ECLI:NL:RBGEL:2022:1290

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 maart 2022
Publicatiedatum
11 maart 2022
Zaaknummer
05/153396-21 en 05/840852-18 (tul)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met psychische stoornis en terbeschikkingstelling

Op 8 maart 2022 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 10 juni 2021 in Nijmegen zijn stiefvader met een glazen vaas op het hoofd heeft geslagen, terwijl deze op de bank lag te slapen. De verdachte, geboren in 1998 in Syrië, was ten tijde van het delict onder invloed van een psychotische stoornis en middelengebruik. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar was en heeft hem ontslagen van alle rechtsvervolging. De rechtbank heeft echter wel een terbeschikkingstelling (tbs) met voorwaarden opgelegd, gezien het risico op herhaling en de noodzaak van behandeling. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de psychische toestand van de verdachte en de adviezen van deskundigen. De benadeelde partij, de stiefvader, is niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat er geen bedrag was opgegeven. De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf afgewezen, zodat de verdachte zijn behandeling kan voortzetten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers: 05/153396-21 en 05/840852-18 (tul)
Datum uitspraak : 8 maart 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1998 in [geboorteplaats] (Syrië),
wonende aan de [adres 1] ,
op dit moment verblijvende in het Centrum voor Transculturele Psychiatrie (hierna: CTP) [naam 1] .
Raadsman: mr. B. Pernot, advocaat in Wijchen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van
14 september 2021, 16 november 2021, 11 januari 2022 en 22 februari 2022.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 10 juni 2021 te Nijmegen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, (terwijl voornoemde [slachtoffer] op de bank lag te slapen) met een (grote) vaas, althans enig hard en/of glazen voorwerp (met kracht) heeft geslagen op het hoofd van voornoemde [slachtoffer] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 juni 2021 te Nijmegen aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een botbreuk van het voorhoofd, oogkas en wang
,heeft toegebracht door (terwijl voornoemde [slachtoffer] op de bank lag te slapen) met een (grote) vaas, althans enig hard en/of glazen voorwerp (met kracht) te slaan op het hoofd van voornoemde [slachtoffer] ;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
hij op of omstreeks 10 juni 2021 te Nijmegen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (terwijl voornoemde [slachtoffer] op de bank lag te slapen) met een (grote) vaas, althans enig hard en/of glazen voorwerp (met kracht) heeft geslagen op het hoofd van voornoemde [slachtoffer] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde, te weten poging tot doodslag. Hiertoe heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte, door zijn stiefvader (aangever) met een glazen vaas op het hoofd te slaan, de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij zou komen te overlijden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit vanwege het ontbreken van (voorwaardelijk) opzet, gelet op de psychotische toestand waarin verdachte verkeerde ten tijde van het tenlastegelegde feit. Daarbij bevat het dossier onvoldoende informatie om te kunnen vaststellen of het letsel potentieel dodelijk was dan wel als zwaar lichamelijk letsel kon worden aangemerkt.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever [slachtoffer] heeft het volgende verklaard. Op 10 juni 2021 was hij op de bank gaan slapen in de woning van zijn partner in Nijmegen. Voordat hij ging slapen zag hij zijn stiefzoon [verdachte] en zijn partner in de woonkamer staan. Nadat hij in slaap gevallen was, werd hij plotseling wakker en zag hij zwart voor zijn ogen. Hij voelde pijn in zijn hoofd, tanden en ogen. Ook had hij veel bloed in zijn gezicht. Hij had een snee van vijf à zes centimeter die is gehecht en een breuk in zijn schedel. Zijn oog was gezwollen en blauw, aldus aangever. [2]
Getuige [getuige] , de moeder van verdachte, heeft het volgende verklaard. Zij bevond zich op 10 juni 2021 samen met haar zoon, [verdachte] , en haar vriend, [slachtoffer] , in de woonkamer. Getuige verklaarde dat haar vriend op de bank lag. Haar zoon zat op de andere bank. Zij vroeg aan haar zoon of hij de glazen vaas die op de salontafel stond, wilde oppakken en naar de keuken wilde brengen. Eén of twee tellen later hoorde zij haar zoon heel hard in de Arabische taal roepen: ‘De kut van je zus!’ en ‘Jij bent de broer van een hoer!’. Meteen daarna hoorde zij een harde, doffe klap en meteen daarop het geluid van brekend glas. Zij keek omhoog en zag haar zoon de woonkamer uit rennen richting de voordeur. Haar vriend lag nog op de bank. Zij zag een hele grote wond op het hoofd van haar vriend en zij zag dat er heel veel bloed op zijn hoofd zat. Ook zag zij bloed uit de mond en neus van haar vriend komen. Zij zag dat de vaas, die op de salontafel had gestaan, kapot op de grond lag. Op de grond zag zij ook bloed, aldus getuige [getuige] . [3]
