ECLI:NL:RBGEL:2022:1144

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 februari 2022
Publicatiedatum
3 maart 2022
Zaaknummer
05/246526-21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Geheimhoudingsbeslissing
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door roekeloos rijgedrag onder invloed van alcohol

Op 28 februari 2022 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 28-jarige man uit Westervoort, die werd beschuldigd van roekeloos rijgedrag en rijden onder invloed van alcohol. De verdachte was betrokken bij een verkeersongeval op 19 december 2020, waarbij hij met een bestelauto een aanrijding veroorzaakte met een personenauto. Het ongeval vond plaats op de Rivierweg in Westervoort, waar de verdachte met een snelheid van ongeveer 120 km/u de bebouwde kom inreed, terwijl de maximumsnelheid daar 50 km/u was. Bovendien negeerde hij een rood verkeerslicht en verleende hij geen voorrang aan de bestuurster van de personenauto, die zwaar gewond raakte door de aanrijding. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan roekeloos rijgedrag, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor het slachtoffer. De verdachte had een alcoholgehalte van 1,22 milligram per milliliter bloed, wat boven de wettelijke limiet ligt. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van zes maanden op, evenals een ontzegging van de rijbevoegdheid voor drie jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de gevolgen voor het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eerdere werk als professioneel chauffeur.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/246526-21
Datum uitspraak : 28 februari 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1994 in [geboortedag] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsman: mr. J.C.C.M. Brand, advocaat in Westervoort.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
14 februari 2022.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 19 december 2020 te Westervoort in de gemeente Westervoort, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto, bestelauto), komende uit de richting van de Rijksweg A12 en/of gaande in de richting van de kruising van de Rivierweg met de Hamersestraat, daarmede rijdende over de weg, de Rivierweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
  • te rijden met een snelheid van ongeveer 120 kilometer per uur, althans met een grotere snelheid dan de aldaar voor hem geldende maximumsnelheid van 80
  • (vervolgens) de bebouwde kom van Westervoort met een snelheid van ongeveer 117 kilometer per uur in te rijden (welke bebouwde kom met het bord H1 van bijlage I bij het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 was aangegeven), althans met een grotere snelheid dan de aldaar voor hem geldende maximumsnelheid van 50 kilometer per uur te rijden, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
  • niet of in onvoldoende mate te kijken en/of te blijven kijken naar het direct voor hem gelegen weggedeelte van die weg (de Rivierweg) en/of de voor hem bestemde en geldende verkeerslichten en/of het zich op de kruisende weg, de Hamersestraat, bevindende verkeer en/of
  • terwijl ter hoogte van voormelde kruising, de aldaar geplaatste, voor hem, verdachte van toepassing zijnde en in zijn richting gekeerde verkeerslichten reeds ongeveer 20,4 seconden rood licht uitstraalden, inhoudende: "Stop",
  • aldaar te rijden met een snelheid, ongeveer gelegen tussen de 81 en 87 kilometer per uur, in elk geval met een grotere snelheid dan de aldaar maximum toegestane snelheid van 50 kilometer per uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
  • in strijd met het gestelde in artikel 19 van voormeld reglement de snelheid van dat door hem bestuurde motorrijtuig (bedrijfsauto, bestelauto) niet zodanig te regelen dat hij in staat was dat motorrijtuig (bedrijfsauto, bestelauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg en/of die kruising kon overzien en waarover deze vrij was/waren en/of
  • in strijd met het gestelde in artikel 62 van voormeld reglement geen gevolg te geven aan het in 68 lid 1 onder c van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990 gestelde gebod of verbod, door met dat door hem bestuurde motorrijtuig (bedrijfsauto, bestelauto) niet ingevolge het gestelde in artikel 79 van voormeld reglement voor de aldaar zich op het wegdek van die weg (de Provincialeweg N233) voor die kruising aangebrachte stopstreep te stoppen en/of
  • zonder te remmen die kruising op en/of over te rijden en/of
  • in strijd met het gestelde in artikel 68 lid 1 onder c en/of lid 6 van voormeld reglement, zonder te stoppen, door rood te rijden en/of een op de kruisende weg (de Hamersestraat) of op die kruising, gezien zijn, verdachtes, rijrichting dicht van rechts genaderd zijnde bestuurster van een personenauto niet voor te laten gaan en/of
  • te botsen tegen, althans in aanrijding te komen met de voornoemde personenauto,
