De rechtbank vindt dat het Uwv terecht heeft beslist dat eiser op 17 april 2020 voor 14,67% arbeidsongeschikt is en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering. De rechtbank zal dat uitleggen.
Het Uwv mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de rapporten die over hem zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
De verzekeringsarts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiser bestudeerd. Zij heeft eiser op het spreekuur gezien en onderzocht. Zij heeft na het spreekuurcontact met eiser nog aanvullende informatie bij de behandelend sector opgevraagd. Na ontvangst van medische informatie van de psycholoog/psychiater van i-psy en van de neuroloog van het Rijnstate ziekenhuis heeft de verzekeringsarts een aanvullende rapportage opgesteld.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de verzekeringsarts in zijn rapport van 7 december 2020 heroverwogen. Hij heeft het dossier en de informatie van de behandelaars bestudeerd. Ook heeft hij eiser gesproken op de hoorzitting. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd dat de verzekeringsarts de juiste beperkingen heeft vastgesteld. Wel ziet hij reden om een extra beperking op te nemen in het persoonlijk functioneren, namelijk een specifieke voorwaarden voor het persoonlijk functioneren in arbeid. Eiser moet in de (directe/gebruikelijke) omgeving van de werkplek naar het toilet kunnen, op maximaal 1 minuut. Het werk moet hiervoor ook onderbroken kunnen worden.
Over de medische informatie die eiser in beroep heeft opgestuurd, heeft het Uwv gesteld dat het overgelegde behandelplan van [B] GGZ niet ziet op de datum in geding, te weten
17 april 2020. Dit kan daarom volgens het Uwv beroep niet betrokken worden in deze beroepsprocedure.
De verzekeringsartsen hebben alle klachten van eiser en de informatie van de behandelaars betrokken in hun beoordeling. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De verzekeringsartsen hebben bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe hun beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoen.
Medische beoordeling
De verzekeringsarts rapporteert dat eiser uitgebreid is behandeld op psychisch vlak, maar dat het behandelplafond bij de behandelaar, i-psy, was bereikt. Een eventuele vervolgtherapie kan nog worden overwogen. De klachten van eiser zijn, aldus de verzekeringsarts, zeer zeker verbeterd, al ervaart eiser dat zelf niet zo. Hij vermeldt onder andere ook dat het vastzitten aan patronen bij eiser in het verleden geen beperkingen ten aanzien van werkzaamheden heeft gegeven. De verzekeringsarts geeft ook aan dat er geen geobjectiveerde problematiek is die beperkingen op het fysieke vlak rechtvaardigt. Eiser is uitgebreid onderzocht, meerdere diagnoses zijn overwogen, maar bleken niet bevestigd te kunnen worden. In de FML heeft de verzekeringsarts (onder andere) beperkingen opgenomen voor het sociaal functioneren en voor fysieke omgevingseisen (grote trillingen op de nek en linker arm zijn gecontra-indiceerd).
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de rapportage van 7 december 2020 uiteengezet waarom de conclusie van de verzekeringsarts over de belastbaarheid van eiser in stand kan blijven. De door de verzekeringsarts opgevraagde informatie laat geen uitgebreide psychische en fysieke functiestoornissen zien. Wel is eiser psychosociaal kwetsbaar. Daar is dan ook rekening mee gehouden in de FML. De schouderklachten zijn serieus genomen en hebben geleid tot beperkingen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft een extra beperking opgenomen in het persoonlijk functioneren, namelijk specifieke voorwaarden voor het persoonlijk functioneren in arbeid. Eiser moet in de directe/gebruikelijk omgeving van de werkplek naar het toilet kunnen en het werk moet hiervoor onderbroken kunnen worden. Er is geen aanleiding om verdergaande beperkingen aan te nemen.
Voor zover eiser in zijn beroepschrift verwijst naar dat wat hij in bezwaar heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat het aan eiser is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom hij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiser zal dus moeten aanvoeren waarom hij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep ook voldoende heeft uitgelegd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen. Als iemand het niet eens is met een oordeel van een verzekeringsarts, dan moet hij of zij dat onderbouwen met (andere) medische stukken. Bij de rechtbank werken immers geen artsen en de rechtbank kan zelf dus niet zomaar zeggen dat een verzekeringsarts tot een onjuiste medische conclusie is gekomen. Dat betekent ook dat hoe iemand zich voelt zonder medische onderbouwing die ziet op de datum in geding niet genoeg is om bij de rechtbank gelijk te krijgen. Gelet hierop ziet de rechtbank in wat eiser heeft aangevoerd geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de medische onderbouwing van het besluit.
Daarbij neemt de rechtbank ook in aanmerking dat het in beroep overgelegde stuk - het behandelplan van [B] GGZ - niet ziet op de datum in geding.
Nu de rechtbank geen reden heeft om te twijfelen aan de beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep, wijst de rechtbank het verzoek om een deskundige te benoemen af.
De arbeidskundige beoordeling
Uitgaande van de juistheid van de bij eiser vastgestelde medische beperkingen ziet de rechtbank in wat eiser heeft aangevoerd geen reden om zijn geschiktheid voor de geduide functies in twijfel te trekken.
De arbeidsdeskundige (bezwaar en beroep) heeft berekend dat eiser op 17 april 2020 met deze functies 85,33% kan verdienen van het loon dat hij voorheen verdiende als medewerker schoonmaak onderhoud, zodat eiser voor de overige 14,67% arbeidsongeschikt is.