ECLI:NL:RBGEL:2022:1201

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 februari 2022
Publicatiedatum
7 maart 2022
Zaaknummer
9095824
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige registratie en schadevergoeding in verzekeringszaak

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Nijmegen, op 25 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de N.V. Schadeverzekering-Maatschappij Bovemij. De eiser, vertegenwoordigd door mr. I. Atar, vorderde schadevergoeding van Bovemij na een geschil over een schadeclaim voor een scooter die volgens hem omgevallen was. Bovemij had de claim afgewezen en de eiser beschuldigd van fraude, wat leidde tot registratie van zijn persoonsgegevens in verschillende registers. De eiser betwistte de beschuldigingen en stelde dat hij geen onjuiste informatie had verstrekt. De kantonrechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor opzet tot misleiding aan de zijde van de eiser. De rechter concludeerde dat Bovemij onrechtmatig had gehandeld door de registraties te maken en dat de eiser recht had op schadevergoeding. De kantonrechter veroordeelde Bovemij tot het verwijderen van de registraties en het uitkeren van een schadebedrag van € 2.975,70, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast werd Bovemij veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke kosten en proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige belangenafweging door verzekeraars bij schadeclaims.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Nijmegen
zaakgegevens 9095824 \ CV EXPL 21-840 \ 701 \ 40141
uitspraak van
vonnis
in de zaak van
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eisende partij
gemachtigde mr. I. Atar
tegen
de naamloze vennootschap N.V. Schadeverzekering-Maatschappij Bovemij
gevestigd te Nijmegen
gedaagde partij
vertegenwoordigd door O. Freijzer
Partijen worden hierna [eiser] en Bovemij genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 16 april 2021 en de daarin genoemde processtukken;
- de brief van 17 september 2021 van de zijde van [eiser] met productie;
- de e-mail van 24 september 2021 van de zijde van Bovemij met producties;
- de mondelinge behandeling van 28 september 2021;
- het verkort proces-verbaal van mondelinge behandeling van 28 september 2021;
- de akte van de zijde van [eiser] met producties;
- de akte van de zijde van Bovemij met producties;
- de akte uitlating producties van de zijde van [eiser] .

2.De feiten

2.1.
Tussen partijen heeft een allrisk verzekering bestaan met betrekking tot een scooter.
2.2.
Op 23 juni 2018 heeft [eiser] aan Enra verzekeringen B.V. (hierna: Enra), de gevolmachtigd agent van Bovemij schade gemeld. In het schadeformulier voor het melden van een eenzijdig ongeluk schreef hij: “
Scooter stond voor de deur en is omgevallen.”
2.3.
Enra heeft Dekra Automotive (hierna: Dekra) ingeschakeld om de toedracht van het ongeluk te onderzoeken. Dekra heeft, na bezichtiging op 27 juni 2018 en haar rapport van 13 juli 2018, op 16 juli 2018 per brief het volgende geconcludeerd: “
Gezien het schadebeeld en aan de hand van de foto’s kunnen wij aan nemen dat de schade rijdend is ontstaan. De beschadigingen aan de valbeugels lopen in de lengte richting van het voertuig. De remhevel is afgeschaafd. Dit duidt ons inziens op een val die rijdend is gebeurd en niet stilstaand omgevallen zo als door verzekerde is aangegeven.
2.4.
Nadat Enra op 16 juli 2018 aan [eiser] had bericht wat de bevindingen van Dekra waren heeft [eiser] op 18 juli 2018 gemaild: “
De claim van de schade expert klop niet en de bromfiets is gevallen.
2.5.
Op 24 juli 2018 heeft Bovemij aan [eiser] per brief bericht dat Enra het dossier van [eiser] naar haar heeft doorgestuurd en dat na bestudering van de door [eiser] verstrekte informatie het haar is opgevallen dat [eiser] onjuiste informatie heeft verstrekt. Zij schrijft verder dat deze actie van [eiser] als een frauduleuze handeling wordt aangemerkt en de gegevens van [eiser] worden opgenomen in het incidentenregister. Bovemij schrijft verder voornemens te zijn de persoonsgegevens op te nemen in het Extern Verwijzingsregister. Voordat Bovemij daartoe over zou gaan, werd [eiser] in de gelegenheid gesteld verweer te voeren tegen dat voornemen.
