ECLI:NL:RBGEL:2022:1017

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 februari 2022
Publicatiedatum
25 februari 2022
Zaaknummer
C/05/375968 ES RK 20-419 en C/05/385593 / FA RK 21-1019
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en afwikkeling huwelijkse voorwaarden met betrekking tot minderjarige kinderen en partneralimentatie

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 21 februari 2022 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die in 2005 onder huwelijkse voorwaarden met elkaar zijn getrouwd. De rechtbank heeft vastgesteld dat er overeenstemming is bereikt over de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden, ondanks dat de vrouw zich op het standpunt stelde dat er geen volledige overeenstemming was. De rechtbank oordeelde dat de afspraken die in een e-mail van de man zijn vastgelegd, als een overeenkomst kunnen worden aangemerkt. De vrouw kan niet terugkomen op de gemaakte afspraken, ook al waren er nog details die uitgewerkt moesten worden in een convenant en ouderschapsplan. De rechtbank heeft het verzoek van de man tot nakoming van de gemaakte afspraken toegewezen en het beroep van de vrouw op dwaling afgewezen. Daarnaast heeft de rechtbank de echtscheiding uitgesproken en de zorgregeling voor de minderjarige kinderen vastgesteld. De kinderen zullen om de week bij de vrouw en de man verblijven, met een regeling voor vakanties en feestdagen. De rechtbank heeft ook bepaald dat de ouders elkaar op de hoogte moeten houden van belangrijke zaken met betrekking tot de kinderen. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Arnhem
Zaakgegevens: C/05/375968 / ES RK 20-419 (echtscheiding) en C/05/385593 / FA RK 21-1019 (afwikkeling huwelijkse voorwaarden)
Datum uitspraak: 21 februari 2022
beschikking echtscheiding met nevenvoorzieningen
in de zaak van
[naam vrouw], hierna de vrouw,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. P.J.G. van den Boom te Nijmegen,
tegen
[naam man], hierna de man,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. P.N.M. de Gier te Rotterdam.
1.1. Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift van de vrouw, ingekomen op 2 september 2020,
- het verweerschrift van de man met zelfstandige verzoeken, ingekomen op 19 januari 2021,
- het verweerschrift van de vrouw ten aanzien van de zelfstandige verzoeken met aanvullende verzoeken, ingekomen op 18 maart 2021,
- het F9-formulier van de vrouw van 16 juli 2021 met brief en productie 14,
- de mail van de man van 16 juli 2021 met gewijzigd verzoek en productie 7,
- het F9-formulier van de vrouw van 19 juli 2021 met bijlagen,
- het F9-formulier van de man van 26 november 2021 met akte aanvulling/wijziging verzoeken en productie 8-20,
- het F9-formulier van de vrouw van 29 november 2021 met productie 14 en 15.
1.2. De meervoudige kamer heeft de zaak behandeld tijdens de mondelinge behandeling van 7 december 2021. Daarbij zijn partijen en hun advocaten verschenen. Beide advocaten hebben pleitaantekeningen overgelegd. Tijdens de mondelinge behandeling is met partijen afgesproken dat zij uiterlijk 24 december 2021 de rechtbank berichten over de uitkomst van nadere onderhandelingen.
1.3. Mr. De Gier heeft de rechtbank op 24 december 2021 bericht dat partijen geen overeenstemming hebben bereikt.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op [datum] 2005 in de gemeente [gemeente] onder huwelijkse voorwaarden met elkaar getrouwd. Partijen hebben de Nederlandse nationaliteit.
2.2.
Zij hebben samen vier kinderen:
  • [kind 1], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
  • [kind 2], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
  • [kind 3], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
  • [kind 4], geboren op 3 [geboortedatum] in [geboorteplaats] .
Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
2.3.
Partijen hebben tijdens hun huwelijk de huwelijkse voorwaarden gewijzigd. In de voorwaarden van [datum] 2018 zijn zij (onder andere) het volgende overeengekomen:
Artikel 2 Algehele uitsluiting
De echtgenoten zijn met uitsluiting van elke huwelijksvermogensrechtelijke gemeenschap van goederen gehuwd.
Artikel 3 Aansprakelijkheid voor schulden
Ieder van de echtgenoten is uitsluitend aansprakelijk voor de schulden die door de betreffende echtgenoot zijn aangegaan, voor zover de wet daarop geen uitzondering maakt.
Artikel 5 Vergoedingen
De echtgenoten zijn, voor zover niet anders blijkt uit deze huwelijkse voorwaarden en zij niet anders overeenkomen, verplicht aan elkaar te vergoeden hetgeen aan het vermogen van de ene echtgenoot is onttrokken ten bate van de andere echtgenoot, naar de waarde op de dag van de onttrekking. Deze vergoeding is terstond opeisbaar, tenzij de redelijkheid en billijkheid zich hiertegen verzetten. Een vergoedingsrecht ontstaat niet, indien sprake is van de voldoening aan een natuurlijke verbintenis, indien een bedrag of waarde op grond van een overeenkomst aan de andere echtgenoot ter beschikking wordt gesteld of indien als gevolg van die onttrekking de waarde van een aan de andere echtgenoot toebehorend goed op grond van het bepaalde in deze huwelijkse voorwaarden geheel of gedeeltelijk verrekend moet worden.
