ECLI:NL:RBGEL:2022:1252

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 maart 2022
Publicatiedatum
9 maart 2022
Zaaknummer
05/720082-19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een vrouw wegens medeplichtigheid aan diefstal met geweld, inclusief schending van de redelijke termijn

Op 9 maart 2022 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in de zaak tegen een vrouw, die werd beschuldigd van medeplichtigheid aan diefstal met geweld. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 4 december 2016 in Heerewaarden, waar de verdachte samen met medeverdachten een oudere man heeft benaderd via een datingsite. De man, die in een kwetsbare positie verkeerde, werd gedrogeerd met benzodiazepinen, waarna hij zijn geld, een bedrag van 150 euro, moest afgeven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest bij het misdrijf door zich voor te doen als de vrouw met wie de man een afspraak had gemaakt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan diefstal, voorafgegaan door geweld, en dat het feit gepleegd is door twee of meer verenigde personen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 200 uren, waarvan 100 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Tevens werd er rekening gehouden met de schending van de redelijke termijn in de strafmaat, wat leidde tot een gedeeltelijke voorwaardelijke straf.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/720082-19
Datum uitspraak : 9 maart 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1995 in [geboorteplaats 1] ,
wonende aan de [adres] ,
raadsman: mr. A.C. Vingerling, advocaat in Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] , in elk geval anderen dan verdachte, op of
omstreeks 4 december 2016 te Heerewaarden, binnen de gemeente Maasdriel,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen, 150,- Euro, althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten
dele aan een ander dan aan [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] toebehoorde, te
weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan,
vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer]
, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te
maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers
aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, door
- het toedienen van een (hoge dosis) van het middel temazepam
(benzodiazepinen), althans van een medicijn of een
verdovend/slaapverwekkend/bedwelmend en/of (voor de gezondheid schadelijk)
middel aan die [slachtoffer]
- en/of die [slachtoffer] in een staat van bewusteloosheid en/of onmacht
te brengen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 4 december 2016, te Heerewaarden,
gemeente Maasdriel, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door
- [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] naar het huis van voornoemde [slachtoffer]
te rijden en/of
- daar heeft aangebeld en zich heeft voorgedaan als 'Jenny', althans als een
ander, en/of
- voornoemde [slachtoffer] (adequate en/of tijdige) (medische) hulp heeft
onthouden en/of in hulpeloze toestand achter gelaten en/of onvoldoende zorg
heeft gedragen dat die [slachtoffer] (adequate en/of tijdige) (medische)
hulp ontving of onderging;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 4 december 2016 te
Heerewaarden, binnen de gemeente Maasdriel, althans in Nederland, tezamen en
in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] heeft mishandeld door - die B. van Veenendal een (hoge dosis) van het middel temazepam
(benzodiazepinen), althans van een medicijn of een
verdovend/slaapverwekkend/bedwelmend en/of (voor de gezondheid schadelijk)
middel toe te dienen en/of - de gezondheid van die [slachtoffer] opzettelijk te benadelen, van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 4 december 2016, te Heerewaarden,
gemeente Maasdriel, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door
- [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] naar het huis van voornoemde [slachtoffer]
te rijden en/of
- daar heeft aangebeld en zich heeft voorgedaan als 'jenny', althans als een
ander, en/of - voornoemde [slachtoffer] (adequate en/of tijdige) (medische) hulp heeft
onthouden en/of in hulpeloze toestand achter gelaten en/of onvoldoende zorg
heeft gedragen dat die [slachtoffer] (adequate en/of tijdige) (medische)
hulp ontving of onderging.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde, met dien verstande dat verdachte partieel moet worden vrijgesproken van het derde gedachtestreepje dat ziet op het onthouden van medische hulp en/of het in hulpeloze toestand achterlaten van aangever.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken omdat opzet op het gronddelict, diefstal met geweld, ontbreekt.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat, indien de rechtbank het opzet wel bewijsbaar acht, dat verdachte moet worden vrijgesproken van:
- het zich voordoen als ‘Jenny’, althans als een ander;
- [slachtoffer] (adequate en/of tijdige) (medische) hulp heeft onthouden en/of in hulpeloze toestand achter gelaten en/of onvoldoende zorg heeft gedragen dat die [slachtoffer] (adequate en/of tijdige) (medische) hulp ontving of onderging.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de vraag of er geld is weggenomen.