2.6.
Op 20 augustus 2018 heeft [eiser] aan Bovemij, voor zover hier van belang, bericht: “
Ik ben het niet eens met de beslissing omdat ik al eerder in mijn verklaring aan heb gegeven dat de scooter om is gevallen. Heb in tussen tijd mijn buurman en zijn vrouw gesproken die tijdens de gebeurtenis aanwezig waren en staan ook open voor om te getuigen. Ik ben heel erg teleurgesteld dat ik verdacht wordt van fraude. Ik ben allrisk verzekerd en betaal elke maand netjes mijn verzekering. Ik heb mijn scooter naar een speciaalzaak gebracht om het te repareren. Ik blijf bij mijn stand punt dat mijn scooter is omgevallen voor mijn deur. Ik vind dat de er op nieuw naar de zaak gekeken moet worden.
2.7.
Op 5 september 2018 heeft Bovemij [eiser] bericht dat zij haar standpunt handhaaft en de gegevens van [eiser] in het Extern Verwijzingsregister heeft opgenomen.
2.8.
Op 13 december 2020 heeft [naam 1] per e-mail het volgende bericht: “
Hierbij verklaar ik [naam 1] , dat ik na het boodschappen doen thuis kwam en de brommer van mijn buurman omgevallen op de grond aantrof. Ik heb geprobeerd m overeind te krijgen maar dat lukte mij niet. Ik heb toen de hulp van mijn man ingeschakeld.
2.9.
Naar aanleiding van een aanvullende opdracht van Bovemij van 6 december 2021 heeft Dekra een onderzoek ingesteld naar de aard en oorzaak van de schade aan de linkerzijde van het voertuig. Dekra schrijft in haar rapport van expertise van 10 december 2021, voor zover hier van belang: “
De schade aan de linkerzijde van de snorscooter laat zich kenmerken als zijnde een omval schade, welke rijdend in de vooruit rij richting is ontstaan. De krassen op de zwarte valbeugel laten afschuifsporen zien, welke van voor- naar achter lopen. Het voertuig moet al rijdend naar links zijn omgevallen, waarbij het voertuig op diens linkerzijde is doorgeschoven over de rijbaan. (…) Het is technisch onmogelijk dat de krassen c.q. schuursporen aan de valbeugels zijn ontstaan als gevolg van het statisch (in gestalde toestand) naar links omvallen. Een dergelijk evenement kan nooit en te nimmer krassen en schuursporen in de lengte richting veroorzaken, maar enkel een oppervlakkige lakonthechting in de vorm van putvorming.

3.De vordering en het verweer

3.1.
[eiser] vordert - na vermindering van eis - bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. te verklaren voor recht dat Bovemij onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser] ;
II. Bovemij te veroordelen om binnen twee dagen na het te wijzen vonnis de registraties van de (persoons)gegevens van [eiser] in het IVR, EVR en CIS en de meldingen met betrekking tot deze registraties te verwijderen, dan wel ongedaan te maken, op straffe van een door haar te verbeuren dwangsom van € 1.000,- voor iedere dag of dagdeel dat Bovemij hiermee in gebreke blijft;
III. Bovemij te veroordelen om de schadeclaim van [eiser] aan hem uit te keren, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 juli 2018;
IV. Bovemij te veroordelen tot betaling van de advocaatkosten van [eiser] ;
met veroordeling van Bovemij in de proceskosten en de nakosten inclusief betekeningskosten.
3.2.
Aan zijn vordering legt [eiser] ten grondslag dat geen sprake is van misleiding van Bovemij - [eiser] heeft geen onjuiste voorstelling van zaken gegeven - althans geen opzettelijke misleiding. Hij heeft meegewerkt aan het onderzoek van zijn verzekeraar. Bovemij heeft geen of een onjuiste belangenafweging gemaakt. Er is geen sprake van fraude. Door te weigeren de schade van [eiser] uit te keren en zijn persoonsgegevens in diverse registers op te nemen, heeft Bovemij onrechtmatig gehandeld en daarom moet Bovemij de schade van [eiser] vergoeden. Die schade bestaat uit (a) een bedrag van € 1.731,59 aan reparatiekosten van de scooter (b) een bedrag van € 4.207,79 aan kosten voor juridische bijstand en (c) een bedrag van € 920,43 vanwege het negen maanden lang hebben moeten betalen van een hogere verzekeringspremie.