waardoor een ander (te weten de bestuurster van voornoemde personenauto, genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 december 2020 te Westervoort in de gemeente Westervoort, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto, bestelauto), komende uit de richting van de Rijksweg A12 en/of gaande in de richting van de kruising van de Rivierweg met de Hamersestraat, daarmede rijdende over de weg, de Rivierweg, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door:
  • te rijden met een snelheid van ongeveer 120 kilometer per uur, althans met een grotere snelheid dan de aldaar voor hem geldende maximumsnelheid van 80 kilometer per uur te rijden, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
  • (vervolgens) de bebouwde kom van Westervoort met een snelheid van ongeveer 117 kilometer per uur in te rijden (welke bebouwde kom met het bord H1 van bijlage I bij het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 was aangegeven), althans met een grotere snelheid dan de aldaar voor hem geldende maximumsnelheid van 50 kilometer per uur te rijden, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
  • niet of in onvoldoende mate te kijken en/of te blijven kijken naar het direct voor hem gelegen weggedeelte van die weg (de Rivierweg) en/of de voor hem bestemde en geldende verkeerslichten en/of het zich op de kruisende weg, de Hamersestraat, bevindende verkeer en/of
  • terwijl ter hoogte van voormelde kruising, de aldaar geplaatste, voor hem, verdachte van toepassing zijnde en in zijn richting gekeerde verkeerslichten reeds ongeveer 20,4 seconden rood licht uitstraalden, inhoudende: "Stop",
  • aldaar te rijden met een snelheid, ongeveer gelegen tussen de 81 en 87 kilometer per uur, in elk geval met een grotere snelheid dan de aldaar maximum toegestane snelheid van 50 kilometer per uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
  • in strijd met het gestelde in artikel 19 van voormeld reglement de snelheid van dat door hem bestuurde motorrijtuig (bedrijfsauto, bestelauto) niet zodanig te regelen dat hij in staat was dat motorrijtuig (bedrijfsauto, bestelauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg en/of die kruising kon overzien en waarover deze vrij was/waren en/of
  • in strijd met het gestelde in artikel 62 van voormeld reglement geen gevolg te geven aan het in 68 lid 1 onder c van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 gestelde gebod of verbod, door met dat door hem bestuurde motorrijtuig (bedrijfsauto, bestelauto) niet ingevolge het gestelde in artikel 79 van voormeld reglement voor de aldaar zich op het wegdek van die weg (de Provincialeweg N233) voor die kruising aangebrachte stopstreep te stoppen en/of
  • zonder te remmen die kruising op en/of over te rijden en/of
  • in strijd met het gestelde in artikel 68 lid 1 onder c en/of lid 6 van voormeld reglement, zonder te stoppen, door rood te rijden en/of een op de kruisende weg (de Hamersestraat) of op die kruising, gezien zijn, verdachtes, rijrichting dicht van rechts genaderd zijnde bestuurster van een personenauto niet voor te laten gaan en/of
  • te botsen tegen, althans in aanrijding te komen met de voornoemde personenauto,
door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
meer subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 december 2020 te Westervoort in de gemeente Westervoort, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto, bestelauto), komende uit de richting van de Rijksweg A12 en/of gaande in de richting van de kruising van de Rivierweg met de Hamersestraat, daarmede rijdende over de weg, de Rivierweg,
  • heeft gereden met een snelheid van ongeveer 120 kilometer per uur, althans met een grotere snelheid dan de aldaar voor hem geldende maximumsnelheid van 80 kilometer per uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
  • (vervolgens) de bebouwde kom van Westervoort met een snelheid van ongeveer 117 kilometer per uur in is gereden (welke bebouwde kom met het bord H1 van bijlage I bij het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 was aangegeven), althans met een grotere snelheid dan de aldaar voor hem geldende maximumsnelheid van 50 kilometer per uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
  • niet of in onvoldoende mate heeft gekeken en/of is blijven kijken naar het direct voor hem gelegen weggedeelte van die weg (de Rivierweg) en/of de voor hem bestemde en geldende verkeerslichten en/of het zich op de kruisende weg, de Hamersestraat, bevindende verkeer en/of
  • terwijl ter hoogte van voormelde kruising, de aldaar geplaatste, voor hem, verdachte van toepassing zijnde en in zijn richting gekeerde verkeerslichten reeds ongeveer 20,4 seconden rood licht uitstraalden, inhoudende: "Stop",
  • aldaar heeft gereden met een snelheid, ongeveer gelegen tussen de 81 en 87 kilometer per uur, in elk geval met een grotere snelheid dan de aldaar maximum toegestane snelheid van 50 kilometer per uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