Artikel 87 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek wordt uitdrukkelijk uitgesloten.
Artikel 7 Kosten huishouding
De kosten van de gemeenschappelijke huishouding in enig jaar worden voldaan uit de inkomens van de echtgenoten naar evenredigheid daarvan, voor zover deze inkomens ontoereikend zijn, worden deze kosten voldaan uit ieders vermogen naar evenredigheid daarvan.
Onder de kosten van de gemeenschappelijke hushouding worden onder meer begrepen de kosten van de verzorging en opvoeding van de kinderen van partijen alsmede de kosten van ontwikkeling en ontspanning van de gezinsleden. Onder deze kosten worden – behoudens de hierna in artikel 8 te noemen premies, kosten en koopsommen – mede verstaan premies voor gebruikelijke verzekeringen en de netto rentelasten van geldleningen aangegaan ten behoeve van de financiering van voor het gemeenschappelijke huishouden bestemde zaken zoals de echtelijke woning, de vakantiewoning, de inboedel en de gezinsauto(‘s) en het onderhoud daarvan.
Indien ter financiering van de door echtgenoten gezamenlijk te bewonen woning een geldlening is of wordt aangegaan met een aflosverplichting op basis van een annuïtair- dan wel lineair aflossingsschema, wordt die (maandelijkse) aflossing begrepen onder de kosten van de gemeenschappelijke huishouding.
Onder kosten van de gemeenschappelijke huishouding worden niet begrepen de inkomstenbelasting (met inbegrip van premieheffing volksverzekeringen).
Artikel 9 Inkomen
Onder “inkomen(s)” in deze huwelijkse voorwaarden wordt verstaan het besteedbaar inkomen na betaling van belastingen, premies sociale verzekeringen en de kosten die redelijkerwijs gemaakt moeten worden voor de verwerving van het inkomen.
In het geval een echtgenoot inkomen heeft in de vorm van winst uit onderneming of resultaat uit een werkzaamheid, dienen de echtgenoten naar normen die in het maatschappelijk verkeer als redelijk worden beschouwd, vast te stellen welk gedeelte van de winst of het resultaat voor onttrekking aan de onderneming of hetgeen als onderneming wordt aangemerkt in aanmerking komt en aldus inkomen is als hiervoor bedoeld. Voor zover een echtgenoot in overwegende mate bij machte is te bepalen dat de winst van een niet op zijn eigen naam uitgeoefende onderneming hem rechtstreeks of middellijk ten goede komt, wordt die onderneming aangemerkt als een door die echtgenoot uitgeoefende onderneming en wordt enkel het genoten box 1 inkomen uit zodanige onderneming tot zijn of haar inkomen gerekend.
(…)
Onder inkomen worden tevens begrepen de reguliere voordelen die worden verkregen uit vermogen, waaronder begrepen rente, huur- of pachtopbrengsten en voordelen uit effecten die ter belegging worden aangehouden en niet behoren tot een aanmerkelijk belang. Deze voordelen worden verminderd met:a. de redelijkerwijs daaraan toe te rekenen kosten;b. de belasting over de rendementsgrondslag (…).
Artikel 10 Geen verrekening van inkomen
De echtgenoten komen uitdrukkelijk overeen dat ergeen enkele (periodieke) verrekeningzal plaatsvinden, hoe ook, van (overgespaard) inkomen, de waarde(stijging) van aandelen in besloten vennootschappen of andere rechtspersonen waarin een echtgenoot gerechtigd is of overige vermogenswaarden anders dan de in artikel 13 e 14 in deze huwelijksvoorwaarden opgenomen finale verrekenbedingen.
Artikel 14 Afrekening bij einde van het huwelijk door echtscheiding of scheiding van tafel en bed
Indien het huwelijk tussen de echtgenoten wordt ontbonden door echtscheiding of scheiding van tafel en bed zal tussen de echtgenoten afgerekend worden alsof tussen hen de wettelijke gemeenschap van goederen heeft bestaan zoals die gold vóór [datum] tweeduizendachttien.
In deze afrekening zal niet worden betrokken:a. de goederen die door de echtgenoten krachtens erfrecht of gift zijn verkregen (…)
b. de waarde van een door een echtgenoot uitgeoefende onderneming, waaronder begrepen de waarde van aandelen/certificaten van een rechtspersoon waarvan een echtgenoot in overwegende mate bij machte is te bepalen dat de winst van een niet op zijn eigen naam uitgeoefende onderneming hem rechtstreeks of middellijk ten goede komt (…)
3. De afrekening geschiedt naar de toestand en de waarde in het economisch verkeer op de dag waarop het verzoek tot echtscheiding (…) werd ingediend.
4. in aanvulling op deze finale verrekening zijn partijen een verrekening overeengekomen van het ondernemingsvermogen. Deze verrekening vindt plaats volgens de volgende stappen:
I het ondernemingsvermogen zoals op bladzijde 3 en in artikel 14 onder 2b is gedefinieerd wordt gesteld op de waarde van het zichtbare eigen vermogen.