3.3.
Bovemij heeft gemotiveerd verweer gevoerd.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat een eenzijdig ongeval in beginsel kwalificeert als een verzekerde gebeurtenis onder de polis. Bovemij stelt dat [eiser] zijn meldingsplicht niet is nagekomen met het opzet Bovemij te misleiden (art. 7:941 lid 5 BW). In plaats van eerlijk de toedracht van het ongeval aan Bovemij te melden, heeft [eiser] op het schadeformulier aangegeven dat de voor zijn deur geparkeerde scooter is omgevallen, terwijl de schade die de scooter vertoonde duidde op een val die rijdend gebeurd was. [eiser] volhardde in die onjuiste voorstelling van zaken tot tweemaal toe. Dat duidt op opzet, aldus Bovemij.
4.2.
Als eerste moet worden beoordeeld of [eiser] terecht aanspraak maakt op uitkering van de gestelde schade door Bovemij. Naar het oordeel van de kantonrechter is dat in beginsel het geval. Vast staat dat [eiser] een allrisk verzekering bij Bovemij had afgesloten. Voor een aanspraak op uitkering van schade, is de schade oorzaak dan in wezen niet van belang. Dat is welllicht anders als de verzekerde de schade opzettelijk heeft veroorzaakt, maar dat is niet gesteld of gebleken. Dat betekent dat Bovemij in beginsel zal worden veroordeeld om de reparatiekosten van de scooter van € 1.731,59 aan [eiser] uit te keren, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de datum van de dagvaarding nu niet is gesteld dat Bovemij eerder in verzuim was.
4.3.
Dat kan anders liggen als [eiser] de bedoeling heeft gehad om Bovemij te bewegen tot het verstrekken van een uitkering op valse gronden. Dit kan naar het oordeel van de kantonrechter het geval zijn als vast komt te staan dat [eiser] met betrekking tot de toedracht (omvallen scooter) onjuist heeft verklaard en hij daarvoor geen afdoende verklaring heeft. Bovemij heeft, ter onderbouwing van haar stelling dat sprake is van fraude, gewezen op het rapport van Dekra van 13 juli 2018, de brief van Dekra van 16 juli 2018 en het rapport van expertise van Dekra van 10 december 2021. Daaruit volgt eenduidig dat de schade aan de scooter niet kan zijn veroorzaakt door het (enkel) omvallen van de (stilstaande) scooter, maar doordat de scooter rijdend is omgevallen. Daarnaast heeft Bovemij erop gewezen dat [eiser] niets gesteld heeft over krassporen op de grond (die er zouden moeten zijn als de scooter was meegesleept na een val), dat als de scooter zou zijn voortgesleept dat met lagere snelheid zou zijn geweest en dat de als schade geclaimde krasschade voor de gestelde schadedatum moet zijn ontstaan, nu oxidatie zichtbaar is. [eiser] heeft geen tegenexpertise laten doen omtrent de oorzaak van de schade/de toedracht. Hij heeft volstaan met betwisting van het door Bovemij gestelde over een rijdende val en daarnaast de deskundigheid / onafhankelijkheid van Dekra betwist.
4.4.
Hoewel de kantonrechter Bovemij kan volgen in haar twijfel of de door [eiser] geclaimde schade aan zijn scooter door omvallen ontstaan is, kan niet worden gezegd dat [eiser] door het verstrekken van mogelijk (achteraf gebleken) onjuiste informatie over de toedracht, opzet had om Bovemij te misleiden. De reden dat hij volhardde in zijn standpunt dat de scooter was omgevallen, kan ook gelegen zijn in iets anders dan opzettelijke misleiding. Hij heeft bijvoorbeeld geopperd dat de scooter kan zijn omgegooid of meegesleept. Daarbij komt dat [eiser] zoals hiervoor is overwogen allrisk was verzekerd, zodat in beginsel een schademelding vanwege een ongeluk met een rijdende scooter ook gedekt zou zijn. Al met al komt de kantonrechter tot het oordeel dat Bovemij onvoldoende heeft gesteld om opzet tot misleiding aan de kant van [eiser] aan te nemen. Daarom wordt Bovemij veroordeeld tot uitkering van de schade, zoals hiervoor in 4.2 is overwogen.
