ECLI:NL:RBGEL:2022:13

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 januari 2022
Publicatiedatum
3 januari 2022
Zaaknummer
C/05/384889 / HA ZA 21-132
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over lidmaatschap en jaarlijkse bijdrage van Beheervereniging met betrekking tot stemrecht en statutenwijziging

In deze zaak gaat het om een geschil tussen de Beheersvereniging Park Sonswijck en een voormalig lid over de jaarlijkse bijdrage en stemrecht in de algemene vergadering. De eiseres, de Beheersvereniging, heeft de rechtbank verzocht om te verklaren dat de gedaagde, ook na opzegging van zijn lidmaatschap, verplicht is bij te dragen aan de kosten van beheer en onderhoud van het park. De rechtbank heeft eerder in een verstekvonnis op 27 januari 2021 de vorderingen van de Vereniging toegewezen, maar de gedaagde heeft verzet aangetekend tegen dit vonnis.

De gedaagde heeft zijn lidmaatschap opgezegd per 1 januari 2018, maar er ontstond onenigheid over de hoogte van de jaarlijkse bijdrage en de verschuldigdheid van administratiekosten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde de jaarlijkse bijdrage over de jaren 2018, 2019 en 2020 niet volledig heeft voldaan. De rechtbank oordeelt dat de Vereniging voldoende verantwoording heeft afgelegd over de kosten en dat de gedaagde gehouden is de volledige bijdrage te voldoen.

Daarnaast is er een geschil over de statutenwijziging van 2008, waarbij de gedaagde betwist dat de wijziging rechtsgeldig is aangenomen. De rechtbank oordeelt dat stemonthoudingen niet meetellen bij de bepaling van de vereiste tweederdemeerderheid, waardoor de wijziging geldig is. De rechtbank verklaart het verzet ongegrond en bekrachtigt het eerdere vonnis, waarbij de gedaagde in de proceskosten wordt veroordeeld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/384889 / HA ZA 21-132
Vonnis in verzet van 12 januari 2022
in de zaak van
de vereniging
BEHEERSVERENIGING PARK SONSWIJCK,
gevestigd te Arnhem,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
gedaagde in het verzet,
advocaat mr. J. van Sonsbeek te Arnhem,
tegen
[gedaagde in conventie/eiser in reconventie/eiser in het verzet],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
eiser in het verzet,
advocaat mr. H.J.F. Oetgens van Waveren Pancras Clifford te Arnhem.
Partijen zullen hierna de Vereniging en [gedaagde in conventie/eiser in reconventie/eiser in het verzet] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 14 april 2021
  • de conclusie van antwoord in reconventie
  • de brief met producties 15 tot en met 17 van 21 oktober 2021 van [gedaagde in conventie/eiser in reconventie/eiser in het verzet]
  • het verkort proces-verbaal van mondelinge behandeling van 2 november 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde in conventie/eiser in reconventie/eiser in het verzet] is sinds [datum] 1999 eigenaar van een appartementsrecht aan de [adres] . Het appartementsrecht bestaat onder meer uit een woning en 1/85 onverdeeld aandeel in het omliggende Park Sonswijck. In artikel 7.13 van de leveringsakte zijn ‘Mandeligheidsbepalingen’ opgenomen met betrekking tot het gemeenschappelijk eigendom van het Park Sonswijck (hierna: de Beheersregeling). Daarin is bepaald dat ieder van de deelgenoten verplicht is mee te dragen in de kosten van beheer, onderhoud, herstel en vernieuwing van de gemeenschappelijke zaak en dat het beheer van de mandelige zaken namens de gezamenlijke eigenaren uitsluitend bij de Vereniging berust.
2.2.