  • in strijd met het gestelde in artikel 19 van voormeld reglement de snelheid van dat door hem bestuurde motorrijtuig (bedrijfsauto, bestelauto) niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat motorrijtuig (bedrijfsauto, bestelauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg en/of die kruising kon overzien en waarover deze vrij was/waren en/of
  • in strijd met het gestelde in artikel 62 van voormeld reglement geen gevolg heeft gegeven aan het in 68 lid 1 onder c van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 gestelde gebod of verbod, door met dat door hem bestuurde motorrijtuig (bedrijfsauto, bestelauto) niet ingevolge het gestelde in artikel 79 van voormeld reglement voor de aldaar zich op het wegdek van die weg (de Provincialeweg N233) voor die kruising aangebrachte stopstreep te stoppen en/of
  • zonder te remmen die kruising op en/of over is gereden en/of
  • in strijd met het gestelde in artikel 68 lid 1 onder c en/of lid 6 van voormeld reglement, zonder te stoppen, door rood is gereden en/of een op de kruisende weg (de Hamersestraat) of op die kruising, gezien zijn, verdachtes, rijrichting dicht van rechts genaderd zijnde bestuurster van een personenauto niet voor heeft laten gaan en/of
  • is gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met voornoemde personenauto,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2
hij op of omstreeks 19 december 2020 te Westervoort, als bestuurder van een motorrijtuig, (bedrijfsauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 1,22 milligram, in elk geval hoger dan 0,5 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
T.a.v. feit 1:
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 19 december 2020 omstreeks 01:34 uur vond een aanrijding plaats waarbij een personenauto, merk [merk 1] , met het kenteken [kenteken 1] en een bestelauto, merk [merk 2] , met het kenteken [kenteken 2] waren betrokken. Verdachte was de bestuurder van de bestelauto. Het slachtoffer was de bestuurder van de [merk 1] . [2]
De aanrijding vond plaats op een recht weggedeelte van de Rivierweg, in de gemeente Westervoort, ter hoogte van de Hamersestraat. [3] Het slachtoffer reed op de Hamersestraat in de richting van de kruising met de Rivierweg. De bestelauto reed op de Rivierweg en naderde het slachtoffer van de linkerzijde. [4] De toegestane maximumsnelheid ter plaatse bedroeg 50 km/u en het verkeer werd geregeld door middel van een driekleurige verkeersregelinstallatie. Het ongeval had plaatsgevonden bij duisternis, maar op de plaats van de aanrijding was straatverlichting in werking. De weersgesteldheid was droog en helder. [5]
Verdachte heeft in de laatste geregistreerde minuut, ten tijde van het ongeval, met een snelheid van 120 km/u gereden voordat hij de bebouwde kom van Westervoort in reed. Hier geldt een maximum toegestane snelheid van 80 km/u. Vervolgens reed hij de bebouwde kom in met een snelheid van circa 117 km/u. [6] Verdachte was de kruising genaderd met een berekende gemiddelde indicatieve snelheid, gelegen tussen de 81 km/u en 87 km/u. [7] De bestelauto passeerde de stopstreep terwijl het voor hem geldende verkeerslicht gedurende minimaal 20,4 seconden rood licht uitstraalde, terwijl de verkeerslantaarns voor verdachte op een afstand van circa 190 meter duidelijk zichtbaar waren. [8]
Het slachtoffer passeerde de stopstreep terwijl het voor haar geldende verkeerslicht gedurende 3,9 seconden groen licht uitstraalde. Zij botste op het kruisingsvlak met een snelheid van circa 26 km/u tegen de rechter flank van de bestelauto, die op dat moment een snelheid had van circa 80 km/u. [9]
Het slachtoffer is op 19 december 2020 overgebracht naar het ziekenhuis waar bleek dat haar pols op meerdere plaatsen was gebroken als gevolg van de aanrijding. Zij is meerdere keren aan haar pols geopereerd. Het slachtoffer kan haar werk niet uitvoeren en moet nog een operatie ondergaan. [10]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 primair tenlastegelegde met als schuldgradatie roekeloosheid. In de visie van de officier van justitie heeft het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel bekomen als gevolg van de aanrijding.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde roekeloos rijden. Van roekeloosheid als bedoeld in artikel 175, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994) kan volgens de raadsman slechts sprake zijn indien uit feiten en omstandigheden van het geval is af te leiden dat door de buitengewoon onvoorzichtige gedraging van verdachte een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen, alsmede dat verdachte zich daarvan bewust was, althans had moeten zijn. De raadsman stelt zich op het standpunt dat uit de verklaring van verdachte geenszins blijkt dat hij welbewust onaanvaardbare risico’s heeft genomen waarmee hij het voor roekeloosheid vereiste zeer ernstig gebrek aan zorgvuldigheid heeft getoond.
