ECLI:NL:RBGEL:2022:1007

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 februari 2022
Publicatiedatum
25 februari 2022
Zaaknummer
05/031144-21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met gebruik van geweld en dreiging met gas

Op 22 februari 2022 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een man uit Bennekom, die werd beschuldigd van poging tot doodslag. De verdachte heeft op 1 februari 2021, tijdens een ruzie met zijn vriendin, meerdere gewelddadige handelingen verricht. Hij sloeg haar met een pan op het hoofd, wurgte haar met een sjaal en draaide de gaspitten van het fornuis open, waardoor er gas in de keuken kwam. De politie kwam op tijd ter plaatse en kon erger voorkomen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet met voorbedachte rade handelde, maar wel opzettelijk de dood van zijn vriendin op het spel zette. De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van zes jaar, met aftrek van voorarrest, en legde een vrijheidsbeperkende maatregel op voor vijf jaar, waarbij hij zich niet in de nabijheid van het slachtoffer mocht bevinden. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan het slachtoffer voor materiële schade.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/031144-21
Datum uitspraak : 22 februari 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1945 in [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. Almelo in Almelo.
Raadsman: mr. J.G. Roethof, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 18 mei 2021, 6 juli 2021, 17 september 2021, 9 december 2021 en 8 februari 2022.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 1 februari 2021 te Bennekom, gemeente Ede ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade
van het leven te beroven (in de woning gelegen aan de [adres] )
- de deuren en/of de ramen van de keuken, waarin hij, verdachte, en die [slachtoffer] zich
op dat moment bevonden, heeft dichtgedaan, en/of
- ( vervolgens) twee, althans een of meer, gaspit(ten) in die keuken heeft
opengedraaid en/of (aldus) gas die keuken in heeft laten stromen, en/of
- ( vervolgens) een of meermalen met een pan op het hoofd van die [slachtoffer] heeft
geslagen, en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] op de grond heeft gedrukt en/of op de borst/het lichaam
van die [slachtoffer] is gaan zitten/knielen, en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] heeft gewurgd en/of heeft verstikt door een sjaal (strak) om
de keel/hals van die [slachtoffer] te wikkelen en/of de uiteinden van die sjaal (hard) aan te
trekken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 februari 2021 te Bennekom, gemeente Ede ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven
(in de woning gelegen aan de [adres] )
- de deuren en/of de ramen van de keuken, waarin hij, verdachte, en die [slachtoffer] zich
op dat moment bevonden, heeft dichtgedaan, en/of
- ( vervolgens) twee, althans een of meer, gaspit(ten) in die keuken heeft
opengedraaid en/of (aldus) gas die keuken in heeft laten stromen, en/of
- ( vervolgens) een of meermalen met een pan op het hoofd van die [slachtoffer] heeft
geslagen, en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] op de grond heeft gedrukt en/of op de borst/het lichaam
van die [slachtoffer] is gaan zitten/knielen, en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] heeft gewurgd en/of heeft verstikt door een sjaal (strak) om
de keel/hals van die [slachtoffer] te wikkelen en/of de uiteinden van die sjaal (hard) aan te
trekken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat het primair ten laste gelegde feit niet kan worden bewezen. Het dossier bevat geen enkele aanleiding of bewijsmiddel om aan te nemen dat verdachte een vooropgezet plan heeft gehad. Uit niets blijkt dat verdachte eerder heeft geuit dat hij aangeefster van het leven zou willen beroven. In het dossier zijn contra-indicaties voor de voorbedachte rade aanwezig. Er was sprake van een hevige drift die zowel verdachte als aangeefster [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) omschrijven. De tijdspanne tussen de melding en het arriveren van de politie was niet lang. Er was ook geen mogelijkheid voor verdachte voor beraad vooraf. Verdachte was niet op eerder moment op de hoogte van de wens van [slachtoffer] om te latten. Dit leidt de verdediging af uit alle plannen die verdachte en [slachtoffer] met elkaar maakten. Dit leidt tot de conclusie dat niet tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit kan worden gekomen. De raadsman refereert zich aan de oordeel van de rechtbank ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde feit, hoewel de stelling blijft dat verdachte niet meer weet wat er is gebeurd.