Beoordeling door de rechtbank
Bewijsmiddelen
Aangever [slachtoffer] , geboren in 1937, heeft verklaard dat hij op zondag 4 december 2016 contact had met ene ‘Jenny’ via de datingsite www.knuz.nl. Aangever maakte een afspraak met haar voor diezelfde dag bij hem thuis. Aangever zag twee vrouwen en een Peugeot. Eén van de twee vrouwen stelde zich voor als Jenny. Aangever heeft deze ‘Jenny’ omschreven als een 26 of 27-jarige vrouw met blond haar naar achteren in een touwtje en met een slank postuur. Jenny zei dat de andere vrouw een vriendin van haar was. Aangever heeft de vriendin van Jenny omschreven als een vrouw met zwart kroeshaar, ongeveer 22 of 23 jaar oud en met een slank postuur. De telefoons van Jenny en van de andere vrouw gingen een aantal keer af. De andere vrouw vroeg even later aan aangever of haar nichtje kon langskomen. Aangever gaf aan dat hij dat geen probleem vond. Meteen na dat telefoongesprek verscheen het ‘nichtje’ bij de woning van aangever. Aangever omschreef haar als een heel dikke vrouw, een ‘ma flodder type’, met een lange groene rok aan, zwart onverzorgd haar en ongeveer 1.60 meter lang. Aangever heeft verklaard dat de vrouw die met Jenny mee was (
de rechtbank begrijpt: de vrouw die als eerst samen met de vrouw die zich ‘Jenny’ noemde aan de deur stond en door Jenny haar vriendin werd genoemd) de koffie inschonk en zei: “
laat mij de melk en de suiker maar doen”. Aangever zag dat zij door zijn koffie roerde en daarin bleef roeren. Toen aangever de koffie op had voelde hij zich kort daarna draaierig worden en begon hij te trillen. Hij begon alles wazig te zien en merkte dat hij er niks tegen kon doen. Hij kon niks meer zeggen of doen. Aangever weet nog dat hij hoorde dat ‘ze’ tegen hem zeiden dat hij geld moest geven zodat ze sigaretten konden halen. Aangever heeft verklaard dat hij toen waarschijnlijk het geld heeft gepakt dat hij contant in huis had. Dat was 150 euro. Aangever heeft toen 50 euro gegeven, maar dat weet hij niet meer zeker. Hij was zo slap en gedesoriënteerd dat hij niks meer kon doen. Hij zag vervolgens dat de vrouwen zijn huis uit gingen. Hij heeft nog geprobeerd om vrienden te bereiken, maar zakte in de hal in elkaar en zakte weg. Aangever kwam pas bij kennis toen de vrienden zijn woning binnenkwamen. Hij lag op dat moment in de woonkamer. Het geldbedrag van 150 euro dat in zijn woning lag, was er niet meer. [2]
Bij het sporenonderzoek in de woning van aangever te Heerewaarden hebben verbalisanten een restje koffie, dat nog in de mok zat waaruit aangever had gedronken, in beslag genomen. Verder heeft aangever urine afgestaan, welke urine ook in beslag is genomen. De verbalisanten hebben van deze koffie en urine monsters genomen. Deze monsters zijn veiliggesteld onder respectievelijk SIN AAHP2715NL en SIN AAHP2568NL. [3] Verder zijn twee mokken en twee glazen waaruit door aangever en de drie vrouwen zou zijn gedronken, in beslag genomen (SIN AAKK5952NL (mok), SIN AAKK5951NL (mok), SIN AAK5953NL (glas) en SIN AAKK5954NL (glas)). [4]
Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) heeft die monsters onderzocht en heeft vastgesteld dat het monster van de urine (SIN AAHP2568NL) benzodiazepinen (te weten diazepam, temazepam, oxazepam en mogelijk desmethyldiazepam) bevatte en dat het monster van het restant koffie (SIN AAHP2715NL) ook benzodiazepinen (te weten temazepam en oxazepam) bevatte. De gemeten concentratie temazepam in het urinemonster past bij recente inname of toediening van dat middel. Door het NFI is gerapporteerd dat benzodiazepines stoffen zijn die een kalmerende, slaapverwekkende en spierverslappende werking hebben. De klachten/symptomen die aangever had en die beschreven zijn in de ‘Aanvraag extern forensisch onderzoek’ van 30 juli 2017 (draaierig, trillen, wazig zien, slap, gedesoriënteerd, niet meer in staat om te praten, uiteindelijk weggezakt en later bijgekomen) passen volgens het NFI bij de effecten van temazepam. [5]