II de waarde van het ondernemingsvermogen wordt verrekend op basis van 50/50 met een maximale vordering op basis van artikel 14 van € 500.000. De maximale vordering is, in verband met het netto karakter van de verrekening, omgerekend en afgerond naar een nettobedrag van € 500.000.
III op deze vordering wordt vervolgens in mindering gebracht:
  • drie maal het netto loon dat door degene met de vordering wordt ontvangen in het jaar voorafgaand aan het jaar dat het verzoek tot echtscheiding (…) is ingesteld, als ook;
  • drie maal het netto resultaat van zijn of haar B.V. te verlagen met de aanmerkelijk belangclaim van 25% in het jaar voorafgaand aan het jaar dat het verzoek tot echtscheiding (…) is ingesteld. (…).

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De vrouw verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • de echtscheiding uit te spreken,
  • het niet-ondertekende ouderschapsplan aan de beschikking te hechten en te bepalen dat de daarin opgenomen zorgregeling, kinderalimentatie en informatieregeling zal gelden,
  • het huwelijksvermogensregime af te wikkelen conform haar voorstel.
3.2.
De man verzoekt (na wijziging):
  • eveneens de echtscheiding uit te spreken,
  • het verzoek ten aanzien van het ouderschapsplan toe te wijzen, na aanpassing van de vakantieregeling en aanvullende passages over de verdeling van de kosten van de kinderen,
  • primairde vrouw te veroordelen tot nakoming van de tussen partijen bereikte overeenstemming,
  • subsidiairde wijze van afwikkeling vast te stellen conform zijn voorstel,
  • indien het hierboven primair dan wel subsidiair verzochte niet wordt toegewezen te bepalen dat de vrouw met ingang van de datum van ontbinding van het huwelijk met € 45.000 per maand dient bij te dragen in de kosten van zijn levensonderhoud, bij vooruitbetaling te voldoen, voor zover zijn verzoek tot nakoming, dan wel zijn subsidiaire verzoek niet wordt toegewezen,
  • de vrouw te veroordelen in de werkelijke kosten van het geding, althans in de werkelijke kosten van rechtsbijstand die de man sedert [datum] 2021 heeft moeten maken en nog gaat maken, begroot op € 11.320 zulks binnen veertien dagen na betekening van de te geven beschikking, te vermeerderen met de wettelijke rente bij niet nakoming hiervan.
3.3.
De vrouw voert verweer en doet aanvullende en voorwaardelijke verzoeken in het kader van de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden. De man heeft vervolgens ter zitting verweer gevoerd tegen deze verzoeken van de vrouw.

4.De beoordeling

De echtscheiding
4.1.
Beide partijen verzoeken de echtscheiding uit te spreken, omdat hun huwelijk duurzaam is ontwricht. De rechtbank zal het verzoek als op de wet gegrond toewijzen.
De kinderen
4.2.
Op grond van artikel 815, lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv), dient een verzoekschrift tot echtscheiding een ouderschapsplan te bevatten ten aanzien van de minderjarige kinderen van partijen over wie zij al dan niet gezamenlijk het gezag uitoefenen. De rechtbank heeft de bevoegdheid een echtgenoot in het verzoek tot echtscheiding niet-ontvankelijk te verklaren, tenzij er redenen zijn om aan te nemen dat het ouderschapsplan redelijkerwijs niet kan worden overgelegd (artikel 815, lid 6 Rv). In dat geval kan de rechtbank ook op andere wijze hierin voorzien.
4.3.
Door partijen is geen gezamenlijk ouderschapsplan overgelegd, maar zij zijn het wel eens over de hoofdverblijfplaats van de kinderen, de zorgregeling, de verdeling van de kosten van de kinderen en de informatieregeling. De rechtbank zal partijen daarom, ondanks het ontbreken van een gezamenlijk ouderschapsplan, ontvangen in hun verzoek tot echtscheiding. De rechtbank wijst het verzoek van de vrouw om het niet-ondertekende ouderschapsplan aan de beschikking te hechten af. Het verzoek van de vrouw om de zorgregeling, de informatieregeling en de regeling over kosten van de kinderen op te nemen, zal de rechtbank wel toewijzen, door op deze punten afzonderlijke beslissingen te nemen.
-
de zorgregeling
4.4.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen verklaard dat er momenteel een week op, week af regeling geldt en dat deze regeling naar tevredenheid verloopt. Met betrekking tot de vakantieregeling hebben zij ter zitting afgesproken dat de vakanties bij helfte worden gedeeld. In de oneven jaren heeft de man de eerste keus met betrekking tot de vakanties in maart, de zomervakantie en de kerstvakantie. De vrouw heeft dan de eerste keus met betrekking tot de herfstvakantie en de meivakantie. In de even jaren heeft de andere ouder de eerste keus. De rechtbank zal deze zorgregeling vastleggen in het dictum van de beschikking.
-
de informatieregeling
4.5.