Beoordeling door de rechtbank
Op 1 februari 2021 kregen verbalisanten [slachtoffer] en [verbalisant 1] rond 19:15 uur een melding van huiselijk geweld. Ze zijn naar de woning gelegen aan de [adres] te Bennekom gegaan. Bij het betreden van de keuken zagen zij verdachte geknield bovenop [slachtoffer] zitten. Zij lag roerloos op haar rug op de grond. Verdachte had zijn beide handen ter hoogte van de hals van [slachtoffer] . Om de hals van [slachtoffer] zat kruislings een wit koord. Verdachte zat voorover gebukt en geknield op het [slachtoffer] ter hoogte van haar borst en trok aan de beiden uiteinden van dit witte koord. De schouders van verdachte waren naar elkaar toegetrokken en hij trok met kracht aan het koord om [slachtoffer] te wurgen. [2] [slachtoffer] had een asgrauwe kleur. De verbalisant had de overtuiging dat zij overleden was. [slachtoffer] reageerde niet op aanroepen van verbalisant [verbalisant 1] . Enkele seconden daarna maakte [slachtoffer] geluid dat de verbalisant omschreef als een moeilijk, zware, luidruchtige, onregelmatige en gaapachtige manier van ademhalen. [3] De verpleger van de ambulance heef verteld dat [slachtoffer] zou zijn overleden als de verwurging een halve minuut langer had geduurd. [4]
Op de drempel waar het hoofd van [slachtoffer] lag zat een ronde rode vlek lijkend op bloed. De gaspitten van het gasfornuis waren opengedraaid en brandden niet. [5]
Tijdens de rit naar het ziekenhuis heeft verdachte tegen de ambulanceverpleegkundige gezegd: "Ik heb vier wijntjes op en we kregen ruzie. Ik heb met haar gevochten, gewoon gewoon gevochten, dat is wat er is gebeurd." [6]
[slachtoffer] heeft verklaard dat er al enige weken spanning was tussen haar en verdachte en dat alles is gebeurd in een opwelling. [7] Op 1 februari 2021 ’s avonds heeft zij in de keuken van haar woning haar twijfels uitgesproken over de relatie en heeft zij aangegeven dat zij wilde latten en dat als hij dat niet wilde, de relatie over was. Verdachte reageerde hierop met: “Dan gaan we samen, dan hoeft het voor mij niet meer”. [8] Verdachte kwam in de keuken en deed de keukendeur dicht. Vervolgens heeft verdachte de achterdeur en de deur van de bijkeuken dicht gedaan. Verdachte draaide het gas van het gasfornuis open. [slachtoffer] draaide het gasfornuis weer uit en verdachte draaide dit weer aan. Verdachte heeft [slachtoffer] drie tot vier keer met de pan op haar hoofd geslagen. Verdachte duwde [slachtoffer] naar de grond en is er een gevecht ontstaan. [slachtoffer] heeft verklaard dat het echt een gevecht op leven en dood was. [slachtoffer] lag met haar hoofd op de drempel en verdachte zat bovenop haar. [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte de witte sjaal pakte en om haar nek deed en dat zij voelde dat verdachte de sjaal meerdere keren aantrok. Ze heeft om hulp geroepen totdat ze out ging. [9]
Verbalisant [verbalisant 2] heeft geconstateerd dat er twee pitten van het gasfornuis open stonden. Hij hoorde gesis en kon twee gaspitten dichtdraaien. [10]
Getuige [getuige] , buurvrouw van [slachtoffer] , heeft verklaard dat zij omstreeks 19:00 uur hevig gebonk afkomstig van de buren heeft gehoord. Zij heeft verklaard dat zij de buren naar elkaar hoorde schreeuwen en schelden. De getuige heeft verklaard dat zij vervolgens voor de woning van de buren is gaan staan om te kijken of ze iets kon zien of horen. Nadat ze binnen was hoorde zij weer gestommel bij de buren gevolgd door een intens harde schreeuw van de buurvrouw. De getuige heeft verklaard dat zij “au” en “help” hoorde. [11]