De drinkranden van de glazen en mokken zijn bemonsterd en veiliggesteld onder respectievelijk AAKC0832NL, AAKC0831NL, AAKC0833NL en AAKC0834NL. [6] Deze monsters zijn onderzocht door het NFI. Het NFI heeft in het monster AAKC0834NL een DNA-profiel aangetroffen dat een match opleverde met het DNA-profiel van verdachte met een matchkans kleiner dan één op één miljard. In het monster AAKC0831NL is een DNA-profiel aangetroffen dat afkomstig kan zijn van een onbekende vrouw A. [7]
Nadat medeverdachte [medeverdachte 1] was aangemerkt als verdachte en haar DNA was afgenomen, is dit DNA-profiel WAAF5899NL op 24 december 2018 opgenomen in de DNA-databank en vergeleken met de daarin aanwezige DNA-profielen. Het DNA-profiel matchte met DNA-profielcluster 39445. Dit betekent dat het DNA aangetroffen op de drinkrand van een mok bij aangever met een matchkans van kleiner dan één op één miljard afkomstig kan zijn van medeverdachte [medeverdachte 1] . [8]
Verdachte heeft op 18 oktober 2018 verklaard dat [medeverdachte 1] en haar dochter op datingsites zitten. Verdachte heeft [medeverdachte 1] omschreven als een dikke vrouw, zigeuner type, met een donkergetinte huidskleur, met lang zwart haar, leeftijd in de 40 en zij draagt lange rokken. Verdachte heeft de dochter omschreven als een zigeuner type met een iets voller of slank postuur, donker getinte huidskleur, 15, 16 of 17 jaar oud en met zwart lang haar. [medeverdachte 1] en haar dochter hadden afgesproken met een man. [medeverdachte 1] en haar dochter vroegen aan verdachte om met hen mee te rijden. Verdachte is met hen meegegaan. Ze gingen met de Peugeot van verdachte. Verdachte, [medeverdachte 1] en de dochter van [medeverdachte 1] zijn vervolgens bij de woning van aangever in Heerewaarden binnengegaan. [verdachte] heeft verklaard dat moeder
(rechtbank: [medeverdachte 1] )of dochter een soort slaapmedicijn hebben welke zij in de drank doen. Wie dit erin heeft gedaan, heeft zij niet gezien. Zij denkt dat het een soort slaapmedicijn is. De man probeerde even later op te staan, maar dat lukte hem niet. Verdachte heeft verklaard dat de man ‘echt raar werd’. Hij viel toen hij opstond. [medeverdachte 1] en haar dochter lachten hierom. Volgens verdachte hadden zij iets dergelijks al vaker gezien. [medeverdachte 1] en haar dochter zeiden tegen haar, verdachte, dat de man ging slapen en later weer wakker zou worden. Verdachte heeft verder verklaard dat [medeverdachte 1] meestal met haar dochter samen naar de mannen toe gaat. Ze zeggen dan dat ze schulden hebben. Vaak geven de mannen dan geld. Ze weet wel dat ze dat drogeren doen. [verdachte] was wel eens, twee à drie keer, eerder mee geweest. Verdachte denkt dat als mannen moeilijk gaan doen of als [medeverdachte 1] en dochter denken dat er iets waardevols in huis is, ze pillen toedienen. Die pillen liggen bij hen thuis in een kastje. Ze verdienen er volgens verdachte genoeg geld mee. [9]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft gerelateerd dat hij contact heeft gehad met collega [verbalisant 2] . Daaruit kwam naar voren dat het [verbalisant 2] ambtshalve bekend was dat er een aantal jaren geleden een onderzoek had plaatsgevonden waarbij van een oudere man een relatief groot geldbedrag afhandig was gemaakt. Binnen dit onderzoek was eveneens sprake van gebruikmaking van een datingsite om in contact te komen met een oudere man. Binnen dit onderzoek, bekend onder nummer PL0900 2011205016, werd als verdachte aangemerkt [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum 2] 1977 te [geboorteplaats 2] . [verbalisant 2] deelde verder aan [verbalisant 1] mede dat [medeverdachte 1] een dochter heeft genaamd [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedatum 3] 2002 te [geboorteplaats 3] . Hierbij merkte [verbalisant 2] op dat [medeverdachte 2] qua uiterlijk ouder lijkt dan dat zij in werkelijkheid is. [10]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het zou kunnen dat zij in die periode blond haar had en dat het kan kloppen dat zij als eerste, met medeverdachte [medeverdachte 2] samen, de woning van aangever binnenging. [11]
