In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 9 maart 2022 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres A tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (Uwv) van 3 februari 2021. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de vaststelling van haar arbeidsongeschiktheid op 43,84% op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Eiseres was van mening dat het onderzoek door het Uwv onzorgvuldig was, omdat er geen hoorzitting had plaatsgevonden en zij slechts telefonisch contact had gehad met de verzekeringsartsen. De rechtbank oordeelde dat de hoorplicht, zoals vastgelegd in artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), was geschonden. Eiseres had expliciet verzocht om een fysieke hoorzitting, maar het Uwv had ten onrechte gesteld dat zij hiervan had afgezien. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit niet in stand kon blijven en vernietigde dit. Het Uwv werd opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak een nieuw besluit op bezwaar te nemen, rekening houdend met de uitspraak van de rechtbank. Eiseres kreeg een vergoeding voor de proceskosten van €759,- en het Uwv moest ook het griffierecht van €49,- vergoeden.