Verdachte heeft op 26 maart 2021 aan de verbalisanten verklaard dat [slachtoffer] de relatie wilde beëindigen en dat hij na de woorden van [slachtoffer] was geflipt. [12]
Uit de letselverklaring van 2 april 2021 opgesteld door mr. drs. [naam 1] , Forensisch arts, volgt dat bij [slachtoffer] letsels op het hoofd (rechterzijde voorhoofd, linker wang, ogen, mond) zichtbaar zijn die zeer aannemelijk ontstaan zijn door een zwaar mechanisch uitwendige kracht. Het slaan met een pan kan hier goed bij passen. Er zijn letsels op de beide armen en handen zichtbaar waarvan het zeer aannemelijk is dat deze ontstaan zijn door een zwaar mechanisch uitwendige kracht. Het slaan met een pan kan hier goed bij passen. Zeer wel mogelijk is dat deze letsels zijn ontstaan tijdens een soort afweerreactie waarbij betrokkene getracht heeft met haar armen en handen haar hoofd te beschermen. Er zijn letsels in de halsregio zichtbaar waarvan het zeer aannemelijk is dat deze zijn ontstaan door een schurende en drukkende uitwendige mechanische kracht. Het stranguleren met een voorwerp als een sjaal kan hier zeker goed bij passen.
Voorts kunnen ten gevolge van het stranguleren van de hals vaten beschadigd worden (dissectie arteria carotis of arteria vertebralis). Hierdoor kunnen er bloedstolsels ontstaan of stukjes binnenbekleding van deze vaten losschieten en vastlopen in de hersenvaten. Hierop volgt dan een acute afsluiting van de hersenvaten wat leidt tot een Cerebrovasculair Accident (CVA) met afsterving van achterliggend hersenweefsel met als mogelijke gevolgen onder meer:
verlammingsverschijnselen, spraak-slikstoornissen, epilepsie en cognitieve stoornissen. De afsluiting van de hersenvaten kan ook zo massaal zijn dat dit niet meer met het leven verenigbaar is en betrokkene komt te overlijden. Het toebrengen van een zwaar mechanisch uitwendige kracht op het hoofd kan leiden tot bloedingen in het hoofd (intracranieel). Hierbij ontstaat dan ook een CVA waarbij bloedophoping hersenweefsel doet verplaatsen, dichtdrukken en doet afsterven. Daarnaast kunnen er bloedingen rondom het hersenvlies ontstaan (subduraal, epiduraal, subarachnoïdaal). Afhankelijk van de hoeveelheid bloed kan hierbij ook verplaatsing, dichtdrukken en afsterving van hersenweefsel ontstaan. Dit met dezelfde gevolgen als het doormaken van een CVA. Uiteindelijk kan verplaatsing van het hersenweefsel ook leiden tot een inklemming van hersenweefsel en hersenzenuwen in het achterhoofdsgat. Dit leidt vervolgens tot een acuut overlijden.
Tot slot heeft de forensisch arts verklaard dat ten gevolge van een doorgemaakte hersenschudding blijvende schade kan worden verwacht in de vorm van cognitieve klachten zoals geheugenstoornissen, vergeetachtigheid, concentratiestoornissen, woordvindingstoornissen, vertraagde informatieverwerking en denken, overprikkeling van geluid of licht en vermoeidheid. Deze symptomen worden gebracht onder de diagnose “niet aangeboren hersenletsel” en kunnen levenslang in wisselende mate klachten geven. [13]
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat verdachte op 1 februari 2021 in de woning aan de [adres] in Bennekom:
  • de deuren en de ramen van de keuken, waarin hij en [slachtoffer] zich bevonden, heeft dichtgedaan, twee gaspitten heeft opengedraaid en aldus gas die keuken in heeft laten stromen;
  • vervolgens meermalen met een pan op het hoofd van [slachtoffer] heeft geslagen, haar op de grond heeft gedrukt en op haar borst is gaan zitten met zijn knieën en [slachtoffer] heeft gewurgd door een sjaal strak om haar hals te wikkelen en de uiteinden daarvan hard aan te trekken.