Bewijsoverwegingen
Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat aangever via een datingsite een afspraak voor een fysieke ontmoeting heeft gemaakt met een vrouw die zich Jenny noemde.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte samen met medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] in de woning van aangever is geweest. Verdachte heeft verklaard dat [medeverdachte 1] en haar dochter samen op datingsites zitten, afspraakjes maken met mannen en dat zij haar, verdachte, hadden gevraagd om die dag met hen mee te gaan. Verdachte heeft verklaard dat zij hieraan gehoor heeft gegeven en dat zij samen met [medeverdachte 1] en de dochter van [medeverdachte 1] in de woning is geweest. De rechtbank ziet geen reden om aan deze verklaring te twijfelen. Verdachte verklaart niet alleen belastend over haar eigen rol, maar haar verklaring vindt bovendien steun in de overige bewijsmiddelen. Zo is op een inbeslaggenomen glas DNA-materiaal aangetroffen van verdachte. Ook is op een mok aan de drinkrand DNA-materiaal aangetroffen dat met een matchkans kleiner dan één op één miljard matchte met het DNA-profiel van medeverdachte [medeverdachte 1] .
In het relaas van verbalisant [verbalisant 1] staat dat [medeverdachte 1] een dochter genaamd [medeverdachte 2] heeft die is geboren in 2002 (en dus ten tijde van het tenlastegelegde 14 jaar oud was), maar deze dochter zag er volgens verbalisant [verbalisant 2] in werkelijkheid ouder uit. Bovendien komt het signalement dat aangever van de jonge en oudere vrouw heeft gegeven op belangrijke punten overeen met de beschrijving die verdachte van de moeder en dienst dochter heeft gegeven.
Uit de verklaringen van aangever en verdachte en de NFI-rapportage concludeert de rechtbank dat [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] vervolgens koffie voor aangever hebben gemaakt en daar benzodiazepines – stoffen die volgens het NFI een kalmerende, slaapverwekkende en spierverslappende werking hebben – aan hebben toegevoegd, alvorens zij met de buit (150 euro) de woning verlieten. De rechtbank stelt vast dat de symptomen die bij [slachtoffer] zijn ontstaan na het nuttigen van een drankje met de medeverdachten, naadloos passen bij het gebruik van een benzodiazepine. Op grond van artikel 81 van het Wetboek van Strafrecht wordt het toedienen van een dergelijk middel als een vorm van geweld beschouwd, nu aangever hierdoor in een staat van bewusteloosheid of onmacht is gebracht, waardoor de fysieke macht tot weerstand is gebroken. De rechtbank is van oordeel dat het ten laste gelegde geweldsaspect kan worden bewezen.
Met de raadsman en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat verdachte partieel moet worden vrijgesproken van het deel van de tenlastelegging dat ziet op het onthouden van medische hulp en/of het in hulpeloze toestand achter laten van aangever.
Anders dan de raadsman acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich als Jenny heeft voorgesteld. Aangever heeft verklaard dat hij een Peugeot (
de rechtbank begrijpt: de auto van [verdachte]) zag en twee jonge dames. Vastgesteld is dat [medeverdachte 2] , de dochter van [medeverdachte 1] , ook in de woning is geweest. Deze twee jonge dames moeten dus [medeverdachte 2] en [verdachte] zijn geweest. Volgens aangever had één dame blond haar en de andere dame zwart haar. Eerstgenoemde stelde zich voor als Jenny. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het zou kunnen dat zij in die periode blond haar had. Bij de politie heeft zij verklaard dat [medeverdachte 2] zwart lang haar had. Op basis van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich als eerste samen met [medeverdachte 2] bij de woning van aangever begaf en zich daarbij voorstelde als ‘Jenny’, de persoon met wie aangever op internet een afspraak had gemaakt.