De raadsman heeft bepleit dat het primair tenlastegelegde zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend rijden kan worden bewezen. De raadsman kan zich ermee verenigen dat het letsel van het slachtoffer kan worden beschouwd als zwaar lichamelijk letsel.
Beoordeling door de rechtbank
Door het team Verkeers Ongevallen Analyse (VOA) van de politie is onderzoek ingesteld aan de [merk 1] personenauto en de Mercedes Benz bestelauto. Daaruit is gebleken dat de bestuurder van de bestelauto nagenoeg zeker tijdens het ongeval geen gordel droeg. [11]
Op 19 december 2020 om 03:40 uur is bij verdachte bloed afgenomen voor onderzoek conform het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer. Uit dit onderzoek is vast komen te staan dat verdachte 1,22 milligram alcohol per milliliter in zijn bloed had. [12]
Ten gevolge van het verkeersongeval heeft het slachtoffer lichamelijk letsel bekomen, te weten meerdere breuken in de pols, waardoor zij meerdere operaties moest ondergaan en psychische problemen. Het herstel is nog niet afgerond. Tevens heeft het slachtoffer haar werk nog niet kunnen hervatten.
Schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994
De rechtbank acht bewezen dat verdachte met zijn bestelauto een aanrijding met het slachtoffer heeft veroorzaakt ten gevolge waarvan zwaar lichamelijk letsel is ontstaan.
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of verdachte zich bij dit ongeval zodanig heeft gedragen dat er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994. Dit betekent dat er op zijn minst sprake moet zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Een lichtere vorm van schuld is hiervoor onvoldoende. Niet elk tekortschieten, niet elke verkeersovertreding is voldoende voor het aannemen van schuld in de zin van voornoemd artikel 6 WVW 1994.
Bij de beoordeling van de schuldvraag komt het, volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, aan op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Bovendien verdient opmerking dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
De rechtbank is van oordeel dat de feitelijke gedragingen van verdachte, zoals vermeld in de bewijsmiddelen, de conclusie rechtvaardigen dat verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW 1994. Verdachte heeft immers met een veel te hoge snelheid de kruising genaderd, door met een snelheid van 117 km/u de bebouwde kom in te rijden in de richting van het stoplicht, en met nog steeds een zeer hoge snelheid (minimaal 80 km/u waar een maximumsnelheid van 50 km/u was toegestaan) gereden over de kruising. Verdachte heeft hierbij een voor hem bestemd rood stoplicht genegeerd en geen voorrang verleend aan de personenauto van het slachtoffer. Voorts reed verdachte na het gebruik van meerdere alcoholische consumpties (1,22 milligram per milliliter bloed). Het is een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van alcohol de rijvaardigheid en het reactievermogen van een verkeersdeelnemer nadelig beïnvloedt.
