ECLI:NL:RBGEL:2022:1130

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 februari 2022
Publicatiedatum
2 maart 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 3665
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de vaststelling van het arbeidsongeschiktheidspercentage door het Uwv

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 24 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een operationeel medewerker, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (Uwv). Eiser had zich op 18 december 2017 ziek gemeld na een bedrijfsongeval en verzocht om een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het Uwv kende hem een uitkering toe met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 48,14%, maar herzag dit percentage naar 51,02% na bezwaar. Eiser was het niet eens met deze vaststelling en heeft beroep ingesteld.

De rechtbank heeft de medische rapporten van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen beoordeeld. Eiser voerde aan dat zijn beperkingen door het Uwv waren onderschat, met name ten aanzien van het tillen, lopen en staan. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsartsen zorgvuldig te werk waren gegaan en dat hun rapporten aan de vereisten voldeden. De rechtbank concludeerde dat het Uwv terecht had vastgesteld dat eiser voor 51,02% arbeidsongeschikt was, en verklaarde het beroep ongegrond. Eiser kreeg geen gelijk en de proceskosten werden niet vergoed.

De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige medische beoordelingen en de rol van de verzekeringsartsen in het vaststellen van arbeidsongeschiktheid. De rechtbank bevestigde dat het Uwv op basis van de beschikbare medische informatie en rapporten tot een juiste conclusie was gekomen over de arbeidsongeschiktheid van eiser.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 21/3665

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Eiser A] , uit [plaats A] , eiser
(gemachtigde: mr. E.C. de Bie),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het Uwv), verweerder,
(gemachtigde: J. Marquenie).

Procesverloop

Met het besluit van 10 februari 2021 (het primaire besluit) heeft het Uwv aan eiser een uitkering toegekend op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is bepaald op 48,14%.
Met het besluit van 21 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiser gegrond verklaard en het primaire besluit herroepen. De mate van arbeidsongeschiktheid is bepaald op 51,02%.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat er aan deze procedure vooraf ging

Eiser werkte als operationeel medewerker. Hij heeft zich op 18 december 2017 wegens een bedrijfsongeval ziek gemeld voor dit werk.
Vervolgens heeft het Uwv de aanvraag om een uitkering op grond van de Wet WIA beoordeeld.
Een verzekeringsarts van het Uwv heeft eiser onderzocht en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiser zijn per 16 december 2019. Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het Uwv vastgesteld dat er drie functies zijn die eiser, met zijn beperkingen, nog zou kunnen doen. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiser in deze functies gemiddeld 51,86 % kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij zich ziek meldde. Daarom krijgt eiser per 16 december 2019 een WIA-uitkering naar dit percentage.
Eiser heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiser gekeken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn de beperkingen grotendeels juist vastgesteld. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op tweetal punten, namelijk de beperkingen ten aanzien van het lopen en staan de Functionele Mogelijkhedenlijst aangepast. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft aan de hand van de gewijzigde FML het arbeidsongeschiktheidspercentage berekend. Hieruit is gebleken dat eiser 51,02% arbeidsongeschikt is. Hierop heeft het Uwv het bestreden besluit genomen.

Wat eiser vindt

Eiser is niet eens met het Uwv. Eiser voert aan dat het Uwv de beperkingen heeft onderschat. Zo geeft eiser aan dat hij niet in staat is om 15 kg te duwen/trekken en te tillen, maar maximaal 5 kg. Ook is hij niet in staat om langer dan een kwartier achtereen te lopen, waar in de FML half uur is opgenomen. Het staan is ook beperkt tot maximaal 5 minuten achtereen of 15 minuten indien hij de mogelijkheid heeft om te vertreden. Tevens geeft eiser aan dat hij beperkt kan klimmen en dat knielen en hurken in zijn geheel niet mogelijk is.
Ook voert eiser aan dat hij niet op oneffen gronden kan werken. Ten onrechte is daarvoor geen beperking aangenomen. Ter onderbouwing zijn stukken van de fysiotherapeut van
1 september 2019 en 23 oktober 2019 meegestuurd. Gezien de beperkingen is eiser niet in staat om de geduide functies uit te oefenen.

Waarover het gaat in deze zaak

De vraag is of het Uwv terecht stelt dat eiser voor 51,02% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op
16 december 2019 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat de rechtbank vindt

Het Uwv mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de rapporten die over hem zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
De verzekeringsarts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiser bestudeerd. Hij heeft eiser op het spreekuur gezien en heeft een psychisch en lichamelijk onderzocht verricht. Hij heeft beschreven dat eiser beperkt is in het persoonlijk functioneren, het verrichten van dynamische handelingen en statische houdingen.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de verzekeringsarts in haar rapport van 31 mei 2021 heroverwogen. Zij heeft het dossier en de informatie van de behandelaars bestudeerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep is het overwegend eens met de conclusie van de verzekeringsarts. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft eiser meer beperkt geacht ten aanzien van het lopen en staan. Hierdoor heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de FML op deze twee punten aangepast en vermeld dat eiser maximaal 4 uur per dag kan lopen en staan.
De verzekeringsartsen hebben alle klachten van eiser en de informatie van de behandelaars betrokken in hun beoordeling. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De verzekeringsartsen hebben bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe hun beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoen.
Medische beoordeling
De verzekeringsarts heeft aangenomen dat eiser beperkingen ondervindt ten aanzien van de belastbaarheid van zijn knie. Hierbij heeft de verzekeringsarts de aanwezige brief van de orthopedische chirurg van 14 juli 2020 en testresultaten van het knie-onderzoek uit 26 november 2020 meegewogen. In de FML heeft de verzekeringsarts (onder andere) beperkingen opgenomen voor het lopen (4.18), klimmen (4.21), knielen, hurken (4.22), staan (5.3).
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het dossier opnieuw bestudeerd. Net als de verzekeringsarts heeft ook de verzekeringsarts bezwaar en beroep de brief van de orthopedische chirurg en de testuitslagen van het knie-onderzoek meegenomen in haar overwegingen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep merkt op dat uit de brief van de orthopedisch chirurg goed herstel van de knie blijkt. Wel merkt de verzekeringsarts bezwaar en beroep op dat de kniebelasting nog in een opbouwende fase bevindt. Hierdoor acht de verzekeringsarts bezwaar en beroep de door de verzekeringsarts aangenomen beperkingen nog te belastend. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft daarom op tweetal punten meer beperkingen aangenomen en de FML gewijzigd. Dit betreft de volgende punten: maximaal 4 uur per dag in totaal lopen tijdens werk (4.19) en maximaal 4 uur per dag staan tijdens werk (5.4). Voor de overige beperkingen is de verzekeringsarts bezwaar en beroep het eens met de verzekeringsarts. Zo overweegt de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat voor het aannemen van psychische beperkingen op datum in geding geen reden was. Ook wordt vastgesteld dat een verdergaande urenbeperking niet noodzakelijk is. De verzekeringsarts bezwaar en beroep overweegt hiervoor dat er geen sprake is van een aandoening die met gebrek aan energie gepaard gaat.
Eiser voert in beroep aan dat hij maximaal 5 kg kan duwen/trekken en tillen in plaats van de aangenomen 15 kg. Eiser kan maximaal een kwartier aaneengesloten lopen en maximaal vijf minuten staan. Hij is in zijn geheel niet in staat om te knielen of te hurken. Ter onderbouwing heeft de eiser informatie van zijn fysiotherapeut ingediend. Tevens voert eiser aan dat het Uwv ten onrechte geen beperkingen heeft aangenomen voor het lopen op een oneffen ondergrond.
Voor zover eiser in zijn beroepschrift verwijst naar dat wat hij in bezwaar heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat het aan eiser is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom hij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiser zal dus moeten aanvoeren waarom hij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft uitgelegd waarom er in de bezwaarprocedure geen reden aanwezig was om meer beperkingen aan te nemen. Zo heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep het rapport van de verzekeringsarts heroverwogen en alle bezwaarpunten besproken. Vervolgens is de verzekeringsarts bezwaar en beroep tot de conclusie gekomen dat er op een enkel punt meer beperkingen moeten worden aangenomen. De ingediende stukken in beroep van de fysiotherapeut hebben niet tot een andere conclusie geleid. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in haar rapport van 8 september 2021 gemotiveerd dat uit de informatie van de fysiotherapeut geen nieuwe gezichtspunten blijken. Zo geeft de fysiotherapeut aan dat eiser de knie bijna volledig kan buigen en dat met continuering van gerichte training krachtverlies zal verminderen. Ook de al aanwezige brief van de orthopeed beschrijft een goed herstel. Hierdoor concludeert de verzekeringsarts bezwaar en beroep nogmaals dat de aangenomen beperkingen ten aanzien van het duwen/trekken en tillen voldoende zijn. De rechtbank ziet geen aanleiding de verzekeringsarts bezwaar en beroep hierin niet te volgen.
Over de stelling van eiser dat hij niet op een oneffen ondergrond kan lopen en dat dit niet is meegenomen door het Uwv oordeelt de rechtbank als volgt. Met de verzekeringsarts bezwaar en beroep is de rechtbank van oordeel dat hier wel rekening mee is gehouden. Uit de toelichting bij item 4.18 van de FML volgt dat eiser “ongeveer een half uur achtereen kan lopen (ommetje), mits niet over sterk oneffen terrein”. Ook deze grond slaagt daarom niet.
De arbeidskundige beoordeling
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op grond van de FML functies (beroepen/werkzaamheden) gezocht die eiser met zijn medische beperkingen in theorie nog kan doen. Het gaat om:
- (532040) Administratief medewerker notaris, advocaat, rechtbank;
- (521010) Technisch werkvoorbereider, planner;
- (315120) Telefonist, Receptionist.
Naar aanleiding van de gewijzigde FML heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep de geduide functies heroverwogen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep is tot de conclusie gekomen dat eiser de geduide functies van de arbeidsdeskundige niet kan verrichten. Als reden heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep aangegeven dat het niet aantoonbaar is of eiser met deze functies zijn linkerbeen kan vertreden/strekken. Ook was het niet aantoonbaar dat eiser de Duitse taal voldoende beheerst.
Als gevolg hiervan heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep drie nieuwe functies aangeduid. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 10 juni 2021 voldoende uitgelegd waarom deze functies geen overschrijdingen opleveren van de belastbaarheid van eiser. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk.
De rechtbank vindt dan ook dat het Uwv voldoende duidelijk heeft onderbouwd, dat eiser in staat is de functies te vervullen.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiser op 16 december 2019 met deze functies 48,98% kan verdienen van het loon dat hij voorheen verdiende als operationeel medewerker, zodat eiser voor de overige 51,02% arbeidsongeschikt is.

Wat is de conclusie van de rechtbank?

Uwv heeft de WIA‑uitkering van eiser per 16 december 2019 daarom terecht bepaald op basis van een mate van arbeidsongeschiktheid van 51,02%.
Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, worden de door hem gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in samenwerking met mr. C. Deve, griffier op 24 februari 2022.
De uitspraak is verzonden op 24 februari 2022 en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.