Voorts heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de diefstal gepaard zou gaan met geweld door toediening van een middel. Immers, verdachte moet hebben geweten dat het kennelijke doel van de medeverdachten was om aangever te bestelen door waardevolle spullen mee te nemen. Zij stelde zich als iemand anders, te weten Jenny voor en was al twee of drie keer eerder met moeder en dochter mee geweest om naar mannen toe te gaan waarmee ze via een datingsite hadden afgesproken. Zij kon weten dat iemand zich in zijn woning niet zonder slag of stoot zal ontdoen van zijn waardevolle goederen en zij wist bovendien dat de medeverdachten vaker een soort slaapmedicijn gebruikten.
De rechtbank komt tot de conclusie dat verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest door in te gaan op de uitnodiging om mee te gaan, vervolgens als chauffeur te fungeren, mee te gaan naar de woning, zich aldaar aan de deur als de persoon ‘Jenny’ voor te stellen die de date afspraak met aangever had gemaakt, mee de woning in te gaan en, nadat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] het slachtoffer hadden gedrogeerd, er weer met hen vandoor te gaan.
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is overwogen en de gebezigde bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
[medeverdachte 1] en
/of[medeverdachte 2] ,
in elk geval anderen dan verdachte,op
of
omstreeks4 december 2016 te Heerewaarden, binnen de gemeente Maasdriel,
althans in Nederland,tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen,150,- Euro, althans enig geldbedrag,
in elk geval enig goed,dat geheel of ten
dele aan een ander dan aan [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] toebehoorde, te
weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en
vergezeld
en/of gevolgdvan geweld
en/of bedreiging met geweldtegen [slachtoffer]
, gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden ofgemakkelijk te
maken
, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers
aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren,door
- het toedienen van
een (hoge dosis) vanhet middel temazepam
(benzodiazepinen), althans van een medicijn of een
verdovend/slaapverwekkend/bedwelmend en/of (voor de gezondheid schadelijk)
middel aan die [slachtoffer]
- en/of die [slachtoffer] in een staat van bewusteloosheid en/of onmacht
te brengen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 4 december 2016, te Heerewaarden,
gemeente Maasdriel, opzettelijk behulpzaam is geweest en
/of opzettelijk
gelegenheid, middelen
en/of inlichtingenheeft verschaft door
- [medeverdachte 1] en
/of[medeverdachte 2] naar het huis van voornoemde [slachtoffer]
te rijden en
/of
- daar heeft aangebeld en zich heeft voorgedaan als ‘Jenny’,
althans als een
ander, en/of
- voornoemde [slachtoffer] (adequate en/of tijdige) (medische) hulp heeft
onthouden en/of in hulpeloze toestand achter gelaten en/of onvoldoende zorg
heeft gedragen dat die [slachtoffer] (adequate en/of tijdige) (medische)
hulp ontving of onderging;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
medeplichtigheid aan diefstal, voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 200 uren, waarvan 80 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit dat verdachte schuldig wordt verklaard zonder oplegging van straf of maatregel. Subsidiair heeft hij bepleit een voorwaardelijke taakstraf op te leggen. Meer subsidiair heeft de raadsman bepleit aan verdachte een onvoorwaardelijke taakstraf op te leggen, lager dan door de officier van justitie is geëist.
De raadsman heeft met verwijzing naar artikel 49, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht bepleit dat er bij de strafmaat moet worden gekeken naar de handelingen waar het opzet op was gericht. De raadsman heeft bepleit dat de rechtbank bij de strafmaat moet uitgaan van medeplichtigheid aan diefstal, omdat het opzet van verdachte op het geweld ontbreekt. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat er rekening moet worden gehouden met de forse overschrijding van de redelijke termijn en met het feit dat het tegenwoordig veel beter gaat met verdachte.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan diefstal met geweld, gepleegd in vereniging door de medeverdachten. De medeverdachten hebben onder valse voorwendselen met een slachtoffer die al op hoge leeftijd was, afgesproken via een datingsite. De medeverdachten hebben het slachtoffer daarbij gedrogeerd met een slaapverwekkend middel, als gevolg waarvan het slachtoffer buiten bewustzijn raakte en niet meer adequaat kon reageren. De medeverdachten konden zo vrij hun gang gaan en konden vervolgens samen met verdachte de woning verlaten met de buit.
