In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 10 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een gynaecoloog die in Duitsland werkzaam was, en het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had op 29 juli 2020 een WIA-uitkering aangevraagd na uitval wegens ziekte op 23 oktober 2018. Het UWV had aanvankelijk haar aanvraag afgewezen, omdat zij op de datum van uitval niet verzekerd was voor de Wet WIA. Na bezwaar van eiseres heeft het UWV het primaire besluit ingetrokken en haar met ingang van 20 oktober 2020 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend.
Eiseres was het niet eens met de hoogte van de uitkering, omdat haar inkomsten als zelfstandige gekort werden. Het UWV heeft in het bestreden besluit de hoogte van de WIA-uitkering opnieuw berekend en toegelicht dat de buitenlandse uitkering van invloed is op de hoogte van de WGA-uitkering. Eiseres heeft betoogd dat het bestreden besluit een motiveringsgebrek bevatte, omdat er onjuistheden in de vermelding van de Duitse rente stonden.
De rechtbank oordeelde dat het UWV voldoende had toegelicht hoe de hoogte van de WIA-maandloon was berekend en dat eiseres in het verleden Nederlandse verzekeringstijdvakken had opgebouwd. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, omdat het bestreden besluit niet onjuist was gemotiveerd. Er was geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskostenveroordeling.