Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 22 september 2021
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 9 december 2021.
2.De feiten
3.18. De partij die aanspraak maakt op een bijdrage in de kosten van levensonderhoud dient de behoefte aan een dergelijke bijdrage te onderbouwen. Om dit te kunnen doen dient inzicht te worden gegeven in de huwelijksgerelateerde behoefte. De vrouw heeft dit – naar het oordeel van de rechtbank – op geen enkel moment in de procedure gedaan. Zij heeft niet verzocht om toepassing van de Hofnorm en zij heeft ook niet aan de hand van bewijsstukken haar huwelijksgerelateerde behoefte in kaart gebracht. Het had op de weg van de vrouw gelegen om haar (aanvullende) behoefte – tegenover de gemotiveerde betwisting van de man – nader te onderbouwen en te concretiseren. Dit heeft zij nagelaten, ook nadat de man de jaarstukken, aangiften IB en jaaropgaven heeft overgelegd. De enkele stellingname van de vrouw dat zij behoefte heeft aan een bijdrage in haar kosten van levensonderhoud en dat zij er vanuit gaat dat een bijdrage van € 1.500 bruto per maand in overeenstemming is met haar behoefte is hiertoe onvoldoende. Om die reden zal het verzoek om partneralimentatie worden afgewezen en komt de rechtbank aan de beoordeling van de draagkracht van de man niet toe.
behoefte vrouw”het volgende overwogen:
Nu de vrouw wederom aanspraak maakt op een bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud dient zij haar behoefte aan een dergelijke bijdrage te onderbouwen. Om dit te kunnen doen dient inzicht te worden gegeven in de huwelijksgerelateerde behoefte. Dit heeft de vrouw naar het oordeel van de rechtbank niet gedaan. De enkele stellingname dat de vrouw haar behoefte niet kan onderbouwen middels de zogenoemde Hofnorm, acht de rechtbank onvoldoende aangezien de man verschillende jaarstukken heeft overgelegd van de huwelijkse periode. Verder heeft de vrouw ook niet aan de hand van bewijsstukken haar huwelijksgerelateerde behoefte in kaart gebracht. Zij heeft slechts een behoeftelijst ingediend zonder onderbouwende stukken en op een later moment rekeningafschriften (en een huurspecificatie en een zorgpolis) waaruit een deel van haar lasten zouden blijken. Echter, in de rekeningafschriften zijn de specifieke lasten waar de vrouw op doelt niet op enigerlei wijze inzichtelijk gemaakt. Het had op haar weg gelegen om haar (aanvullende) behoefte – tegenover de gemotiveerde betwisting van de man – nader te onderbouwen en te concretiseren, temeer nu er sprake is van een verzoek om de beschikking voorlopige voorzieningen van 21 december 2018 te wijzigen waarin haar verzoek om een bijdrage in haar levensonderhoud is afgewezen wegens gebrek aan onderbouwing.
Zij stelt aldus dat er sprake is van een tweetal wijzigingen van omstandigheden waarmee geen rekening is gehouden in de laatste voorlopige voorzieningenprocedure. Ten tijde van de wijzigingsprocedure voorlopige voorzieningen die heeft geleid tot de beschikking voorlopige voorzieningen van 22 mei 2019 beschikte de vrouw echter al over de jaarstukken 2015 tot en met 2017 van de eenmanszaak van de man. Uit de toelichting op de balans in deze jaarstukken waren de privéuitgaven te achterhalen.(…) De vrouw had derhalve in de vorige procedure haar behoefte reeds op basis van de Hofnorm kunnen onderbouwen. (...) De rechtbank concludeert dan ook dat er geen sprake was van een zodanige wijziging van omstandigheden noch van een in zodanige mate uitgaan van onjuiste of onvolledige gegevens dat de beschikking voorlopige voorzieningen van 22 mei 2019 niet in stand kan blijven (…).”
3.Het geschil
4.De beoordeling
De kern van de zaak
5.De beslissing
30 maart 2022voor het nemen van een akte door [eiser] over hetgeen is vermeld onder 4.10, waarna de wederpartij op de rol van 2 weken daarna een antwoordakte kan nemen,