Daarnaast stelt de rechtbank op grond van de bevindingen van de forensisch arts vast dat de fysieke handelingen van verdachte op en aan het lichaam van [slachtoffer] (het slaan met de pan en het aanleggen van de verwurging) potentieel dodelijk waren.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de fysieke, potentieel dodelijke handelingen van verdachte, bezien in combinatie met de door verdachte gedane uitlating tegen [slachtoffer] “Dan gaan we samen, dan hoeft het voor mij niet meer”, dat verdachte erop uit was om [slachtoffer] om het leven te brengen en dat hij aldus opzet had op de dood van [slachtoffer] . Immers, op het moment dat verbalisanten binnenkwamen en verdachte [slachtoffer] met een sjaal in die krachtige verwurging hield, had [slachtoffer] het bewustzijn al verloren en had zij al geen ademhaling meer althans had zij nog slechts een sterk verminderde ademhaling. Naar het oordeel van de rechtbank kan daarom worden vastgesteld dat, indien de politie niet was binnengekomen, de verwurging onvermijdelijk tot de dood van [slachtoffer] had geleid. Het is de politie geweest die aan deze potentieel dodelijke verwurging net op tijd een einde heeft gemaakt door verdachte van [slachtoffer] af te trekken.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden vastgesteld dat verdachte heeft gehandeld met voorbedachte raad. Uit niets blijkt dat verdachte een vooropgezet plan had om [slachtoffer] van het leven te beroven. Alles wijst er veeleer op dat verdachte heeft gehandeld in een hevige gemoedsopwelling nadat [slachtoffer] hem te kennen had gegeven om de relatie te willen beëindigen althans om deze op een andere manier voort te zetten. De geweldshandelingen hebben elkaar ook in een kort tijdsbestek opgevolgd.
De conclusie is dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de subsidiair ten laste gelegde poging tot doodslag. Verdachte zal worden vrijgesproken van een poging tot moord.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde feit heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks1 februari 2021 te Bennekom, gemeente Ede ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven
(in de woning gelegen aan de [adres] )
- de deuren
en/of de ramenvan de keuken, waarin hij, verdachte, en die [slachtoffer] zich
op dat moment bevonden, heeft dichtgedaan, en
/of
- ( vervolgens) twee,
althans een of meer, gaspit
(ten
)in die keuken heeft
opengedraaid en
/of(aldus) gas die keuken in heeft laten stromen, en
/of
- ( vervolgens)
een ofmeermalen met een pan op het hoofd van die [slachtoffer] heeft
geslagen, en
/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] op de grond heeft gedrukt en
/ofop
de borst/het lichaam
van die [slachtoffer] is gaan
zitten/knielen, en
/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] heeft gewurgd
en/of heeft verstiktdoor een sjaal
(strak
)om
de keel/hals van die [slachtoffer] te wikkelen en
/ofde uiteinden van die sjaal
(hard
)aan te
trekken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 subsidiair:
poging tot doodslag

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zeven jaar met aftrek van het voorarrest. Daarnaast verzoekt de officier van justitie om op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht een vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen voor de duur van vijf jaar, inhoudende dat verdachte:
- op geen enkele wijze contact opneemt met [slachtoffer] ;
- zich niet in een straal van 5 kilometer van het woonadres van [slachtoffer] begeeft,
met vervangende hechtenis van een week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een totale duur van ten hoogste zes maanden. Tot slot verzoekt de officier van justitie te bevelen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit een straf op te leggen die recht doet aan de verhoudingen. Verdachte en [slachtoffer] hadden een affectieve en intieme relatie. Daarnaast is verdachte op leeftijd en de gedachte dat verdachte zijn nadagen dient te slijten in detentie steekt de verdediging en de familie van verdachte. Voor het geval verdachte een strafbare dader is, dient een straf te volgen, maar wel een met oog voor de toekomst. De verdediging verzoekt om in het voordeel van verdachte een gevangenisstraf op te leggen van niet meer dan 2 jaar.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard en met de omstandigheden waaronder dit is begaan. Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