In 2007 is discussie ontstaan binnen de Vereniging over het aantal uit te brengen stemmen in de algemene vergadering en de uitleg van artikel 12 lid 2 van de statuten van de Vereniging. Dat artikel luidde tot 2 maart 2010 als volgt:
Stemgerechtigd in de Algemene Vergadering zijn voormelde leden. Ieder van hen heeft één stem. (…)
[gedaagde in conventie/eiser in reconventie/eiser in het verzet] en anderen stelden zich op het standpunt dat ING Real Estate B.V., de eigenaresse van 35 (verhuurde) appartementsrechten, weliswaar 35 maal de jaarlijkse bijdrage aan de de Vereniging was verschuldigd, maar dat zij slechts één stem had in de algemene vergadering.
2.3.
Op de algemene vergadering van 15 april 2008 is gestemd over het voorstel van het bestuur van de Vereniging om artikel 12 lid 2 van de statuten te wijzigen in die zin dat iedere verplichting tot het betalen van de bijdrage gekoppeld werd aan het stemgewicht, dat wil zeggen “1 x meebetalen is 1 stem”. Van de 51 aanwezige stemmen waren 31 stemmen voor, 15 stemmen tegen en 5 onthoudingen. De voorzitter heeft daarop besloten dat het voorstel met de op grond van artikel 16 lid 3 van de statuten vereiste tweederdemeerderheid van de uitgebrachte stemmen was aangenomen.
2.4.
Met ingang van 2 maart 2010 is artikel 12 lid 2 van de statuten als volgt gewijzigd:
Stemgerechtigd in de algemene vergadering zijn voormelde leden. Elke woning casu quo woonappartement casu quo praktijkruimte in het project Park Sonswijck te Arnhem geeft recht op het uitbrengen van één (1) stem.
2.5.
In de algemene vergadering van 4 april 2017 is gestemd over het plaatsen van twee bankjes bij de vijver in het Park Sonswijck. ING Real Estate B.V. had daarbij een schriftelijk volmacht voor 35 stemmen aan het bestuur verstrekt. Er hebben 53 stemmen voor gestemd, waaronder de 35 stemmen van ING Real Estate B.V., en 37 stemmen tegen gestemd, waaronder [gedaagde in conventie/eiser in reconventie/eiser in het verzet] , waarmee het voorstel was aangenomen.
2.6.
Bij brief van 25 november 2017 heeft [gedaagde in conventie/eiser in reconventie/eiser in het verzet] zijn lidmaatschap van de Vereniging met ingang van 1 januari 2018 opgezegd. In die brief heeft hij voor zover van belang het volgende vermeld.
Indien u mij jaarlijks kosten declareert (…) en mij daartoe facturen of gewaarmerkte kopieën daarvan overlegt, zal ik 1/213 van die kosten voldoen.
2.7.
Daarna is tussen partijen discussie ontstaan over de hoogte van de door [gedaagde in conventie/eiser in reconventie/eiser in het verzet] aan de Vereniging verschuldigde jaarlijkse bijdrage, de verschuldigdheid van de door de Vereniging in rekening gebrachte administratiekosten van € 25,00 per jaar en over de vraag in hoeverre de Vereniging de jaarlijks verschuldigde bijdrage aan [gedaagde in conventie/eiser in reconventie/eiser in het verzet] dient te specificeren.

3.Het geschil

3.1.
In de inleidende dagvaarding heeft de Vereniging gevorderd dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I. voor recht zal verklaren dat [gedaagde in conventie/eiser in reconventie/eiser in het verzet] , ook na opzegging van zijn lidmaatschap van de Vereniging, gehouden is bij te dragen in de kosten van beheer, onderhoud, herstel en vernieuwing van Park Sonswijck,
II. voor recht zal verklaren dan indien en voor zover [gedaagde in conventie/eiser in reconventie/eiser in het verzet] geen lid is van de Vereniging, hij geen recht heeft op inzage in de administratie van de Vereniging respectievelijk geen recht heeft op gewaarmerkte kopieën van die administratie,
III. voor recht zal verklaren dat de vergaderkosten vallen onder de kosten van beheer, onderhoud, herstel en vernieuwing van park Sonswijck,
IV. [gedaagde in conventie/eiser in reconventie/eiser in het verzet] zal veroordelen om aan de Vereniging te betalen € 577,28, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding,
met veroordeling van [gedaagde in conventie/eiser in reconventie/eiser in het verzet] in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
Bij verstekvonnis van 27 januari 2021 heeft de rechtbank de vorderingen van de Vereniging sub I en IV toegewezen en de vorderingen sub II en III afgewezen, met veroordeling van [gedaagde in conventie/eiser in reconventie/eiser in het verzet] in de proceskosten, begroot op € 2.685,89, en de nakosten.