Naar het oordeel van de rechtbank past het rijgedrag van verdachte in het geheel niet bij een voorzichtige verkeersdeelnemer en wijkt het daar in substantiële mate vanaf. De vervolgvraag die daarom moet worden beantwoord, is of deze schuld ook is aan te merken als roekeloosheid, zijnde de zwaarste gradatie van schuld. Van roekeloosheid als bedoeld in artikel 6 WVW 1994 in samenhang met artikel 175, tweede lid, WVW 1994 is sprake indien zodanige feiten en omstandigheden worden vastgesteld dat daaruit is af te leiden dat door de buitengewoon onvoorzichtige gedraging van verdachte een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen, alsmede dat de verdachte zich daarvan bewust was, althans had moeten zijn.
Met de op 1 januari 2020 in werking getreden Wet aanscherping strafrechtelijke verkeersdelicten (Stb. 2019, 442) heeft de wetgever een verandering beoogd met betrekking tot de invulling van het begrip roekeloosheid en daarmee het toepassingsbereik van dat begrip willen verbreden. Onder meer is in artikel 5a WVW 1994 door de wetgever strafbaar gesteld het opzettelijk zich zodanig in het verkeer te gedragen dat de verkeersregels ernstig worden geschonden, indien daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten is. Van roekeloosheid is ingevolge het bepaalde in artikel 175, tweede lid, WVW 1994 in elk geval sprake als het gedrag van de verdachte tevens als een overtreding van artikel 5a, eerste lid, WVW 1994 kan worden aangemerkt.
Volgens de wetgever moet voor een overtreding van artikel 5a WVW 1994 het opzet van verdachte zowel zijn gericht op het schenden van de verkeersregels als op het in ernstige mate schenden van die regels. Daartoe volstaat ook voorwaardelijk opzet. [13]
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een aantal expliciet in artikel 5a, eerste lid, WVW 1994 genoemde gedragingen, namelijk het overschrijden van de krachtens deze wet vastgestelde maximumsnelheid, niet verlenen van voorrang en door rood licht rijden. Daarnaast verkeerde verdachte in de toestand als bedoeld in artikel 5a, tweede lid, WVW 1994, in die zin dat verdachte meer dan tweemaal de wettelijk toegestane hoeveelheid alcohol in zijn bloed had en dat hij niet tot behoorlijk besturen van zijn voertuig in staat moet worden geacht. Naar het oordeel van de rechtbank is hiermee sprake geweest van het opzettelijk schenden van de verkeersregels.
Bij het antwoord op de vraag of sprake was van opzet op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels moeten de aard en het samenstel van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze werden verricht en alle overige feitelijke omstandigheden van het geval in ogenschouw worden genomen. Daaruit moet kunnen worden afgeleid dat de gedragingen in samenhang bezien naar hun uiterlijke verschijningsvorm op opzettelijke ernstige schending van de verkeersregels gericht zijn geweest.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de verschillende gedragingen van verdachte – het met een veel te hoge snelheid naderen van een kruising, het met circa 80 km/u binnen de bebouwde kom de kruising oprijden, het negeren van een rood stoplicht, het niet verlenen van voorrang aan de personenauto en het onder invloed van alcohol een voertuig besturen –, in samenhang bezien, naar hun uiterlijke verschijningsvorm gericht op opzettelijke ernstige schending van de verkeersregels. Verdachte heeft immers het (veel) te hard rijden op verschillende wegmomenten bestendig vastgehouden, hij heeft een rood licht genegeerd terwijl dit licht al ruim 20 seconden rood licht uitstraalde en dit licht gedurende een afstand van 190 meter lang zichtbaar moet zijn geweest voor verdachte en de bijrijder heeft verklaard dat zij het rode licht wel heeft gezien. Daarnaast was verdachte een professioneel chauffeur, van wie veel meer oplettendheid verwacht mag worden en droeg verdachte (en zijn bijrijder) naar alle waarschijnlijkheid geen autogordel. Dat verdachte stelt zich achteraf niets van het geheel te kunnen herinneren doet aan dat oordeel niet af.
Om vast te stellen dat gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen te duchten was, moet het gevaar ten tijde van het handelen naar algemene ervaringsregels voorzienbaar zijn geweest. In zijn algemeenheid acht de rechtbank het voorzienbaar dat er binnen de bebouwde kom bij een kruising van een voor het openbaar verkeer openstaande weg, die beide zijn voorzien van verkeerslichten, levensgevaar of gevaar voor lichamelijk letsel kan ontstaan door het verkeersgedrag dat verdachte heeft laten zien. Ook in de nachtelijke uren moet rekening worden gehouden met ander verkeer. Het gevaar voor zwaar lichamelijk letsel heeft zich ook daadwerkelijk verwezenlijkt.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de gedragingen van verdachte in hun samenhang bezien, moeten worden aangemerkt als een overtreding van artikel 5a WVW 1994. Ingevolge artikel 175, tweede lid, van de WVW 1994 is hiermee de schuldgradatie van roekeloosheid gegeven.