  • het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd op 16 december 2021;
  • reclasseringsrapport van 8 juni 2021;
  • NIFP-rapport van 14 juni 2021;
  • PJ psychiatrisch rapport van 12 augustus 2021;
  • PJ-rapportage van 26 januari 2022;
  • Reclasseringsadvies van 27 januari 2022.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door zijn vriendin tijdens een ruzie met een pan op haar hoofd te slaan en haar vervolgens te verwurgen met een sjaal. Verdachte heeft een sjaal om de nek van [slachtoffer] gedraaid en met kracht aan de uiteinden getrokken zodat haar ademen werd belemmerd. Dit alles moet een zeer traumatiserende ervaring voor [slachtoffer] zijn geweest. In haar verklaring heeft [slachtoffer] aangegeven dat het een gevecht op leven en dood was. [slachtoffer] heeft bewust moeten ervaren hoe het is om door geweld om het leven te worden gebracht omdat zij als gevolg van de verwurging het bewustzijn al had verloren. Dat [slachtoffer] het heeft overleefd is enkel te danken aan het attente optreden van haar buren door de politie te bellen en door het daarop volgende kordate optreden van de politie. Door zo te handelen heeft verdachte geen enkel respect getoond voor het leven van [slachtoffer] en haar lichamelijke integriteit. Uit haar slachtofferverklaring blijkt ook wat voor enorme impact dit alles op haar en op haar familie heeft gehad. De rechtbank weegt dit dan ook mee bij de bepaling van de strafmaat.
Persoon van verdachte
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Uit het psychiatrisch rapport van 12 augustus 2021 opgesteld door psychiater [naam 2] volgt dat ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde een psychische stoornis, verstandelijke handicap en/of psychogeriatrische aandoening niet lijkt te hebben bestaan.
Uit de PJ rapportage (Pieter Baan centrum) van 26 januari 2022 volgt dat uit onderzoek, waarin ook uitvoerig neurologisch en neuropsychologisch onderzoek is gedaan en er een MRI-scan is gemaakt, geen aanwijzingen voor cognitieve stoornissen of een cognitief verval naar voren komen. Er kan geen (forensisch relevante) neuro(psycho)logische pathologie worden vastgesteld. Een psychiatrische stoornis als een stemmingsstoornis, angststoornis, psychotische stoornis of dwangstoornis is op basis van de beschikbare informatie, de observaties op de afdeling en de gesprekscontacten niet vastgesteld. Evenmin zijn er aanwijzingen voor een ontwikkelingsstoornis als ADHD of een autismespectrumstoornis of forensische relevante cognitieve stoornissen. Een stoornis in alcohol- of middelengebruik kan evenmin vastgesteld worden. Met betrekking tot het geheugenverlies (amnesie) voor wat betreft het ten laste gelegde zijn er geen aanwijzingen voor het bestaan van geheugenverlies als gevolg van neurologisch lijden of een psychiatrische stoornis. In de persoonlijkheid van verdachte vallen narcistische trekken op, maar onvoldoende om de diagnose narcistische persoonlijkheidsstoornis te stellen. Geadviseerd wordt dan ook om het ten laste gelegde, indien bewezen, volledig toe te rekenen. Daar geen psychische en/of neuro(psycho)logische is vastgesteld, er geen doorwerking wordt vastgesteld en er dientengevolge geen uitspraken kunnen worden gedaan over recidiverisico voortkomend uit psychopathologie kunnen onderzoekers vanuit gedragsdeskundige oogpunt geen advies geven ter preventie van recidive binnen een juridische kader.
De reclassering heeft in haar rapport van 27 januari 2022 aangegeven dat zij bij een veroordeling een straf zonder bijzondere voorwaarden adviseren. Zij vinden interventies of toezicht op basis van het advies vanuit het NIFP en onderzoek door de reclassering niet nodig. Waarschijnlijk zal betrokkene in het kader van een detentie-re-integratietraject en/of voorwaardelijke invrijheidstelling weer in beeld komen bij de reclassering voor een nazorgtraject.