Partijen zijn het er over eens dat de ouders elkaar op de hoogte zullen stellen over gewichtige aangelegenheden over de persoon en het vermogen van hun kinderen en elkaar hierover raadplegen. Zij zullen iedere zes maanden of zoveel vaker als nodig met elkaar overleggen buiten aanwezigheid van de kinderen. De rechtbank zal deze afspraak als informatie- en consultatieregeling opnemen in het dictum.
-
de kosten van de kinderen
4.6.
Partijen hebben afgesproken dat zij ieder de eigen kosten van inwoning van de kinderen dragen wanneer zij bij hen zijn. Onder deze kosten vallen ook kleding, cadeautjes voor derden en vervoerskosten. De man draagt de kosten voor een reguliere school, boeken en andere benodigdheden, schoolkampen en -excursies. De vrouw draagt de kosten van contributie voor sportverenigingen, aanschaf en abonnement mobiele telefoon, niet vergoede tandarts en medische kosten. Partijen delen de kosten voor rijlessen en sportkampen bij helfte na voorafgaand overleg en toestemming van beide ouders. Een ouder die deze kosten voldoet zonder overleg en toestemming van de ander kan de betaalde kosten niet verhalen op de andere ouder, tenzij deze zich alsnog bereid verklaart de helft van die kosten te voldoen. Hetzelfde geldt voor de verblijfs- en verblijfsoverstijgende kosten
.
4.7.
De afspraak over de verdeling van de kosten van de kinderen, leent zich niet voor opname in het dictum van de beschikking, omdat het geen op de wet gebaseerde maandelijkse bijdrage van de ene ouder aan de andere ouder betreft. Het verzoek van de vrouw om de afspraak op te nemen in de beschikking wordt daarom afgewezen. Partijen zijn in hun onderlinge verhouding wel gebonden om deze afspraken over de verdeling van de kosten van de kinderen na te komen.
De partneralimentatie, de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden en de verdeling van de eenvoudige gemeenschappen
Hebben partijen reeds overeenstemming bereikt?
4.8.
De rechtbank moet, gezien het door de man ingenomen meest vergaande standpunt, eerst beoordelen of er al overeenstemming bestaat tussen partijen over de wijze van de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden, de verdeling van de eenvoudige gemeenschappen en de partneralimentatie. De man beroept zich daarbij met name op de volgende inhoud van de mail van [datum] 2021. De tekst uit die mail is als volgt:
“Geachte raadslieden,
Naar aanleiding van recente voorstellen over en weer hebben [naam vrouw] en ik, [naam man] , de volgende lijst opgesteld waarover we overeenstemming hebben bereikt. Deze zouden we graag in het convenant verwerkt zien. Ons verzoek aan u is dat te formaliseren. In het onderstaande voorstel worden voor het gemak afgeronde getallen gebruikt. Gelieve in de uiteindelijke berekening de exacte cijfers te gebruiken. De meeste daarvan zijn in de eerdere voorstellen al gepasseerd.
Onze afspraak betreft de volgende zaken:
  • Overwaarde huis: we zijn het eens over de voorgestelde berekening. De overwaarde van ruim € 600K wordt door ons beiden gedeeld. We krijgen allebei de helft.
  • De schuld aan [naam vrouw] Holding van ruim 771K wordt door ons beiden gedeeld. Mijn deel van ruim 385K betaal ik via een lening aan [naam vrouw] terug. Een deel daarvan zal ik zo mogelijk meteen voldoen. Voor het resterende deel zal ik financiering zoeken. De maximale looptijd is 6 jaar, maar [naam vrouw] vindt het goed als ik zonder boete eerder af kan lossen. De Holding berekent een marktconforme rente. Voorgesteld is 1,55%. Als de lening niet op korte termijn kan worden terugbetaald krijgt [naam vrouw] het recht van een tweede hypotheek.
[naam vrouw] merkt hierbij het volgende op: ‘Ik heb bij je aangegeven dat zowel het uitkeren van dividend over de helft van de schuld aan mijn Holding als een eventuele lening aan jou ervoor bedoeld zijn om jou met de kinderen in het huis te kunnen laten wonen. Ik heb daarom ook met je afgesproken dat zodra je de mogelijkheid hebt om de lening af te lossen of indien je gaat samenwonen (en dus meer inkomsten hebt) ik ervoor kan kiezen jou de lening niet meer te verstrekken. Eerder aflossen is alleen maar fijn, ik zou daar graag een marktconforme en (jaarlijks) variabele rente voor willen ontvangen.’
  • [naam vrouw] is akkoord dat ik na uitspreken van de scheiding 3 maanden de tijd krijg om dit financieel te regelen.
  • Totdat de lening is afgelost betaal ik maandelijks de rente over het nog openstaande bedrag. Op dit moment betreft dat bedrag nog 50% van de volledige schuld aan de Holding, dus ruim € 385K, maar dat zal na aflossing minder worden. Zie voor de renteberekening hieronder.
  • De beleggingsverzekering wordt opgeheven. De huidige waarde is ca 180K. We krijgen daarvan ieder de helft. Als de verzekering is opgeheven maak ik dat bedrag aan [naam vrouw] over.