3.3.
In verzet vordert [gedaagde in conventie/eiser in reconventie/eiser in het verzet] , na wijziging van zijn eis ter mondelinge behandeling, dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
in conventie:
- hem zal ontheffen van de veroordeling in het verstekvonnis van 27 januari 2021 en de vorderingen van de Vereniging zal afwijzen, althans de Vereniging daarin niet-ontvankelijk zal verklaren,
in reconventie:
  • primair, voor recht zal verklaren dat het voorstel uit 2008 tot statutenwijziging niet met de door artikel 16 lid 3 van de statuten vereiste gekwalificeerde (tweederde) meerderheid is aangenomen en nietig is en de Vereniging zal veroordelen om de inschrijving van de statutenwijziging ongedaan te maken op verbeurte van een dwangsom,
  • subsidiair, voormelde statutenwijziging zal aanmerken als een onvoorziene omstandigheid in de zin van artikel 3:168 lid 3 BW, althans lid 7 van de Beheersregeling jegens hem buiten werking zal stellen op een manier zodat hij zijn aandeel in de (mandelige) gemeenschap kan overdragen op de voet van artikel 5:66 lid 2 BW,
in conventie en in reconventie:
- de Vereniging zal veroordelen in de proceskosten, inclusief de volledige door hem betaalde advocaatkosten, en de nakosten.

4.De beoordeling

in conventie

4.1.
Het verzet is tijdig en op de juiste wijze ingesteld, zodat [gedaagde in conventie/eiser in reconventie/eiser in het verzet] in zoverre in zijn verzet kan worden ontvangen.
4.2.
Tussen partijen is de omvang van de door [gedaagde in conventie/eiser in reconventie/eiser in het verzet] aan de Vereniging verschuldigde jaarlijkse bijdragen in geschil en de verschuldigdheid van de administratiekosten.
4.3.
De Vereniging stelt dat [gedaagde in conventie/eiser in reconventie/eiser in het verzet] ten onrechte niet de gehele jaarlijkse bijdrage over 2018 en 2019 heeft voldaan en dat hij over die jaren nog € 161,48 is verschuldigd. Tevens heeft hij de bijdrage over 2020 van € 300,00 niet voldaan en de verschuldigde administratiekosten van drie maal € 25,00. De Vereniging meent dat zij de omvang van de kosten voldoende inzichtelijk heeft gemaakt door aan [gedaagde in conventie/eiser in reconventie/eiser in het verzet] de balans- en exploitatierekeningen over 2018 en 2019 te verstrekken.
[gedaagde in conventie/eiser in reconventie/eiser in het verzet] voert aan dat de Vereniging deugdelijk dient te specificeren wat hij over de jaren 2018, 2019 en (inmiddels ook) 2020 aan jaarlijkse bijdrage is verschuldigd. Om die reden heeft hij niet de gehele bijdrage maar tweederde deel daarvan voldaan. Verder meent hij dat hij niet behoeft bij te dragen in de kosten van de borrel na afloop van de algemene vergadering en dat hij de in rekening gebrachte administratiekosten niet is verschuldigd.
4.4.
