ECLI:NL:RBGEL:2022:1003

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 maart 2022
Publicatiedatum
24 februari 2022
Zaaknummer
9569116
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging koopovereenkomst auto door oneerlijke handelspraktijk en BOVAG-lidmaatschap

In deze zaak heeft eiser, een consument, een Volkswagen Golf gekocht van de gezamenlijke gedaagden, die gebruik maakten van een BOVAG-standaardovereenkomst. Eiser vorderde vernietiging van de koopovereenkomst op basis van dwaling en oneerlijke handelspraktijk, omdat de gedaagden niet hadden vermeld dat zij geen BOVAG-lid meer waren. De mondelinge behandeling vond plaats op 2 februari 2022, en de kantonrechter heeft de vordering van eiser afgewezen. De rechter oordeelde dat eiser niet had aangetoond dat de overeenkomst tot stand was gekomen door de oneerlijke handelspraktijk. Eiser had verklaard dat hij bij het sluiten van de koop niet had stilgestaan bij het BOVAG-lidmaatschap en dat dit pas relevant werd bij het afsluiten van de verzekering. De rechter concludeerde dat er geen oorzakelijk verband was tussen de handelspraktijk en de overeenkomst, waardoor de vordering niet toewijsbaar was. Eiser werd veroordeeld in de proceskosten, die op nihil werden begroot, omdat gedaagden geen vergoedbare kosten hadden gemaakt.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 9569116 \ CV EXPL 21-9680 \ 42693 \ 44343
uitspraak van
vonnis
in de zaak van
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eisende partij
gemachtigde ARAG Rechtsbijstand
tegen

1.[gedaagde 1] ,vennoot van gedaagde sub 2,

wonende te [woonplaats]
gedaagde partij
procederend in persoon
2.
de vennootschap onder firma
[gedaagde 2]
gevestigd te [vestigingsplaats]
gedaagde partij
vertegenwoordigd door gedaagde 1
Partijen worden hierna [eiser] en [gezamenlijke gedaagden] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het tussenvonnis van 8 december 2021 en de daarin genoemde processtukken.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 2 februari 2022.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft een Volkswagen Golf 1.2 TSI Station (kenteken [kenteken] ) gekocht bij [gezamenlijke gedaagden] voor een bedrag van € 9.750,00. Dit is vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst van 4 april 2018. Op deze overeenkomst staat rechtsboven een BOVAG-logo vermeld.
2.2.
[gezamenlijke gedaagden] is sinds 2018 geen BOVAG-lid meer.
2.3.
Na de koop heeft [eiser] zijn auto allrisk verzekerd, met een aanschafwaarderegeling, bij NH1816. Deze regeling houdt in dat de verzekerde bij total loss verklaring van de auto het aankoopbedrag van de auto terugkrijgt. In artikel 5.4 van de polis is - in dat kader - het volgende bepaald:
“(…)5.4 Aanschafwaarderegeling
Als niet wordt voldaan aan de criteria van de nieuwwaarderegeling, uitsluitend omdat u niet de eerste eigenaar van het motorrijtuig bent maar wel wordt voldaan aan de overige criteria, dan wordt de waarde onmiddellijk voor de schadegebeurtenis vastgesteld volgens de aanschafwaarderegeling als:
-
het motorrijtuig is gekocht bij een officiële merkendealer of een BOVAG bedrijf (NDA-lid of ABA-lid aangesloten motorrijtuigmobielbedrijf) en
-
er nog geen drie jaar zijn verstreken na afgifte van het kenteken deel I (1A) of de datum van de eerste toelating vermeld op de kentekencard (…)”.
2.4.
Op 14 februari 2021 is de auto van [eiser] in brand gevlogen als gevolg van kortsluiting. De auto is total loss verklaard. Op 1 maart 2021 heeft de verzekeraar van [eiser] het volgende aan hem bericht betreffende de afhandeling van de schade:
“(…) Graag informeren wij u dat wij voor de schade van 14-02-2021 een betaling doen. Wij maken een bedrag van € 3.000,00 over naar IBAN (…) van verzekerde.
Binnen enkele werkdagen wordt dit bedrag bijgeschreven.
Dit bedrag is inclusief btw en bestaat uit:
Schadebedrag € 3.150,00
Eigen risico € 150,00
Uitkering € 3.000,00
Het expertiserapport en/of de nota van de schade vindt u terug in ons schadeportaal.
Wij vergoeden op basis van dagwaarde. Bij de aanschafregeling dient de auto te zijn gekocht bij een officiële merkendealer of een Bovagbedrijf. (…)”.
2.5.
Op 9 juni 2021 heeft de gemachtigde van [eiser] per brief en e-mail aan [gezamenlijke gedaagden] laten weten dat er sprake is van een oneerlijke handelspraktijk omdat [gezamenlijke gedaagden] niet aan [eiser] heeft verteld dat hij niet (langer) was aangesloten bij BOVAG, terwijl hij wel gebruik maakte van een BOVAG-standaard overeenkomst.
2.6.
Op 18 juni 2021 heeft [gezamenlijke gedaagden] aan (de gemachtigde van) [eiser] laten weten zich niet verantwoordelijk te voelen voor de door [eiser] gestelde schade.

