ECLI:NL:RBGEL:2022:1202

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 maart 2022
Publicatiedatum
7 maart 2022
Zaaknummer
9459609
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake doorlopend krediet met variabel rentebeding en beoordeling van de (on)eerlijkheid van de voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland, team kanton en handelsrecht, zich gebogen over een vordering van Hoist Finance AB tegen een gedaagde die niet is verschenen. De vordering betreft een doorlopend krediet dat op 12 oktober 2009 is overeengekomen, waarbij de gedaagde een krediet van maximaal € 33.000,00 heeft ontvangen. Hoist vordert betaling van een bedrag van € 52.160,32, vermeerderd met een vertragingsvergoeding van 8,04% per jaar over een deel van het uitstaande saldo. De gedaagde heeft in het verleden niet tijdig aan zijn betalingsverplichtingen voldaan, wat heeft geleid tot de opeising van het openstaande debetsaldo.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft, gezien de woonplaats van de gedaagde in Nederland. Tevens is het Nederlands recht van toepassing op de vordering. De rechter heeft Hoist in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de (on)eerlijkheid van het variabele rentebeding, dat in de kredietovereenkomst is opgenomen. De kantonrechter heeft opgemerkt dat er twijfels bestaan over de transparantie van de voorwaarden, en dat dit kan leiden tot de vernietiging van het rentebeding. Hoist moet inzicht geven in de opbouw van de vordering, inclusief een mutatieoverzicht van de betalingen en kosten die aan de gedaagde in rekening zijn gebracht.

De zaak is aangehouden voor verdere beoordeling, waarbij Hoist de gelegenheid krijgt om aanvullende informatie te verstrekken. De beslissing van de kantonrechter is openbaar uitgesproken, en de zaak is verwezen naar de rol van vier weken na de datum van het vonnis voor verdere behandeling.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Nijmegen
zaakgegevens 9459609 \ CV EXPL 21-2648 \ 676 \ 40141
uitspraak van
vonnis
in de zaak van
de vennootschap naar buitenlands recht HOIST FINANCE AB
gevestigd te Stockholm (Zweden)
eisende partij
gemachtigde Agin Timmermans Bergen op Zoom
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde partij
niet verschenen
Partijen worden hierna Hoist en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de dagvaarding van 8 september 2021 met producties.

2.De feiten

2.1.
Op 12 oktober 2009 is Hoist met [gedaagde] een overeenkomst genaamd ‘doorlopend krediet aflosvrij’ overeengekomen. Aan [gedaagde] werd een krediet verleend tot een maximum bedrag van € 33.000,00, de kredietvergoeding bedroeg 0,561% per maand en de effectieve rente op jaarbasis bedroeg 6,9%.
2.2.
In de op de kredietovereenkomst van toepassing verklaarde Algemene Voorwaarden Doorlopend Krediet (hierna: algemene voorwaarden) staan, voor zover hier van belang, de volgende bepalingen:

(…)
Artikel 3. Kredietvergoeding
a.
a) De kredietvergoeding wordt uitgedrukt in de effectieve rente op jaarbasis en omvat alle kosten van het krediet.
b) De kredietvergoeding wordt van dag tot dag berekend over het uitstaande saldo en kan door Kredietgever, met inachtneming van de krachtens de wet gestelde maxima, worden gewijzigd. Kredietgever zal Cliënt van iedere wijziging schriftelijk in kennis stellen.
c) Bij niet tijdige betaling van een of meer vervallen maandtermijnen wordt over het uitstaande saldo voorzover dit de kredietlimiet niet overschrijdt kredietvergoeding berekend conform het sub b gestelde.
(…)
Artikel 8. Vertragingsvergoeding
Ingeval van te late betaling van één of meer maantermijnen waardoor de kredietlimiet overschreden wordt, is Cliënt vertragingsvergoeding verschuldigd over het deel van het uitstaand saldo dat de kredietlimiet te boven gaat, indien Cliënt na ontvangst van een ingebrekestelling niet alsnog binnen de in deze ingebrekestelling vermelde termijn betaalt.
De vertragingsvergoeding wordt in dagen nauwkeurig berekend op basis van het in het kader van de krediettransactie overeengekomen effectieve kredietvergoedingspercentage op jaarbasis en op de wijze als vermeld in artikel 3. De voormelde vertragingsvergoeding wordt eveneens berekend over het bedrag dat door Kredietgever wordt opgeëist conform artikel 9, voor zover Client dit bedrag niet binnen de termijn als vermeld in de opeising heeft betaald. (…)

