van deze contante stortingen.
Verdachte heeft verklaard dat hij handelde in horloges en auto’s. In deze wereld is het goed gebruik contant te betalen, aldus verdachte. Verdachte stelt zich op het standpunt dat de verdediging stukken heeft overgelegd waaruit de handel in horloges blijkt. Uit het aantal voertuigen dat verdachte op naam heeft gehad in de ten laste gelegde periode kan volgens verdachte bovendien worden afgeleid wanneer hij voertuigen heeft aangekocht en heeft verkocht.
De rechtbank overweegt verder als volgt.
Hoewel er door de verdediging een aantal facturen is overgelegd van aangekochte auto’s en horloges, is niet aannemelijk dat verdachte voor de verkoop hiervan contante betalingen heeft ontvangen. Verdachte heeft ook geen verkoopfacturen of kwitanties overgelegd. Hij heeft verklaard dat hij geen administratie bijhield, zodat zijn verklaring niet geverifieerd kan worden. Uit de gegevens van de Belastingdienst blijkt niet dat verdachte zodanige winsten heeft gemaakt met zijn onderneming dat de contante stortingen hiermee kunnen worden verklaard. Sterker nog, in de ten laste gelegde periode waren deze buitengewoon laag. Ook is uit het onderzoek van de politie niet gebleken dat de contante stortingen kunnen worden verklaard door de verkoop van horloges of voertuigen. Evenmin heeft verdachte duidelijk gemaakt hoe vaak hij auto’s en horloges kocht en verkocht en welke winsten hij hier dan mee maakte. De rechtbank is dan ook van oordeel dat deze verklaring van verdachte onvoldoende concreet en verifieerbaar is.
Gelet op het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat de contante stortingen die verdachte telkens heeft gedaan afkomstig waren van enig misdrijf en dat verdachte dat wist. De rechtbank acht het ten laste gelegde feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Het dossier bevat geen aanwijzingen voor enige vorm van betrokkenheid van anderen bij het feit, zodat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van het ten laste gelegde medeplegen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1. primair en onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1. primair
hij op
één of meertijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 22 april 2021 te [plaatsnaam 1] , gemeente Berkelland
en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens
)met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld (bestaande uit digitale bankoverschrijvingen en
/ofdigitale betalingen) ten bedrage van
(in totaal
) ongeveer 489.238,99461.129,49euro, waaronder:
-
een of meeroverschrijving
(en
)naar een rekening van hem, verdachte, van
(in totaal
)
192.111164.001,50en
/of
-
een of meerbetaling
(en
)/overschrijving
(en
)met omschrijving "huurgelden" van
(in totaal
)€ 19.610,-
en
-
een of meer betaling(en)/overschrijving
(en
) aan/naar [naam 1] van
(in totaal
)€ 22.200,- en
/of
-
een of meerbetaling
(en
)/overschrijving
(en
)aan/naar [naam 2] van
(in totaal
)€ 100.317,17 en
/of
- een
of meerbetaling
(en)/overschrijving
(en)aan/naar [naam 3] van
(in totaal)€ 19.440,- en
/of
-
een of meerbetaling
(en
)/overschrijving
(en
)aan/naar [naam 4] van
(in totaal
)€ 71.975,- en
/of
-
een of meer (andere
)betaling
(en
)/overschrijving
(en
)van
(in totaal
)€ 63.585,82
in elk geval
(telkens
)een (grote) hoeveelheid geld
geheel of ten deletoebehorende aan [benadeelde] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte
en/of zijn mededader(s)zich
(telkens
)de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft
/hebbenverschaft en
/ofde
/hetweg te nemen geld
en/goed(eren)onder zijn
/hunbereik heeft
/hebbengebracht door middel van een valse sleutel, te weten door gebruik te maken van
een of meeraan voormelde [benadeelde] toebehorende/afgegeven bankpas
(sen
)met bijbehorende (geheime) pincode
(s
)en/of inlogcodes en/of
(bijhorende
)wachtwoorden;
2
hij op
een of meertijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 20 november 2020 te [plaatsnaam 1] , gemeente Berkelland
en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,meermalen,
althans eenmaal, (telkens
) één of meervoorwerp
(en
), te weten grote geldbedragen tot een totaalbedrag van
(ongeveer)98.920 euro,
in ieder geval (een of meer) grote geldbedragen,heeft verworven en
/ofvoorhanden heeft gehad
en/of heeft overgedragen en/of omgezet en/of van genoemde voorwerp(en) gebruik heeft
gemaakt, terwijl hij, verdachte,
en/of zijn mededader(s)wist
(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoedendat bovenomschreven voorwerp
(en
)- onmiddellijk
of middellijk- afkomstig
was/waren uit enig misdrijf.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1 primair:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2:
