ECLI:NL:RBGEL:2022:1306

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 maart 2022
Publicatiedatum
14 maart 2022
Zaaknummer
AWB - 20_6859
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor zonnepark aan de Hegemansweg te Groenlo en de rechtsgeldigheid daarvan

Op 15 maart 2022 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een zaak betreffende de omgevingsvergunning voor de realisatie van een zonnepark aan de Hegemansweg te Groenlo. De vergunning was verleend door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oost Gelre, maar werd betwist door verschillende omwonenden, allen agrarisch ondernemers. De eisers stelden dat er geen draagvlak onder de omwonenden was, dat zij onvoldoende financieel konden participeren, en dat het zonnepark in strijd was met de goede ruimtelijke ordening. Tevens werd aangevoerd dat er onvoldoende flora- en faunaonderzoek was verricht, gezien de aanwezigheid van beschermde vogelsoorten en mogelijk een dassenburcht in de nabijheid.

De rechtbank oordeelde dat de omgevingsvergunning was voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing en dat de keuze voor het zonnepark gerechtvaardigd was in het kader van de duurzame energieproductie. De rechtbank stelde vast dat er voldoende maatregelen waren getroffen om het zonnepark landschappelijk in te passen en dat de belangen van de eisers voldoende waren meegewogen. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een verwevenheid van het algemene belang van soortenbescherming met de woon- en leefomgeving van de eisers, aangezien de afstand van het zonnepark tot hun gronden meer dan 100 meter bedroeg.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van de eisers ongegrond, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter D. Bruinse-Pot, in aanwezigheid van griffier W.M.P. Hermsen, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 20/6859

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 maart 2022

in de zaak tussen

[Eiser A] , uit [plaats B] , eiser

(gemachtigde: mr. R. de Kamper),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oost Gelre, verweerder
(gemachtigden: B. ten Have en N. Rondeel).

Als derde-partij neemt aan het geding deel: [C] , te [plaats B]

(gemachtigden: mr. J.J. Molenaar en mr. J.L.G. Niederer).

Procesverloop

Bij besluit van 20 november 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder aan derde-partij een omgevingsvergunning voor de realisatie van een zonnepark verleend.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 8 februari 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigden. Derde-partij is verschenen, bijgestaan door gemachtigde mr. J.L.G. Niederer.

