In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 13 januari 2022 uitspraak gedaan in een belastingkwestie betreffende erfbelasting. De eiseres, die niet bij naam is genoemd, heeft beroep ingesteld tegen een aanslag erfbelasting die door de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Zwolle, aan [persoon A] was opgelegd. De aanslag bedroeg oorspronkelijk € 358.267, maar werd bij uitspraak op bezwaar van 18 februari 2020 verminderd tot € 342.118, met een bijbehorende vermindering van de belastingrente. Eiseres heeft op 24 maart 2020 beroep ingesteld, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat eiseres geen belanghebbende is in de zin van artikel 26a, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR). De rechtbank heeft vastgesteld dat alleen [persoon A], aan wie de aanslag was opgelegd, beroep kon instellen. Hierdoor werd het beroep van eiseres niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.