witwassen, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Als bijzondere voorwaarden dienen aan verdachte een locatieverbod voor [plaatsnaam 4] en een contactverbod met [benadeelde] , haar curatoren en [naam 23] te worden opgelegd. Deze bijzondere voorwaarden dienen dadelijk uitvoerbaar te worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat aan verdachte geen langere gevangenisstraf wordt opgelegd dan de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Het nadeel van [benadeelde] is nihil, nu zij verdachte als enig erfgenaam had aangesteld en verdachte bij haar overlijden dus hoe dan ook al haar bezittingen zou erven.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan gekwalificeerde diefstal van een oudere, vermogende vrouw en aan witwassen. Verdachte heeft zich over een periode van meerdere jaren grote geldbedragen weten toe te eigenen door het vertrouwen van het slachtoffer te winnen en met zijn kinderen (kosteloos) bij haar in te gaan wonen. Verdachte liet het in die jaren breed hangen en heeft een luxe leven geleid met dure auto’s, horloges, etentjes en vakanties. Zelf had hij niet of nauwelijks (een officieel) inkomen. Hij leefde dus op kosten van het slachtoffer. Door vermogensbestanddelen van het slachtoffer te vervreemden en door gelden te verplaatsen, zorgde verdachte er al die jaren voor dat de geldkraan open bleef en dat het geld naar hem toevloeide. Hij woonde in een riante villa, op kosten van het slachtoffer. Terwijl verdachte met zijn kinderen alle ruimte had in de villa, had het slachtoffer - in nota bene haar eigen woning - enkel de beschikking over een slaapruimte van geschat tien vierkante meter en een bijkeuken van geschat drie vierkante meter. De ruimtes waren rommelig en roken naar urine. Het slachtoffer zelf droeg vieze kleren toen de politie de woning kwam doorzoeken.
Verdachte heeft door zijn handelen een bejaarde vrouw met een afnemende gezondheid financieel uitgebuit. Zij verblijft inmiddels in een verzorgingstehuis vanwege haar gezondheid en is onder curatele gesteld. De rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan.
Daarnaast heeft verdachte contante bedragen die uit enig misdrijf afkomstig zijn op zijn bankrekening gestort om zo de herkomst daarvan te verhullen. Dit betreft eveneens een ernstig strafbaar feit.
De rechtbank houdt er rekening mee dat verdachte niet eerder voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld. Vaststaat wel dat verdachte zich jarenlang met de bewezenverklaarde handelingen heeft bezig gehouden, wat zorgwekkend is voor wat betreft het gewetenloze karakter van de uitbuiting en het recidiverisico. De reclassering heeft gerapporteerd over verdachte en adviseert aan hem een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden. Er worden geen mogelijkheden gezien om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag van verdachte te veranderen.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat de ernst van de bewezen verklaarde feiten de oplegging van een langdurige onvoorwaardelijke vrijheidsstraf rechtvaardigt. Een straf die gelijk is aan de door verdachte ondergane tijd in verzekering en voorlopige hechtenis, zoals door de verdediging is bepleit, doet onvoldoende recht aan de ernst van de feiten. De rechtbank acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee jaren passend en geboden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Verdachte heeft - door vanuit preventieve hechtenis, maar ook gedurende de schorsing van zijn voorlopige hechtenis contact op te nemen met het slachtoffer - duidelijk te kennen gegeven dat zijn hechtenis en het aan hem opgelegde contactverbod in het kader van bijzondere voorwaarden bij een schorsing hem er niet van weerhouden hebben alsnog contact te zoeken met het slachtoffer. Om die reden ziet de rechtbank ambtshalve aanleiding aan verdachte op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht een contactverbod met het slachtoffer op te leggen. Verder zal de rechtbank aan verdachte een locatieverbod opleggen voor de bebouwde kom van de stad [plaatsnaam 4] , zodat verdachte evenmin bij het slachtoffer in de buurt mag komen. De rechtbank bepaalt dat deze maatregel voor de duur van drie jaren zal gelden. De vervangende hechtenis wordt vastgesteld op drie dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van zes maanden.
De rechtbank beslist verder dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is. Naar het oordeel van de rechtbank moet er - mede gelet op het hiervoor overwogene - ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt jegens het slachtoffer.
De rechtbank acht een maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht meer passend dan de door de officier van justitie gevorderde voorwaardelijke gevangenisstraf om het locatie- en contactverbod te realiseren. Op deze wijze zal verdachte immers bij iedere afzonderlijke overtreding onmiddellijk geconfronteerd worden met de consequenties van zijn handelen.