3.De vordering en het verweer

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter voor recht verklaart dat de overeenkomst tussen partijen is vernietigd, met de veroordeling van [gezamenlijke gedaagden] tot betaling van € 4.750,00, vermeerderd met de wettelijke rente, de buitengerechtelijke incassokosten en de proces- en nakosten.
3.2.
Primair legt [eiser] aan zijn vordering ten grondslag dat hij de koopovereenkomst heeft vernietigd wegens dwaling. Omdat [gezamenlijke gedaagden] geen BOVAG-lid was, heeft [eiser] geen gebruik kunnen maken van de aanschafwaarderegeling die dat als voorwaarde stelt. [gezamenlijke gedaagden] heeft door het gebruik van de overeenkomst de indruk gewekt dat hij wel BOVAG-lid was. Door deze gang van zaken heeft [eiser] financieel nadeel geleden, namelijk € 4.750,00 bestaande uit de aanschafwaarde minus de uitkering door NH1816.
Subsidiair legt [eiser] aan zijn vordering ten grondslag dat de koopovereenkomst is vernietigd omdat er sprake is van een oneerlijke handelspraktijk in de zin van artikel 6:193b lid 1, 6:193c lid 1 sub f en 6:193d lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Nu de auto total loss is verklaard en [gezamenlijke gedaagden] de ingeruilde auto niet meer bezit, vordert [eiser] een uitkering in geld van € 4.750,00 op grond van artikel 3:53 lid 2 BW.
3.3.
[gezamenlijke gedaagden] voert verweer en concludeert tot afwijzing. [gezamenlijke gedaagden] erkent dat hij een standaardovereenkomst van BOVAG heeft gebruikt. Hij heeft per ongeluk een ‘oude’ overeenkomst gebruikt, die hij nog had liggen. [eiser] wist volgens [gezamenlijke gedaagden] dat hij ten tijde van de aankoop geen BOVAG-lid (meer) was. Daarnaast wijst [gezamenlijke gedaagden] er op dat het BOVAG-lidmaatschap geen invloed had op de koop.

4.De beoordeling

4.1.
Ter zitting heeft [eiser] verklaard zijn primaire rechtsgrond (dwaling) niet langer te handhaven. De vraag die nu dan nog voorligt is of er sprake is van een oneerlijke handelspraktijk door het gebruik van de BOVAG-overeenkomst.
4.2.
Het leerstuk van de oneerlijke handelspraktijk is vastgelegd in boek 6 BW. De bepalingen daarover zijn van toepassing op overeenkomsten tussen handelaren en consumenten. Voorop staat dat [eiser] moet worden aangemerkt als consument als bedoeld in artikel 6:193a BW. [gezamenlijke gedaagden] is in deze overeenkomst aan te merken als een handelaar. De bepalingen over de oneerlijke handelspraktijk zijn in deze zaak daarom van toepassing.
4.3.
In het algemeen geldt het volgende. Als een handelaar een handelspraktijk verricht die oneerlijk is, handelt hij onrechtmatig jegens een consument. Op grond van artikel 6:193c lid 1 aanhef en onder f BW is een handelspraktijk misleidend indien informatie wordt verstrekt die feitelijk onjuist is of die de gemiddelde consument misleidt of kan misleiden, al dan niet door de algemene presentatie van de informatie, zoals ten aanzien van (onder meer) de hoedanigheid van de handelaar (zoals bijvoorbeeld zijn identiteit), waardoor de gemiddelde consument een besluit over een overeenkomst neemt of kan nemen, dat hij anders niet had genomen. Een handelspraktijk is bovendien misleidend als sprake is van een misleidende omissie. Uit artikel 6:193d BW volgt dat onder meer sprake is van een misleidende omissie als essentiële informatie verborgen wordt gehouden. Een overeenkomst die als gevolg van een misleidende handelspraktijk tot stand is gekomen, is op grond van artikel 6:193j lid 3 BW vernietigbaar. Dat is het geval als er een oorzakelijk verband bestaat tussen de oneerlijke handelspraktijk en het sluiten van de overeenkomst.
4.4.
Dit toetsingskader leidt er in deze zaak toe dat de vordering niet toewijsbaar is. Dat komt omdat niet is gesteld of gebleken dat de overeenkomst is gesloten als gevolg van die oneerlijke handelspraktijk, al aannemende dat er sprake is van een oneerlijke handelspraktijk.
Op [eiser] rust de stelplicht en bewijslast van dat oorzakelijke verband. [eiser] heeft hieraan niet voldaan. Hij heeft tijdens de zitting verklaard dat hij bij het sluiten van de koop niet stil heeft gestaan bij de vraag of [gezamenlijke gedaagden] BOVAG-lid was en dat partijen het daar ook niet over hebben gehad. Daarnaast gaf [eiser] aan dat hij de koopovereenkomst met [gezamenlijke gedaagden] al had gesloten vóórdat hij de verzekeringsovereenkomst met NH1816 sloot. Pas toen hij die verzekeringsovereenkomst sloot, bleek het BOVAG-lidmaatschap relevant te zijn. Uit deze verklaringen en de volgorde van feitelijke handelingen (eerst het sluiten van de koopovereenkomst en daarna het afsluiten van de verzekering) volgt niet dat [eiser] de overeenkomst met [gezamenlijke gedaagden] is aangegaan omdat [eiser] , door het gebruik van de BOVAG-overeenkomst, ervan uitging dat [gezamenlijke gedaagden] BOVAG-lid was.
4.5.
De vordering zal worden afgewezen. [eiser] wordt weliswaar als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van deze procedure van [gezamenlijke gedaagden] , maar omdat niet gebleken is dat [gezamenlijke gedaagden] kosten heeft gemaakt als bedoeld in artikel 238 lid 1 Rv, wordt er van uitgegaan dat geen vergoedbare kosten zijn gemaakt. Om die reden worden de kosten begroot op nihil.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten tot deze uitspraak aan de kant van [gezamenlijke gedaagden] begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. S.E. Sijsma en in het openbaar uitgesproken op