  • De waarde van de Porsche wordt geschat op 30K. [naam vrouw] krijgt de helft daarvan dus 15K.
  • De waarde van de inboedel is niet helemaal duidelijk. [naam vrouw] meent dat deze 40K is of meer. Ik denk dat het lager is. We gaan vooralsnog uit van 40K. Dat is net iets hoger dan het gemiddelde van 35K zoals vastgesteld door het CBS. Ik heb een taxatie laten doen waarvan het rapport volgt. Eventueel vraagt [naam vrouw] nog om een tweede taxatie als ze er geen goed gevoel over heeft. Zij heeft van heel veel zaken (…) nog bonnetjes indien die nodig zijn. Als blijkt dat er uit de taxatie(s) een heel andere waarde dan 40K komt verrekenen wij dat.
  • Voor de compensatieregeling wordt de berekening van onze accountant [naam accountant] over 2019 aangehouden. De jaarrekeningen zijn eerder naar [naam accountant] verzonden. Ik verzeker dat er uit die berekening geen inkomsten zijn weggelaten of in mijn voordeel zijn opgesteld. [naam accountant] kan dat verklaren. Dat gaat om ca 370K.
  • De bedragen voor de Porsche en inboedel kunnen worden opgeteld bij [naam vrouw] deel van de overwaarde. Dit bedrag wordt verrekend met het bedrag van de compensatieregeling.
  • Omdat de beleggingsverzekering eruit valt en apart verrekend wordt, zal er vermoedelijk een klein bedrag voor mij overschieten, maar dat moet natuurlijk nog precies worden uitgerekend. Als er voor mij een kleine plus is, breng ik dat graag in mindering op de schuld aan de Holding. Mocht er toch een min zijn, dan komt dat juist bij de lening. We hoeven dan nu niets aan elkaar te betalen (ik wel de schuld aan [naam vrouw] + rente natuurlijk)
  • Ik deel het bedrag voor de kinderbijslag met [naam vrouw] . Dat gaat om grofweg 5000K per jaar, hoeveel precies moet ik nazoeken. Los van deze regeling maak ik dat binnenkort aan haar over.
  • De rente over de schuld aan de Holding bedraagt 4%. Gerekend vanaf [datum] 2020 t/m [datum] 2021 gaat het nu om 9 maanden. 4% van 771K is ongeveer 31K. We aanvaarden beiden de helft van de schuld en zijn overeengekomen dat ik ook de helft van de rente zal betalen dus 15,5K.
  • Ik zie af van alimentatie of aanspraak op de waarde van het bedrijf van [naam vrouw] .
  • De omgangsregeling is goed zoals hij nu is. Als ik weer een normaal inkomen heb, draag ik gelijkelijk bij aan de kosten van de kinderen.
  • Kinderen kunnen bij [naam vrouw] worden ingeschreven als ze dat wil. Ik meen dat onze dochter [kind 1] inmiddels zelf een inschrijving moet hebben omdat ze 18 is. Die kan zelf kiezen.
  • Vakanties hoeven niet allemaal gesplitst te worden. Wel is overleg over hoe en wat altijd prettig.
We kijken beiden uit naar een snelle afhandeling van deze zaken en hopen op uw medewerking daarin. In dat geval kan natuurlijk de voorgenomen zittingsdatum in juli vervallen. Hopend u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben.
Vriendelijke groeten, mede namens [naam vrouw] ,
[naam man] ”.
Standpunt man
4.9.
De man stelt dat partijen overeenstemming hebben bereikt conform de inhoud van de bovenstaande mail en dat zij hieraan gehouden zijn. In de mail van [datum] 2021 aan de advocaten van partijen (met de vrouw in de cc) benoemt de man de gemaakte afspraken tussen partijen met de opdracht aan hun advocaten om de gemaakte afspraken neer te leggen in een convenant en ouderschapsplan. De advocaten hebben vervolgens in een tweetal mails van [datum] 2021 een werkverdeling vastgesteld, in die zin dat de advocaat van de man het ouderschapsplan zal opstellen en de advocaat van de vrouw het convenant. Op [datum] 2021 mailt de advocaat van de vrouw dat zij op vakantie gaat en de advocaat van de man zijn reactie op het eerder ( [datum] 2021) toegestuurde concept convenant kan sturen aan een kantoorgenoot. Voordat de man het concept convenant heeft kunnen tekenen, mailt de vrouw op [datum] 2021 aan de man dat zij afziet van een schikking en meer vertrouwen in de rechtbank heeft. De man meent dat sprake is van een overeenkomst die de vrouw dient na te komen, omdat deze afspraken alle essentialia van een overeenkomst bevatten.
Standpunt vrouw
4.10.