Anders dan de officier van justitie, ziet de rechtbank geen aanleiding tevens een contactverbod met de familieleden en curatoren van het slachtoffer aan verdachte op te leggen. Uit het dossier is onvoldoende gebleken dat verdachte zich zodanig belastend gedraagt jegens hen dat dit de oplegging van een contactverbod in het kader van een strafrechtelijke maatregel rechtvaardigt.
De rechtbank ziet, mede gelet op de omvang van de opgelegde straf, aanleiding de schorsing van de voorlopige hechtenis niet op te heffen, zodat verdachte zijn berechting in een eventueel hoger beroep in vrijheid kan afwachten. Daarbij is van belang dat de dadelijk uitvoerbare vrijheidsbeperkende maatregel en de bijzondere voorwaarden bij de doorlopende schorsing van de voorlopige hechtenis een kader bieden waarmee de veiligheid van het slachtoffer kan worden gewaarborgd.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [benadeelde] heeft in verband met het onder 1 ten laste gelegde een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert, zoals zij ter zitting heeft aangegeven, € 489.238,99 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard. De vordering is onvoldoende onderbouwd en er hebben wederkerige betalingen plaatsgevonden. Het behandelen van de vordering levert bovendien een onevenredige belasting van het strafgeding op, nu verdachte erfgenaam is van [benadeelde] .
Overweging van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank heeft bewezen verklaard dat verdachte een bedrag van € 461.129,49 heeft weggenomen van de benadeelde partij. Dit levert voor de benadeelde partij een schadepost op van datzelfde bedrag. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. Dat verdachte bij testament van 7 september 2017 is benoemd tot erfgenaam van de benadeelde partij, doet daaraan niet af.
Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering tot een hoogte van € 461.129,49 kan worden toegewezen.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
Verdachte is vanaf 25 januari 2022 (de datum van de vordering) wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregel is gegrond op de artikelen 36f, 38v, 38w, 57, 311 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) jaren;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 legt een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op, inhoudende dat:
o verdachte op geen enkele wijze - direct of indirect - contact mag opnemen, zoeken of hebben met [benadeelde] , geboren op [geboortedatum 2] en
o verdachte zich niet zal bevinden in de bebouwde kom van de stad [plaatsnaam 4] ,
zolang het Openbaar Ministerie dit nodig vindt, voor maximaal 3 jaar. De politie ziet toe op handhaving van dit contact- en locatieverbod;
 beveelt dat
vervangende hechtenis van 3 (drie) dagenwordt toegepast voor iedere keer dat niet aan de vrijheidsbeperkende maatregel wordt voldaan, met een totale duur van ten hoogste zes maanden;
 beveelt dat de vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder nummer 1 primair tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [benadeelde] van € 461.129,49 (vierhonderdeenenzestigduizend honderdnegenentwintig euro en negenenveertig cent) aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf 25 januari 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij overigens niet-ontvankelijk in de vordering;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [benadeelde] , een bedrag te betalen van € 461.129,49 aan materiële schade. Dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 januari 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kan één (1) jaar gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Bruins (voorzitter), mr. M.C. van der Mei en mr. A.M.P.T. Blokhuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Draaijers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 februari 2022.
Mr. Bruins en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, districtsrecherche Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer 8] ( [naam 24] / [nummer 9] ), gesloten op 13 september 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 28 januari 2022.
3.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 371.
4.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 108.
5.Het proces-verbaal verstrekking gevorderde identificerende gegevens, p. 456-457.
6.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 410.
7.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 439-440 en het proces-verbaal van bevindingen, p. 445.
8.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 448-449.
9.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 409-413.
10.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 461-463.
11.Het proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens, p. 507-508.
12.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 501-502.
13.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 693-694.
14.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 373-374.
15.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 377-389.
16.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 371.
17.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 442.
18.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 28 januari 2022.
19.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 28 januari 2022.
20.Het proces-verbaal van getuigenverhoor van [naam 18] door de rechter-commissaris van 27 oktober 2021, p. 2.
21.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 449.
22.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 880-881.
23.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 28 januari 2022.
24.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 28 januari 2022.
25.Proces-verbaal van verdenking, p 32.
26.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 108; mutatierapport, p. 365.
27.Verklaring verdachte ter terechtzitting.
28.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 371-375.
29.Het proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens, p. 79 van het aanvullend procesdossier van 6 oktober 2021.
30.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 261.
31.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , p. 361.
32.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 357.
33.Mutatierapport, p. 364-365.