Verdachte heeft ogenschijnlijk enkel oog gehad voor financieel gewin en heeft zich niet bekommerd om de gevolgen van haar handelen voor het slachtoffer. Slachtoffers van dergelijke delicten ondervinden vaak nog lange tijd de gevolgen daarvan, zoals angst en onveiligheid. Voorts is door drogering met een slaapverwekkend middel de gezondheid en het leven van het slachtoffer ernstig in gevaar gebracht.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van het haar betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 5 januari 2022, waaruit blijkt dat zij eerder onherroepelijk is veroordeeld voor een soortgelijk feit.
De rechtbank heeft nadrukkelijk ook oog voor de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. Zij heeft verklaard dat het beter met haar gaat. Ze heeft een nieuwe partner met wie zij voor haar twee kinderen zorgt. Verder is zij onder behandeling van een psycholoog om trauma’s uit haar verleden te verwerken.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft de rechtbank verder acht geslagen op het reclasseringsadvies van 22 april 2021. Daaruit volgt dat verdachte een moeilijke jeugd heeft gehad. Zo is zij opgegroeid bij haar moeder die drugsverslaafd was en is zij uiteindelijk in een gesloten jeugdinrichting terechtgekomen. Na verkeerde partner- en vriendenkeuzes lijkt haar leven momenteel in een rustiger vaarwater terecht te zijn gekomen. Zij heeft een eigen woning, een relatie, haar schulden zijn in beheer en ze kan rondkomen van haar leefgeld. Verdachte heeft de afgelopen jaren een positieve groei doorgemaakt en spant zich hiervoor in. Zij weet de hulpverlening te vinden. De reclassering ziet onderhavige verdenking als een (ernstig) incident, voortgekomen uit haar kwetsbaarheid en de verkeerde contacten die zij daardoor had. Het recidiverisico wordt door de reclassering als laag ingeschat waardoor er geen bemoeienis van buitenaf geïndiceerd is. De reclassering merkt daarbij op dat betrokkene bereid en in staat is een taakstraf uit te voeren.
Alle omstandigheden afwegende acht de rechtbank oplegging van een taakstraf van 200 uren in beginsel passend en geboden.
Met betrekking tot het procesverloop overweegt de rechtbank nog als volgt. Op 18 oktober 2018 vond het verhoor van verdachte plaats en is jegens haar een handeling verricht waaraan zij in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat tegen haar door het Openbaar Ministerie strafvervolging zou worden ingesteld. De rechtbank wijst op 9 maart 2022 – en derhalve niet binnen twee jaren na dit moment – vonnis. De redelijke termijn is derhalve met ongeveer 17 maanden overschreden. Deze overschrijding van de redelijke termijn valt niet aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank zal deze overschrijding verdisconteren in de straftoemeting, in die zin dat een deel van de op te leggen taakstraf, te weten 100 uren, voorwaardelijk zal worden opgelegd. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de rechtbank verdachte zal veroordelen tot een taakstraf van 200 uren, waarvan 100 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 48, 49 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op een taakstraf van 200 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 4 dagen;
 bepaalt dat deze een gedeelte van deze taakstraf, te weten 100 uren, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten in het geval verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A.H. Pouwels (voorzitter), mr. M.A. van Leeuwen en mr. P. Verkroost, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.L.M. van Schaik, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 maart 2022.
Mr. P. Verkroost is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 3] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2019076275 gesloten op 20 maart 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , p. 143-144.
3.Proces-verbaal sporenonderzoek p. 158-160.
4.Proces-verbaal sporenonderzoek p. 158-160.
5.NFI-rapport, p. 172-174; Aanvraag extern forensisch onderzoek, p. 162-164.
6.Proces-verbaal sporenonderzoek p. 158-160.
7.NFI-rapport, p. 182-183.
8.NFI-rapport en bijlage, p. 226-229.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 250-253.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 126.
11.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 februari 2022.