De vrouw erkent ter zitting dat partijen eerder afspraken hebben gemaakt, waarvan de inhoud is zoals weergegeven in de mail van [datum] 2021. Zij geeft aan dat zij deze afspraken heeft gemaakt, omdat zij was geschrokken van de zelfstandige verzoeken van de man zoals neergelegd in zijn verweerschrift. Bovendien wilde zij rust voor de kinderen. Voordat het convenant getekend werd, kwam zij erachter dat de man niet eerlijk was geweest over zijn financiën. Bovendien kwam hij financiële afspraken niet na, bijvoorbeeld over de kosten van de kinderen en de betaling van andere gezamenlijke kosten. De vrouw kon daarom niet langer achter de gemaakte afspraken staan. Zij voelt zich door de man misleid en gemanipuleerd. De vrouw is van mening dat geen sprake is van een overeenkomst waaraan zij gehouden kan worden, omdat deze afspraken niet voldoen aan de essentialia van een overeenkomst. De mail van [datum] 2021 bevat slechts een begin van overeenstemming. Zo is er – onder meer – niets opgenomen over wie de hypotheekrente aan de [bank] voor zijn rekening neemt, met ingang van welke datum de man hypotheekrente aan [naam vrouw] Holding BV gaat betalen en over een beding van niet wijziging voor partneralimentatie. Deze details zijn wel uitgewerkt in het concept convenant, maar deze is door de man niet tijdig aanvaard, namelijk niet voordat de vrouw hem heeft bericht niet langer achter de overeenstemming te staan.
Het oordeel van de rechtbank
4.11.
De rechtbank is van oordeel dat partijen overeenstemming hebben bereikt, waarvan de inhoud is weergegeven in een e-mail van [datum] 2021 en dat de gemaakte afspraken aangemerkt kunnen worden als een overeenkomst waarvan nakoming kan worden gevraagd. De rechtbank zal uitleggen hoe zij tot dit oordeel komt.
4.12.
Een overeenkomst komt tot stand komt door een aanbod en de aanvaarding daarvan (artikel 6:217 van het Burgerlijk Wetboek, hierna: BW). Uit artikel 3:33 BW volgt dat voor het bestaan van een overeenkomst noodzakelijk is dat er een op een rechtsgevolg gerichte wil is, die zich door een verklaring heeft geopenbaard. De rechtbank is van oordeel dat uit de overgelegde (email-)correspondentie tussen partijen en hun advocaten en de verklaring van de vrouw ter zitting afgeleid kan worden dat er sprake was van wilsovereenstemming tussen partijen. Allereerst heeft de vrouw ter zitting verklaard dat dat ook het geval was. De mail van de man van [datum] 2021 is verder aan de advocaten gestuurd met de vrouw in de cc. De vrouw heeft niet op de mail gereageerd; zij heeft ter zitting wel verklaard dat zij de mail heeft gehad en gelezen. De advocaat van de man heeft vervolgens in zijn e-mail bericht van [datum] 2021 aan de advocaat van de vrouw geschreven:
“Onder verwijzing naar het e-mail bericht van client aan u en mij d.d. [datum] 2021 (toevoeging rb; [datum] ) kunnen we concluderen dat partijen tot overeenstemming zijn gekomen. Deze overeenstemming dient te worden vastgelegd in een echtscheidingsconvenant en in een ouderschapsplan. Ik stel voor dat ieder van ons één van de overeenkomsten opstelt. Als dat voor u akkoord is, hoor ik graag naar welk stuk uw voorkeur uitgaat.”
De advocaat heeft enkele uren later op deze mail slechts gereageerd met het antwoord:
“Ik stel voor dat ik het convenant opstel en dat u het ouderschapsplan aanpast.”
De advocaten zijn vervolgens aan de slag gegaan om op basis van de genoemde afspraken een convenant en ouderschapsplan op te stellen. Deze stukken zijn door de advocaten ook uitgewisseld op [datum] 2021 en [datum] 2021, zonder inhoudelijke toelichting of vermelding van openstaande vraagpunten en ook zonder enig voorbehoud in de zin dat pas bij ondertekening daadwerkelijk een overeenkomst zou ontstaan. De rechtbank constateert dat de inhoud van het toegezonden convenant aansluit bij de afspraken uit de mail. Partijen hebben bij F4-formulier van [datum] 2021 van de man, met akkoord van de wederpartij, de rechtbank verzocht om de eerder geplande mondelinge behandeling van 17 juli 2021 te laten vervallen, omdat partijen overeenstemming hadden bereikt en bezig waren met het vastleggen van de overeenstemming in een convenant en ouderschapsplan. Ook uit het hiervoor beschreven handelen van de beide advocaten, en de gebruikte bewoordingen, leidt de rechtbank af dat partijen overeenstemming hebben bereikt. Pas op [datum] 2021 schrijft de vrouw aan de man:
“Gezien het feit dat wederom blijkt dat je je aan geen enkele afspraken houdt zie ik af van een schikking. Ik heb wel vertrouwen in de rechtbank, maar geen enkele vertrouwen meer in jouw woorden.”
De advocaat van de vrouw schrijft vervolgens op [datum] 2021 aan de advocaat van de man dat de vrouw er toch voor kiest om de rechtbank een beslissing te laten nemen over de afwikkeling van de gevolgen van de echtscheiding, waarbij ook het concept convenant wordt ingetrokken. Ook uit deze e-mail berichten leidt de rechtbank af dat wel degelijk sprake was van een overeenstemming (“schikking”), maar dat de vrouw zich kennelijk “toch” bedacht heeft.