Op grond van artikel 3:173 BW juncto artikel 7:403 BW dient de Vereniging in beginsel jaarlijks rekening en verantwoording af te leggen aan een deelgenoot, ook als deze geen lid (meer) is van de Vereniging. De rechtbank is van oordeel dat de Vereniging daaraan heeft voldaan door aan [gedaagde in conventie/eiser in reconventie/eiser in het verzet] de balans- en exploitatierekeningen over 2018 en 2019 te verstrekken. Het recht van [gedaagde in conventie/eiser in reconventie/eiser in het verzet] op specificatie van de door hem verschuldigde bijdrage gaat niet zo ver dat hij op voorhand van iedere uitgave van de Vereniging een gewaarmerkte kopie van de betreffende factuur dient te ontvangen, zodat hij deze kan controleren alvorens te betalen. Indien [gedaagde in conventie/eiser in reconventie/eiser in het verzet] concrete vragen had over bepaalde kostenposten, had hij de Vereniging kunnen verzoeken daarover meer duidelijkheid te verstrekken en had de Vereniging in beginsel daaraan moeten voldoen. Ter mondelinge behandeling heeft [gedaagde in conventie/eiser in reconventie/eiser in het verzet] wel een aantal posten genoemd waarover hij twijfels had, zoals over de kosten van kleine boompjes op het speelveld in 2018, de kosten van bewateringsslangen voor beplanting en de kosten van riolering, het onderhoud en monitoren van het parkriool, maar niet gesteld of gebleken is dat hij de Vereniging op een eerder moment heeft verzocht deze posten nader te specificeren en/of toe te lichten. De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde in conventie/eiser in reconventie/eiser in het verzet] onvoldoende heeft onderbouwd dat hij gerede twijfels had bij bepaalde kostenposten en dat hij dat tijdig kenbaar heeft gemaakt aan de Vereniging. De rechtbank gaat daarom aan zijn verweer, als onvoldoende onderbouwd, voorbij. Dat betekent dat de Vereniging de jaarlijkse bijdrage voldoende heeft gespecificeerd en dat [gedaagde in conventie/eiser in reconventie/eiser in het verzet] de gehele bijdrage over de jaren 2018, 2019 en 2020, die de Vereniging bij hem in rekening heeft gebracht, dient te voldoen.
4.5.
[gedaagde in conventie/eiser in reconventie/eiser in het verzet] erkent dat de vergaderkosten van de Vereniging behoren tot de kosten van beheer en dat hij daaraan moet meebetalen. Tot die vergaderkosten behoren volgens hem wel de kosten van bijvoorbeeld zaalhuur maar niet de kosten van de borrel na afloop van de algemene vergadering. Uit het e-mailbericht van de Vereniging van 26 mei 2020 en uit de exploitatierekeningen van 2018 en 2019 volgt dat de vergaderkosten in 2018 € 558,00 en in 2019 € 549,00 bedroegen. Volgens de Vereniging zijn daarin geen kosten voor de borrel begrepen. [gedaagde in conventie/eiser in reconventie/eiser in het verzet] betwist dat omdat hij dat niet kan controleren. Vaststaat dat het aandeel van [gedaagde in conventie/eiser in reconventie/eiser in het verzet] in de vergaderkosten 1/213 deel is. Dat komt neer op circa € 2,60 per jaar. De rechtbank is van oordeel dat een eventueel daarin begrepen bedrag voor de kosten van de borrel zo gering is, dat dat geen nadere bewijslevering met alle kosten van dien rechtvaardigt. De rechtbank gaat daarom ervan uit dat er geen kosten voor de borrel bij [gedaagde in conventie/eiser in reconventie/eiser in het verzet] in rekening zijn gebracht.
4.6.
[gedaagde in conventie/eiser in reconventie/eiser in het verzet] voert aan dat aan het besluit van de Vereniging om € 25,00 per jaar aan administratiekosten in rekening te brengen, indien de jaarlijkse bijdrage niet wordt voldaan via de Vereniging van Eigenaren (hierna: VvE) of via automatische incasso, geen geldig besluit van de algemene vergadering in de zin van artikel 7 lid 2 van de statuten ten grondslag ligt.
