ECLI:NL:RBGEL:2022:1266

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 maart 2022
Publicatiedatum
10 maart 2022
Zaaknummer
05/206574-20 en 05/223430-18 (tul)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met geweld en winkeldiefstal met gevangenisstraf en taakstraf

Op 9 maart 2022 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld en winkeldiefstal. De verdachte, geboren in 1966, werd beschuldigd van het stelen van een portemonnee van een 90-jarige vrouw op 22 mei 2020 in Barneveld, waarbij hij haar met zijn fiets klem zette en haar jaszak openrukte. Daarnaast werd hij beschuldigd van het stelen van dertien hemden uit een winkel op 4 augustus 2020. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan beide feiten. De officier van justitie had een gevangenisstraf van zeven maanden geëist, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf van vijf maanden op, waarvan vier maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uur. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden van de verdachte en de impact op de slachtoffers. De rechtbank wees ook een schadevergoeding toe aan de benadeelde partij, de 90-jarige vrouw, voor materiële schade en smartengeld. De rechtbank benadrukte de ernst van de straatroof en de gevolgen voor de slachtoffers, die vaak langdurige angst en onveiligheid ervaren. De verdachte had eerder soortgelijke veroordelingen, maar de rechtbank besloot een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen om de verdachte de kans te geven zijn leven te beteren.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers: 05/206574-20 en 05/223430-18 (tul)
Datum uitspraak : 9 maart 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1966 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] ,
raadsman: mr. A.R. Maarsingh, advocaat in Deventer.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 22 mei 2020 te Barneveld
op de openbare weg, te weten: De Heus Plein
een portemonnee en/of geld (ongeveer zeven euro) en/of een bankpas en/of een
rijbewijs, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk
te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
door:
- met een fiets op die [slachtoffer 1] af te rijden en/of
-(vervolgens) die [slachtoffer 1] (die met een rollator over het trottoir loopt) klem te
zetten met het voorwiel van de fiets en/of
-(vervolgens) (met kracht) de jas van die [slachtoffer 1] vast te grijpen/pakken en/of de
(druk)knopen van de jas van die [slachtoffer 1] los te rukken;
2.
hij op of omstreeks 4 augustus 2020 te Barneveld
dertien hemden, in elk geval een of meer kledingstukken, in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten 1 en 2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Feit 1
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 28-29;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 februari 2022.
Feit 2
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever] namens [slachtoffer 2] , p. 80;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 86-87;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 februari 2022.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks22 mei 2020 te Barneveld
op de openbare weg, te weten: De Heus Plein
een portemonnee en
/ofgeld (ongeveer zeven euro) en
/ofeen bankpas en
/ofeen
rijbewijs,
in elk geval enig goed,die geheel
of ten deleaan een ander
toebehoorden, te weten aan [slachtoffer 1] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld
en/of gevolgdvan geweld
en/of
bedreiging met geweldtegen die [slachtoffer 1] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en
/ofgemakkelijk
te maken,
en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
door:
- met een fiets op die [slachtoffer 1] af te rijden en
/of
-
(vervolgens
)die [slachtoffer 1] (die met een rollator over het trottoir loopt) klem te
zetten met het voorwiel van de fiets en
/of
-
(vervolgens
) (met kracht)de jas van die [slachtoffer 1] vast te grijpen/pakken en
/ofde
(druk
)knopen van de jas van die [slachtoffer 1] los te rukken;
2.
hij op
of omstreeks4 augustus 2020 te Barneveld
dertien hemden,
in elk geval een of meer kledingstukken, in elk geval enig goed,die
geheel
of ten deleaan een ander toebehoorden, te weten aan [slachtoffer 2] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken;
feit 2:
diefstal.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft oplegging van een forse werkstraf bepleit.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich op klaarlichte dag schuldig gemaakt aan een straatroof, waarbij hij een destijds 90-jarige vrouw van haar portemonnee heeft beroofd. Verdachte zette de vrouw, die achter haar rollator liep, klem met het voorwiel van zijn fiets en graaide in haar boodschappentas, maar vond daarin kennelijk niet waar hij naar op zoek was. Vervolgens trok hij de drukknopen van haar jaszak los, pakte haar portemonnee die daarin zat en ging er op de fiets vandoor. Dat is een bijzonder ernstig en brutaal feit. Verdachte heeft niet alleen geen respect getoond voor de eigendommen van een ander en zich enkel laten leiden door zijn eigen financieel gewin, maar meer nog doelbewust een kwetsbaar slachtoffer uitgekozen en inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit.
Slachtoffers van dergelijke delicten ondervinden vaak nog lange tijd de gevolgen daarvan, zoals angst en onveiligheid.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van kleding uit een filiaal van [slachtoffer 2] te Barneveld. Door te handelen zoals bewezen is verklaard, heeft de verdachte het eigendomsrecht van deze winkelier geschonden. Dergelijk handelen levert voor winkeliers veel overlast en ergernis op en hindert hen in de bedrijfsvoering. Ook de maatschappij ondervindt schade van winkeldiefstallen, doordat de kosten die gemoeid zijn met het nemen van veiligheidsmaatregelen tegen diefstallen, uiteindelijk door consumenten worden betaald.
De rechtbank rekent het de verdachte zeer aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Naar het oordeel van de rechtbank kan, reeds gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, in verband met een juiste normhandhaving en uit het oogpunt van vergelding, niet worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 28 januari 2022, waaruit blijkt dat hij meermalen onherroepelijk voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld, ook tot gevangenisstraffen. Deze veroordelingen hebben hem er kennelijk niet van weerhouden zich opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken. Evenwel is te zien dat het de afgelopen jaren rustig is gebleven, nu de meest recente veroordelingen uit 2018 stammen.
De rechtbank heeft met betrekking tot de persoon van verdachte voorts kennisgenomen van het reclasseringsrapport, gedateerd 28 januari 2022, dat over hem is uitgebracht. Daaruit volgt dat de criminogene factoren zijn gelegen in enerzijds het middelengebruik en anderzijds het niet hebben van voldoende financiële middelen om dit te kunnen bekostigen. Daarnaast had verdachte ten tijde van het tenlastegelegde een relatie met een medebewoonster die een negatieve invloed op hem had. Zoals valt te lezen in het rapport en ook ter zitting is gebleken, heeft verdachte inmiddels meer leefgeld tot zijn beschikking en is de relatie ook beëindigd. Hij woont bij [naam] en werkt binnen de woonvorm (dagbesteding). Zijn verblijf en dagbesteding zijn beschermende en steunende factoren. De woonvoorziening biedt ondersteuning en structuur, waardoor de frequentie van recidive is verlaagd in de afgelopen jaren naar laag/gemiddeld. Verdachte gebruikt nog steeds af en toe cocaïne en hij rookt cannabis, waardoor de kans op recidive aanwezig blijft. De huidige situatie lijkt volgens de reclassering het hoogst haalbare Verder blijkt uit het rapport dat verdachte op een goede manier samenwerkt met de begeleiding van [naam] en hij in 2021 een reclasseringstoezicht positief heeft afgerond. De reclassering adviseert oplegging van een straf zonder bijzondere voorwaarden, omdat het inzetten van toezicht en/of bijzondere voorwaarden op dit moment geen meerwaarde heeft.
De rechtbank stelt voorop dat zij in zaken als deze doorgaans een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur pleegt op te leggen. Oplegging van een gevangenisstraf die met zich brengt dat verdachte voor langere duur komt vast te zitten, zou in dit geval echter het huidig ingezette en positief verlopende traject van beschermd wonen bij [naam] doorkruisen.
Gezien voornoemde persoonlijke omstandigheden van verdachte zal de rechtbank daarom een groot deel van de op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen. Met oplegging van deze deels voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten. De rechtbank zal daarnaast een forse taakstraf opleggen.
Met oplegging van deze straf biedt de rechtbank verdachte een kans om het goede pad dat hij is ingeslagen, voort te zetten.
De rechtbank acht alles afwegende een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, in combinatie met een taakstraf van 120 uren, passend en geboden. De rechtbank zal de proeftijd van het voorwaardelijk strafdeel bepalen op drie jaar.