Overwegingen

Crisis- en herstelwet
1. De rechtbank stelt allereerst vast dat de Crisis- en herstelwet (Chw) op deze zaak van toepassing is. Het in het geding zijnde project ziet immers op de aanleg van een productie-installatie ten behoeve van hernieuwbare elektriciteit door zonne-energie, zoals bedoeld in de beschrijving van categorie 1.1 van bijlage 1 bij de Chw.
Feiten
2. Eiser woont op [het adres D] te [plaats B] . Hij kan zich niet verenigen met de omgevingsvergunning die verweerder aan derde-partij heeft verleend.
Besluitvorming
3. De omgevingsvergunning ziet op de realisatie van een zonnepark aan de Hegemansweg te Groenlo. De omgevingsvergunning is verleend voor de activiteiten ‘bouwen van een bouwwerk’, ‘uitvoeren van een werk’ en ‘gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan’ als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, b en c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
Niet in geschil is dat het zonnepark in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan ‘Buitengebied Oost Gelre 2011’ en de nadien opgestelde reparatieplannen. Het zonnepark verdraagt zich niet met de daar geldende bestemming ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’. Om de realisatie van het zonnepark toch mogelijk te maken, heeft verweerder toepassing gegeven aan artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3˚, van de Wabo. Aan de omgevingsvergunning heeft verweerder de ruimtelijke onderbouwing ‘Omgevingsvergunning zonnepark Hegemansweg Groenlo’ ten grondslag gelegd. De raad van de gemeente Oost Gelre heeft een verklaring van geen bedenkingen verleend.
Is voldaan aan het gemeentelijk beleid?
4. Eiser betoogt dat verweerder niet heeft voldaan aan de procedure zoals vastgelegd in het gemeentelijk beleid. [1] In dit beleid staat dat de gekozen initiatieven gezamenlijk de omvang van 15 hectare mogen overschrijden, mits het de twee hoogst gewaardeerde initiatieven zijn. De rangorde van de aangevraagde plannen zal worden bepaald op grond van een waarderingssysteem met een puntentelling. Omdat verweerder geen inzicht in dit waarderingssysteem en de puntentelling verschaft én het maximum van 15 hectare wordt overschreden door de twee gekozen initiatieven, is het besluit volgens eiser onvoldoende gemotiveerd.
4.1.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat het waarderingssysteem bedoeld is om plannen onderling te kunnen vergelijken in een situatie dat er een plan moet afvallen. Verweerder heeft toegelicht dat er drie initiatieven zijn ingediend in 2019, waarvan twee "losse" zonneparken (locatie Vredenseweg Groenlo en locatie Hegemansweg). Het derde initiatief (locatie Zieuwent) was onderdeel van een grotere gebiedsontwikkeling met
woningbouw en is om die reden nog niet in procedure gebracht. Zodoende bleven er twee plannen over, die gezamenlijk de omvang van 15 hectare overschrijden. Omdat in dit geval geen plan af hoefde te vallen, is de puntentelling in dit geval volgens verweerder niet relevant.
4.2.
De rechtbank kan dit standpunt van verweerder volgen. Omdat de twee ingediende aanvragen, waaronder het zonnepark aan de Hegemansweg, volgens verweerder allebei voldoen aan de ruimtelijke minimumeisen voor zonneparken en de twee hoogst gewaardeerde initiatieven volgens het beleid mogen worden gerealiseerd, bestond er geen reden voor verweerder om aan het genoemde waarderingssysteem te toetsen. Er hoefde immers geen initiatief af te vallen. Het betoog van eiser slaagt dus niet.
5. Eiser betoogt dat belangrijke voorwaarden voor de realisatie van een zonnepark draagvlak en (financiële) participatie zijn. Onder verwijzing naar het Uitvoeringsprogramma grootschalige hernieuwbare energie van 27 juli 2018 en de gedragscode NWEA betoogt eiser dat niet slechts onderzoek naar draagvlak moet worden gedaan, maar dat er ook daadwerkelijk draagvlak moet zijn. Draagvlak en (financiële) participatie ontbreken in dit geval, aldus eiser.
5.1.
De rechtbank stelt vast dat op grond van het van toepassing zijnde gemeentelijk beleid van een initiatiefnemer wordt verlangd dat hij minimaal weergeeft in een participatieverslag hoe rekening is gehouden met het draagvlak en dat het een pluspunt is als aantoonbaar sprake is van overwegende mate van draagvlak. Ten aanzien van financiële participatie moet minimaal worden gestreefd naar de omstandigheid dat lokale bedrijven en inwoners participeren voor minimaal 50% en is het een pluspunt als daadwerkelijk in overwegende mate wordt geparticipeerd. [2] Het niet nakomen van deze voorwaarde kan voor verweerder reden zijn de gewenste medewerking niet te verlenen.
In dit geval heeft participatie plaatsgevonden voordat een verzoek om omgevingsvergunning voor de ontwikkeling van het zonnepark bij verweerder is ingediend. Er heeft een informatieavond plaatsgevonden en er hebben individuele gesprekken met omwonenden en overige belanghebbenden plaatsgevonden. Van deze gesprekken zijn verslagen opgesteld. [3] Er zijn dus informatie- en inspraakmogelijkheden georganiseerd waardoor aan de minimumeis met betrekking tot draagvlak uit het gemeentelijk beleid is voldaan.
Ten aanzien van financiële participatie worden uitgangspunten aan de initiatiefnemer meegegeven. Er is niet exact voorgeschreven hoe deze financiële participatie zou moeten plaatsvinden. Op de zitting is door de derde-partij toegelicht dat deze financiële participatie pas vorm kan krijgen als het zonnepark daadwerkelijk wordt gerealiseerd en dat inwoners van de gemeente Oost-Gelre op dat moment met voorrang financieel kunnen participeren. Gelet hierop is naar het oordeel van de rechtbank ook voldaan aan de minimumeis uit het gemeentelijk beleid ten aanzien van financiële participatie.
Het betoog van eiser slaagt daarom niet.
Wat is de conclusie?
6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Bruinse-Pot, rechter, in aanwezigheid van mr. W.M.P. Hermsen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 maart 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
Op het hoger beroep tegen deze uitspraak is de Chw van toepassing. Op grond van artikel 1.6a van de Chw kunnen na genoemde zes weken geen gronden meer worden aangevoerd.

Voetnoten

1.Beleidsregel planologische medewerking zonnepanelen groter dan 2 ha in het buitengebied van Oost Gelre, pagina 2.
2.Zie p. 23 van het Beleid installaties opwekking hernieuwbare energie Oost Gelre.
3.Zie bijlage 11 en 12 bij de ruimtelijke onderbouwing.