Uitspraak
Rechtbank GELDERLANd
1.Het verdere procesverloop
2.De feiten
3.De vordering en het verweer
[naam 1] heeft een deel van perceel A in 1998 aan [gedaagde] in gebruik gegeven. Perceel A is in 2017, samen met perceel B en een aantal andere percelen en opstallen, aan 2525 BV verkocht. In de koopovereenkomst is vastgelegd dat de onroerende zaak vrij is van gebruiksaanspraken van derden. Volgens [naam 1] waren de afspraken met [gedaagde] over het gebruik van de grond zodanig, dat enkel jaarlijks gebruik is toegestaan en overigens dat het gebruik met wederzijds goedvinden zou eindigen bij de verkoop van het perceel.
4.De beoordeling
“Elke overeenkomst, in welke vorm en onder welke benaming ook aangegaan, waarbij de ene partij zich verbindt aan de andere partij tegen voldoening van een tegenprestatie een hoeve of los land in gebruik te verstrekken ter uitoefening van de landbouw.”
bedrijfsmatigelandbouw.