De rechtbank neemt de conclusies van de psychiater in het rapport van 12 augustus 2021, van het PBC-rapport van 26 januari 2022 en het reclasseringsadvies van 27 januari 2022 over.
Straf
De rechtbank is gelet op de aard en de ernst van de handelingen, de toegebrachte lichamelijke en psychische schade en de grote gevolgen voor [slachtoffer] van oordeel dat op de bewezenverklaring niet anders kan worden gereageerd dan met de oplegging van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Alles afwegend acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van zes jaar met aftrek van voorarrest, passend en geboden. Dit is lager dan door de officier van justitie gevorderd, mede doordat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt.
Ter bescherming van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen zal de rechtbank verder een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr opleggen.
Aan de wettelijke vereisten voor de oplegging van een maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38v lid 1 van het Wetboek van Strafrecht is voldaan, nu de maatregel wordt opgelegd ter bescherming van de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen, terwijl verdachte wordt veroordeeld wegens een strafbaar feit. Aan verdachte wordt ter zake van het strafbare feit bovendien een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd. De vrijheidsbeperkende maatregel houdt voor een periode van vijf jaren in:
  • een contactverbod met mevrouw [slachtoffer] ;
  • een locatieverbod, inhoudende dat verdachte zich niet in een straal van 500 meter vanaf het adres van [slachtoffer] , [adres] te Bennekom, begeeft.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat een locatieverbod waarbij in plaats van een straal van 5 kilometer rondom het woonadres van [slachtoffer] een straal van 500 meter wordt gehanteerd meer passend is en rekening houdt met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Veel familie van verdachte is woonachtig in Bennekom.
Voor het geval verdachte niet aan de maatregel voldoet, zal vervangende hechtenis worden toegepast voor de duur van één week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan.
De rechtbank is van oordeel dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar dient te worden verklaard, nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zich belastend gedraagt jegens [slachtoffer] .
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met het tenlastegelegde feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 928,95 aan materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging refereert zich ten aanzien van de vordering aan het oordeel van de rechtbank.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer] als gevolg van het met betrekking tot het bewezenverklaarde schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de gevorderde kosten voldoende onderbouwd en komen zij billijk voor. De rechtbank is dan ook van oordeel dat deze schadepost, te weten
€ 928,95, kan worden toegewezen.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf de pleegdatum van het feit, 1 februari 2021.

9.De beoordeling van het beslag

Ten aanzien van het tenlastegelegde feit ligt er beslag op een sjaal en drie koekenpannen.
De officier van justitie heeft verzocht de goederen te onttrekken aan het verkeer.
De raadsman heeft verzocht alle beslagen op te heffen.
De rechtbank gelast de teruggave van de goederen aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 36f, 38v, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegen het bewezenverklaard tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) jaren;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 legt voor de duur van 5 (vijf) jaar een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op, inhoudende dat verdachte:
- op geen enkele wijze contact opneemt met [slachtoffer] ;
- zich niet in een straal van 500 meter van het adres van [slachtoffer] , [adres] te Bennekom begeeft;
 beveelt dat vervangende hechtenis van 1 (een) week wordt toegepast voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een totale duur van ten hoogste zes maanden;
 beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
 gelast de teruggave van de sjaal en de drie koekenpannen aan de rechthebbende;
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] van
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.R. Sonneveldt (voorzitter), mr. L.C.P. Goossens en E.S.M. van Bergen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.C.M. Vogelpoel, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 februari 2022.
mr. L.C.P. Goossens en mr. J.C.M. Vogelpoel zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 3] van de politie Eenheid Oost-Nederland, districtsrecherche Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2021049790, gesloten op 29 april 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 13-14.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 15.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 16.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 16.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 17.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 63-64.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 66.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 66-67.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 44.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 45.
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 192.
13.Letselverklaringsrapport, p. 84-85.