3.De vordering en het verweer

3.1.
Hoist vordert bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen om aan haar tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen:
primair€ 52.160,32, te vermeerderen met de thans geldende vertragingsvergoeding van 8,04% per jaar over een bedrag van € 34.808,11, welke het maximum dat volgens het Besluit Kredietvergoeding is toegelaten niet zal overschrijden, vanaf heden tot aan de dag der algehele voldoening;
subsidiair€ 34.808,11, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 31 mei 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Aan haar vordering legt Hoist ten grondslag dat haar rechtsvoorgangster, NVF Voorschotbank B.V., met [gedaagde] een kredietovereenkomst heeft gesloten en aan [gedaagde] op grond daarvan een bedrag van € 33.000,- heeft verstrekt. Omdat [gedaagde] tenminste twee maanden achterstallig was in de betaling van een vervallen termijnbedrag en na ingebrekestelling op 24 februari 2015 nalatig is gebleven met de deugdelijke nakoming van zijn verplichtingen heeft Hoist het openstaande debetsaldo op 31 mei 2016 in zijn geheel opgeëist. Hoist vordert nu de hoofdsom van € 34.808,11 primair te vermeerderen met een variabele vertragingsvergoeding (verzuimrente) die ten tijde van de dagvaarding 8,04% per jaar bedroeg en subsidiair te vermeerderen met de wettelijke rente. Door cessie is Hoist vorderingsgerechtigd geworden, aldus Hoist.
3.3.
[gedaagde] is niet verschenen en heeft dus geen verweer gevoerd.