Verbalisant [verbalisant 1] was op 10 juni 2021 om 17:15 uur ter plaatse. Op de bank zag hij een man liggen. Hij zag dat de man op zijn hoofd, boven zijn rechter oog een wond had zitten. Verbalisant [verbalisant 1] zag dat er een glazen kan op de grond lag naast de salontafel. Hij zag dat er bloed bij de kan lag. De kan was kapot en er lagen stukken glas omheen. Hij heeft foto’s van de woonkamer gemaakt en toegevoegd aan het proces-verbaal. [4]
Uit de geneeskundige verklaringen van 12 en 13 juni 2021 is gebleken dat [slachtoffer] (onder meer) meerdere aangezichtsfracturen had. Ook had hij een wond op zijn voorhoofd van ongeveer vijf centimeter die werd gehecht in het ziekenhuis. Volgens de geneeskundige verklaringen van 11 augustus 2021 is op de CT-scan een botbreuk van voorhoofd, oogkas en wang te zien. [5]
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat verdachte [slachtoffer] met een vaas op het hoofd heeft geslagen. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake was van opzet, nu verdachte onder invloed van een geestelijke stoornis verkeerde ten tijde van het tenlastegelegde. Daarvan is sprake als bij de dader ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen ontbreekt. Daarvan zal slechts bij hoge uitzondering sprake zijn. Verdachte heeft vanuit een psychotische beleving gehandeld, maar niet is gebleken dat hem ieder inzicht ontbrak. Immers heeft getuige [getuige] verklaard dat zij verdachte enkele seconden voor het incident vroeg om de vaas die op de salontafel stond naar de keuken te brengen. Verdachte heeft op die vraag gereageerd door de vaas op te pakken en die vervolgens met kracht op het hoofd van zijn stiefvader kapot te slaan.
Dat verdachte op het moment dat het tenlastegelegde plaatsvond door de psychose slechts beperkte mogelijkheden had om het ongeoorloofde van zijn gedrag in te zien, zoals psycholoog dr. L.E.E. Ligthart schrijft in een over verdachte opgemaakte Pro Justitia rapportage van 5 december 2021, met als daaraan verbonden advies het tenlastegelegde niet aan verdachte toe te rekenen, betekent nog niet dat bij verdachte ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan heeft ontbroken. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.
Poging tot doodslag/zware mishandeling
De rechtbank acht opzet - in voorwaardelijke zin - op de dood van [slachtoffer] wettig en overtuigend bewezen. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - zoals hier de dood - is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedragingen van verdachte de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roepen is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zulk een kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het - behoudens contra indicaties - niet anders kan dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het gevolg heeft aanvaard.
Uit de omstandigheden dat verdachte op korte afstand van [slachtoffer] stond, de vaas bij het slaan kapot is gegaan en [slachtoffer] meerdere aangezichtsfracturen en een grote hoofdwond heeft opgelopen, leidt de rechtbank af dat verdachte met kracht moet hebben geslagen. Daarbij is op de foto’s te zien dat verdachte een dikke, glazen vaas heeft gebruikt. [slachtoffer] lag nietsvermoedend op de bank te slapen, zodat hij zich niet kon verweren tegen de klap. Naar het oordeel van de rechtbank was de kans op de dood in het onderhavige geval aanmerkelijk, gelet op het voorwerp en de kracht waarmee is geslagen en de plaats op het hoofd waar [slachtoffer] is geraakt (op het voorhoofd, dichtbij de slaap). De rechtbank is van oordeel dat voormelde gang van zaken in redelijkheid geen andere gevolgtrekking toelaat dan dat verdachte, handelend als hiervoor omschreven, welbewust de aanmerkelijke kans in het leven heeft geroepen dat [slachtoffer] daardoor zou komen te overlijden. Door [slachtoffer] vervolgens op deze wijze achter te laten en zelf weg te rennen, heeft verdachte de aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer] ook bewust aanvaard. De rechtbank kwalificeert het handelen van verdachte dan ook als een poging tot doodslag.