Volgens dat artikel wordt de jaarlijks verschuldigde bijdrage aan de Vereniging vastgesteld door de algemene vergadering en worden deze kosten naar evenredigheid omgeslagen naar rato van het aantal woning/woonappartementen casu quo praktijkruimten in het project park Sonswijck. Tevens is bepaald dat van dit artikel slechts door de Vereniging kan worden afgeweken bij unaniem besluit van de leden in een vergadering waar alle leden aanwezig of vertegenwoordigd zijn.
4.7.
De rechtbank is van oordeel dat het besluit om € 25,00 administratiekosten in rekening te brengen geen besluit is in de zin van artikel 7 lid 2 van de statuten, zodat daarvoor geen unaniem besluit van de leden noodzakelijk is. Hiermee wordt immers geen wijziging in de verdeelsleutel aangebracht. De Vereniging heeft voldoende aangetoond dat in de algemene vergadering van 2003 is besloten om € 25,00 aan administratiekosten in rekening te brengen indien een lid niet via de VvE of via automatische incasso de jaarlijkse bijdrage betaalt. Dat besluit is in een notitie van het bestuur van de Vereniging van 4 november 2003 en in de begroting voor 2004 vermeld. De Vereniging heeft onweersproken gesteld dat dat besluit ieder jaar is herhaald. Ook in de notulen van 5 maart 2019 is vermeld dat het besluit om € 25,00 in rekening te brengen bij het niet afgeven van een automatische incasso blijft gehandhaafd. De rechtbank is daarom van oordeel dat sprake is van een rechtsgeldig besluit van de Vereniging, zodat [gedaagde in conventie/eiser in reconventie/eiser in het verzet] de administratiekosten is verschuldigd.
4.8.
[gedaagde in conventie/eiser in reconventie/eiser in het verzet] heeft niet betwist dat de jaarlijkse bijdrage steeds op 31 december van het betreffende jaar opeisbaar is. Vaststaat dat hij het jaarlijks opeisbare bedrag niet tijdig geheel heeft voldaan, zodat het verzuim is ingetreden zonder ingebrekestelling.
4.9.
Gelet op het voorgaande is [gedaagde in conventie/eiser in reconventie/eiser in het verzet] het door de Vereniging gevorderde bedrag van € 577,28 verschuldigd, inclusief het bedrag van € 40,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, nu tegen laatstgenoemd bedrag geen verweer is gevoerd.
4.10.
[gedaagde in conventie/eiser in reconventie/eiser in het verzet] erkent dat hij ook na opzegging van zijn lidmaatschap van de Vereniging, gehouden is bij te dragen in de kosten van beheer, onderhoud, herstel en vernieuwing van Park Sonswijck en voert aan dat hij dat ook in zijn opzeggingsbrief heeft vermeld, zodat de Vereniging volgens hem geen belang heeft bij de onder I gevorderde verklaring voor recht. De Vereniging heeft toegelicht dat zij deze vordering heeft ingesteld omdat [gedaagde in conventie/eiser in reconventie/eiser in het verzet] , nadat hij zijn lidmaatschap had opgezegd, weigerde de gehele jaarlijkse bijdrage te voldoen en dat hij toen de dagvaarding werd uitgebracht nog niets had betaald.
4.11.
De rechtbank is van oordeel dat de Vereniging voldoende belang heeft bij de onder I gevorderde verklaring voor recht omdat [gedaagde in conventie/eiser in reconventie/eiser in het verzet] kennelijk de bijdrage pas wilde betalen nadat hij gewaarmerkte kopieën van de facturen van de door de Vereniging gemaakte kosten had ontvangen en hij dus aan de betaling voorwaarden stelde, die zoals hiervoor is overwogen niet terecht waren. Dat hij inmiddels de gehele bijdrage over de jaren 2018 tot en met 2020 heeft betaald, doet daaraan niet af.