T.a.v. feit 2:
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft op 19 december 2020 in Westervoort een voertuig bestuurd terwijl het alcoholgehalte in zijn bloed 1,22 milligram alcohol per milliliter bloed was. [14]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 2 tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de onder feit 2 ten laste gelegde gedraging kan worden bewezen.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 19 december 2020 op een verjaardag 5 á 6 bier heeft gedronken. Daarna is hij in de auto gestapt om naar huis te rijden.
Naar aanleiding van het ongeval is bij verdachte bloed afgenomen. [15] Er is in totaal 1,22 milligram alcohol per milliliter bloed aangetroffen in het bloed van verdachte. Dit is meer dan de grenswaarde van 0,50 milligram alcohol per milliliter bloed. [16]
Op basis van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het onder feit 2 tenlastegelegde, het rijden onder invloed, bewezen kan worden.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks19 december 2020 te Westervoort, in de gemeente Westervoort
, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto, bestelauto), komende uit de richting van de Rijksweg A12 en
/ofgaande in de richting van de kruising van de Rivierweg met de Hamersestraat, daarmede rijdende over de weg, de Rivierweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos
, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
  • te rijden met een snelheid van ongeveer 120 kilometer per uur, althans met een grotere snelheid dan de aldaar voor hem geldende maximumsnelheid van 80
  • (vervolgens
    )de bebouwde kom van Westervoort met een snelheid van ongeveer 117 kilometer per uur in te rijden (welke bebouwde kom met het bord H1 van bijlage I bij het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 was aangegeven), althans met een grotere snelheid dan de aldaar voor hem geldende maximumsnelheid van 50 kilometer per uur te rijden
    , in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden wasen
    /of
  • niet of in onvoldoende mate te kijken en
  • terwijl ter hoogte van voormelde kruising, de aldaar geplaatste, voor hem, verdachte van toepassing zijnde en in zijn richting gekeerde verkeerslichten reeds ongeveer 20,4 seconden rood licht uitstraalden, inhoudende: "Stop",
  • aldaar te rijden met een snelheid, ongeveer gelegen tussen de 81 en 87 kilometer per uur, in elk geval met een grotere snelheid dan de aldaar maximum toegestane snelheid van 50 kilometer per uur,
  • in strijd met het gestelde in artikel 19 van voormeld reglement de snelheid van dat door hem bestuurde motorrijtuig (bedrijfsauto, bestelauto) niet zodanig te regelen dat hij in staat was dat motorrijtuig (bedrijfsauto, bestelauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg en
  • in strijd met het gestelde in artikel 62 van voormeld reglement geen gevolg te geven aan het in 68 lid 1 onder c van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 gestelde gebod of verbod, door met dat door hem bestuurde motorrijtuig (bedrijfsauto, bestelauto) niet ingevolge het gestelde in artikel 79 van voormeld reglement voor de aldaar zich op het wegdek van die weg (de Provincialeweg N233) voor die kruising aangebrachte stopstreep te stoppen en
  • zonder te remmen die kruising op en
  • in strijd met het gestelde in artikel 68 lid 1 onder c en
  • te botsen tegen, althansin aanrijding te komen met de voornoemde personenauto,
waardoor
een ander (te wetende bestuurster van voornoemde personenauto, genaamd [slachtoffer]
)zwaar lichamelijk letsel
of zodanig lichamelijk letselwerd toegebracht,
dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8,
eerste oftweede lid van de Wegenverkeerswet 1994.