Gelet op het bovenstaande oordeelt de rechtbank dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks10 juni 2021 te Nijmegen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, (terwijl voornoemde [slachtoffer] op de bank lag te slapen) met een
(grote)vaas,
althans enig hard en/of glazen voorwerp (met kracht
)heeft geslagen op het hoofd van voornoemde [slachtoffer] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Poging tot doodslag.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De officier van justitie en de verdediging hebben zich op het standpunt gesteld dat verdachte ontoerekeningsvatbaar moet worden geacht ten aanzien van het tenlastegelegde feit en dat verdachte daarom moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Klinisch psycholoog L.E.E. Ligthart en psychiater J. van der Meer hebben rapportages opgesteld over de persoon van verdachte (d.d. 5 december 2021 respectievelijk 16 december 2021). De rechtbank heeft hiervan kennisgenomen.
Ligthart heeft gerapporteerd dat bij verdachte sprake is van diverse ziekelijke stoornissen in de vorm van een posttraumatische stressstoornis (PTSS). Transgenerationele traumatisering speelt daarbij waarschijnlijk een rol van betekenis omdat verdachte uit een milieu stamt van Palestijnse vluchtelingen. Daarnaast is er sprake van een andere gespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis. In dit verband is er ook sprake van een matige stoornis in het gebruik van verschillende middelen: cannabis en cocaïne. Volgens de beschikbare gegevens stopte verdachte enige weken voor het tenlastegelegde met het slikken van anti-psychotische medicatie en begon hij middelen te gebruiken; deze leidden er toe dat hij in toenemende mate achterdochtig werd en psychotische klachten ontwikkelde in de vorm van een bevelshallucinatie dat hij zijn vader moest slaan met de glazen waterkan. De uitspraken die betrokkene hierbij deed, schelden en het bidden van het gebed voor de doden in het Arabisch, maken duidelijk dat hij niet alleen achterdochtig was maar ook psychotisch ontregeld. Verdachte gebruikt middelen ook als een inadequate wijze om met stress om te gaan. Met name de in de achtergrond aanwezige PTSS levert voortdurend gevoelens van verhoogde angst en agitatie op. Door de psychose had hij slechts beperkte mogelijkheden om het ongeoorloofde van zijn gedrag in te zien. Het middelengebruik dat betrokkene aanwendde om het hoofd rustig te houden, heeft mede de ontregeling bewerkstelligd en heeft eraan voorafgaand de psychose als het ware verdiept.
Van der Meer heeft geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van een psychotische stoornis die kan worden geclassificeerd als een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis. Verdachte heeft last van het horen van stemmen en deze stemmen zijn ook tijdens het onderzoek en met medicatie nog aanwezig. Daarnaast is verdachte erg achterdochtig geweest, maar dit gaat nu beter.
Verdachte ontkent dat hij last heeft van traumatische gebeurtenissen, maar wil over een deel van deze traumatische gebeurtenissen niet spreken. Om deze reden kan een posttraumatische stressstoornis niet met volledige zekerheid worden uitgesloten.