4.13.
De rechtbank is dus van oordeel, anders dan de vrouw, dat de afspraken kunnen worden aangemerkt als een overeenkomst en niet slechts gezien moeten worden als fase van onderhandelingen. Partijen hebben afspraken gemaakt over de essentialia, dat wil zeggen over alle relevante geschilpunten van de afwikkeling van hun huwelijkse voorwaarden/de vermogensrechtelijke gevolgen van de beëindiging van het huwelijk. Over alle te verrekenen en te verdelen vermogensbestanddelen en over de schulden hebben partijen afspraken gemaakt, zowel over de waarde als over afspraken ter verdere afwikkeling. Ook over de partneralimentatie is een afspraak gemaakt. Een bevestiging hiervan is ook te vinden in het feit dat de advocaten op de mail van de man reageren door een werkverdeling te maken en geen inhoudelijke vragen (meer) aan partijen hebben voordat zij hiermee aan de slag kunnen. Ook bij de uitwisseling van het ouderschapsplan en het convenant is niet gebleken van (essentiële) openstaande punten. Dat de afspraken nog vastgelegd moesten worden in een convenant en ouderschapsplan, betreft naar het oordeel van de rechtbank slechts het opvullen van lacunes en het uitwerken van details in formele documenten die partijen zouden moeten ondertekenen. De openstaande punten waarop de vrouw heeft gewezen raken niet de kern van overeenkomst, maar zijn te kwalificeren als ondergeschikte punten.
De vrouw stelt nog dat uit haar mail van [datum] 2021 kan worden afgeleid dat er nog geen volledige overeenstemming is. De tekst van deze mail luidt:
“dat er nog veel details zijn die uitgewerkt moeten worden en daar zal óók overeenstemming over moeten worden bereikt. Het venijn zit ‘m vaak in de staart, dus ik geef je maar mee dat ik de procedure wel zal voortzetten totdat we over alles, ook de details die nu niet zo duidelijk aan de orde zijn gekomen, overeenstemming kunnen bereiken.”
Deze mail is echter van [datum] 2021. Dat is een ruime tijd voor de afspraken zoals neergelegd in de mail van [datum] 2021. De rechtbank ziet in deze mail van de vrouw juist een bevestiging dat er over de belangrijkste onderwerpen overeenstemming was bereikt, omdat ook op verzoek van de vrouw de eerder geplande mondelinge behandeling op 22 juli 2021 geen doorgang heeft gevonden. De rechtbank gaat dan ook voorbij aan dit argument van de vrouw.
4.14.
De rechtbank gaat ook niet mee in het standpunt van de vrouw dat zij enkel instemde met de afspraken uit de mail, omdat zij zich onder druk gezet voelde door de zelfstandige verzoeken in het verweerschrift van de man. Dat stuk is opgesteld in [datum] 2021, dus geruime tijd voor partijen samen afspraken hebben gemaakt. Bovendien is het een lastig te volgen standpunt omdat de man met de gemaakte afspraken vrijwel al zijn verzoeken heeft prijsgegeven, waaronder bijvoorbeeld zijn verzoek om een fors alimentatiebedrag van de vrouw. De rechtbank neemt bij dit alles nog in aanmerking dat beide partijen hoogopgeleide mensen zijn en dat zij langdurig zijn bijgestaan en zijn geadviseerd door hun advocaten.
-
Het beroep op dwaling slaagt niet
4.15.
De rechtbank is dus van oordeel dat partijen overeenstemming hebben bereikt. Het stond de vrouw niet meer vrij om haar aanbod in te trekken. De vrouw beroept zich nog op dwaling, omdat de man onjuiste informatie over zijn financiële positie zou hebben verstrekt en omdat de man de afspraken niet nakwam.
4.16.
Een overeenkomst die tot stand is gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten, is op grond van artikel 6:228 BW vernietigbaar:
indien de dwaling te wijten is aan een inlichting van de wederpartij, tenzij deze mocht aannemen dat de overeenkomst ook zonder deze inlichting zou worden gesloten;
indien de wederpartij in verband met hetgeen zij omtrent de dwaling wist of behoorde te weten, de dwalende had behoren in te lichten;
indien de wederpartij bij het sluiten van de overeenkomst van dezelfde onjuiste veronderstelling als de dwalende is uitgegaan, tenzij zij ook bij een juiste voorstelling van zaken niet had behoeven te begrijpen dat de dwalende daardoor van het sluiten van de overeenkomst zou worden afgehouden.
4.17.
De rechtbank stelt allereerst vast dat het niet nakomen van afspraken geen dwalingsgrond is. Nakoming van de afspraken noch ontbinding van de overeenkomst wegens wanprestatie is gevraagd, zodat de rechtbank aan dit standpunt van de vrouw voorbij gaat.