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
2
hij op
of omstreeks19 december 2020 te Westervoort, als bestuurder van een motorrijtuig, (bedrijfsauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 1,22 milligram, in elk geval hoger dan 0,5 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994;
feit 2:
overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van de straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie ziet geen reden om af te wijken van de richtlijnen van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS) en heeft gevorderd dat verdachte ten aanzien van feit 1 primair en feit 2 zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van drie jaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat geen sprake is van roekeloosheid. De LOVS gaat in geval van ernstige schuld uit van een gevangenisstraf van zes maanden en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van twee jaren. Gelet op de omstandigheden van het geval acht de raadsman een (on)voorwaardelijke gevangenisstraf niet aan de orde. De raadsman heeft bepleit dat aan verdachte een taakstraf voor de duur van 240 uren kan worden opgelegd. Voorts merkt de raadsman op dat verdachte volstrekt afhankelijk is van zijn rijbewijs en er geen antecedenten zijn die duiden op eerdere gevallen van onderhavige feiten. De raadsman verzoekt de rechtbank een geheel voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen op te leggen, zodat verdachte zijn werk als chauffeur kan hervatten.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft op 19 december 2020 roekeloos weggedrag vertoond. Verdachte is met een veel te hoge snelheid door rood gereden en heeft ten gevolge daarvan een personenauto met daarin het slachtoffer aangereden, terwijl hij onder invloed van alcohol was. Slachtoffer [slachtoffer] , destijds veertien weken zwanger, heeft als gevolg van het ongeval dusdanig zwaar letsel opgelopen, dat zij tot op heden, ruim veertien maanden na het ongeval, nog niet volledig is hersteld en nog een operatie moet ondergaan. Aldus is het slachtoffer veel leed aangedaan. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Bij het bepalen van de strafmaat weegt de rechtbank in het nadeel van verdachte mee dat hij al geruime tijd als professioneel chauffeur werkzaam was en desondanks ernstig vermoeid en onder invloed van alcohol een voertuig heeft bestuurd. Bij verdachte is kort na het ongeval nierkanker geconstateerd, maar de rechtbank weegt niettemin in zijn nadeel mee dat hij na het ongeval geen contact heeft gezocht met het slachtoffer.
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat het verkeersongeval voor verdachte ook gevolgen heeft gehad. Hij heeft aanzienlijk letsel opgelopen en is zijn baan kwijt geraakt als gevolg van het ongeval.
De ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder het is begaan rechtvaardigen slechts de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van een behoorlijke duur. Alles afwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden passend en geboden.
Hoewel de rechtbank dezelfde schuldgradatie bewezen acht als de officier van justitie, komt de rechtbank tot een lagere straf dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank heeft daarbij meer gewicht toegekend aan de gevolgen die het ongeval ook voor verdachte heeft gehad.
Naar het oordeel van de rechtbank vormt verdachte een gevaar op de weg. De rechtbank acht het noodzakelijk dat verdachte, gedurende een lange periode zal worden uitgesloten van deelname aan het (gemotoriseerd) verkeer. Het belang van de verkeersveiligheid dient te prevaleren boven het persoonlijke belang van verdachte bij het behoud en gebruik van zijn rijbewijs. De rechtbank is daarom van oordeel dat de bijkomende straf van een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van drie jaren passend en geboden is.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 6, 8, 175, 176, 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
 ontzegt verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 (drie) jaren.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Hoedeman (voorzitter), mr. G.W.B. Heijmans en mr. Y. van Wezel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.F. Brouwer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 februari 2022.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, basisteam Rivierenland-Oost, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2020599196, gesloten op 21 juli 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal aanrijding misdrijf, p. 4-6.
3.Proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, p. 20.
4.Proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, p. 19.
5.Proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, p. 21 en 23.
6.Proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, p. 38
7.Proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, p. 39.
8.Proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, p. 57 en 93.
9.Proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, p. 43.
10.Proces-verbaal van verhoor slachtoffer, p. 135; Geneeskundige verklaring, p. 124.
11.Proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, p. 30.
12.Proces-verbaal rijden onder invloed, p. 11; Rapport alcohol en drugs in het verkeer, p. 119-120.
13.Kamerstukken II 2018/2019, 35068, 6, p. 2.
14.Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 14 februari 2022; Proces-verbaal rijden onder invloed, p. 10-12; Rapport alcohol en drugs in het verkeer, p. 119-120.
15.Proces-verbaal rijden onder invloed, p. 10-12.
16.Rapport alcohol en drugs in het verkeer, p. 119-120.