De psychotische verschijnselen van verdachte werden versterkt door het middelengebruik. Verdachte heeft namelijk bij Van der Meer aangegeven dat hij voorafgaand aan het bewezenverklaarde incident alcohol en amfetamines heeft gebruikt en dat hij ten tijde van het incident onder invloed was. Van der Meer geeft aan dat het gebruik van deze middelen moet worden gezien als een gevolg van de psychotische stoornis van betrokkene. Daarbij zorgt de psychose ervoor dat patiënten met deze stoornis meer geneigd zijn om verdovende middelen te gebruiken. Daarnaast kan ook de medicatie die betrokkene vanwege de psychose moet gebruiken en de bijwerkingen die zij hebben (zoals een versterking van het initiatiefverlies) ervoor zorgen dat er een grotere neiging is om drugs te gaan gebruiken. De beslissing om alcohol en cannabis te gebruiken voorafgaand aan het incident kan daarom niet of in ieder geval niet geheel aan betrokkene worden toegerekend. Verdachte heeft volgens Van der Meer zelf aangegeven dat hij zijn vader heeft geslagen vanuit zijn achterdocht. Daarbij was er geen andere motivatie voor het gedrag dan een psychotische, aangezien er, ook volgens zijn stiefvader, geen conflict of aanleiding was voor de mishandeling.
Op grond van het voorgaande kan volgens de deskundigen worden aangenomen dat ten tijde van het bewezenverklaarde feit bij verdachte sprake was van een psychose die zijn gedrag volledig heeft bepaald en dat de psychotische verschijnselen werden versterkt door het middelengebruik. De rechtbank acht verdachte daarom niet toerekeningsvatbaar voor de poging tot doodslag op [slachtoffer] .
Verdachte is gelet op het voorgaande niet strafbaar en dient ontslagen te worden van alle rechtsvervolging.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft oplegging van de maatregel tot terbeschikkingstelling met voorwaarden (hierna: tbs-maatregel met voorwaarden) gevorderd, waarbij de voorwaarden dienen te worden opgelegd zoals neergelegd in het reclasseringsadvies. De officier van justitie heeft verzocht deze maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Daarnaast is verzocht om aan verdachte de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbenemende maatregel op te leggen zoals bedoeld in artikel 38z lid 1 van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de strafmaat.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft met betrekking tot de persoon van verdachte kennisgenomen van de volgende stukken:
 het NIFP Pro Justitia rapport, opgesteld door L.E.E. Ligthart, psycholoog, d.d.
5 december 2021;
 het NIFP Pro Justitia rapport, opgesteld door J. van der Meer, psychiater, d.d.
16 december 2021;
 het reclasseringsadvies d.d. 23 december 2021
 het uittreksel van 14 januari 2022 uit de justitiële documentatie met betrekking tot verdachte.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door zijn stiefvader met een glazen vaas op zijn hoofd te slaan. Zijn stiefvader lag op dat moment op de bank te slapen en werd volkomen verrast door de klap. Als gevolg hiervan heeft hij meerdere aangezichtsfracturen en een wond op zijn voorhoofd opgelopen. Verdachte heeft met zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Ook de moeder en zus van verdachte waren thuis toen het gebeurde en zijn enorm geschrokken van het incident, zo blijkt uit het dossier.
Persoon van de verdachte
Bij de beslissing of aan verdachte een maatregel dient te worden opgelegd en zo ja, welke, heeft de rechtbank wederom acht geslagen op de hierboven genoemde dubbelrapportage die ten behoeve van verdachte is opgemaakt. Hieruit blijkt onder meer het volgende:
Beide deskundigen schatten het risico op recidive (op de middellange termijn) als hoog in. De psycholoog schrijft hierover: ‘
Bekend is dat personen met een PTSS, en co morbiditeit in de vorm van een onderliggende psychotische stoornis impulsief en gewelddadig kunnen reageren. Door de begeleidende stoornis in het executieve domein (dysexecutief syndroom) in relatie tot middelengebruik wordt het impulsieve gedrag versterkt. Vanuit klinisch perspectief gezien moet het risico op herhaling hoog worden ingeschat, zeker wanneer betrokkene angstig, geïrriteerd en ontstemd is.
Beide deskundigen adviseren voorts dat behandeling in het Centrum voor Transculturele Psychiatrie (CTP) te [naam 1] plaatsvindt, gezien de acculturatieproblemen. In beginsel is geen afdeling met een verhoogd beveiligingsniveau nodig, aangezien er in detentie ook weinig gedragsproblemen zijn. Wel is het nodig dat op de afdeling forensische expertise aanwezig is, zodat er ook aandacht is voor recidivepreventie en delictscenario’s. Het is van belang om verdachte medicamenteus te behandelen totdat de psychose in remissie gaat. Daarbij moet worden gezocht naar manieren om het middelengebruik ook na de opname in remissie te laten blijven.