De vrouw stelt verder dat zij met de overeenkomst heeft ingestemd, omdat zij het belangrijk vond dat de kinderen in de woning konden blijven wonen bij de man. De man heeft het doen voorkomen dat het voor het overnemen van de woning, mede gezien zijn inkomenspositie, noodzakelijk was dat zij de schuld aan [naam vrouw] Holding B.V. mede zou dragen. Later is de vrouw gebleken, zo stelt zij, dat de man een veel betere financiële positie had dan hij deed voorkomen en dat hij het gebaar van de vrouw (de rechtbank begrijpt het mede dragen van de schuld van [naam vrouw] Holding) helemaal niet nodig had. De man heeft dat gemotiveerd betwist, onder verwijzing naar de ingebrachte stukken over zijn financiële positie. In dat licht bezien had van de vrouw mogen worden verwacht dat zij duidelijk had gemaakt welke financiële informatie haar bekend was ten tijde van het sluiten van de overeenkomst en welke informatie dan achteraf bezien niet juist bleek te zijn. Het enkele feit dat de man nog een bedrag van € 110.216 uitgekeerd heeft gekregen is onvoldoende om dwaling te kunnen aannemen. De man is daarover namelijk pas bericht op [datum] 2021, dus ruimschoots na de bereikte overeenstemming. Bovendien heeft de man verklaard dat hij nog altijd alleen mét de overeenkomst in staat zal zijn om de woning over te nemen. Hij heeft een startende onderneming en zijn mogelijkheden voor financiering zijn – mede ook vanwege zijn leeftijd – daarom beperkt.
4.18.
De conclusie is dat het beroep op dwaling wordt gepasseerd.
Concluderend
4.19.
De rechtbank wijst het verzoek van de man toe en zal de vrouw veroordelen tot nakoming van de gemaakte afspraken zoals neergelegd in de mail van de man van [datum] 2021.
Partneralimentatie
4.20.
De man heeft zijn verzoek om partneralimentatie als voorwaardelijk verzoek geformuleerd. Primair verzoekt hij namelijk om nakoming van de afspraken in de mail van [datum] 2021. Dat verzoek wijst de rechtbank toe. In die afspraken ziet de man af van partneralimentatie. Dat betekent dat de rechtbank geen beslissing hoeft te nemen over een door de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van het levensonderhoud van de man.
De verzoeken over de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden
4.21.
De rechtbank veroordeelt de vrouw om de afspraken uit de mail van [datum] 2021 na te komen. Deze afspraken zien ook op de echtelijke woning aan de [adres] te [woonplaats] en de daaraan verbonden leningen, de aandelen van [naam vrouw] Holding B.V., de lijfrentepolis, de inboedel en de Porsche. Dat betekent dat de rechtbank deze verzoeken in het kader van de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden afwijst.
Proceskosten
4.22.
De man verzoekt de vrouw te veroordelen tot vergoeding van de door hem gemaakte kosten voor rechtsbijstand sinds het moment van het bereiken van overeenstemming, te weten vanaf [datum] 2021. De man begroot zijn kosten op € 11.320. De vrouw voert verweer. Zij stelt dat zij goede redenen had om door te procederen, een proceskostenveroordeling ongebruikelijk is in scheidingszaken en de man zijn kosten niet onderbouwd heeft.
4.23.
De rechtbank wijst het verzoek tot een proceskostenveroordeling af en zal bepalen dat ieder zijn of haar eigen proceskosten draagt. Het uitgangspunt in familierechtelijke zaken is dat proceskosten gecompenseerd worden. Ook in deze zaak acht de rechtbank dat passend. Partijen hebben lange tijd geprobeerd om er samen uit te komen zonder dat een inhoudelijke beoordeling van de rechtbank nodig was. Uiteindelijk is dat niet gelukt, maar de rechtbank acht het onredelijk om de gevolgen daarvan volledig bij de vrouw te leggen door haar te veroordelen in de proceskosten van de man.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen getrouwd op [gemeente] 2005 in de gemeente [gemeente] ;
5.2.
stelt de volgende verdeling van de zorg- en opvoedtaken vast:
  • de minderjarige kinderen van partijen verblijven de ene week bij de vrouw en de andere week bij de man,
  • de vakanties en feestdagen worden in onderling overleg gedeeld. In de oneven jaren heeft de man de eerste keus met betrekking tot de vakanties in maart, de zomervakantie en de kerstvakantie. De vrouw heeft dan de eerste keus met betrekking tot de herfstvakantie en de meivakantie. In de even jaren heeft de andere ouder de eerste keus;
5.3.
bepaalt als informatie- en consultatieregeling dat de ouders elkaar op de hoogte zullen stellen over gewichtige aangelegenheden over de persoon en het vermogen van hun kinderen en elkaar hierover raadplegen. Zij zullen iedere zes maanden of zoveel vaker als nodig met elkaar overleggen buiten aanwezigheid van de kinderen;
5.4.
veroordeelt de vrouw tot nakoming van de afspraken zoals weergegeven in de mail van de man van [datum] 2021;
5.5.
verklaart onderdeel 5.2, 5.3 en 5.4. uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten betaalt;
5.7.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.E.H. Bovy, (kinder)rechter tevens voorzitter, mr. M. van der Linde, rechter, en mr. T. Hermans, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Cox-Weber als griffier en in het openbaar uitgesproken op 21 februari 2022.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.