8.De beoordeling van de civiele vordering van [slachtoffer 1]

De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in verband met feit 1 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 33,00 aan materiële schade (bestaande uit € 25,00 aan een portemonnee met inhoud en € 8,00 aan contant geld) en € 2.000,00 aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de materiële schade kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ten aanzien van het smartengeld en de hoogte daarvan heeft de officier van justitie zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd is. Zonder verdere onderbouwing is de gevorderde € 2.000,00 aan smartengeld niet voor toewijzing vatbaar. Toewijzing van een bedrag tussen de € 200,00 en
€ 500,00 aan smartengeld is wat de verdediging betreft passend.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden, bestaande uit een weggenomen portemonnee met daarin contant geld. Naar het oordeel van de rechtbank kan de waarde van de weggenomen portemonnee worden begroot op het in de vordering genoemde bedrag van € 25,00. Voor het bedrag aan contanten in de portemonnee zal de rechtbank aansluiting zoeken bij het in de aangifte genoemde bedrag, te weten € 7,00.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat de vordering aan materiële schade tot een bedrag van € 32,00 kan worden toegewezen. De rechtbank zal de vordering van benadeelde partij voor het meer of anders gevorderde aan materiële schade afwijzen.
Smartengeld
Artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (hierna BW) geeft een limitatieve opsomming van de gevallen waarin deze bepaling recht geeft op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen, onder andere indien sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze. Van de in artikel 6:106 lid 1, onder b, BW bedoelde aantasting in de persoon op andere wijze is in ieder geval sprake indien de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen. Daarnaast kunnen de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in artikel 6:106 lid 1, onder b, BW bedoelde aantasting in de persoon op andere wijze sprake is.
Uit de toelichting op de vordering van [slachtoffer 1] blijkt dat het bewezenverklaarde impact op haar heeft gehad. Zo heeft zij angst om over straat te gaan, slaapt zij slecht en heeft zij minder vertrouwen in mensen. De rechtbank is van oordeel dat, hoewel het bestaan van geestelijk letsel bij de benadeelde partij op grond van de beschikbare informatie niet naar objectieve maatstaven kan worden vastgesteld, de aard en ernst van de normschending en de ernstige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij meebrengen dat sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze.
De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 500,00 vaststellen.
De rechtbank zal het overige deel van de vordering tot smartengeld afwijzen.
Totale schade en wettelijke rente
In totaal wijst de rechtbank een bedrag van (€ 32,00 + € 500,00 =) € 532,00 aan schadevergoeding toe.
Het toegewezen bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 mei 2020 – zijnde de dag van het delict – tot aan de dag der algehele voldoening.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 mei 2020, aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen. De rechtbank zal daarbij bepalen dat gijzeling voor de duur van 10 dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 05/223430-18)

De politierechter heeft verdachte op 21 november 2018 veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 9 dagen.
De officier van justitie vordert de tenuitvoerlegging van die straf.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Bewezen is dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. De rechtbank is van oordeel dat de voorwaardelijk opgelegde straf daarom ten uitvoer moet worden gelegd.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 4 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren schuldig heeft maakt aan een strafbaar feit;
 legt op een taakstraf van 120 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 dagen;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder nummer feit 1 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 32,00 aan materiële schade en € 500,00 aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 mei 2020 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 wijst de vordering tot materiële schade voor het overige af;
 wijst de vordering tot smartengeld voor het overige af;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 1] een bedrag te betalen van € 500,00 aan smartengeld en € 32,00 aan materiële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 mei 2020 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 10 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
De beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 05/223430-18)
 gelast de tenuitvoerlegging van de op 21 november 2018 door de politierechter voorwaardelijk opgelegde straf, te weten 9 dagen gevangenisstraf (parketnummer 05/223430-18).
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Verkroost (voorzitter), mr. M.A. Jansen-van Leeuwen en mr. C.A.H. Pouwels, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.L.M. van Schaik, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 maart 2022.
Mr. P. Verkroost is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2020231038, gesloten op 8 augustus 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.