4.12.
De rechtbank zal het verzet dan ook ongegrond verklaren en het verstekvonnis bekrachtigen.
4.13.
[gedaagde in conventie/eiser in reconventie/eiser in het verzet] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het verzet worden veroordeeld. De kosten worden aan de zijde van de Vereniging begroot op € 563,00 aan salaris advocaat (1 punt x tarief II € 563,00).
in reconventie
4.14.
Tussen partijen is in geschil of de statutenwijziging in 2008 op juiste wijze tot stand is gekomen. Partijen verschillen met name van mening of de stemonthoudingen wel of niet moeten worden meegeteld in het aantal uitgebrachte stemmen bij het bepalen of de vereiste tweederdemeerderheid van de stemmen is behaald.
4.15.
De rechtbank is van oordeel dat de stemonthoudingen niet moeten worden meegeteld bij de bepaling of de tweederdemeerderheid van de uitgebrachte stemmen is behaald. Indien een lid zich onthoudt van stemming brengt hij zijn stem niet uit, hij stemt immers niet voor en ook niet tegen. Vaststaat dat op de algemene ledenvergadering van 15 april 2008 5 van de 51 aanwezige stemmen zich hebben onthouden van stemming. Van de overgebleven 46 stemmen, dus de uitgebrachte stemmen, waren er 31 voor en 15 tegen, zodat de vereiste tweederdemeerderheid (net) is gehaald. Dat betekent dat het besluit tot statutenwijziging rechtsgeldig is genomen door de Vereniging en dat de primaire vordering van [gedaagde in conventie/eiser in reconventie/eiser in het verzet] zal worden afgewezen.
4.16.
Met betrekking tot de subsidiaire vordering is gelet op het bepaalde in artikel 3:168 lid 3 BW de kantonrechter bevoegd. De rechtbank zal dit onderdeel van de vordering op de voet van artikel 71 lid 2 Rv dan ook verwijzen naar de kantonrechter.
4.17.
[gedaagde in conventie/eiser in reconventie/eiser in het verzet] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure in reconventie worden verwezen. De kosten worden aan de zijde van de Vereniging begroot op € 563,00 aan salaris advocaat (2 punten x 0,5 x tarief II € 563,00).

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
bekrachtigt het door deze rechtbank op 27 januari 2021 onder zaaknummer / rolnummer 378423 / HA ZA 20/605 gewezen verstekvonnis,
5.2.
veroordeelt [gedaagde in conventie/eiser in reconventie/eiser in het verzet] in de kosten van de verzetprocedure, aan de zijde van de Vereniging tot op heden begroot op € 563,00,
5.3.
verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.4.
wijst de primaire vordering af,
5.5.
verwijst de zaak met betrekking tot de subsidiaire vordering in de stand waarin deze zich bevindt naar de rolzitting van de kamer voor kantonzaken van deze rechtbank, locatie Arnhem, op
26 januari 2022 om 10:00 uur,
5.6.
wijst partijen erop dat zij op de hiervoor vermelde rolzitting niet hoeven te verschijnen, omdat de kantonrechter eerst zal beslissen op welke wijze de procedure zal worden voortgezet, waarna de griffier partijen over deze beslissing zal informeren,
5.7.
wijst partijen erop dat zij in het vervolg van de procedure niet meer vertegenwoordigd hoeven te worden door een advocaat, maar ook persoonlijk of bij gemachtigde kunnen verschijnen,
5.8.
veroordeelt [gedaagde in conventie/eiser in reconventie/eiser in het verzet] in de kosten van de procedure in reconventie, aan de zijde van de Vereniging tot op heden begroot op € 563,00,
5.9.
veroordeelt [gedaagde in conventie/eiser in reconventie/eiser in het verzet] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde in conventie/eiser in reconventie/eiser in het verzet] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J. Peerdeman en in het openbaar uitgesproken op 12 januari 2022.