Gezien de problematiek van verdachte en de noodzaak van het blijvend staken van het middelengebruik, is het van belang dat verdachtes behandeling in een stevig kader wordt vormgegeven. Zonder behandeling en ondersteuning blijven de geconstateerde risicofactoren onveranderd en onverminderd aanwezig. Opnieuw opstarten van de behandeling en begeleiding is daarom aangewezen om de kans op herhaling zo klein mogelijk te maken Om deze redenen adviseren beide deskundigen een tbs-maatregel met voorwaarden.
Naar aanleiding van de adviezen van de deskundigen heeft de reclassering op 23 december 2021 een maatregelenrapport opgesteld in het kader van een tbs-maatregel met voorwaarden.
Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
'
Gedurende onderhavig onderzoek van de reclassering is er sprake van waarneembare gedragsverandering. Daar waar betrokkene in het begin van het onderzoek angstig, nog verward en timide overkomt en de gesprekken inhoudelijk weinig om het lijf hebben wordt hij langzamerhand meer open, oogt hij steviger en hebben de gesprekken meer inhoud. Betrokkene
wijt dit aan de structuur in zijn bestaan en aan de medicatie die hij voorgeschreven krijgt.
Betrokkene acht het advies van de deskundigen, een tbs met voorwaarden, passend. Hij meent
dat hij een dergelijke stok achter de deur nodig heeft om langdurig stabiel te kunnen blijven.
Ook het gebruik van drugs wil hij niet meer, aldus betrokkene. Hij heeft nu al enige tijd niets
meer gebruikt en voelt zich daar goed bij
De maatregel tbs met voorwaarden is uitvoerbaar en lijkt haalbaar. Betrokkene heeft een eerder klinisch traject redelijk goed doorlopen. Nu met aanvulling van strikte voorwaarden in strikt kader, een stapsgewijs geboden traject en duidelijke consequenties bij het niet nakomen van de voorwaarden, zou dit een mogelijkheid zijn om langdurige abstinentie en daarmee de kans op recidive te verminderen, kunnen bewerkstelligen.’
De reclassering adviseert de oplegging van tbs-maatregel met voorwaarden met, naast de standaardvoorwaarden, de verplichting dat betrokkene zich laat opnemen in een forensisch-klinische instelling, het meewerken aan een time-out, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, het meewerken aan ambulante behandeling aansluitend aan de klinische fase, het meewerken aan het vinden van passende dagbesteding, meewerken aan schuldhulpverlening/beschermingsbewind en een reisverbod. Daarnaast wordt geadviseerd om de tbs-maatregel met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Naast de tbs-maatregel met voorwaarden wordt geadviseerd aan betrokkene een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM) op te leggen conform artikel 38z Sr. Met deze maatregel kan betrokkene, na beëindiging van de tbs-maatregel, in een forensisch kader worden ondersteund, begeleid en gemonitord door de reclassering.
Ten tijde van de zitting op 22 februari 2022 verbleef verdachte al in de geïndiceerde kliniek CTP [naam 1] .