4.5.
In aansluiting op hetgeen hiervoor is overwogen, is de kantonrechter ook van oordeel dat voor het doen van de registraties geen grondslag aanwezig was en moeten die registraties ongedaan gemaakt worden. Hoewel Bovemij na de zitting alle registraties en meldingen al ongedaan heeft gemaakt, zal de kantonrechter Bovemij toch veroordelen tot ongedaanmaking. Dit omdat Bovemij in haar nadere akte heeft aangegeven dat zij getroffen en/of aangekondigde maatregelen handhaaft en [eiser] dus belang bleef houden bij die vordering. De gevorderde dwangsom zal worden afgewezen, omdat er geen reden is om er aan te twijfelen dat Bovemij deze uitspraak zal naleven.
4.6.
De vervolgvraag is of Bovemij onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld door, ondanks dat daar geen reden voor was, de registraties en meldingen te doen. De kantonrechter meent dat dat het geval is. Bovemij heeft inbreuk gemaakt op het recht van [eiser] op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer (art. 10 Grondwet en art. 8 EVRM). Deze inbreuk kan Bovemij ook worden toegerekend, nu het aan haar schuld te wijten is. Het door [eiser] gevorderde bedrag van € 920,43 aan “verzekeringsschade” zal als onbetwist worden toegewezen. [eiser] kon door de registraties geen bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering afsluiten en de verzekeringspremie voor zijn bedrijfsbus werd hoger. Ook het door [eiser] gevorderde bedrag van € 323,68 aan advocaatkosten uit 2018 zal worden toegewezen, nu die kosten zijn gemaakt om te pogen de registraties ongedaan te maken. [eiser] heeft gesteld dat dit ook het geval is voor de in 2020 en 2021 gemaakte advocaatkosten. De claim van [eiser] omtrent de schade aan de scooter zou door de advocaat enkel meegenomen zijn “uit praktische en proceseconomische overwegingen” en hoogstens een uur zijn. Hierin gaat de kantonrechter niet mee. De door [eiser] aanvullend gevorderde advocaatkosten vallen onder de buitengerechtelijke incassokosten of proceskostenveroordeling (art. 237 Rv e.v.). De wettelijke rente over de door [eiser] geleden schade wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding nu niet gesteld of gebleken is dat [eiser] de schade al op 24 juli 2018 heeft geleden.
4.7.
De slotsom is dat als schadebedrag in totaal (€ 1.731,59 + € 920,43 + € 323,68 =) € 2.975,70 wordt toegewezen.
4.8.
De buitengerechtelijke (incasso)kosten, waarop [eiser] blijkens de akte aanspraak maakt, worden toegewezen tot een bedrag van € 511,31 inclusief btw. Dit bedrag is gebaseerd op een hoofdsom van € 2.975,70 en berekend volgens het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten.
4.9.
Bovemij wordt grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten dragen. De gevorderde nakosten zullen worden begroot op een bedrag van € 93,50 zijnde een half salarispunt van het toe te wijzen salaris van de gemachtigde met een maximum van € 124,00, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
verklaart voor recht dat Bovemij onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser] door ten onrechte registraties en meldingen in registers te doen;
5.2.
veroordeelt Bovemij om binnen twee dagen na het te wijzen vonnis de registraties van de (persoons)gegevens van [eiser] in het IVR, EVR en CIS en de meldingen met betrekking tot deze registraties te verwijderen, dan wel ongedaan te maken;
5.3.
veroordeelt Bovemij om aan [eiser] een schadebedrag van € 2.975,70 uit te keren, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf 4 maart 2021 tot aan de dag van algehele voldoening;
5.4.
veroordeelt Bovemij tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 511,31 inclusief btw;
5.5.
veroordeelt Bovemij in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van [eiser] vastgesteld op € 109,71 aan dagvaardingskosten, € 85,00 aan griffierecht, € 561,00 aan salaris voor de gemachtigde en € 93,50 aan kosten die na dit vonnis zullen ontstaan, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
5.6.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. P.J. Wiegman en in het openbaar uitgesproken op