4.De beoordeling

4.1.
Omdat één van partijen haar woonplaats in het buitenland heeft, zal ambtshalve worden beoordeeld of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft en welk recht op het voorliggende geschil van toepassing is.
4.2.
[gedaagde] heeft zijn woonplaats in Nederland. Nederland is lidstaat van de Europese Unie. Op grond van de EEX Verordening (EU) Nr. 1215/2012 wordt de gedaagde partij in beginsel opgeroepen voor een gerecht van de lidstaat waarin hij woont. Een grondslag voor afwijking van deze hoofdregel is niet gesteld of gebleken. Dat betekent dat de Nederlandse rechter in dit geval rechtsmacht heeft. Gelet op de woonplaats van [gedaagde] is de Rechtbank Gelderland, team kanton en handelsrecht, zittingsplaats Nijmegen bevoegd van de vordering kennis te nemen.
4.3.
Niet gesteld of gebleken is dat partijen een rechtskeuze hebben gedaan. Er is sprake van een internationale cessie waarop artikel 14 van de Verordening (EG) Nr. 593/2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I) van toepassing is. Daarin is bepaald dat de betrekking tussen de cessionaris en de schuldenaar wordt beheerst door het recht dat op de gecedeerde vordering van toepassing is. In dit geval is dat Nederlands recht.
4.4.
Omdat de voorgeschreven termijnen en formaliteiten in acht zijn genomen, wordt tegen [gedaagde] verstek verleend. Aan de hand van het gestelde in de dagvaarding is de vordering getoetst aan de dwingende bepalingen van het Europees consumentenrecht. De rechter moet namelijk, als sprake is van een geschil waarbij een consument partij is, de beschermende bepalingen van Europees consumentenrecht toepassen, ook als daar niet om is gevraagd.
4.5.
Hoist heeft zich beroepen op een variabel rentebeding. Hoewel zij niet specifiek de bepalingen uit de overeenkomst en de algemene voorwaarden heeft benoemd, gaat de kantonrechter ervan uit dat Hoist zich beroept op artikel 3 en 8 van de algemene voorwaarden. De kantonrechter moet beoordelen of sprake is van een oneerlijk (rentewijzigings)beding en/of of dit beding onredelijk bezwarend is. Daarover heeft Hoist zich nog niet uitgelaten. Daarom wordt Hoist daartoe alsnog in de gelegenheid gesteld. Opgemerkt wordt dat in het geval van bedingen waarbij het voor de consument niet duidelijk is welk bedrag wanneer aan kredietvergoeding of vertragingsvergoeding in rekening wordt gebracht regelmatig geoordeeld wordt dat zij intransparant en dus oneerlijk zijn. In dat geval wordt het beding vernietigd voor zover het betrekking heeft op de mogelijkheid het rentepercentage eenzijdig te wijzigen en kan vanaf aanvang van de kredietovereenkomst tot en met de datum van opeising slechts een kredietvergoeding van - in dit geval - ten hoogste 6,9% per jaar in rekening worden gebracht, zoals in de kredietovereenkomst is vermeld en niet een percentage van 8,04% (of hoger).
4.6.
Omdat een eventuele vernietiging van het variabele rentebeding gevolgen kan hebben voor de toewijsbaarheid van de vordering van Hoist, wenst de kantonrechter inzicht te krijgen in de opbouw van de vordering van Hoist, in het bijzonder van de opbouw van de gestelde hoofdsom van € 34.808,11. Dit kan Hoist doen door bijvoorbeeld het overleggen van een mutatieoverzicht, waaruit blijkt welke bedragen door Hoist vanaf aanvang van de kredietovereenkomst tot dagvaarding bij [gedaagde] in rekening zijn gebracht, welke opnames [gedaagde] heeft gedaan, welk percentage aan kredietvergoeding en/of vertragingsvergoeding in rekening zijn gebracht en welke betalingen [gedaagde] op welk moment heeft gedaan. Voor wat betreft een in rekening gebrachte vertragingsvergoeding vóór opeising van het krediet, zal uit het overzicht moeten blijken dat sprake was van een overschrijding van de kredietlimiet, nu artikel 8 van de algemene voorwaarden bepaalt dat enkel over het deel van het uitstaand saldo dat de kredietlimiet te boven gaat, zo’n vertragingsvergoeding verschuldigd is. De kantonrechter stelt Hoist in de gelegenheid een (mutatie)overzicht, voorzien van een toelichting, aan te leveren.
4.7.
Als het voorgaande een verandering of vermeerdering van de eis of de gronden van de eis meebrengt, moet Hoist dit vonnis met de aanvulling op de dagvaarding aan [gedaagde] betekenen. Ook moet zij [gedaagde] dan oproepen om op de hierna te noemen datum op de rolzitting te verschijnen om voort te procederen in deze zaak. Artikel 130 Rv en de goede procesorde vereisen dit. De kosten van de betekening blijven in dat geval voor rekening van Hoist.
4.8.
Als aan de hierboven bedoelde opdracht niet of niet volledig wordt voldaan, zal de kantonrechter daaraan op grond van de artikelen 22 en 139 Rv de gevolgen verbinden die hij gerade acht.
4.9.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
stelt Hoist in de gelegenheid zich bij akte uit te laten over de (on)eerlijkheid van het variabele rentebeding en in te gaan op hetgeen in 4.6 is overwogen;
5.2.
verwijst de zaak hiertoe naar de rol van vier weken na de datum van dit vonnis;
5.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. D. Vergunst en in het openbaar uitgesproken op