Maatregelen
De rechtbank stelt vast dat het bewezen verklaarde, te weten een poging tot doodslag, een feit als bedoeld in artikel 37a, eerste lid onder 1 Sr is waarvoor terbeschikkingstelling mogelijk is. Gelet op de bevindingen van de deskundigen is het naar het oordeel van de rechtbank onverantwoord om verdachte onbehandeld terug te laten keren in de maatschappij. Uit de Pro Justitia rapportages leidt de rechtbank af dat, om herhaling te voorkomen, een behandeling binnen een forensisch kader nodig is. Bovendien blijkt uit de justitiële documentatie dat verdachte eerder is veroordeeld wegens geweldsmisdrijven en daarbij in het kader van bijzondere voorwaarden – onder meer - klinisch en ambulant is behandeld. Dit is niet afdoende gebleken.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de in de verschillende rapportages gegeven adviezen om aan verdachte een tbs-maatregel met voorwaarden op te leggen overnemen. De rechtbank legt daarbij alle voorwaarden op die door de reclassering zijn vermeld. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard zich aan deze voorwaarden te zullen houden. Het betreft in dit geval een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zodat aan de wettelijke vereisten voor oplegging van de tbs-maatregel met voorwaarden is voldaan. De maatregel kan daarom langer duren dan vier jaar. Nu de kans op herhaling van een misdrijf met schade voor personen groot is, ziet de rechtbank aanleiding te bevelen dat de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
Ter bescherming van anderen, dan wel ter bescherming van de algemene veiligheid van personen of goederen, zal de rechtbank verder een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z lid 1 Sr aan verdachte opleggen. Deze maatregel houdt in dat verdachte onder intensief toezicht komt te staan en dat de resocialisatie is gebonden aan voorwaarden. Dit toezicht moet bijdragen aan het verminderen van recidive en daarmee nieuwe slachtoffers voorkomen. Pas aan het einde van de tbs-maatregel met voorwaarden wordt bekeken of de toezichthoudende maatregel ten uitvoer moet worden gelegd. Op dat moment wordt ook pas door de rechter bepaald welke voorwaarden er worden opgelegd en wat de duur van de maatregel zal zijn. De maatregel wordt alleen ten uitvoer gelegd als dat op het moment van de feitelijke tenuitvoerlegging noodzakelijk is.
Aan de voorwaarden voor oplegging van genoemde maatregel is naar het oordeel van de rechtbank voldaan. De reclassering adviseert het opleggen van de maatregel. Verdachte wordt ter beschikking gesteld als bedoeld in artikel 37a Sr. Verdachte lijdt aan een ernstige psychotische stoornis. Verdachte heeft eerder een klinische behandeling bij een Forensisch Psychiatrische Afdeling positief afgerond, maar na afloop bleek hulpverlening in een ambulant kader onvoldoende om het gevaar voor recidive af te wenden. Verdachte stelde zich wisselend coöperatief op en viel terug in middelengebruik. Langdurig toezicht op verdachte, ook na afloop van de tbs-maatregel met voorwaarden, is naar het oordeel van de rechtbank daarom noodzakelijk in het belang van de bescherming van de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen. De rechtbank zal aan verdachte daarom een gedragsbeïnvloedende en/of vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z Sr opleggen.
Tot slot zal de rechtbank het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen met ingang van de datum van dit vonnis.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in verband met het ten laste gelegde feit gevoegd in het strafproces. Op het voegingsformulier dat zich in het dossier bevindt, staat geen bedrag vermeld.
Standpunten
De officier van justitie en de raadsman hebben zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard, omdat er geen bedrag op het voegingsformulier wordt vermeld.
Overweging van de rechtbank
Nu de benadeelde partij op het voegingsformulier geen bedrag heeft vermeld en ook niet ter terechtzitting of anderszins een concreet bedrag heeft gevorderd, zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging onder parketnummer 05/840852-18

De meervoudige kamer in Arnhem heeft verdachte op 24 mei 2019 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk (05/840852-18).
De officier van justitie en de verdediging hebben, met het oog op (de voortzetting van) de behandeling van verdachte, verzocht om de vordering tot tenuitvoerlegging van deze voorwaardelijke straf af te wijzen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. De rechtbank is echter met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling niet opportuun is, nu het van belang is dat verdachte zijn behandeling bij CTP [naam 1] kan voortzetten in het kader van de tbs-maatregel met voorwaarden. De rechtbank wijst de vordering dan ook af.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 37a, 38, 38a, 38e, 38z, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor niet strafbaar en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;
 gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gestelden stelt voor de duur van de terbeschikkingstelling de volgende voorwaarden betreffende het gedrag van veroordeelde:
  • veroordeelde maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit;
  • veroordeelde werkt mee aan reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in dat verdachte:
o zich meldt op afspraken bij de reclassering. Veroordeelde meldt zich zo frequent als de reclassering dat nodig acht en houdt zich daarbij aan de aanwijzingen van de reclassering. De aanwijzingen kunnen nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
o de reclassering inzicht geeft in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
o één of meer vingerafdrukken laat afnemen en een geldig identiteitsbewijs laat zien. Dit is nodig om de identiteit van verdachte vast te stellen;
o de reclassering helpt aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is;
o ervoor zorgt dat hij te allen tijde bereikbaar is voor zijn begeleiders en behandelaren;
o meewerkt aan huisbezoeken;
o zich niet op een ander adres vestigt zonder toestemming van de reclassering;
o meewerkt aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met verdachte, als dat van belang is voor het toezicht;
o de reclassering zicht verschaft op de voortgang van zijn resocialisatie en
begeleiding en toestemming verleent om relevante referenten te raadplegen en contact te onderhouden met personen en instanties die deel uitmaken van zijn netwerk;
o geen omgang zal hebben met personen die zijn resocialisatie in gevaar (kunnen) brengen en zich open opstelt met betrekking tot het aangaan van nieuwe of bestaande relaties. Deze relaties kunnen op gepaste en discrete wijze door de reclassering worden gescreend;
  • veroordeelde laat zich opnemen en zal verblijven in CTP [naam 1] aan de [adres 2] , of een soortgelijke forensische instelling, zulks te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zo lang de reclassering en het behandelteam dat nodig vinden. Veroordeelde houdt zich daarbij aan de geldende huisregels, afspraken en aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering en het behandelteam een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vinden, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
  • in het geval van een door de reclassering en behandelaren geïndiceerde crisissituatie, werkt veroordeelde mee aan een tijdelijke terugplaatsing (time-out) in de gesloten unit van een FPA, FPK of een soortgelijke instelling voor de duur van maximaal veertien weken per kalenderjaar;
  • veroordeelde verblijft aansluitend aan zijn klinische opname in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. Het verblijf duurt zolang de reclassering en/of de zorginstelling dat nodig vindt/vinden. Veroordeelde houdt zich daarbij aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
  • veroordeelde laat zich aansluitend aan zijn klinische behandeling behandelen door een forensisch ambulante behandelinstelling of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zo lang de reclassering en/of de zorginstelling dat nodig vindt/vinden. Veroordeelde houdt zich daarbij aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
  • veroordeelde gebruikt geen drugs en alcohol en werkt mee aan controle op dit verbod. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd. Mogelijke controlemiddelen zijn ademonderzoek (blaastest) en urineonderzoek;
  • veroordeelde zet zich in voor het realiseren en behouden van een passende en door de reclassering goedgekeurde dagbesteding. Veroordeelde houdt zich daarbij aan de voorwaarden en regels die hem gesteld worden;
  • veroordeelde geeft inzage in zijn financiën en werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van betalingsregelingen. Desgewenst werkt veroordeelde mee aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen en/of beschermingsbewind;
  • veroordeelde zal zich niet buiten de Europese landsgrenzen van Nederland begeven.
 geeft het Centrum voor Transculturele Psychiatrie [naam 1] opdracht veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen;
 geeft de reclassering opdracht veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen;
 beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden
dadelijk uitvoerbaaris;
 legt een gedragsbeïnvloedende en/of vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht op;

heft ophet geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade/smartengeld;
De beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling (parketnummer 05/840852-18)

wijst afde vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de meervoudige kamer van 24 mei 2019 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.M.C. Boesberg, voorzitter, mr. D.R. Sonneveldt en mr. E.S.M. van Bergen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 maart 2022.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 2] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2021264112 gesloten op 12 juni 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , p. 3-4.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 10-11.
4.Proces-verbaal van bevindingen (beschrijving aangetroffen situatie), p. 16-20.
5.Proces-verbaal van aangifte (geneeskundige verklaring door [naam 2] d.d. 13 juni 2021), p. 5 en aanvullend proces-verbaal (nagekomen, geneeskundige verklaring door [naam 3] d.d. 12 juni 2021 en nagekomen, geneeskundige verklaring door D.D. Hekner d.d. 11 augustus 2021).